• Postcards from Suriname
    • Black in postcards
  • Albert Helman
  • Antiquariaat Buku
  • Chinezen in Suriname
  • De negerhut
    • Illustraties in vroege edities van Oom Tom
    • Oom Tom in andere talen
  • Duitsers in Suriname
  • Ebony in Suriname
  • Edgar Cairo
  • Een begrafenis
  • Ellen Ombre
  • Galerie Buku
  • Indiase diaspora
  • Joanna & Stedman
  • Joden in Suriname
    • David Nassy’s “Furlough” and the Slave Mattheus
  • Klassieke muziek
  • Les Habitants de Suriname
    • Les Indiens
    • Les Négres de Bois
    • Les Négres Sédentaires
  • Natalie Zemon Davis
    • Judges, Masters, Diviners: Slaves’ Experience of Criminal Justice in Colonial Suriname
    • Origins and uses of the creole languages in 18th century Suriname
  • Silvia de Groot
  • Slaven aan het woord
  • Slavernij Verbeeld
  • Stereotype kinderboeken
  • Surinaamsche Mengel-poëzy
    • Annette de Vries
  • Suriname in Wolfenbüttel
  • Surinamica verzamelen
  • Swart in Nederland
  • Voedsel
  • Vrouwen van Suriname
  • Welkom bij Buku
  • Wilhelmus Dortants (1855-1906)
  • Winti
  • Bibliotheca Surinamica
    • Buku logo
    • Onzichtbaar erfgoed
    • OSO, tijdschrift voor Surinamistiek
  • Brand in Paramaribo
  • Indianen in Suriname
    • In de schaduw van de tijger

Buku – Bibliotheca Surinamica

~ Library, archives & wunderkammer

Buku – Bibliotheca Surinamica

Category Archives: 17th century books

Tooneel des oorlogs. Lambert van den Bos (1675)

15 Sunday Jan 2023

Posted by Carl Haarnack in 17th century books, Dutch books

≈ Comments Off on Tooneel des oorlogs. Lambert van den Bos (1675)

Tags

plantages, Slavery, travel, West-Indies

Tooneel des oorlogs, opgerecht in de Vereenigde Nederlanden; door de wapenen van de Koningen van Vrankryk en Engeland, Keulsche en Munstersche Bisschoppen. Lambert van den Bos.Amsterdam: J. Van Meurs, 1675.

Het aantal publicaties uit de zeventiende eeuw, waarin Suriname een rol van betekenis speelt, is beperkt. Tenslotte kwam Suriname pas in 1667 in Nederlandse handen toen Abraham Crijnssen de voormalige kolonie op de Engelsen veroverde. In de laatste 33 jaar van die eeuw begon de kolonisatie door Nederlanders en verschenen er verschillende publicaties in de Nederlandse taal.

In Tooneel des oorlogs geeft Lambert van den Bos (1610-1698) een gedetailleerd verslag van de oorlogen tussen de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden en Frankrijk, Engeland en andere naties. In de 17e eeuw streden de verschillende Europese mogendheden voortdurend met elkaar om hun handelsbelangen in Europa maar ook in de koloniën veilig te stellen dan wel uit te breiden.  Lambert van de Bos (ook wel Bosch) werd geboren in Amsterdam. Zijn vader was afkomstig uit Antwerpen. Van den Bos kreeg negen kinderen met Maria van der Beeck. Hij werkte als leraar van de Latijnse school in Helmond, Dordrecht, Heemstede en Vianen. In Amsterdam volgde hij een opleiding tot apotheker en legde  daar in 1640 examen af. Naast zijn werkzaamheden als leraar (en rector) zag Van den Bos kans aan een indrukwekkend oeuvre te werken van blijspelen, poëzie, treurspelen, historische werken en vertalingen zoals de eerste Nederlandse vertaling van Don Quichotte van Cervantes (Den verstandigen vroomen ridder Don Quichot de la Mancha  in 1657).

Guaiana ofte de Provincien tusschen de Rio de las Amazonas ende Orinoque. Door Hessel Gerritsz (1625)

Voor ons echter is Van den Bos alleen vanwege die ene titel van belang: Tooneel des Oorlogs uit 1675. Dit is namelijk één van de vroegste publicaties waarin Suriname aan de orde komt.  Hij schrijft dat Suriname een kolonie gelegen is op de kust van Guiné in America (hij bedoelde hier natuurlijk Guyana, ch) en dat deze de Engelsen toebehoorde. In maart 1667 werd dit gebied echter door de Nederlanders veroverd. Na enkele maanden veroverden de Engelsen opnieuw de kolonie. In het Traktaat van Breda (De Vrede van Breda), in 1667, die het einde betekende van de Tweede Engels-Nederlandse oorlog, werd bepaald dat de status quo van mei 1667 gerespecteerd zou worden. Suriname kwam dus weer onder Nederlands bestuur. Het huidige New York (voorheen Nieuw-Amsterdam) zou in Engelse handen komen. Van den Bos beschrijft de moeizame onderhandelingen tussen de Engelse en de Nederlanders. Eerst wilden de laatsten niet dat de Engelsen met hun slaven de kolonie zouden verlaten, vervolgens wilden ze geen Engelse oorlogsschepen toestaan de Engelse planters op te pikken. Maar dat de Engelsen de kolonie wilden verlaten met medeneming van grote aantallen slaven dat was tegen het zere been. Zo zou de hele suikerindustrie tenslotte instorten. Het invoeren van slaven was onvoorspelbaar, moeizaam en duur. Toch hadden noch de Engelsen, noch de Nederlanders, baat bij een nieuwe oorlog en werd alles vreedzaam afgehandeld. Op 19 januari 1671 kwamen de laatste Engelse schepen in Suriname aan om Engelse kolonisten, hun goederen en slaven mee te nemen.

Productie van suiker. Door Ferrario, ca. 1830

Van den Bos geeft een uitvoerige beschrijving van Suriname, de rivieren, de flora en fauna. Hij begint met de beschrijving van het dorp Teorarica (Torarica). Het bestaat uit honderd woonhuizen en ligt aan een haven die groot genoeg is voor honderd schepen. De rivier zit vol met bezienswaardige vissen zoals de zwaardvis of de manati (een soort van zeekoe) die zich te goed doet aan de bladeren die langs de rivier groeien. De plantages liggen wel dertig mijlen rivier opwaarts schrijft onze Van den Bos. Hij beschrijft een voorval waarbij er op een groep ‘indianen’ jacht werd gemaakt. Zij hadden het huis van een Europese vrouw geplunderd en haar vermoord.

Over de dieren in Suriname schrijft de auteur uitvoerig. Luipaarden, tijgers,  stekelvarkens (porcupines) en vele anderen passeren de revue. Waar we natuurlijk vooral in geïnteresseerd zijn is hoe de mensen daar leefden. Er wonen, zo schrijft Van den Bos, zo’n 500 huisgezinnen in Suriname. Ook zijn er veertig a vijftig suikermolens. De grootste groep inheemsen vormen volgens hem de Chariben (Karaïben) die hij typeert als kanibalen. Zij gaan naakt door het leven maar dragen, eerbaarheidshalve, een lap. Ze hebben zwart haar (geen krullen) en hun huid is oranje-geel van kleur. De vrouwen zijn bijzonder mooi van gestalte en lijf. Zo leren we meer over de oorspronkelijke inwoners van Suriname.

Toch is het niet aannemelijk dat Lambert van den Bos ooit zelf voet heeft gezet op Surinaamse bodem. Hij was tenslotte leraar van beroep en in zijn vrije tijd gebruikte hij vooral boeken om zichzelf te informeren over allerhande onderwerpen. Ook voor zijn verhalen over Suriname maakte hij gebruik van verschillende bronnen. De meest herkenbare bron die hij geraadpleegd heeft is An Impartial Description of Surinam door de Engelsman George Warren (1667).

Tooneel der Oorlogs is een zeldzaam boek. Heel af en toe verschijnt het op veilingen. Met zijn bijna 1400 bladzijden en veel illustraties is het boek een waar pronkstuk voor iedere bibliofiel. Voor de Surinameverzamelaar is dit één van die zeldzame zeventiende eeuwse titels waarin de vroegste periode van de Europese aanwezigheid in Suriname wordt besproken.

Carl Haarnack

Titelblad Tooneel de Oorlogs (1675)

Share this:

  • Email
  • Facebook
  • Twitter
  • Print

Like this:

Like Loading...

Nieu-Nederland versus Guajana. Otto Keye (1659/1672)

19 Saturday Nov 2022

Posted by Carl Haarnack in 17th century books, Bibliotheca Surinamica, Dutch books, German books

≈ Comments Off on Nieu-Nederland versus Guajana. Otto Keye (1659/1672)

Tags

German, maps, plantages, West-Indies

Kurtzer Entwurff von Neu-Niederland und Guajana. Einander entgegen gesetzt, umb den Unterscheid zwischen warmen und kalten Landen herauß zu bringen, und zu weisen welche von beyden am füglichsten zu bewohnen, am behendesten zu bauen und den besten Nutzen geben mögen. Otto Keye. Leipzig: Ritzsch 1672.

Het aantal 17e eeuwse publicaties in de Buku Bibliotheca Surinamica collectie is zeer beperkt. Eén van de oudste titels is deze zeldzame Duitse vertaling van `Het waere onderscheyt tusschen koude en warme landen, aengewesen in de nootsakelijckheden die daer vereyscht worden … om beyde die landen te konnen bewoonen … Voor-gestelt en vergeleken met Nieu-Nederlant, als sijnde een koudt landt en Guajana sijnde een warm landt, en beyde gelegen in America´(1659).

In dit boek weegt de auteur, Otto Keye, de voor- en nadelen af tussen de zg. ‘koude- en warme landen’. Hij vergelijkt de ‘koude’ kolonie Nieuw-Nederland met het ‘warme’ land Guyana. Hierbij neemt hij de klimatologische omstandigheden, de economische mogelijkheden en alles wat deze koloniën te bieden hebben op het gebied van landbouw in ogenschouw. Nieuw-Nederland is het gebied aan de Amerikaanse oostkust dat het huidige New York (toen Nieuw-Amsterdam geheten), New Jersey en Delaware omvat. Guyana omvat het huidige Suriname, Guyana en Frans Guyana.

Vervaardigd in ca. 1684. Deze kaart van het huidige New England is gemaakt door Nicolaes Visscher II (1649-1702). Visscher kopieerde eerst een kaart van Jan Janssonius (1588-1664) uit 1651 en voegde daar een gezicht op Nieuw Amsterdam, het huidige Manhattan, aan toe. De kaart is zeer nauwkeurig: elke Europese stad die destijds bestond, is vertegenwoordigd.

