Tags
Vier maanden in Suriname. H. Weiss. Nijkerk: G.F. Callenbach, 1915
Het is dit jaar precies honderd jaar geleden dat het boek Vier maanden in Suriname, van de Herrnhutter zendeling H. Weiss verscheen. Weiss, een Duitser, werkte gedurende lange tijd, vanaf 1896, in Suriname. Daarna werkte hij in Nederland als secretaris van de Evangelische Broedergemeente (EBG) in Zeist. Maar in maart 1914, slechts een paar maanden voor het begin van de Eerste Wereldoorlog, bezoekt hij Suriname.
Dit boek is een verslag van zijn verblijf in Suriname. Het boek is in de eerste plaats een eye-opener als het gaat om de hoeveelheid activiteiten van de EBG in Suriname. Er zijn, zo schrijft Weiss, 31 hoofd- en 25 bijposten in Suriname. Dan zijn er maar liefst 33 plaatsen waar een leraar gevestigd is. Er zijn 43 Europese zendelingen in het land, plus 40 vrouwen van zendelingen. Het aantal ‘inlandsche leeraars’ bedraagt 18; er zijn 52 evangelisten en 320 ‘inlandse’ helpers. Er is een veelheid aan kerken: De grote Stadskerk, de Zuiderstadskerk, en de Noorderstadskerk, om nog maar te zwijgen van het grote aantal kerken en kerkjes in het binnenland. Onder leiding van de EBG zijn er ook talloze scholen en schooltjes opgericht. Zo is er Klein Welka, genoemd naar de Duitse gemeente die nu onderdeel uitmaakt van Bautzen, een internaat voor de kinderen van ‘inlandsche zendelingen’.
Kindertehuis Saron is er speciaal voor verwaarloosde kinderen. In een groot gebouw op de hoek van de Dominee- en de Steenbakkerijschool was de bewaarschool. De Zinzendorfschool telde een enorme hoeveelheid kinderen. Veel kleiner was de Theologische School in de Heerenstraat. In totaal bezat de EBG in Suriname 32 scholen die door 3088 kinderen werden bezocht en waar 115 onderwijzers (m/v) les gaven. Ten slotte waren er nog talloze plekken waar zieken verzorgd en verpleegd werden zoals het Melaatsengesticht Bethesda.
Maar Vier maanden in Suriname is veel meer dan alleen een boek over het uitgebreide netwerk van de EBG. Wat het boek voor ons zo bijzonder maakt is dat Weiss ook naar de ‘binnenlanden’ van Suriname reist. De Surinaamse Bibliotheek kent maar weinig ooggetuigenverslagen uit de vooroorlogse periode, zeker als het gaat om het leven op de voormalige plantages en marrondorpen. Zo reist hij bijvoorbeeld richting de Commewijne waar hij o.a. een bezoek brengt aan plantage Leliëndaal, een belangrijk centrum in de zending onder de Javanen, en het plantage-hospitaal op plantage Mariënburg. De reis gaat verder naar Portribo aan de Boven-Commewijne, waar ‘broeder’ Sprang predikant is. Het einddoel van de reis is zendingsdorp Wanhatti. Op die post zijn de ´inlandse missionaris´ Helstone en zijn vrouw werkzaam. In de buurt liggen een paar marrondorpen die ook worden bezocht zoals Agitiondro, Langahoekoe en Lantive.
Een volgende trip behelst een bezoek aan Bethesda, de instelling waar melaatsen worden verpleegt. Een groot aantal foto´s geven een aardig beeld van het leven op Bethesda. Zo zien we een paar zieke meisjes die poseren met hun poppen. Andere reizen die Weiss maakt hebben als bestemming Wanika, Albina, Nickerie, de bovenloop van de Surinamerivier, Domburg, Coronie en de nederzettingen aan de Saramacca. Veel van de dorpen aan de Surinamerivier die Weiss bezocht zijn verdwenen door de aanleg van het stuwmeer.
Vier maanden in Suriname is één van de vroegste fotoboeken is waarin we het Surinaamse leven van honderd jaar geleden terugvinden. Gewone mensen, zoals Weiss’ dienstbode nenne Jetta, zijn vereeuwigd.
Ook van de predikant van de gemeente Domburg, broeder Blijd, is een prachtige foto opgenomen. Blijd maakte in 1913 een reis door Nederland en Denemarken. De foto´s van Surinamers waarvan de naam helaas niet wordt vermeld zijn net zo goed indrukwekkend. We zien roeiers op de Saramacca bij het dorpje Groningen, brandweermannen van de Herrnhutter firma Kersten & Co en niet te vergeten de foto’s van kinderen van het kindertehuis Saron. Daarmee is Vier maanden in Suriname een belangrijke bron waarin een deel van ons erfgoed is vastgelegd.
Carl Haarnack