Afrikanische Relikte und Indianische Entlehnungen in der Kultur der Buschneger Surinams. Eine vergleichende ethnographische Studie. Gerhard Lindblom. Göteborg: Elanders Boktryckeri Aktiebolog, 1924.
Gerhard Lindblom (1887-1969) was Zweedse etnograaf die veel onderzoek heeft gedaan in Afrika. Voor de Surinaamse bibliotheek is hij van groot belang. In 1924 publiceerde hij een onderzoek naar Afrikaanse gebruiken en de invloed van inheemsen op de cultuur van de marrons in Suriname. Deze studie van Gerhard Lindblom vond plaats op basis van een verzameling objecten uit verschillende marrondorpen in Suriname. Deze komen uit een aantal Aukaanse dorpen aan de samenloop van de Surinamerivier en de Sarakreek: Koffiekamp, Pisjang, Krickie en Maripaondre maar ook Gansee en Toledo, Tamarind (in het Cotticagebied). Ook zijn er voorwerpen uit Bergendal aan de bovenloop van de Surinamerivier. Deze collectie bevindt zich in het Etnografisch Museum in Stockholm. A. Klinkowström publiceerde er in 1891 een verslag over. Buiten Zweden zullen weinigen het kennen want het verscheen in het Zweeds (Fem månader i Surinam – Vijf maanden in Suriname).
Lindblom heeft zijn boekje bedoeld als leidraad voor onderzoekers die geïnteresseerd zijn in de geschiedenis van de slavenpopulatie in Suriname en die iets willen weten over de cultuur van de marrons (Lindblom spreekt in deze Duitstalige publicatie steevast over ‘Buschneger’) en de invloed van de inheemsen op die cultuur. Hij begint met een beknopte beschrijving over de oorsprong van de slavenbevolking in Suriname en het transport uit West-Afrika. Hiervoor put hij uit literatuur over de geschiedenis van ‘West-Indië’ die velen bekend in de oren zal klinken. Zo noemt hij o.a. Bosman, Hartsinck, Oldendorp, Stedman, Malouet, Von Sack, Benoit, Teenstra en Kappler. In veel literatuur die wij in deze rubriek besproken hebben beperkt de geschiedschrijving zich tot hetgeen zich op Surinaamse bodem afspeelt.
Lindblom geeft een beknopt maar helder beeld van een geschiedenis die al in Afrika begint. Ook laat hij zien dat veel termen in Suriname direct zijn meegenomen uit West-Afrika. Zo is volgens hem de term ‘loo’ direct afkomstig is uit de taalgroep van het Ibo of Yoruba. Huis is in die taal ‘nloh’ of ‘uloh’. De grootste slavenmarkt in de Nigerdelta bevond zich in Bonny River. De Bonny waren de grootste slavenhandelaren in West-Afrika. Hier werden meer slaven verhandeld dan in alle andere slavenmarkten in West-Afrika bij elkaar. De Bonny namen de meeste mensen gevangen en brachten ze in slavernij door Ibo-dorpen te overvallen. Dan vertelt Lindblom ons ook nog iets dat we in andere literatuur niet zo snel zullen vinden. De plek waar de bewoners van de marrondorpen in Suriname hun behoeften doen bevindt zich buiten het dorp. Deze bestaat uit een gat in de grond met daarnaast zand en enige kalebassen met water. Dit imponeerde de Duitse onderzoeker Joest zeer en hij vond deze significant schoner dan die van de Nederlanders in Suriname. Deze hygiëne hadden de marrons niet in Suriname geleerd maar ze hadden deze meegenomen uit hun vaderland.
Lindblom schotelt ons interessante wetenswaardigheden voor aan de hand van de voorwerpen die hij in het museum in Stockholm aantrof. We leren veel over huishoudelijke voorwerpen, spinnen en weven, haardracht, tatoeages, visgerei en muziekinstrumenten. Ook wijdt hij een hoofdstuk aan de geestelijke cultuur van de ‘Buschneger’. Ook de gebruiken en rituelen rondom de dood en begrafenissen zijn grotendeels terug te leiden tot wat vroeger de Goudkust werd genoemd, het huidige Ghana. Hoewel Lindbloms boek bijna honderd jaar geleden verscheen zit het boordevol informatie die vermoedelijk voor veel mensen die zich interesseren voor Suriname onbekend is. Het zou goed zijn om het in het Nederlands te vertalen en het zodoende voor een groter publiek toegankelijk te maken.
Carl Haarnack