Op 31 juli 1667 zou het Verdrag van Breda een einde maken aan de Tweede Engels-Nederlandse Oorlog. Hierbij werd bepaald dat Nieuw-Nederland (inclusief New York) voortaan Engels gebied zou zijn en dat Suriname (dat net door Abraham Crijnssen op de Engelsen was veroverd) aan Nederland zou worden toebedeeld. Eerder, in 1654, waren de Nederlanders door de Portugezen uit Brazilië verdreven. Het was daarom niet verwonderlijk dat men erop gebrand was om nieuwe wingewesten te veroveren. De Staten-Generaal en de geldschieters in Amsterdam wilden maar wat graag nieuwe kolonisatiepogingen op touw zetten. Het grote probleem was om voldoende mensen te vinden die als kolonist zich in een avontuur te storten. In het derde kwart van de 17e eeuw verschijnen er pamfletten en boeken verschijnen waarin hoog wordt opgegeven over de mogelijkheden die ‘de Nieuwe Wereld’ te bieden had. Over de gevaren (slangen, muskieten, spinnen en andere gevaarlijke schepsels) en het afmattende klimaat wordt niet gesproken of wordt een beetje positiever geschreven. Dat geldt ook zeker voor dit boek van Otto (ook Ottho) Keye. Hij is zeker geen objectieve wetenschapper maar heeft er duidelijk belang bij om Guyana gunstiger af te schilderen. Zo stelt hij dat ‘Guyana kon in korte tijd ‘ghebracht en ghemaeckt worden tot een Aerds Paradijs’.

titelblad van Otto Keyes boek

Otto Keye was aangesteld als Eerste Raad van een kolonie aan de rivier Aprouaque die nog moest worden opgericht. Daarvoor had hij geldschieters én kolonisten nodig. Anno 2022 wordt er nog wel eens schamper gedaan over de ‘ruil’ van New York voor Suriname maar het is aannemelijk dat de publicatie van Keye een rol heeft gespeeld bij de onderhandelingen rond de Vrede van Breda en de daaruit voortvloeiende keuzes. Keye geeft hoog op over hoe goedkoop het is in een warm land te wonen (geen kleding nodig en de huisvesting is eenvoudiger). Het verbouwen van de grond kost ook minder omdat men daar makkelijker slaven kan inzetten. In Guyana kunnen vruchten veel beter groeien. Hij heeft het dan o.a. over katoen, suikerriet, tabak, indigo en cacao. Er is ook veel hout beschikbaar en de rivieren zitten boordevol vis.

A chart of the coast of Guyana. R. Waddington (1767). Collectie: Allard Pierson.

Over Otto Keye zelf weten we heel weinig. Hij is afkomstig uit Gelderland. In de jaren 1637-1639 heeft hij in Brazilië het bewind over een compagnie voetknechten gevoerd. De Nieuwe Geoctrooide Guajaanse Compagnie  kreeg in 1658 toestemming van de Staten-Generaal om een nieuwe kolonie te stichten. Het is waarschijnlijk dat Keye zijn boek schreef in opdracht van deze compagnie. Zowel de Nederlandse- als de Duitse editie van Keye’s boek zijn uitermate zeldzaam. Wie een exemplaar aan zijn of haar collectie wil toevoegen met wel diep in de buidel tasten.

Carl Haarnack

Nagekomen bericht van Martijn van den Bel, archeoloog en auteur in Frans Guyana:

“Deze Keye is namelijk vertrokken met Baltasar Gerbier op zoek naar de zilverberg ten oosten van Cayenne in de jaren 1650. Deze missie ging mis omdat Keye en kornuiten liever een colonie wilde stichten op de Approuague rivier om daar suiker te verbouwen. Gerbier vluchtte voor een dreigende rebellie naar Cayenne waar hij zich in het huis van gouverneur Langedijk verschanste ; zijn vrouw overleed bij de aanval van Keye op Gerbier en zijn dochter raakte gewond. Ondertussen was Langedijk terug van zijn expeditie op de Oyapock en werd Keye ingerekend. Ze vertrokken gezamenlijk naar Nederland waar het proces plaatsvond. Dit proces is door Gerbier gepubliceerd en voorzien van enkele prachtige gravures.

Na de Engelse aanval van 1666 vertrok de commandeur Isaac van Mildert naar Suriname om daar zijn heil te zoeken. De participanten van de Nieuw Guiaansche Compagnie (NGC) in Amsterdam proberen vervolgens de geplunderde kolonie te verkopen aan de de hertog van Hanau (weer een Duitser). wat in 1669 een feit was maar er is verder weinig bekend of er (Duitse) kolonisten zijn gearriveerd op de Approuague. Wel weten we dat de kolonie vanaf 1675 werd bewoond door Gilles de Bont en Johannes Masuer die ook plantages hadden in Suriname. Na de machtswisselingen in het jaar 1676 van Cayenne naar aanleiding van de Guerre de Hollande heeft de chevalier de Lézy de Nederlandse koloniën op de Approuague en Oyapock rivier ingenomen en ontruimd.”

verder lezen:

Bel, M.M. van den & G. Collomb. 2021. La colonisation de la Guyane (1626-1697), 2 Tomes, Les collections de la République des Lettres. Éditions Hermann, Paris.

Bel, M.M. van den & L.A.H.C. Hulsman. 2019. Les Hollandais à Cayenne. La présence néerlandaise en Guyane (1655-1677). Espace Outre-Mer. Ibis Rouge Éditions, Matoury.

Keye deed in 1655 nog een missie naar Céara zie Ha-NA 1.01.02 12564.40
Hieronder een gravure gemaakt door Gerbier die de aanslag op zijn familie in Cayenne illustreert. Linksonderin is Otto Keye de moordenaar ! Waarschijnlijk is dit ook de oudst bekende gravure van het dorp Cayenne c. 1660

Collectie Thyssiana, UB Leiden.

Share this:

  • Email
  • Facebook
  • Twitter
  • Print

Like this:

Like Loading...

Consideratien der WIC over Suriname (1687)

01 Saturday Feb 2020

Posted by Carl Haarnack in 17th century books, Bibliotheca Surinamica, Dutch books

≈ Comments Off on Consideratien der WIC over Suriname (1687)

Tags

Dutch, geschiedenis, handel, Judaica, Slavery

Consideratien van bewinthebberen der generale geoctroijeerde West-Indische Compagnie deser landen over de directie van de colonie van Suriname ende het gouvernement van den heer Van Sommelsdijck aldaar (ca.1687)

De Sociëteit van Suriname was een particuliere Nederlandse koloniale onderneming in Amsterdam, opgericht in 1683 en opgeheven in 1795 die verantwoordelijk was voor de kolonie van Suriname. In mei 1683 werd de Geoctroyeerde Sociëteit van Suriname opgericht. Deze particuliere onderneming had als doel winst te maken met het beheer van de kolonie. Er waren drie aandeelhouders die elk voor een derde zeggenschap hadden: De West-Indische Compagnie (WIC), de familie Van Aerssen van Sommelsdijck en de stad Amsterdam. De aandeelhouders moesten de aanvoer van slaven, het werven van nieuwe planters én de bescherming en het bestuur van de kolonie garanderen.

Cornelis van Aerssen van Sommelsdijck

Cornelis van Aerssen van Sommelsdijck (uit: Geschiedenis van Suriname. J. Wolbers. Amsterdam, 1861)

In de Buku Bibliotheca Surinamica collectie bevindt zich een belangrijk boek dat een bijzonder licht werpt op het bestuur van Suriname in die vroege periode: Consideratien van Bewinthebbern der Generale Geoctroyeerde West-Indische Compagnie deser Landen over de Directie van de Colonie Surinam en het Gouvernement van den Heer van Sommelsdijck aldaar. In dit 17e eeuwse boek wordt het octrooi van de Sociëteit uit de doeken gedaan en worden de voorwaarden weergegeven waaronder de Heer van Sommelsdijck en de stad Amsterdam ‘in den eygendom van Suriname syn ingelaten door de West Indische Compagnie’. Het staat vol met bepalingen van de Sociëteit, mededelingen van Van Aerssen van Sommelsdijck en de stad Amsterdam. Een heel bijzonder licht op de vroege koloniale geschiedenis geeft de lijst van slaven die op 28 april 1683 zijn geleverd door het schip D’Orangeboom o.l.v. kapitein Cornelis Jansz. Pyl. Hier vinden we een opsomming van planters in Suriname die door de WIC slaven geleverd kregen voor hun plantages. Deze planters moesten de WIC betalen door suiker te leveren. Commandeur Laurens Verboom bijvoorbeeld heeft geleverd gekregen: Negentien zowel mannen als vrouwen tegen elk 3000 pond suiker. Hij moet dus in totaal 57.000 pond suiker leveren. Ook dominee Johannes Basseliers kocht slaven, zes in totaal voor 18.000 pond. De joodse planter Samuel C. Nassy kreeg er vijftien slaven, tegenwaarde 45.000 pond suiker. Aron de Silva nam er slechts één. Everhart van Hemert kocht ‘een jongen’ die slechts 2.600 pond moest opbrengen. In totaal werden er 155 slaven verkocht die tezamen 455.800 pond suiker moesten opbrengen.

Sommelsdijk

Gezicht op Sommelsdijk in Suriname. Bienfait, 1827. Het chirurgijnsetablissement Sommelsdijk lag op de splitsing van de Commewijne en de Cottica rivier. (collectie Rijksmuseum Amsterdam).

We vinden in deze publicatie ook een lijst van alle Nederlandse- en Engelse schepen die tussen januari 1685 en april 1687 Suriname aandeden. Dat het koloniale gezag grote moeite had om fraude met slaventransporten tegen te gaan blijkt uit de vele ‘missiven’ van ‘den Heer van Sommelsdyck’, de gouverneur. Zo had een zekere Engelse schipper, genaamd Hennery Fermes, twee ‘Negers’ naar Suriname gebracht die hij had gestolen op St. Jago. Er werd streng op toe gezien dat de slavenhandel volgens de regels van de WIC en de Sociëteit verliep. Veel kapiteins tilden nog wel eens de boel door een aantal slaven buiten de administratie te houden en die illegaal te verkopen.

Cornelis van Aerssen, heer van Sommelsdijck (1637-1688), kocht voor fl. 86.666,- 33% van de aandelen van de Sociëteit van Suriname. Hij liet zich door de andere twee aandeelhouders tot onbezoldigd gouverneur van Suriname benoemen. Op 24 november zette de eerste gouverneur voet aan wal in Suriname. Hij verbeterde het beheer van de plantages door gebruik te maken van sluizen en het bouwen van dijken. Lang heeft hij niet kunnen genieten van zijn leven als planter en gouverneur. Op 19 juli 1688 werd hij door een groep ontevreden soldaten, die betere voeding en meer geld eisten, vermoord.

Dit boek helpt ons de vroegste geschiedenis van de kolonie Suriname een beetje beter te begrijpen. Het zal voor verzamelaars niet mee vallen een exemplaar van dit boek te vinden. Ik ben het in de afgelopen veertig jaar slechts één keer tegen gekomen. Dit exemplaar bevindt zich nu in de collectie Buku Bibliotheca Surinamica.

Carl Haarnack

zie ook:

Van Sommelsdijck en zijn Indiaanse vrouw

Joden in Suriname

 

WIC lijsten

 

 

Share this:

  • Email
  • Facebook
  • Twitter
  • Print

Like this:

Like Loading...

An Impartial Description of Surinam. George Warren (1667)

06 Saturday Jul 2019

Posted by Carl Haarnack in 17th century books, Bibliotheca Surinamica, English books

≈ Comments Off on An Impartial Description of Surinam. George Warren (1667)

Tags

English, flora & fauna, geschiedenis, Slavery, travel

An Impartial Description of Surinam Upon the Continent of Guiana America. George Warren. London: Printed by William Godbid for Nathaniel Brooke, 1667.

Er zijn in de Surinaamse boekenkast toch niet veel boeken te vinden die dateren uit de 17e eeuw. An Impartial Description of Surinam van George Warren verscheen in 1667, het jaar van de Vrede van Breda dat het einde van de Tweede Engels-Nederlandse oorlog markeerde. Bij die vrede werd afgesproken dat Nieuw-Amsterdam, het huidige New York, aan de Engelsen werd overgedragen en dat Suriname in Nederlandse handen bleef. Warren was een Engelsman die Suriname bezocht toen het nog in Engelse handen was.


1713 OttensDe auteur een belangrijke ooggetuige uit de beginjaren van Suriname. Hij verbleef naar eigen zeggen drie jaar in de kolonie en vertrouwt zijn ervaringen, niet zonder gevaar voor zijn eigen leven, aan het papier toe. In zijn voorwoord schrijft hij dat de geneugten van warme landen hand in hand gaan met vele gevaren. Suriname is een dapper land met een zeer vruchtbare grond en aardige vrouwen.

