Beschrijving van Suriname, historisch-, geographisch- en statistisch overzigt, uit officiele bronnen bijeengebracht. Cornelis Ascanius van Sijpesteijn. ´s-Gravenhage: Gebroeders van Cleef, 1854.
Cornelis Ascanius van Sijpesteijn werd geboren in Haarlem in 1823. Hij was ambtenaar en militair. Tussen 1846-1850 was hij adjudant van de gouverneur van West-Indië. Later werd hij gemeenteraadslid van Den Haag en lid van de Tweede Kamer der Staten-Generaal. Voor ons is Van Sijpesteijn vooral interessant omdat hij van 1873 tot 1882 gouverneur van Suriname was. Gedurende zijn bestuur, in 1876, werd in Suriname een algemene leerplicht voor kinderen van zeven tot twaalf jaar ingevoerd. In Nederland gebeurde dat pas 25 jaar later in 1901.
Net als vele van zijn illustere voorgangers publiceerde hij een boek over Suriname. In 1854 verscheen zijn Beschrijving van Suriname. Als motief voor het schrijven van zijn boek voert hij aan dat de kolonie Suriname te weinig bekend was bij de Nederlanders. Er was weliswaar veel geschreven over het land maar de meeste werken waren naar zijn smaak verouderd. Hij wilde een boek schrijven waardoor de lezer een juiste en volledige kennis van Suriname zou kunnen krijgen. Het meest volledige werk over Suriname dat volgens hem tot dan toe geschreven was was het boek van Jan Jacob Hartsinck, Beschryving van Guiana, of de Wilde Kust, in Zuid-America. Dat boek verscheen in 1770, inderdaad bijna 85 jaar eerder. Opvallend genoeg noemt hij niet dé bestseller van 1796, de Narrative of a Five Years Expedition against the Revolted Negroes, van John Gabriël Stedman. Een boek dat hij wel, zoals uit het boek blijkt, kent. De bronnen die Van Sijpesteijn voor zijn boek heeft geraadpleegd zijn het Gouvernements Archief van Paramaribo én de rijke schat aan boeken over de kolonie Suriname die in het bezit waren van de heer Van Emden. Ook leverden de heren H.C. Focke en F.A.C. Dumontier belangrijke informatie aan.
Het boek van Van Sijpesteijn begint met een uitgebreide geschiedenisles beginnende bij de ontdekking van Amerika tot aan het midden van de 19e eeuw. Daar wijdt hij maar liefst vijftig bladzijden aan. Dan volgen bijna veertig pagina’s over de ligging, de grenzen, de rivieren en andere interessante aardrijkskundige beschrijvingen. In hoofdstuk drie komt de bevolking van Suriname ter sprake. Die bestaat voornamelijk uit Europeanen en Afrikanen en hun nakomelingen. De marrons en inheemsen (uiteraard spreekt Van Sijpesteijn over ‘boschnegers’ en ‘indianen’ ofwel ‘bokken’) vallen volgens de auteur niet onder de werkelijke bevolking. Hij gebruikt een grote hoeveelheid aan statistische informatie en schotelt de lezer de ene tabel na de andere voor. De bevolking deelt hij op in twee hoofdgroepen: vrije- en niet vrije personen. Die laatste groep neemt ieder jaar verder af. Dat wijt hij aan de manumissie (vrijlaten) van slaven die op grote schaal plaatsvindt (in de jaren 1850 tot 1853 gemiddeld zo’n 300 per jaar). Paramaribo bestaat (op basis van de wijkregisters van 1853) uit 10.564 inwoners. We leren veel cijfermatigs over de plantages en wie er de dienst uitmaken (eigenaren, administrateurs en directeuren). Helaas leren we weinig over het culturele leven en al helemaal niet van de slavenbevolking.
Het boek van jonkheer Van Sijpesteijn behoort tot de standaardwerken in de Surinaamse bibliotheek. Alleen al de gedetailleerde gegevens over de plantages en de bevolking maken het tot een rijke bron. Voor degenen die geïnteresseerd zijn in het lot van de slavenbevolking steekt het boek wel schril af tegen dat andere boek dat in hetzelfde jaar (1854) verscheen, geschreven door van W.R. van Hoëvell, Slaven en Vrijen onder de Nederlandsche Wet. Dat was een regelrechte aanklacht tegen de slavernij in Suriname. Van Sijpesteijn geeft in zijn boek nergens blijk van enige bezorgdheid over het lot van de onvrije bevolking van Suriname.
Carl Haarnack