Tags

 Door Suriname. Reisherinneringen uit ons missiegebied door J. Kronenburg. Redemptorist. Amsterdam: F.H.J. Bekker, 1897.

Joannes Antonius Franciscus Kronenburg (Zutphen 1853 – Nijmegen 1940) was een redemptorist. Dat betekent dat hij behoorde tot de katholieke internationale Congregatie van de Allerheiligste Verlosser (Congregatio Sanctissimi Redemptoris – C.Ss.R.) opgericht in Napels in 1732. Het doel van deze congregatie was de evangelisatie onder de armste en meest hulpbehoevende in de wereld. Kronenburg was niet alleen kloosterling en priester maar ook een schrijver en zelfs lid van Maatschappij der Nederlandse Letterkunde. In 1896 bracht hij een bezoek aan Suriname waarvan dit boekje het verslag vormt.

majelaa

Gerardus Majella Stichting in Paramaribo (ca. 1910)

Na aankomst in Paramaribo werd het verblijf van de leprapatiënten (‘melaatschen’) van de Gerardus Majella Stichting bezocht. Kronenburg noteert: “Een klein meisje van 10 of 11 jaren komt uit haar kamertje, en lacht ons tegen en troont ons mede naar haar tuintje, waar zij haar groeten geplant heeft, en schatert het uit van vreugde, en klapt in de handen, nu wij de fijne bloesems bewonderen. Arm kind, zoo vroeg reeds tot een levenslang lijden veroordeeld; door allen, die haar moesten beminnen, verlaten, maar door christelijke liefde opgenomen, door de christelijke edelmoedigheid voor geheel haar leven verzorgd!”

Daarna vertrok Kronenburg per stoombootje samen met drie andere paters en frater Antonius naar Nickerie. Onderweg werd de lepra-opvang Batavia bezocht. In een brede nis gevormd door zeven palmen, zo schrijft Kronenburg. Daar liggen drie missionarissen die op Batavia gewerkt hebben begraven. Petrus Donders, die gedurende 25 jaren ´melaatschen´ heeft verpleegd, ligt daar begraven. Net als pater J. Bakker. Deze priester kreeg zelf lepra nadat hij zeven jaar op Batavia had doorgebracht. Maar wij worden als moderne lezer natuurlijk echt geprikkeld als onze chroniqueur schrijft dat daar ook een zekere geestelijke begraven ligt die Heininck heet, ´die hoogstwaarschijnlijk als slachtoffer van den haat eens Negers door vergif gevallen is (1850).´ Van de achtergrond van dat verhaal zouden we natuurlijk meer willen weten. *)

nickerie-1835

De reis naar Nickerie wordt voortgezet onder begeleiding van pater Houben en pater Nicasius. Om te gaan preken en de H.H. Sacramenten toe te dienen worden twee indianenkampen bezocht. Via de Coppename kwam de stoombarkas op de Wayombo. Aan weerszijden van de rivier de ´maagdelijke wouden met reuzenbomen van 30 of 40 meter hoog. Onze auteur is duidelijk onder de indruk van de natuurpracht en beschrijft dat haast op poëtische wijze. Het kamp van de Arrowakken is verlaten maar in de verte klinkt muziek. Pater Houben zocht de ‘indianen’ verderop in het bos op en sprak: “Mannen, het gaat niet aan te dansen en te drinken, nu zulk groot een groot gezelschap in het kamp in aangekomen”. Volgens Kronenburg hield de harmonica onmiddellijk op en werd de schaal met sterken drank opgeborgen en ging iedereen in stilte naar zijn hut. Jammer dat we geen beschrijving hebben van hoe onze Arrowakken dit ingrijpen van in zwart habijt geklede mannen beleefd hebben. Het zelfde geldt voor Napoleon, een ‘struische Indiaan van een jaar of dertig’. Napoleon is twee jaar eerder gedoopt maar heeft nog steeds zijn heilige Communie niet gedaan. De pater spoort de kapitein van de ‘indianen’ Cornelis aan om ervoor te zorgen dat Napoleon zijn catechismus leert. Behalve Nickerie werd ook Coronie bezocht en een tochtje gemaakt naar Marianella in het Paragebied.

kronenburg band

Dit mooie boekje van 92 pagina’s is niet bijzonder zeldzaam. Onlangs werd er op een internetveiling een exemplaar voor €65,– geveild. Maar het is een heel aardig ooggetuigenverslag van een Nederlandse katholieke geestelijke die even werd ondergedompeld in Suriname en die, voor hem, vreemde nieuwe wereld.

Carl Haarnack

 

*) Over Batavia schrijft August Kappler: ‘Het is niet alleen het gevaar van zijne gezondheid te verliezen en een offer der melaatschheid te worden, maar vooral het slechte karakter der negers zelve, dat hem het meest bedreigt. In October 1851 werd de priester van het gesticht Batavia, een man die op deze zoo afgezonderde plaats hen onvermoeid en ijverig in hun ligchaams- en zielelijden bijstond, door een dezer ellendigen uit wraak vermoord, omdat hij hem, ten einde dronkenschap voor te komen, eene kruik met dram afgenomen had.’ A. Kappler, Zes jaren in Suriname. Schetsen en tafereelen uit het maatschappelijke en militaire leven in deze kolonie (Utrecht 1854) 60.

 

zie ook:

Wilhelmus Dortants (1855-1906)

Katholieke Missie in Suriname

Een katholieke begrafenis in Suriname