Het boek omvat slechts 28 pagina’s en in verdeeld in tien hoofdstukken: over de rivieren; het klimaat en het land in het algemeen; de flora; het fruit; de handelswaar; de plantages; de vogels; de slaven; giftige en gevaarlijke dieren; en over de ‘indianen’. Warren steekt zijn verbazing niet onder stoelen of banken en verhaalt over vreemde dieren en planten. Zo beschrijft hij de ‘camel-fly’ die nadat deze een tijdje heeft geleefd op de grond terecht komt, wortel schiet en in een plant verandert.

Warren titelpagina

titelpagina van 1e druk George Warren´s An Impartial Description of Surinam (1667)

Over de oorspronkelijke inwoners krijgen we een uitgebreide beschrijving voorgeschoteld. Misschien het meest opmerkelijk is de bereiding van een drank genaamd Perrinoe, die Warren omschrijft als , ‘truly good’. Deze ontstaat door cassavebrood zeer zwart te bakken. De oudste vrouwen en jonge kinderen (‘snotty nose Children’) kauwen dit en spugen het vervolgens uit in een kan. Dat laten ze even staan en zeven het brood er uit. Tenslotte worden gekauwde aardappelen toegevoegd en kan het na een aantal dagen gedronken worden.

Warren laat een bijzonder kritisch geluid horen over de behandeling van slaven. Van een goedkeurende of verzachtende toon als het gaat om slavernij, die we aan het eind van de 18e eeuw vaker tegenkomen, is hier geen sprake. Eerder getuigt zijn woordkeuze van cynisme (de slaven krijgen ‘as a great favour’ een beetje verrotte vis). Juist dit hoofdstuk over de slavernij in Suriname, speelt een belangrijke rol in de slechte reputatie die Suriname geniet als het om de behandeling van slaven gaat:

Of the Slaves: “Who are most brought out of Guinea in Africa to those parts, where they are sold like dogs, and no better esteem’d but for their work-sake, which they perform all the week, with the severest usages for the slightest fault, till Saturday afternoon, when they are allowed to dress their own gardens or plantations, having nothing but what they can produce from thence to live upon; unless perhaps once or twice a year, their masters vouchsafe them, as a great favour, a little rotten salt-fish: or if a cow or horse die of itself, they get roastmeat: their lodging is a hard board, and their black skins their covering.”

slave market.jpeg

Warren’s boek is door een groot aantal auteurs geplagieerd. Aphra Behn (Oroonoko, 1688), Adriaan van Berkel (Amerikaansche voyagien, 1695) en vele anderen maakten dankbaar gebruik van zijn beschrijvingen van het land en de oorspronkelijke inwoners. Alleen al daarom verdient hij een bijzonder plekje in de Surinaamse bibliotheek. Helaas weten we over George Warren behalve zijn naam verder eigenlijk niks. Het boek is zeer zeldzaam (net als de Nederlandse vertaling uit 1669; alleen de Duitse vertaling uit 1673 is nóg zeldzamer). Af en toe wordt er een exemplaar geveild maar voor minder dan €1500,-mag u nergens op hopen.

Carl Haarnack

Share this:

  • Email
  • Facebook
  • Twitter
  • Print

Like this:

Like Loading...

Jeronimy Clifford (1760)

09 Saturday Jan 2016

Posted by Carl Haarnack in 17th century books, 18th century books, Bibliotheca Surinamica, English books

≈ Comments Off on Jeronimy Clifford (1760)

Tags

English, plantages, Slavery, West-Indies

The conduct of the Dutch, relating to their breach of treaties with England: particularly their breach of the Articles of Capitulation for the surrender of Surinam in 1667, and their oppressions committed upon the English subjects in that colony. With a full account of the case of Jeronimy Clifford, etc.  Jeronimy CLIFFORD. London: C. Say for W. Bristow, 1760.

Hoe kon het gebeuren dat één van de rijkste 17e eeuwse planters van Suriname in armoede stierf op een kamertje die hij huurde bij een bakker in Londen? Met de Vrede van Breda in 1667 kwam een einde aan de Tweede Engels-Nederlandse oorlog. Afgesproken werd afgesproken dat de Engelsen Nieuw-Amsterdam (het huidige New York) kregen en dat Nederland Suriname mocht behouden. Kort daarvoor hadden de Zeeuwen onder leiding van Abraham Crijnssen Suriname op de Engelsen veroverd. De vrede had grote gevolgen voor de nog jonge kolonie Suriname.

Crijnssen

De vermeestering van Suriname door Abraham Crijnssen (1667)

Zo’n 80 Engelse families (volgens Hartsinck ging het om ‘twaalf honderd Zielen, zo Blanken als Negers’) besloten de kolonie te verlaten. Een andere bron spreekt van 250 blanken, 950 slaven en 31 indiaanse ‘bedienden’(!). Zij kregen de gelegenheid de spullen die zij niet konden meenemen te verkopen aan achterblijvers. Dat waren bijvoorbeeld Nederlanders, Joden (die aanvankelijk geen toestemming kregen te vertrekken) en Engelsen die meer schulden hadden dan bezittingen en daardoor in Suriname moesten blijven. Degenen die Suriname verlieten zochten hun heil in één van de Engelse koloniën Barbados, Antigua of Jamaica.

OLYMPUS DIGITAL CAMERA

Oud kaart van Jamaica

Onder deze migranten bevonden zich ook Andrew Clifford en zijn familie. In 1675 verkocht hij zijn plantage aan een Engelsman, Rowland Simpson en vertrok naar Jamaica. Maar een jaar later keerden Andrew en zijn zoon Jeronimy (Jeronimo) terug naar Suriname omdat de betaling uitbleef. Hij trouwde in 1683 met een rijke weduwe, Dorothea Matson, die eigenaar was van de plantage Courcabo. Jeronimy Clifford deed verwoedde pogingen om zijn bezittingen mee te krijgen naar Jamaica. Maar in plaats van zijn recht te krijgen werd hij zeven jaar opgesloten op Fort Sommelsdijck. Na zijn vrijlating ging Clifford naar Amsterdam waar hij bij de Sociëteit van Suriname, tevergeefs, een schadevergoeding eiste. Hij stierf verarmd op een kamer in Londen vlakbij Charing Cross.

Fort Zeelandia  detail (G.W. Voorduin)

Fort Zeelandia (detail G.W. Voorduin)

In 1711 werd een 32 pagina’s tellend pamphlet gepubliceerd: The case of Jeronimy Clifford, merchant and planter of Surinam. Maar wij zouden het nu waarschijnlijk niet over de kwestie hebben gehad als de erfgenamen van Clifford in 1760 niet een boek over deze slepende zaak gepubliceerd hadden. Dit 220 pagina’s tellende boek geeft ons en passant ook meteen een beeld van Suriname in de vroege periode, aan het eind van de 17e eeuw. Zo leren we bijvoorbeeld over het dispuut tussen Clifford en Henry Mackintosh over de verkoop van een ‘negro slave’.

slave

Als gevolg van deze zaak oordeelde de gouverneur dat de bezittingen van Clifford geconfisqueerd dienen te worden en hij 68.000 kilo aan suiker als boete moet betalen. De slaaf wordt toegekend aan Mackintosh en Clifford wordt veroordeeld tot zweepslagen, tot de dood er op volgt. Deze laatste straf werd later omgezet in zeven jaar gevangenisstraf. De kwestie draaide om de verkoop van de slaaf Caesar aan Mackintosh in ruil voor 2000 kilo suiker. Maar toen de ruil moest plaatsvinden kon Clifford een hogere prijs voor Caesar krijgen en probeerde hij onder de deal uit te komen. Clifford ontkende dat en claimde dat hij toen hij de slaaf bij het huis van Mackintosh wilde afgeven deze hem niet wilde ontvangen omdat hij een ándere slaaf had gekocht die Caesar heette.

Uit publicaties van bijvoorbeeld George Warren weten we dat de behandeling van slaven in Suriname barbaars was. Onder de Europese kolonisten onderling waren list en bedrog eerder regel dan uitzondering.

Clifford

Titelblad The Conduct of the Dutch (1760)

 

De kwestie Clifford behoort tot de canon van de Surinaamse geschiedenis. Allereerst speelt de kwestie in die schimmige tijd waarin Suriname overging van Engelse- in Nederlandse handen. Wij weten eigenlijk maar bitter weinig over het leven in Suriname aan het eind van de 17e eeuw. Maar minstens zo belangrijk is het feit dat de kwestie Clifford de conflicten tussen Engeland en Nederland feilloos blootlegt. Dit iconisch boek uit 1760 behoort tot de belangrijkste uit de Surinaamse bibliotheek.

Carl Haarnack

 

zie ook:

Hollands rijkdom

Outalissi

 

 

 

 

Share this:

  • Email
  • Facebook
  • Twitter
  • Print

Like this:

Like Loading...

Van Sommelsdijck en zijn Indiaanse vrouw

25 Thursday Dec 2014

Posted by Carl Haarnack in 17th century books, 18th century books, Bibliotheca Surinamica

≈ Comments Off on Van Sommelsdijck en zijn Indiaanse vrouw

Tags

Indianen, jurisdiction

door Pim van der Meiden

Regelmatig duikt het verhaal op over de Indiaanse vrouw die in Suriname met Cornelis van Aerssen van Sommelsdijck samenleefde. Hierbij wordt vaak verteld dat deze vrouw een Indiaanse prinses geweest zou zijn die gehuwd was met de gouverneur om een einde te maken aan de oorlogen tussen de Indianen en de kolonisten. In 1854 schreef de preutse Van Sijpesteijn: ‘Deze bewering is onjuist, daar zijne echtgenote Maragaretha de Puy de St.André Montbrun eerst in het jaar 1693, dus vijf jaren na zijnen dood overleed’ (Van Sijpesteijn: 234). Onmiskenbaar had Van Sijpesteijn gelijk wat betreft het overlijden van de in de Republiek achtergebleven Mevrouw Van Sommelsdijck, maar zijn naïviteit is vermakelijk.

Cornelis van Aerssen, heer van Sommelsdijck (1637 – 1688)

Van Sijpesteijn was als luitenant van de artillerie in 1854 in Suriname gelegerd en hij was tevens één van de adjudanten van de gouverneur. Iedereen die enigszins bekend is met de vroege geschiedenis van Suriname weet dat buitenvrouwen geen onbekend verschijnsel waren. Acht jaar na het boek van Van Sijpesteijn verscheen het boek van Julien Wolbers, dat behalve veel materiaal aan Van Sijpesteijn had ontleend, ook gebaseerd was op grondig archiefonderzoek. Wolbers bleek minder naïef dan Van Sijpesteijn en had zich in de geschiedenis van Van Sommelsdijck nog wat meer verdiept. Bij hem lezen we dat het gedrag van de gouverneur niet erg paste bij diens godsdienstige zin: ‘Maar men vindt zoo gedurig inconsequentiën in het gedrag, zelfs van personen die als beroemd en vroom bekend zijn, en het blijkt zoo gedurig, dat ook zij zondaars waren’.

Een bladzijde eerder had Wolbers het Essai Historique (1) geciteerd waar vermeld wordt dat de desbetreffende dame als tachtigjarige nog op bezoek kwam in de stad en logeerde bij Mw. Duvoisin (de bekende Charlotte van der Lith) die eerder de weduwe van geweest van gouverneur Carel de Cheusses (1728-1733), in de vrouwelijke lijn een kleinzoon van Van Sommelsdijck. De Indiaanse sprak daarom Mw. Duvoisin aan met ‘dochter’. (Wolbers: 64 en 65). Een volgende vermelding is een ruime mensenleeftijd later, in 1938. Evenals Van Sijpesteijn en Wolbers was ook Frederik Oudschans Dentz geen professioneel historicus, ook hij was een bevlogen man in zijn bewondering voor Van Sommelsdijck. Die was er één van bijna kritiekloze heldenverering. Maar hij was ook de gelukkige bezitter van een exemplaar van het manuscript ‘Annotatie op de Beschryvinge van de Volk-plantinge Zuriname’ van de hand van Jan Nepveu uit 1769, aantekeningen die een aanvulling waren op het bekende boek van Herlein uit 1718, bedoeld om tezamen daarmee uitgegeven te worden.

Jan Nepveu

Jan Nepveu of Jean Nepveu (1719 – 1779)

Nepveu (1779-1779) was in 1739 in de kolonie aangekomen en zou opklimmen tot gouverneur. Hij meldt in zijn ‘Annotatiën’ dat Van Sommelsdijck bij de vrede met de Indianen een dochter van één van de voornaamste opperhoofden ‘op haare wijze’ tot vrouw had moeten nemen en dat zij 25 jaar eerder (Nepveus manuscript was van 1769) nog wel logeerde bij Mevrouw van der Lith, de weduwe van Ds. Duvoisin en dat zij deze ‘dochter’ noemde en hij, Nepveu, haar daar gezien had. In zijn biografie zegt Oudschans Dentz (84-85) met nadruk dat aan duidelijkheid niets te wensen overgelaten is. Nepveu en het Essai Historique zijn in hun feiten redelijk betrouwbaar en serieuze redenen om aan het bestaan van de Indiaanse te twijfelen, zijn er niet. De vraag blijft bestaan in welke mate we moeten geloven dat Van Sommelsdijck dit huwelijk om politieke redenen zou zijn aangegaan. Niet uit het oog mag verloren worden dat Indiaanse vrouwen geziene concubines waren en dat de wettige Mevrouw Van Sommelsdijck in de Republiek was achtergebleven. De opvolger van Van Sommelsdijck, Jan van Scharphuizen, was vrijgezel en leefde openlijk met een Indiaanse vrouw.

Caribe vrouw uit SurinameCaribe vrouw uit Suriname

De aantrekkelijkheid van de Indiaanse dames vinden we al vermeld in de eerste beschrijving van Guyana door de Engelsman George Warren uit 1667. Hij vertelt dat de Indiaanse vrouwen wellustig en mooi waren, naakt liepen en dat men wel over de kuisheid van Jozef moest beschikken om aan haar verleidingen weerstand te bieden. Ze waren echter nog onwetend en kenden het genot van kussen niet. Maar dat zouden ze mettertijd vast wel leren (George Warren: 23-24). Het verhaal van Warren (2) dateert nog uit de Engelse tijd, was gedrukt in 1667 en is dus uit een tijd dat de kolonie nog maar heel kort bestond. We mogen aannemen dat de door Warren uitgesproken te verwachten ontwikkeling bij de Indiaanse dames zich inmiddels wel had voltrokken. Ook is duidelijk dat het voor een man bepaald niet gezien moest worden als een straf of ongemak om te leven met een Indiaanse vrouw.

Van Sommelsdijck was bovendien bepaald niet een man bij wie losheid van zeden vreemd was. Dat blijkt uit een opmerking van de Franse protestant Jean Rou, die van 1680-1682 in Den Haag gouverneur van de kinderen van Sommelsdijck was geweest. Hij had gevraagd zijn vrouw uit Frankrijk te mogen laten overkomen en daarvoor de bemiddeling ingeroepen van twee dames in Den Haag. Van Sommelsdijck had er geen bezwaar tegen dat Rou zijn echtgenote liet overkomen, maar begreep van dat verlangen niets en zei dat ook ronduit. ‘Monsieur, had één van de dames gezegd: ieder heeft zijn behoeften’. Van Sommelsdijck meende dat men vrouwen kon vinden waar men wilde. De straten waren er vol van. (Rou: Feuille supplémentaire: 1-2) (3).  Rou is ook de man die wist te melden dat Van Sommelsdijck meer als gebaar aan zijn echtgenote had voorgesteld hem te vergezellen naar Suriname, dan dat hij daar serieus op aangedrongen had. In ieder geval ging Van Sommelsdijck alleen. In zijn correspondentie met de directeuren van de Societeit heeft hij nog eens woedend meegedeeld dat er een lasterverhaal de ronde had gedaan dat hij op weg naar Suriname een kortstondige relatie had gehad met een lakenkopersvrouw en dit verhaal afgedaan als laster (3 augustus 1685 aan Directeuren, Sociëteit Suriname 213, Nationaal Archief). Zijn woede geeft te denken. Over een buitenechtelijke relatie van de gouverneur in Paramaribo vinden we geen verhalen uit de tijd zelf. Dat zou ook niet waarschijnlijk zijn, want de enige bewaarde berichten waren de officiële die door de gouverneur zelf geschreven waren. Naar de grote hoeveelheid onofficiële kunnen we slechts gissen.

Uit de correspondentie van de gouverneur met de Sociëteit vinden we over de vrede met de Indianen heel weinig en al helemaal niets over een eventuele consequentie dat hij gedwongen zou zijn een Indiaanse dame als bijzit te nemen. Uit zijn toon lijkt wel af te leiden dat hij harder tegen de Indianen ten strijde trok dan de meeste ingezetenen lief was. We vinden ook nog een melding waarin hij vraagt om een lading Amsterdamse bijlen en kapmessen als geschenk voor de gepacificeerde Indianen (22 april 1686 aan Directeuren, Sociëteit Suriname 215, Nationaal Archief). Dat zou gezien worden als een goede zet tegenover de vijandige Indianen. Verder weten we eigenlijk niets over deze vrede van Van Sommelsdijck met de Indianen.

In de geschiedschrijving is er enige ophef over gemaakt, maar dat heeft dan vooral te maken met het verhaal over de Indiaanse ‘prinses’. Van Sommelsdijck zelf heeft melding gemaakt van het grote succes van zijn vrede (29 augustus 1686 aan Directeuren, Sociëteit van Suriname 215 en 2 augustus 1686, Sociëteit van Suriname 216. Hierna komen er weer meldingen van hevige oorlogen met andere Indianen, maar er wordt niet vermeld welke Indiaanse stammen dat betreft. Het is niet duidelijk wanneer de oorlogen met de Indianen volledig voor bij waren en het alleen nog maar de weggelopen zwarte slaven waren die een bedreiging vormden voor de kolonie. Dat is waarschijnlijk te dateren in het eerste decennium van de achttiende eeuw. Enkele jaren na 1686, om precies te zijn op 28 mei 1688, schreef Van Sommelsdijck nog heldhaftig aan de Staten-Generaal dat meer dan honderd Indiaanse vrouwen en kinderen tot slaaf waren gemaakt en de mannen doodgeslagen (Droste II 459). Van een echt grote, definitieve vrede was dus in 1686 (nog) geen sprake. Het eerste gegeven van dit huwelijk met een Indiaanse vrouw met Van Sommelsdijck dateert derhalve uit een handschrift van 1769 en het wordt wederom vermeld door het Essai Historique uit 1788, ruim tachtig en honderd jaar na dato.

Joodse_mannen2

Geschiedenis der kolonie Suriname. Geheel op nieuw samengesteld door een gezelschap van geleerde Joodsche mannen aldaar. Amsterdam – Harlingen: Allart Van der Plaats, 1791 (Vertaling van Essai Historique)

 

Er lijkt geen reden om te twijfelen aan de waarheid van het gegeven dat Nepveu de Indiaanse dame bij Mw. Duvoisin gezien heeft. Ook in het Essai Historique zeggen de schrijvers dat zij nog ten tijde van het gouverneurschap van Mauricius, 1742-1751, bij Mw. Duvoisin kwam en dat zij toen ouder dan 80 was. Haar leeftijd in 1686, het meest waarschijnlijke jaar van het huwelijk en het vredesverdrag, laat zich slechts gissen. Wat Nepveu bedoelt met de mededeling dat het huwelijk gesloten was ‘op haare wijze’ laat zich slechts raden. In het licht van de latere legende lijkt het er op dat hij bedoelt dat er een politieke achtergrond was. Wanneer we de tekst onbevangen beschouwen, is dat zo zeker niet. Het is alleen duidelijk dat het hier gaat om een niet door de staatskerk gesanctioneerd huwelijk.

De vermelding bij het Essai Historique is iets explicieter. Er is een hele bladzijde gewijd aan de vrede en het huwelijk (Essai Historique 41-42). We lezen daar dat Van Sommelsdijck, een energiek man, door Samuel Nassy, één van de meest vooraanstaande Joden, geholpen was bij het sluiten van vrede met de Indianen. Nassy kende de Indianen nog uit de Engelse tijd, van voor 1667. Toen waren de betrekkingen tussen Indianen en blanke kolonisten beter en Nassy had Van Sommelsdijck geholpen bij het sluiten van de vrede, waarbij een Indiaans meisje, of een prinses, ter bekrachtiging van de vrede de concubine werd van Van Sommelsdijck. Het is kenmerkend voor het Essai Historique om de rol van de familie Nassy te benadrukken. Met deze gegevens moeten we volstaan.

Samenvattend kunnen we constateren dat er geen serieuze redenen zijn om te twijfelen aan de relatie. Indiaanse dames waren wel vaker concubines van blanke mannen. Er was in de blanke samenleving een fors overschot aan mannen en de Indiaanse dames waren allerminst preuts. Op de vraag of er een politieke reden zou zijn is bij gebrek aan gegevens moeilijker een antwoord te geven. Uit wat we van Van Sommelsdijck weten is niet aan te nemen dat hij zich zo ver weg nog erg gebonden achtte aan huwelijkstrouw. Een tijdlang is hij in de geschiedschrijving kritiekloos vereerd, en paste dit als een excuus voor zijn gedrag, maar inmiddels weten we beter. Het Essai Historique is een buitengewoon interessant werk, maar het is ook boordevol bijbedoelingen en moet met de nodige omzichtigheid gehanteerd worden. Onwaarschijnlijk is het natuurlijk geenszins dat er politieke motieven aan het huwelijk ten grondslag gelegen hebben. Het verhaal dat de hoogbejaarde weduwe nog in de veertiger jaren van de achttiende eeuw in Paramaribo bij de kleindochter van haar overleden echtgenoot ging logeren en deze ‘dochter’ noemde, wijst er op dat aan de verbintenis een emotionele kant heeft gezeten. Het verhaal van het gouverneurschap van Van Sommelsdijck was een tijdlang in de geschiedenisboekjes zo glorierijk en ridderlijk. In grote lijnen heeft kritisch bronnenonderzoek dat ruw ontluisterd. Het mag best opgevrolijkt worden door het romantische aspect van een interraciale liefde.

Pim van der Meiden

 

NOTEN

[1] Ik citeer de oorspronkelijke Franse tekst Essai Historique sur la colonie de Surinam: Paramaribo: 1788, première partie p. 42. Wolbers gebruikte de Nederlandse vertaling.

2 Het verhaal van Warren werd in het Nederlands vertaald in 1669, waarbij Suriname overigens in Afrika werd geplaatst. Die vertaling werd overgenomen in De Hollandse Mercurius van mei 1670. Suriname kwam nu wel in Amerika te liggen, maar werd omschreven als een eiland.

3 Uit overwegingen van preutsheid werd deze scabreuze tekst afgedrukt op een apart achter in het boek geplakt vel.

 

LITERATUUR                                                                                                             

Droste, C. 1879 Overblyfsels van Geheucgchenis (2 dln.) Leiden: Brill.

Oudschans Dentz, F. 1938 Cornelis van Aerssen van Sommelsdijck. Amsterdam: Van Kampen.

Rou, Jean, 1857 Mémoires inédites et opuscules de Jean Rou (1638-1711) ed. F.Waddington: Paris/La Haye: Agence de la Société de l’histoire du protestantisme François /Nyhoff. 1857. 2 vols.

Sijpesteijn C.A. van 1854 Suriname. ’s-Gravenhage: Van Cleef.

Wolbers, J. 1862 Geschiedenis van Suriname. Amsterdam: De Hoogh.

 

zie ook:

https://bukubooks.wordpress.com/2013/12/06/wolbers/

 

Share this:

  • Email
  • Facebook
  • Twitter
  • Print

Like this:

Like Loading...

Swart in Nederland (intro)

25 Sunday Mar 2012

Posted by Carl Haarnack in 17th century books, 18th century books, 19th century books

≈ Comments Off on Swart in Nederland (intro)

Tags

kunst, manumissie, plantages, West-Indies

‘Swart’ in Nederland – Afrikanen en Creolen in de Noordelijke Nederlanden vanaf de middeleeuwen tot de twintigste eeuw

Carl Haarnack en Dienke Hondius

Door de eeuwen heen hebben veel zwarte mensen de Nederlanden bezocht. Ze verbleven  er voor korte of langere tijd. Vaak kwamen zij mee uit de Nederlandse koloniën in ‘de West’ of uit Afrika, als slaven of bedienden met hun meesters. Daarnaast waren er velen die als ‘vrije zwarten’ Nederland bezochten of er zich blijvend vestigden. Van een aantal personen zijn indertijd de levensverhalen opgetekend, of zijn portretten door kunstenaars gemaakt. In geschiedenisboeken of in musea zijn deze mensen nauwelijks te zien. Nederlandse archieven zijn vrijwel niet op dit thema ontsloten, maar recente zoektochten leverden telkens bijzonder materiaal op. Voor het schetsen van een vollediger beeld is het echter nog veel te vroeg.

Portretstudie van een zwarte bediende of muzikant (Cornelis Troost, 1747)

De grootste groep bestond uit slaven en bedienden. Daartegenover staat een – voorlopig nog – heel klein groepje van Afrikaanse gezanten die hier op diplomatieke missie kwamen. Verrassender is wellicht dat er ook een heel aantal vrije zwarten is geweest dat zich hier vestigde en een leven heeft opgebouwd. Vaak zijn zij bekend doordat ze met de rechterlijke macht van doen kregen. Dat was soms goedschiks, bijvoorbeeld bij manumissie (invrijheidstelling van slaven) of bij het vaststellen van testamenten. Soms was het ook kwaadschiks, omdat ze iets op hun kerfstok hadden. Wie echter niet in aanraking kwam met justitie, is voor ons moeilijker terug te vinden en dat levert natuurlijk een vertekend beeld op.

Jacobus Capitein was een ex-slaaf, die de slavernij verdedigde. Zijn studie theologie rondde hij in 1742 af met een werkstuk waaruit volgens hem bleek dat de slavernij niet in strijd was met de christelijke leer. 

Soms weten we ook van hun bestaan doordat we ze uit religieuze (christelijke of joodse) archieven kennen. Zo waren sommige zwarten waarschijnlijk joods toen ze in Nederland kwamen. Een heel aantal anderen werd toegelaten tot kerkgenootschappen, toen ze zich in Nederland lieten dopen. Uit de achttiende eeuw zijn de eerste aanzienlijke kleurlingen bekend die zelf voor een beperkte periode naar Nederland reisden,  en/of er hun kinderen lieten studeren. Uit het artikel hofleven van Esther Schreuder blijkt dat Afrikanen aan hoven vaak show- en theatrale functies hadden. Maar ook in het burgerlijke leven hadden ze die, zoals nog zal blijken.

Nijmeegse school Koning Balthasar ca. 1483 Olieverf op paneel, 40 x 24 cm Collectie Historisch Museum Arnhem, in langdurig bruikleen van het Rijksmuseum

Lees verder….Klik hier !!!!!!!

(deze tekst verscheen eerder in de catalogus van de tentoonstelling Black is beautiful. Van Rubens tot Dumas. Waanders, 2008)

Share this:

  • Email
  • Facebook
  • Twitter
  • Print

Like this:

Like Loading...

Boeken & Bananen

04 Sunday Mar 2012

Posted by Carl Haarnack in 17th century books, 19th century books, Dutch books

≈ Comments Off on Boeken & Bananen

Tags

Duits, flora & fauna, German, kunst, plantages

De foto’s op deze pagina werden gemaakt door de fotograaf Eugen Klein. Hij werd geboren in Mannheim (Duitsland) in 1869. In de jaren ’90 van de 19e eeuw vestigde hij zich als fotograaf in Suriname. Aan de Domineestraat in Paramaribo opende hij zijn studio en winkel. Gedurende zo’n 30 jaar was hij een van de productiefste en bekendste fotografen van Suriname. Naast foto’s gaf hij ook honderden prentbriefkaarten uit. Hij overleed in Paramaribo in 1927. Zijn weduwe, Louise Schrader, heeft samen met haar kinderen de zaak tot de Tweede Wereldoorlog voortgezet.

Klein koos de onderwerpen voor zijn ansichtkaarten zorgvuldig uit. Behalve de vele stadsgezichten van Paramaribo lieten zijn ansichtkaarten ook vaak exotische vruchten zien. Deze kaarten waren natuurlijk vooral bestemd voor diegenen die familie of vrienden in Europa een indruk wilden geven van de vele vruchten die daar vrijwel onbekend waren. De banaan is een van de oudste geteelde gewassen ter wereld. De oorsprong van de banaan ligt in Zuid-oost Azië. Portugese handelaren zorgden er voor dat de bananen vanuit Afrika mee werden genomen naar het Caraïbisch gebied. Maria Sibylla Merian, die in 1699 vanuit Nederland in Suriname arriveerde, tekende de bananenplant in haar Metamorphosis insectorum Surinamensium (Verandering der Surinaamse Insecten, Amsterdam 1705). Dankzij haar werk kreeg men in het Europa voor het eerst exotische vruchten als cashew, marcusa, pepers en dus ook de banaan te zien.
Suriname lijkt onlosmakelijk verbonden te zijn met de banaan. Worden gerechten als heri heri nu met trots opgediend als een nationale Surinaamse schotel, de geschiedenis van de banaan in Suriname is minder heroïsch. De banaan diende tenslotte vooral als goedkoop voedsel voor de slaven. Van Hoëvell, een voorvechter van de afschaffing van de slavernij, schreef in Slaven en vrijen onder de Nederlandsche wet (1854): “De neger, aan wien niet veel keuze gelaten is omtrent hetgeen hij als spijs zal gebruiken, vindt zijn hoofdvoedsel in bananen, een aan eiwit en phosphaten hoogst armoedig voedsel. Het hem daarbij toegekende dierlijk voedsel, dat dan nog uit gezouten visch bestaat, is verreweg te gering, om het evenwigt van de verbruikt wordende stof te herstellen.” Ook de slavenkinderen leven volgens Van Hoëvell voornamelijk op bananen (-meel). Ook de ‘stadsdoctor en chirurgijn’ van Paramaribo, Kuhn, had al dertig jaar daarvoor opgemerkt dat het voedsel van ‘de negers’ bestaat uit taaie en zwaar te verteren meelachtige vruchten of wortels.

Op deze prachtige ingekleurde ansichten van Klein zien we twee meisjes die trossen bananen vasthouden. Het zijn hier duidelijk twee uit een serie. Eén meisje komt op beide afbeeldingen voor; ze heeft dezelfde kleding aan. Het andere meisje heeft iets tussen haar tanden geklemd. Misschien is het een stukje hout om het gebit schoon te houden? Deze kaarten werden vóór 1905 uitgegeven. Helaas kunnen we deze meisjes niet meer vragen hoe zij hun tijd beleefden. Maar zou het niet aardig zijn als nakomelingen van deze Surinaamse schonen hun oma’s zouden herkennen?

Carl Haarnack

Share this:

  • Email
  • Facebook
  • Twitter
  • Print

Like this:

Like Loading...

Amsterdamse uitgevers en de Surinaamse Bibliotheek

22 Sunday Jan 2012

Posted by Carl Haarnack in 17th century books, 18th century books, Dutch books

≈ Comments Off on Amsterdamse uitgevers en de Surinaamse Bibliotheek

Tags

Duits, Illustrated Books, Slavery, Stedman, theater

Een wandeling door Amsterdam en door de Surinaamse boekenkast

Wie een wandeling door Amsterdam maakt en goed om zich heen kijkt ziet dat Suriname altijd dichtbij is. Kijk maar naar de gevels van de  grachtenpanden of de gebouwen van de West-Indische Compagnie.

Oudezijds Voorburgwal 187

Maar er ligt natuurlijk ook een minder tastbare geschiedenis die de banden met de voormalige kolonie Suriname duidelijk maken. Het is opvallend dat op slechts één vierkante kilometer in het centrum van Amsterdam de voetsporen liggen van de uitgevers van de belangrijkste werken uit de Surinaamse bibliotheek die in Nederland zijn uitgegeven.  Deze uitgevers en de Surinaamse boekenkast staan in dit stuk centraal.

Aan het eind van de 18e eeuw telde de kolonie zo’n 50.000 inwoners waarvan er slechts 3000 tot de blanke Europese bevolking konden worden gerekend. Over de Europese bevolking van de kolonie werden in de regel weinig postieve verhalen verteld. Ze zou bestaan uit de grootste zuiplappen en de verachtelijkste wezens. Natuurlijk waren veel werklieden en soldaten in Europa geronseld uit arme, ongeletterde groepen. Een groot deel was naar de kolonie gekomen om galg en rad te ontlopen; mensen die hun schulden niet meer konden terugbetalen,  dieven, verkrachters en moordenaars. Daarnaast werd reeds in die tijd het immorele gedrag van de blanken scherp bekritiseerd (dominee J.G. Kals – 1733); behalve dat de kolonisten de negers mishandelen geven de kolonisten zich over aan dronkenschap en aan de zonde van “Hoerereije ende egtbreuk” met negerinnen en indiaanse vrouwen. Hij noemde de wijze waarop blanken mannen negermeisjes uitzoeken op de slavenmarkt, stuitend.

Dat beeld komt sterk overeen met dat wat in de andere West-Indische koloniale samenlevingen bestond. Zo werd er gezegd dat de Caraibische samenleving ongelooflijk materialistisch en geestelijk zeer leeg was.  Het vinden van een geletterd mens in Suriname was als het zoeken naar een speld in een hooiberg. Het klimaat in Suriname werd gekenmerkt door de ‚animus revertendi‘, het verlangen zo snel mogelijk, uiteraard vermogend, naar Nederland terug te keren. Opvallend vaak wordt het lage intellectuele niveau genoemd. Materialisme voerde in de kolonie de boventoon

Aan de andere kant kan daar tegenin gebracht worden dat onder de koloniale elite, de plantage-eigenaren, de bestuurders van de Kolonie er ook mensen waren metprive-bibliotheken Vooral in de 19e eeuw moet het boekenbezit sterk zijn toegenomen (Kempen: 171). Toen Gouverneur de Friderici (1751-1812) overleed  werd een grote collectie van ‘Engelsche, Fransche, Hoog- en Nederduitsche Boeken’ geveild. Maar ook van andere vooraanstaande kolonisten werden bij het veilen van hun boedel naast trekpaarden en slaven ook boeken geveild.

Wylen de Heer Gouverneur Texier, de Heer Wichers, de Heer Lieutenant Kollonel Fredrici, de Geneesmeester van Wiert, Wylen de Heer Meinertshagen, de Geneesmeester Schilling, wylen de Heer van Dam, en verscheiden andere liefhebbers, zo Christenen als Jooden, deeden in Suriname eene Bibliotheek oprechten, die zo groot en wel voorzien is van werken over allerhande soort van onderwerpen, dat ze voor geene in gansch Amerika behoeft te wyken, en verscheiden groote Bibliotheeken van Europa evenaart (Nassy: 1974, 69).

Om een beeld te krijgen welke boeken er in Suriname voorhanden waren kunnen we een kijkje nemen in de Catalogus der Surinaamsche Koloniale Bibliotheek (1862). Deze Catalogus verscheen in ´s-Gravenhage bij Martinus Nijhoff. We krijgen zo een beeld van welke boeken er in Paramaribo beschikbaar waren. Het gaat hierbij niet alleen om boeken over Suriname. We vinden hier ook een heuse sectie Bibliotheekwetenschap waarin titels als Katechismus der Bibliotheklehre- Anleitung zur Einrichtung und Verwaltung von Bibliotheken, van J. Petzholdt (1856).

Een van de oudste en m.i. belangrijkste titels uit de Surinaamse bibliotheek wordt hier natuurlijk ook in vermeld.

Een onpartydige Beschrijvinge van Surinam, gelegen op het vaste Landt van Guiana in Africa. Mitsgaders een Verhael van alle vreemde Beesten, Vogels, Visschen, Slangen ende Wormen. Gelijck mede van de Gewoonheden ende Manieren van dese Colonie.

George Warren, een Engelsman, bezocht Suriname toen de kolonie nog in handen van de Engelsen was. In het jaar waarin de Vrede van Breda werd gesloten, 1667, en Suriname geruild werd tegen New York verscheen zijn boek. Dit boek was oorspronkelijk in het Engels geschreven door George Warren (An impartial description of Surinam)  en verscheen in 1667, twee jaar later verscheen in 1669 de  in Amsterdam bij Pieter Arentsz., boekverkoper inde Beursstraat/ in de drie Rapen De Beursstraat is wat nu het Rokin heet.

Warren geeft ons, als ooggetuige, een beschrijving van de onmenselijke omstandigheden waaronder de slaven moeten leven. Een zekere empathie kan hem niet ontzegd worden. Warren schrijft:  De slaven worden als honden verkocht. Ze moeten de hele week werken tot zaterdagmiddag. Dan mogen ze op hun kostgrondjes werken om in hun levensonderhoud te voorzien. Eén of twee keer per jaar krijgen ze wat geroosterd vlees als een koe of paard is doodgegaan. Of misschien een stuk verrotte vis. Zo’n miserabel leven drijft sommige slaven er toe te ontsnappen om hun vrijheid te zoeken. En als ze gevaar lopen te worden gevonden slaan zij soms de hand aan zichzelf. Want als ze weer in de macht van hun meesters  komen worden ze aan verschrikkelijke martelingen blootgesteld als afschrikwekkend voorbeeld voor anderen. Warrens boek is belangrijk omdat het een vroeg beeld geeft van de situatie in de kolonie Suriname. En Warren heeft een flink aantal schrijvers na hem geinspireerd, om het zacht uit te drukken. Velen hebben het werk van Warren geplagieerd.

Niet zo ver hier vandaan, aan het eind van de O.Z. Achterburgwal, tegenover het Oude Heeren Logement, bevond zich boekverkoper Johan ten Hoorn. Hier verscheen in 1695;

Amerikaansche Voyagien, Behelzende een Reis na Rio de Berbice, Amsterdam, Johan ten Hoorn, 1695 ( first edition).  Adriaan van Berkel. “Gelegen op het vaste Land van Guiana, aande Wilde-kust van America, Mitsgaders een andere na de Colonie van Suriname, Gelegen in hetNoorder Deel van het gemelde Landschap Guiana”.  Adriaan van Berkel was een Nederlandse ontdekkingsreiziger. Hij reisde in de tweede helft van de Gouden Eeuw naar de Nieuwe Wereld. Zo leefde hij een aantal jaren onder de Arrowak indianen aan de rivier de Berbice. Van Berkel bleef bijna tien jaar in Suriname. Het eerste deel van zijn boek is gewijd aan het verblijf in Berbice, Demerara en Essequibo. Hij beschrijft de zeden en gewoonten van de indianen, zoals de Arrowakken, Warau en Caraïben.

Het tweede deel van zijn boek is gewijd aan Suriname. Opmerkelijk is dat zijn beschrijving van de rivieren, de flora en de fauna maar ook de behandeling van de slaven onbeschaamd overgenomen is uit George Warrens An impartial description of Surinam (1667). Alleen het eerste stuk over zijn reis naar Suriname en het laatste stuk komt waarschijnlijk uit de pen van Van Berkel. Hij beschrijft daarin de moord op de gouverneur Cornelis van Aerssen van Sommelsdijck in 1688. Kort daarop verlaat Van Berkel Suriname en zet hij in augustus 1689 voet aan wal in Middelburg (Zeeland). We zullen wel nooit weten waarom hij plagiaat pleegde en het werk van Warren klakkeloos overschreef. In elk geval zijn de beschrijvingen van zijn eigen hand zeer de moeite waard. Het boek behoort tot de zeldzaamste werken uit de Surinaamse bibliotheek.

Het waarschijnlijk meest kostbare boek uit de Surinaamse bibliotheek verscheen in 1705 bij Gerard Valk : Maria Sibylla Merian: Metamorphosis insectorum Surinamensium, Amsterdam. Valk was gevestigd op de Dam in De Wakende Hond. Deze bevond zich op de hoek van Beurssteeg en de Dam.

In 1699, op 53jarige leeftijd reisde Maria Sibylla in gezelschap van haar jongste dochter naar Suriname om daar in het regenwoud insecten te bestuderen. Ze keerde na twee jaar doodziek terug, maar mét honderden tekeningen en opgezette vlinders, hagedissen, slangen en leguanen. Het leverde de basis op voor het boek Metamorphosis Insectorum Surinamensis, Ofte Verandering der Surinaamse Insecten dat ze in 1705 in het Latijn en Nederlands uitgaf en dat haar wereldberoemd maakte. In dit prachtige boek (het mooiste en kostbaarste uit de Bibliotheca Surinamica ) liet zij afbeeldingen zien van planten en dieren die men in Europa nog nooit onder ogen had gekregen; bananen, cashew, pepers, markusa, vlinders en reptielen.

Merian wordt gezien als de belangrijkste en meest invloedrijke 17e eeuwse natuurhistorische tekenaar. Zonder twijfel is Merian ook de eerste kunstenaar die Suriname in cultureel opzicht op de wereldkaart heeft gezet. Vooraanstaande musea als het Rijksmuseum in Amsterdam, het Teylers in Haarlem maar ook het  British Museum in Londen bezitten kostbare werken van haar hand. Daarnaast heeft bijvoorbeeld de Engelse koningin Elizabeth II  in haar Royal Library op Windsor Castle een grote collectie Merian. Maar ook de Russische tsaar Peter de Grote kocht in 1717 een verzameling aquarellen op perkament en kopergravures ter waarde van drieduizend gulden. Merian woonde in de Kerkstraat in Amsterdam, tussen de Spiegelstraat en de Leidsestraat. Merian overleed in 1717 in Amsterdam waar zij in totaal zo’n 25 jaar had gewoond.

Als we het Rokin oversteken over het Spui lopen en dat steegje tussen Cafe de Zwart en Cafe Hoppe in lopen, over het Singel, dan komen we ergens op de hoek van de Herengracht op de plek waar in 1762 de ‘Boek- en Papierverkooper’  Theodorus Crajenschot gevestigd was, in den Berg Sinaï. Crajenschot was ook uitgever van Korte en Zakelyke Beschryvinge van de Colonie van Zuriname. Waar te vinden is Een omstandig Berigt van de gelegenmheid deezer Volkplantinge; derzelver Rivieren, Kreeken, Forten, Been, Plantagien, Water-Werken en Houtzageryen; opgemaakt volgens de nieuwste Land-Kaarten. Mitsgaders … Door de Heer Thomas Pistorius, lit van de Edele Achtbaare Raad van Policie en Crimineele Justitie op de Colonie van Zuriname (1763).

Pistorius beschrijft het leven in Suriname zoals hij dat waarnam en geeft ons een beeld van het leven op de plantages, de slaven en de flora en fauna. Ook geeft hij een gedetailleerd verslag van de moord op gouverneur Van Sommelsdijck. Ook is dit een belangrijk boek omdat we hier  voor het eerst bastiaan zien. Hij maakt met zijn zweep een slag in de lucht. Voor het eerst zien we een afbeelding waaruit blijkt dat er onvrije arbeid plaatsvindt.

Philip Fermin (1730-1813) was een belangrijke veelschrijver over het leven in Suriname in de tweede helft van de 18e eeuw. Fermin was geneesheer, tevens natuuronderzoeker. Hij woonde acht jaar in Suriname. In 1785 verscheen bij Jan Roos en Zoon, boekhandelaars te Amsterdam, een tweede druk van de Nieuwe algemeene beschryving van de colonie van Suriname. Behelzende al het merkwaardige van dezelve, met betrekking tot de historie, aardryks- en natuurkunde.

Jan Roos was gevestigd in de Hartenstraat (een van de 9 straatjes ; tussen de Herengracht en Keizersgracht). Eerder was in 1770 in Harlingen bij V.(Volkert) van der Plaats Junior de eerste druk verschenen. Lang daarvoor verscheen van dezelfde auteur Histoire naturelle de la Hollande Equinoxiale ou description des animaux, plantes, fruits, et autres curiosite’s naturelles, qui se trouvent dans la Colonie de Surinam. Dit boek verscheen bij M. (Martinus) Magerus in Amsterdam in 1765. In dit even curieuze als zeldzame boekje beschrijft Fermin de dieren en planten uit de kolonie. Op de frontispiece zien we o.a. wilde paarden en struisvogels. Magerus was gevestigd in de de Stilsteeg, wat nu de Paleisstraat is.

Het straatje tussen de Paleisstraat en de Hartenstraat heet de Gasthuismolensteeg. Op die plek was rond 1770 de boekverkoper  Gerrit Tielenburg gevestigd. Deze gaf in dat jaar uit Beschryving van Guiana, of de Wilde Kust, in Zuid-America, Betreffende de Aardrykskunde en Historie des Lands, de Zeeden en Gewoontes der Inwooners, de Dieren, Vogels, Visschen, Boomen en Gewassen, als mede de eerste Ontdekking dier Kust, de Bezittingen der Spanjaarden, Franschen en Portugeezen en voornaamelyk de Volkplantingen der Nederlanderen, als Essequebo, Demerary, Berbice, Suriname, en derzelver Rivieren (…). Waarby komt eene Verhandeling over den Aart en de Gewoontes der Neger-Slaaven.Amst., G. Tielenburg, 1770.

Dit boek werd lang beschouwd als het beste boek ooit dat over de Guiana’s geschreven werd. Hartsinck’s vader was directeur van de West-Indische Compagnie. Hij is nooit in Suriname geweest maar had toegang tot documenten van de West-Indische Compagnie (WIC) die nu allang verloren zijn gegaan. Uitgebreid beschrijft Hartsinck de geschiedenis en de geografie van Suriname en haar buurlanden.

Eén van de belangrijkste chroniqueurs van de 18e eeuwse plantage-samenleving in Suriname was John Gabriël Stedman (1744-1797). Stedman was een zoon van een Schotse militair en een Nederlandse moeder. Hij nam dienst in het regiment van kolonel Fourgeoud dat door de Staten-Generaal naar Suriname werd gestuurd om de aanvallen van weggelopen slaven op de plantages, de kop in te drukken. Vijf jaren, van 1772 tot 1777, verbleef Stedman in de Nederlandse kolonie. Gedurende zijn verblijf hield hij nauwkeurig een dagboek bij. Dit dagboek vormt de basis van zijn in 1796 verschenen boek: “Narrative of a five years’ expedition against the revolted negroes of Surinam, in Guiana, on the wild coast of South America; from the year 1772, to 1777: elucidating the history of that country, and describing its productions”[….] London: J. Johnson & J. Edwards, 1796.

Dankzij zijn dagboek weten wij veel over het alledaagse leven in 18e eeuws Suriname. Zonder twijfel is ‘de Narrative’ het belangrijkste verslag van de plantagesamenleving in de nieuwe wereld. We leren over de manier waarop de kolonisten met elkaar omgingen en hoe slaven behandeld werden. Dit boek heeft samen met o.a. Candide van Voltaire er voor gezorgd dat het idee ontstond dat de behandeling van slaven in Suriname onmenselijker was dan die in omringende landen. In Stedman lezen we en zien voor het eerst hoe gruwelijk de straffen waren die slaven soms ten deel vielen.

Het boek sloeg in Europa in als een bom. Niet eerder werd door een ooggetuige op zo’n levendige en soms schokkende wijze het leven in Suriname beschreven. Het boek bevatte ook 80 prenten (o.a. door de beroemde William Blake). Er verschenen vertalingen in het Frans, Duits, Nederlands, Italiaans, Zweeds. Het boek werd vele malen herdrukt en bewerkt tot toneelstuk of roman. Stedmans ooggetuigenverslag is vooral een succes geworden door zijn relatie met de slavin Joanna.

In 1799 verscheen de eerste Nederlandse vertaling van de eerste Engelse editie in Amsterdam bij Johannes Allart (1754 Windesheim–1816 Den Haag) : Reize naar Surinamen, en door de binnenste gedeelten van Guiana; / door den capitain John Gabriël Stedman. ; met plaaten en kaarten. ; naar het Engelsch. John Gabriel Stedman (1744-1797). Amsterdam: Johannes Allart, 1799-1800.

Allart was rond 1800 een van de grootste en voornaamste uitgevers in Nederland. Hij was gevestigd op den Nieuwe Dyk byden Dam. In 1773 werd hij lid van het boekverkopersgilde te Amsterdam. Hij heeft naar verluidt een grote invloed gehad op tijd genoten en op zijn vak.

Ook in 1799 verscheen in Leiden Reize in de binnenlanden van Suriname. John Gabriël Stedman. Leyden : A. en J. Honkoop, 1799. Deze editie was vertaald uit de Duitse vertaling van Stedman. Uiteraard leidde dit tot ruzie tussen de Allert en de gebroeders Honkoops. Er was natuurlijke een enorme gretigheid om boeken uit te geven over zo’n onbekende nieuwe wereld. Indianen, negers, onbekende planten en dieren. Het boek van Stedman werd een enorm succes in heel Europa. Voor het kreeg men in Europa over de gruwelen van de slavernij in te lezen en te zien. En hierbij ging het niet alleen om een bastiaan en zweep zoals bij Pistorius.

Politiek Gevoelige Boeken : slavernij & emancipatie

Maar het uitgeven van boeken was niet altijd zonder gevaar. Vooral als het om politiek gevoelige onderwerpen ging. Voor de Surinaamse bibliotheek waren er natuurlijk verschillende gevoelige onderwerpen. Zo was Stedman zeer ontstemd toen hij voor het eerst zag wat de uitgever met zijn oorspronkelijk manuscript had gedaan. In een brief naar de broer van zijn Engelse vrouw schreef Stedman : « My book was printed full of lies and nonsens, without my knowledge…. I burnt two thousand vols and made them print it over again…. » De uitgever van de eerste Engelse editie Johnson had, buiten medeweten van Stedman, William Thompson (1746-1817) ingehuurd om de tekst te editen. Thompson was een afgestudeerd theoloog die zich had ontwikkeld tot een ‘man of letters’. Regel voor regel werd het manuscript herschreven. Van de zomer van 1795 tot begin 1796 was Stedman in onderhandeling met zijn uitgever over de tekst die hij in 1790 had ingeleverd en het uiteindelijke product van Thompson. Vanwege geldzorgen en gezondheidsproblemen stemde hij in met een ongelukkig compromis (Price : LV)

Afgezien van de vele stylistische aanpassingen waren er opvallende verschillen tussen Stedman’s oorspronkelijke manuscript en de uiteindelijke eerste editie uit 1796 waarop alle vertalingen gebaseerd waren. Vooral politiek gevoelige zaken zoals de kritiek die Stedman had op zijn meerderen in de krijgsdienst. Ook werden verschillende passages waarin ‘overgrown widows’ uit jaloezie hun slavinnen mishandelden verwijderd. Vooral de passages waarin de sexuele relaties tussen Europese mannen en Afrikaanse vrouwen waren beschreven, werden systematisch aangepakt. Zowel de frequency en de importantie van dergelijke relaties werden afgezwakt. In het manuscript schrijft hij over een overnachting bij Mr. Lolkens : « I f—ck one of his negro maids. » Dat wordt iets van:  ‘the rest of the adventure can afford little entertainment to the reader. »

Ook de diepe emotionele band met zijn geliefde Joanna werd systematisch afgezwakt en werden passages herschreven om de ongelijkheid van de posities die zij in de samenleving bekleden te benadrukken (Price LX). Stedmans visie op slavernij, de slavenhandel, sociale rechtvaardigheid en religieuze kwesties werden constant veranderd. Stedman was geen abolitionist maar bekritiseerde de onmenselijke behandeling van slaven en had in zekere opzicht liberale opvattingen. In de uiteindelijke 1796 editie werd systematisch een poging gedaan om er een soort van pro-slavernij ideologisch boek van te maken. Alle cultuur relativerende passages waarin de gemeenschappelijke humaniteit tussen Afrikanen en Europeanen werden aangepast. Ondanks dit alles heeft het verhaal van Stedman toch een behoorlijke rol gespeeld in de abolotionistische beweging. Daarom was zijn boek in Suriname niet geliefd.

Eduard Beyer, winkelier te Paramaribo, is een boekenvriend. Hij is de auteur van Suriname in deszelfs tegenwoordigen toestand. Door eenen inwoner aldaar. Amsterdam : C.G. Sulpke, 1823. Sulpke was gevestigd in de Kalverstraat bij de Enge Kapelsteeg no. 192 (tussen Rokin en Kalverstraat). In 1816 woonde Eduard Beyer (Beijer)  in Amsterdam. In 1817 heeft hij blijkens Gouvernementsresolutie 6313 een admissie-paspoort gekregen om Suriname te betreden. Kort daarvoor had hij tezamen met de Nederlander Abraham Vinkeles de eerste Nederlandse steendrukkerij opgericht in 1816. Vinkeles was de zoon van de bekende graveur en tekenaar Reinier Vinkeles. Zij drukten muziek, prenten en handelsdrukwerk. In 1817 werd de zaak overgenomen door de boekhandelaar en uitgever C.G. Sulpke. Logisch dat Beyers boek ook bij Sulpke verscheen. Mogelijk verkeerde het bedrijf in financiële problemen en had Beyer schulden. Dit kan een motief zijn geweest de wijk te nemen naar Paramaribo. In de Surinaamse almanak van 1828 staat dat hij winkelier was te Paramaribo.

Hij begint hij met een uiteenzetting over welke boeken je zou moeten lezen als je iets over de geschiedenis van Suriname of het reilen en zeilen zou willen weten. Hij noemt Hartsinck, Fermin en Blom. Van Stedman heeft hij geen hoge pet op. Hij noemt Stedmans Reize naar Suirname (1796) niet meer dan ‘een hutspot zijner liefdesgeschiedenis, krijgsavonturen en twisten met zijn kolonel Fourgeoud.’ Het meeste daarvan is schromelijk overdreven en een deel onwaar, zo stelt Beyer. Het is trouwens interessant om de vraag te stellen waarom Beyers boek in de Nederlandse vertaling, in hetzelfde jaar,  wordt uitgegeven zonder vermelding van de auteursnaam terwijl de Duitse versie wel naam en toenaam vermeld (Beyträge zur Kenntniss der gegenwärtigen Zustandes der Colonie Surinam. Von Eduard Beyer. Nürnberg : Johann Leonhard Schrag, 1823).

Er zijn natuurlijk veel boeken die invloed hebben gehad op politieke ontwikkelingen, zoals bijvoorbeeld de Emancipatie, de afschaffing van de slavernij in 1863. In 1796, hetzelfde jaar waarin Stedman voor het eerst in Engeland verscheen, werd De negers van de in Duitsland enorm populaire August von Kotzebue uitgebracht.

De Nederlandse vertaling van Die Negersklaven verscheen in 1796 bij Joannes Roelof Poster te Amsteldam (sic) (gevestigd bezijden de Beurs). Dit werk, vertaald door P.G. Witsen Geysbeek, gaat over een hardvochtige planter ten tonele die wordt afgezet tegen zijn goede broer. Kotzebue heeft zich gebaseerd op werk van Franse filosofen. In het voorwoord staat : « De schrijver schaamt zich niet te bekennen, dat hij, gedurende hij dit toneelspel schreef, duizend traanen vergoten heeft. Wanneer de traanen des aanschouwers zich met de zynen vermengen, dan is zijn moeite beloond. » Het is een aanklacht tegen de slavernij en niemand kan volgens Kotzebue door geboorte een slaaf zijn. Dit toneelstuk is dan ook nooit opgevoerd in Suriname. Ook vinden we het niet in de Catalogus der Surinaamsche Bibliotheek.

Er zijn ook in Nederland talloze toneelstukken maar ook romans en gedichten die kritisch stonden t.o.v. slavernij of de uitwassen daarvan. Een aantal voorbeelden:

Hassar of de negers van Edmond Willem van Dam van Isselt (1796-1860), verscheen in 1829 bij D.R. van Wermeskerken te Tiel. Dit gaat over de tragische geschiedenis van de prins Hassar die edelmoedig en opstandig is maar uiteindelijk gedood wordt door kogel uit een plantersgeweer.

Van Dam van Isselt was abolitionist en vond dat de negers wel degelijk open staan voor het christendom. Hoewel het verhaal in Jamaica wordt gesitueerd wilde de auteur wel degelijk met zijn gedicht aandacht vragen voor de slavenmisstanden in Suriname. In de ‘Aanteekeningen’ achterin waarin hij verwijst naar de afschuwelijke toestanden in Suriname.

Anna, Schaduwbeelden uit Suriname. Gebroeders Binger, Amsterdam 1858. Anna Adriana Everdina Henrietta AMPT (Nijmegen 1832 – Nijmegen 1885)  was geboren in Nijmegen. In 1858 verscheen haar gedicht  Schaduwbeelden uit Suriname. Zij was geinspireerd door Wolter Robert van Hoëvell, een abolitionist die zijn beroemde werk Slaven en vrijen onder de Nederlandsche wet, in 1855 bij Joh. Noman en Zoon (Zaltbommel) publiceerde.

In 1813 verscheen De geschiedenis van Simon Blaauwkool. C.G. Salzmann. Amsterdam: Johannes van der Hey, 1813. Van der Hey was boekverkooper op het ‘Rokkin’, by de beurs. Het boek werd gedrukt bij H. van Munster & zoon, op de Nieuwezijds Achterburgwal, no. 350.  Christian Gotthilf Salzmann (1744-1811) was een bekende Duitse pedagoog die veel opvoedkundige werken en romans op zijn naam heeft staan.

De geschiedenis van Simon Blaauwkool is één van zijn minder bekende romans. Maar daarom niet minder belangrijk. De Duitser Simon komt min of meer toevallig in Suriname terecht. Omdat hij groot en sterk is én omdat hij kan lezen en schrijven wordt hij door de plantage-eigenaar Jessen aangenomen als blankofficier. Op de plantage worden de slaven slecht behandeld. “Het zijn honden en kunnen alleen met de zweep beteugeld worden”, zegt Jessen. Simon Blaauwkool heeft hier hele andere gedachten over. Hij behandelt ze met respect en geeft ze af en toe een ‘mutsje rum’ en laat ze ook de ruimte op hun eigen kostgrondje te werken. De slaven dragen hem op handen en werken veel harder dan bij de andere opzichters. Dat zet natuurlijk kwaad bloed. Ze beramen een aanslag op Simon Blaauwkool. Maar de slaven krijgen lucht van deze plannen en redden zijn leven. De planter Jessen overlijdt en nu eisen de opzichters van de weduwe dat Blaauwkool de laan uit wordt gestuurd. De weduwe is eigenlijk zeer tevreden over hem maar is ook bang voor de wrede opzichters. Zij vraagt Simon ten huwelijk waardoor hij nu plantage-eigenaar is. Zo wordt het ‘humane’ regime voortgezet en mogen de slaven zelfs sparen om zich vrij te kopen en zich als vrije arbeider op de plantage te vestigen. Aan het eind van het verhaal, als zijn vrouw en dochter zijn overleden, keert Simon Blaauwkool terug naar Duitsland.

De auteur Salzmann is nooit in Suriname geweest. Toch heeft hij met zijn roman bijgedragen aan de beeldvorming in Europa (Nederland en Duitsland vooral) over de slavernij in Suriname. De behandeling van de slaven die Salzmann beschrijft is bijzonder slecht. Zo slechts zelfs dat de vertaler, de Nederlandse predikant Willem Ockerse (1760-1826), zich genoodzaakt voelt om in een voetnoot duidelijk te maken dat niet alle Hollandse planters zo zijn en dat de slechte reputatie niet alleen Hollandse planters geldt. De manier waarop de vertaler hier uit zijn, normaal gesproken toch anonieme, rol stapt is toch op zijn zachts gezegd opmerkelijk te noemen. Maar Salzmanns boeken werden in zeer brede kring gelezen. En na Oroonoko (Behn), Candide (Voltaire) en Stedman zou een ongenuanceerd negatief beeld van Salzmann van de behandeling van slaven in Suriname misschien net iets te veel zijn. In 1830 verscheen een 2e Nederlandse druk bij M. de Bleijker in Rotterdam.

Dit zijn slechts een aantal voorbeelden van boeken uit de Bibliotheca Surinamica die in het hartje van Amsterdam van de drukpersen rolden. Aan de ene kant was Amsterdam dus het centrum van de de koloniale mogendheid. Vele rijke plantage-eigenaren bouwden grote herenhuizen aan de Amsterdamse grachten met het vermogen dat zij mede vanwege de slavenhandel en slavernij in Suriname hadden verdiend. De Geoctroyeerde Sociëteit van Suriname had haar hoofdzetel in Amsterdam. Meer dan de helft van de ca. 100 directeuren woonden op de Herengracht tussen de Leidsegracht en de Amstel.

Gerrit Adriaensz. Berckheyde – De bocht van de Herengracht 

In de Republiek bestond er een betrekkelijk grote vrijheid voor uitgevers. Er bestond geen staatscensuur en ook de kerkelijke macht was niet in staat haar macht aan uitgevers op te leggen. Dit in tegenstelling tot omringende landen als Frankrijk, Engeland en Duitsland. De gilden hanteerden relatief soepele regels en lieten joden, vreemdelingen en vluchtelingen toe. Veel boeken die in dit vrije klimaat verschenen (waaronder ook boeken van uitgeweken Franse Hugenoten, joden of Duitse vluchtelingen) droegen bij aan het verspreiden van kennis over wat er in Suriname gebeurde; ook de onmenselijkheid van de slavernij. Boeken speelden een belangrijke rol in het Emancipatie-proces. Amsterdam stond bekend als stad van de vrijheid maar was tegelijkertijd de thuisbasis van veel plantage- en slaveneigenaren die juist de onvrijheid van Afrikanen in Suriname in stand hielden. Is er een vreemdere paradox denkbaar?

Carl Haarnack

Share this:

  • Email
  • Facebook
  • Twitter
  • Print

Like this:

Like Loading...

Maria Sibylla Merian (1647-1717)

13 Tuesday Dec 2011

Posted by Carl Haarnack in 17th century books, German books

≈ Comments Off on Maria Sibylla Merian (1647-1717)

Tags

flora & fauna, German, Illustrated Books, kunst

Maria Sibylla Merian (Frankfurt 1647 – Amsterdam 1717) vertrok in 1699 van Amsterdam naar Paramaribo. Merian wordt gezien als de belangrijkste en meest invloedrijke 17e eeuwse natuurhistorische tekenaar. Zonder twijfel is Merian ook de eerste kunstenaar die Suriname in cultureel opzicht op de wereldkaart heeft gezet. Vooraanstaande musea als het Rijksmuseum in Amsterdam, het Teylers in Haarlem maar ook het  British Museum in Londen bezitten kostbare werken van haar hand.

Daarnaast heeft bijvoorbeeld de Engelse koningin Elizabeth II  in haar Royal Library op Windsor Castle een grote collectie Merian. Maar ook de Russische tsaar Peter de Grote kocht in 1717 een verzameling aquarellen op perkament en kopergravures ter waarde van drieduizend gulden.

Merian werd geboren in een Duitse kunstenaarsfamilie van schilders, etsers en drukkers. Toen Merians vader overleed hertrouwde haar moeder met de Nederlandse schilder Jacob Marrel. Van hem leerde zij tekenen en schilderen. Tussen 1675 en 1680 verschenen van haar hand drie bloemenboeken. In 1684 vertrok zij met haar moeder en twee dochters naar Wieuwerd (Friesland) en sloot zich aan bij de Labadisten. Deze Labadisten vormden een sekte opgericht door Jean de Labadie. In 1699 vertrok Merian vanuit Amsterdam, 52 jaar oud, met haar dochter naar Paramaribo. Zij verbleef daar twee jaar, die zij grotendeels besteedde aan het bestuderen van planten en dieren (vooral rupsen en vlinders). Zij was van plan langer te blijven maar het klimaat speelde haar parten. Vóór Merian was in 1684 al een groep Labadisten naar Suriname vertrokken om daar hun geloof te verkondigen. Gouverneur Van Aerssen van Sommelsdijk sympathiseerde met hen omdat zijn zusters tot de sekte behoorden. Door aanvallen van ‘indianen’, het uitbreken van ziekten en vooral het zware werk is deze kolonisatiepoging geen lang leven beschoren geweest. Veel labadisten stierven in Suriname, anderen verlieten spoedig de kolonie.

In 1705 verscheen haar majestueuze boek Metamorphosis Insectorum Surinamensium in het Latijn (en later ook in het Nederlands: Verandering der Surinaamse Insecten). In dit prachtige boek (het mooiste en kostbaarste uit de Bibliotheca Surinamica ) liet zij afbeeldingen zien van planten en dieren die men in Europa nog nooit onder ogen had gekregen; bananen, cashew, pepers, markusa, vlinders en reptielen. Merian woonde in de Kerkstraat in Amsterdam, tussen de Spiegelstraat en de Leidsestraat. Zij overleed in 1717 in Amsterdam waar zij in totaal zo’n 25 jaar had gewoond.

 Histoire générale des insectes de Surinam et de toute l’Europe. Troisieme édition, revue, corrigée, & considerablement augmentée par M. Buchoz. Tome troisieme: Des plantes bulbeueses, liliacées, caryophyllées. Mit 69 kolorierten Kupfertafeln. Paris, Desnos, 1771. Titel, 69 Seiten, Tafeln. Groß-Folio (50 x 33 cm). Halbleinwandband des 19. Jahrhunderts Die dekorativen Blumentafeln meist mit mehreren Darstellungen, darunter Tulpen, Nelken, Narzissen, Krokus, Alpenveilchen, Iris etc. und nur teilweise mit Abbildungen von Insekten und Schmetterlingen.

verder lezen:

  • Chrysalis: Maria Sibylla Merian and the Secrets of Metamorphosis. Kim Todd. Hardcover. Annotated. Houghton Mifflin Harcourt, 2007. ISBN-13: 9780151011087 / ISBN: 0151011087
  • Maria Sibylla Merian & dochters. Vrouwenlevens tussen kunst en wetenschap.
    Ella Reitsma. Zwolle: Waanders, 2008

Share this:

  • Email
  • Facebook
  • Twitter
  • Print

Like this:

Like Loading...
← Older posts
logo

Enter your email address to subscribe to this blog and receive notifications of new posts by email.

Join 945 other subscribers

Recent

  • Tooneel des oorlogs. Lambert van den Bos (1675)
  • Kolonisatie van de Portugeesch Joodsche Natie in Suriname. Fred. Oudschans Dentz (1927)
  • Afrikanische Relikte und Indianische Entlehnungen in der Kultur der Buschneger Surinams. Lindblom (1924).
  • Nieu-Nederland versus Guajana. Otto Keye (1659/1672)
  •  Schaduwbeelden uit Suriname. Anna Ampt (1858).
  • Le Mercure historique (1750)
  • De Commandant van de Negerjagers. J.H. van Balen (1890)
  • Stedmans ´Narrative´ in de Buku collectie
  • Surinaamsche mengelpoëzy. P.F. Roos (1804)
  • Kleines Magazin von Reisen. J.G. Stedman (1800)
  • Beschrijving van Suriname. Van Sijpesteijn (1854)
  • Tagebuch einer Reise durch Holland und England. Sophie von La Roche (1788)

Koloniale Wereld Tentoonstelling Amsterdam (1883)

Wilhelmina van Eede

Categories

  • 17th century books
  • 18th century books
  • 19th century books
  • 20th century books
  • Bibliotheca Surinamica
  • Children's Books
  • Dutch books
  • English books
  • French books
  • Genealogie
  • German books
  • Indian diaspora
  • Italian books
  • Latin books
  • Law
  • medical
  • Parbode
  • Sranan Tongo Books

Paginas

  • Postcards from Suriname
    • Black in postcards
  • Albert Helman
  • Antiquariaat Buku
  • Bibliotheca Surinamica
    • Buku logo
    • Onzichtbaar erfgoed
    • OSO, tijdschrift voor Surinamistiek
  • Brand in Paramaribo
  • Chinezen in Suriname
  • De negerhut
    • Illustraties in vroege edities van Oom Tom
    • Oom Tom in andere talen
  • Duitsers in Suriname
  • Ebony in Suriname
  • Edgar Cairo
  • Een begrafenis
  • Ellen Ombre
  • Galerie Buku
  • Indianen in Suriname
    • In de schaduw van de tijger
  • Indiase diaspora
  • Joanna & Stedman
  • Joden in Suriname
    • David Nassy’s “Furlough” and the Slave Mattheus
  • Klassieke muziek
  • Les Habitants de Suriname
    • Les Indiens
    • Les Négres de Bois
    • Les Négres Sédentaires
  • Natalie Zemon Davis
    • Judges, Masters, Diviners: Slaves’ Experience of Criminal Justice in Colonial Suriname
    • Origins and uses of the creole languages in 18th century Suriname
  • Silvia de Groot
  • Slaven aan het woord
  • Slavernij Verbeeld
  • Stereotype kinderboeken
  • Surinaamsche Mengel-poëzy
    • Annette de Vries
  • Suriname in Wolfenbüttel
  • Surinamica verzamelen
  • Swart in Nederland
  • Voedsel
  • Vrouwen van Suriname
  • Welkom bij Buku
  • Wilhelmus Dortants (1855-1906)
  • Winti

buku

abolitionism Add new tag artsenij binnenland boeroes British Guiana democratie Duits Dutch EBG English expedities feest fiction flora & fauna Frans Guyana French genealogie German geschiedenis handel hindu hugenoten Illustrated Books india Indianen jews Judaica jurisdiction katholieken kinderboek Koloniale Staten koloniale tentoonstelling kolonisatie kunst Language manumissie maps marrons medical muziek Onderwijs photos plantages poetry politiek reizen religie religion Slavery Stedman stedmania theater tijdschriften travel West-Indies
  • German books

Blog at WordPress.com.

  • Follow Following
    • Buku - Bibliotheca Surinamica
    • Join 945 other followers
    • Already have a WordPress.com account? Log in now.
    • Buku - Bibliotheca Surinamica
    • Customize
    • Follow Following
    • Sign up
    • Log in
    • Report this content
    • View site in Reader
    • Manage subscriptions
    • Collapse this bar
 

Loading Comments...
 

    %d bloggers like this: