• Postcards from Suriname
    • Black in postcards
  • Albert Helman
  • Antiquariaat Buku
  • Chinezen in Suriname
  • De negerhut
    • Illustraties in vroege edities van Oom Tom
    • Oom Tom in andere talen
  • Duitsers in Suriname
  • Ebony in Suriname
  • Edgar Cairo
  • Een begrafenis
  • Ellen Ombre
  • Galerie Buku
  • Indiase diaspora
  • Joanna & Stedman
  • Joden in Suriname
    • David Nassy’s “Furlough” and the Slave Mattheus
  • Klassieke muziek
  • Les Habitants de Suriname
    • Les Indiens
    • Les Négres de Bois
    • Les Négres Sédentaires
  • Natalie Zemon Davis
    • Judges, Masters, Diviners: Slaves’ Experience of Criminal Justice in Colonial Suriname
    • Origins and uses of the creole languages in 18th century Suriname
  • Silvia de Groot
  • Slaven aan het woord
  • Slavernij Verbeeld
  • Stereotype kinderboeken
  • Surinaamsche Mengel-poëzy
    • Annette de Vries
  • Suriname in Wolfenbüttel
  • Surinamica verzamelen
  • Swart in Nederland
  • Voedsel
  • Vrouwen van Suriname
  • Welkom bij Buku
  • Wilhelmus Dortants (1855-1906)
  • Winti
  • Bibliotheca Surinamica
    • Buku logo
    • Onzichtbaar erfgoed
    • OSO, tijdschrift voor Surinamistiek
  • Brand in Paramaribo
  • Indianen in Suriname
    • In de schaduw van de tijger

Buku – Bibliotheca Surinamica

~ Library, archives & wunderkammer

Buku – Bibliotheca Surinamica

Category Archives: 18th century books

Surinaamsche mengelpoëzy. P.F. Roos (1804)

08 Monday Aug 2022

Posted by Carl Haarnack in 18th century books, 19th century books, Bibliotheca Surinamica, Dutch books

≈ Comments Off on Surinaamsche mengelpoëzy. P.F. Roos (1804)

Tags

Dutch, poetry

Surinaamsche mengelpoëzy. Paul François Roos. H. Gartman en P.J. Uylenbroek, Amsterdam 1804

Verschillende wetenschappers hebben benadrukt dat de Verlichting aan Suriname voorbij is gegaan. In de achttiende eeuw leken de Nederlandse kolonisten slechts in één ding geïnteresseerd: zo snel mogelijk zo veel mogelijk geld verdienen en terugkeren naar Nederland. Deze zg. ‘animus revertendi’ betekende dat de rijkdommen die in Suriname vergaard werden daar niet werden geïnvesteerd en dat de aandacht voor maatschappelijke- en ethische kwesties en het culturele leven in de kolonie minimaal was. Er waren natuurlijk uitzonderingen. Zo schreven verschillende planters gedichten. Enkelen daar van publiceerden hun gedichten. Eén daarvan was Paul François Roos (1751-1805). Hij werd geboren in Amsterdam en vertrok op 18-jarige leeftijd naar Suriname. Daar begon hij als opzichter (blankofficier) op een plantage aan de Motkreek en werkte op verschillende andere plantages in het Commewijnegebied, zoals plantage De Jonge Byekorf waar hij directeur werd.

Buku Bibliotheca Surinamica plank met twee titels van P.F. Roos

Echt rijk kon je in Suriname worden als administrateur van plantages. Administrateurs verdienden soms wel 10% van de opbrengst van de plantages die zij onder beheer hadden. Roos reisde nog tweemaal naar Amsterdam maar bleef tot zijn dood in 1805 Suriname wonen. Daarmee is hij niet zo maar een passant in Suriname. Hij leefde tweemaal zo lang in Suriname als hij in Amsterdam had gewoond. Daarmee behoort hij tot de eerste auteurs die tot de Surinaamse literatuur gerekend kunnen worden.

Roos trad in het huwelijk met Johanna Seonnet. Het huwelijk bleef kinderloos. Wel verwekte Roos twee kinderen bij zijn ‘Zwarte Venus’, de slavin Prinses, die hij de namen Paulina en François meegaf. Recentelijk werd in het stadsarchief van Amsterdam het testament van Roos gevonden. Hierin had Roos vastgelegd dat maar liefst 16 van zijn slaven de vrijheid moesten krijgen plus een flinke som geld. Zijn ´futuboi´ Cicero werd ook via het testament gemanimuteerd, hij kreeg maar liefst fl 1000,– mee  (een vermogen voor die tijd) en het gouden horloge en het degen van Roos. Ook weten we dankzij het testament dat Cicero was gebrandmerkt met de letters R.R. Juist over Cicero schrijft Roos een gedicht: Myn negerjongen Cicero. In dit gedicht laat Roos Cicero ‘zelf’ aan het woord. Dat maakt het tot één van de interessantste gedichten uit de Surinaamse literatuur.

Fragment van gedicht Mijn Negerjongen Cicero

Natuurlijk idealiseert Roos het leven op de Surinaamse plantages in sterke mate. Het is belangrijk voor ogen te houden dat Roos ons geen waarheidsgetrouw beeld van de samenleving toen probeerde voor te schotelen. Hij streefde naar een goede behandeling van zijn slaven maar hij was natuurlijk geen voorstander van de afschaffing van de slavernij.

In 1802 publiceerde Paul François Roos een boek met zijn gedichten Surinaamsche Mengelpoëzy. Vreemd genoeg is er in geen enkele bibliotheek een exemplaar van deze editie te vinden. In 1804 verscheen er een tweede editie die qua inhoud vrijwel identiek is aan die van 1802. Deze tweede editie vinden bij zo’n 17 universiteitsbibliotheken in Nederland, Aruba, Engeland en de VS én in verschillende particuliere collecties in Suriname, Nederland, België en Spanje. Alle exemplaren die ik in de afgelopen dertig jaar heb gezien zijn allemaal gebonden dik kalfsleren banden.

Een Surinaamse plantage

In deze rubriek hebben we helaas niet genoeg ruimte om de gedichten inhoudelijk te bespreken. Wie de gedichten van Roos wil lezen kan terug bij de Digitale Bibliotheek Nederland: www.dbnl.nl Over Surinaamsche Mengelpoëzy is aardig wat secundaire literatuur verschenen. Zo schreef Bert Paasman o.a. Hoe zoet is dan ‘t plantaadjeleven. Surinaamse literatuur en koloniale samenleving te lezen op: www.bukubooks.wordpress.com/roos/

Kortgeleden werd aan de Buku Bibliotheca Surinamica collectie een bundel gedichten van Roos toegevoegd die meer dan twintig jaar eerder werden gepubliceerd: Eerstelingen van Surinaamsche mengelpoëzy. Paul Francois Roos. Amsterdam: by Hendrick Gartman, 1783. Deze bundel werd opgedragen aan de gouverneur van Suriname, Bernard Texier, Daniël Sebille en Gerard Roos. Hij behoort tot de extreem zeldzame titels uit de Surinaamse bibliotheek.

Carl Haarnack

verder lezen:

Surinaamsche Mengel-poëzy

Share this:

  • Email
  • Facebook
  • Twitter
  • Print

Like this:

Like Loading...

Kleines Magazin von Reisen. J.G. Stedman (1800)

31 Sunday Jul 2022

Posted by Carl Haarnack in 18th century books, 19th century books, Children's Books, German books

≈ Comments Off on Kleines Magazin von Reisen. J.G. Stedman (1800)

Tags

Duits, German, Illustrated Books, plantages, Slavery

Kleines Magazin von Reisen zur angenehmenund belehrenden Unterhaltung der Jugend nach den neuesten deutschen und ausländischen Originalwerken. Erstes Bändchen mit V Kupfertafeln. Berlin: Oehmigke dem jüngern, 1800.

Eén van de oudste kinderboeken waarin Suriname centraal staat is waarschijnlijk deze bewerking van de Narrative van John Gabriël Stedman (1796): Kleines Magazin von Reisen. Deze vroege Duitse tekst is een bewerking van Christian Schulz, een natuurkundige en schrijver die afkomstig was uit Hamburg. Het voorwoord werd al in 1799 geschreven maar het boek verscheen in 1800 bij Willem Oehmigke der Jüngere. Oehmigke was boekhandelaar en uitgever in Berlijn.

Titelpagina Kleines Magazin (1800)

In het voorwoord schrijft Schulz dat hij de ´lieve jonge lezer´ door vreemde landen wil voeren en kennis wil laten maken met oorden die, met het oog op de geschiedenis, de activiteiten die daar ontplooid worden, de producten die er verbouwd worden, voor jullie nieuwsgierigheid veel te bieden heeft. Eerst wordt uitvoerig de ligging van Suriname beschreven. Veel ruimte geeft de auteur aan beschrijving van de natuur: deze lezer maakt kennis alle mogelijke dieren, vruchten en planten. Ook de vroegste geschiedenis en de ´ontdekking´ van de Nieuwe Wereld door Bascos Nunez, Columbus en Ojeda en de verovering door de Zeeuwen in 1667. Paramaribo heette toen kortstondig Nieuw-Middelburg. Ook het vredesakkoord dat gouverneur met Mauricius sloot met de leider van de marrons, kapitein Adu, ontbreekt niet. Andere marronleiders zoals ZamZam en Boston worden uitvoerig besproken. Niets is onderhoudender en leerzamer dan geschiedenis volgens Schulz.

De Europese bevolking kleedt zich in de mooiste zijden stoffen en dragen diamanten, goud en zilver. Het diner wordt geserveerd op porseleinen of zilveren schalen van de fijnste makelij. De zucht om alle pracht en praal te etaleren grenst aan spilzucht. Dat komt vooral tot uiting in het aantal slaven dat men in de huishouding heeft. Soms vindt men wel twintig tot dertig slaven bij één familie. Witte bedienden, zo schrijft Schulz, vindt men in de kolonie hoogstzelden. Aan de beschrijving van het leven van de planters worden vijf pagina’s besteed. Over de slavenbevolking wordt ook één en ander medegedeeld. Zo schrijft de auteur dat de slavinnen nauwelijks pijn bij de geboorte van hun kind kennen. Zo verrichten zij tot vlak voor de bevalling zware arbeid op het veld. Uiteraard is alle informatie in het boek ontleend aan Stedmans verhaal over zijn vijfjarig verblijf in Suriname. Toch heeft Schulz de keuzes gemaakt waarover hij wel en waarover hij niet schrijft. Van de meer dan 800 pagina’s die Stedman volschreef heeft hij gecomprimeerd tot slechts 180 pagina’s.

Joanna uit de Italiaanse editie van Stedman (1818)

Opvallend is bijvoorbeeld dat er met geen woord wordt gerept over de relatie tussen Stedman en Joanna. Het succes van Stedmans Narrative is toch voor minstens de helft toe te schrijven aan dit ‘liefdesverhaal’?  Schulz heeft in zijn voorwoord wel alvast gemeld dat hij zaken die betrekking hebben op gevoelige en morele kwesties buiten beschouwing heeft gelaten. Zulke zaken horen kinderen volgens hem liever uit de mond van hun vader of leraar (dus niet de moeder!).

Er bestaan twee identieke publicaties van deze Stedmanbewerking, alleen de titelpagina is anders. De andere editie  verscheen in hetzelfde jaar met de titel: Stedmann’s Reisen in Surinam für die Jugend bearbeitet (Berlin, in der Schüppelschen Buchhandlung). Beide uitgaven zijn uitermate zeldzaam (vele malen zeldzamer dan de eerste Engelse editie uit 1796). Het boek is in Nederland is alleen bij de Bijzondere Collecties van de Universiteit van Amsterdam (thans Allard Pierson) en in de collectie van Naturalis in Leiden én in drie particuliere collecties (de Buku Bibliotheca Surinamica collectie bezit beide exemplaren). Jaren geleden bood een Utrechts antiquariaat een exemplaar aan voor  maar liefst €1200,–. De kans dat u voor de eigen collectie een exemplaar vindt is niet heel groot; op dit moment is er wereldwijd niet één exemplaar te koop.

Carl Haarnack

zie ook:

https://bukubooks.wordpress.com/2011/03/29/new/

https://bukubooks.wordpress.com/2009/10/07/stedmanns-reisen-in-surinam-fur-die-jugend-bearbeitet/

titelpagina en frontispiece Kleines Magazin (1800)

Share this:

  • Email
  • Facebook
  • Twitter
  • Print

Like this:

Like Loading...

Tagebuch einer Reise durch Holland und England. Sophie von La Roche (1788)

12 Sunday Jun 2022

Posted by Carl Haarnack in 18th century books, German books

≈ Comments Off on Tagebuch einer Reise durch Holland und England. Sophie von La Roche (1788)

Tags

Duits, Dutch, German, plantages, Slavery, travel

Tagebuch einer Reise durch Holland und England. Von Sophie von La Roche. Offenbach am Main: bei Ulrich Weiss und Carl Ludwig Brede, 1788.

In deze rubriek schrijven we doorgaans over boeken die Suriname als centrale thema hebben. Vaak betreft het reisverhalen van Europeanen die het land voor kortere of langere tijd bezocht hebben in de 18e of 19e eeuw. Niet altijd betekent het feit dat mensen ooggetuige zijn geweest dat zij daardoor ook direct betrouwbare bronnen vormen waarop wij ons oordeel over de geschiedenis kunnen baseren. Deze keer wil ik graag een boek onder de aandacht brengen dat geschreven is door iemand die  nóóit in Suriname is geweest.

Sophie von La Roche

Marie Sophie von La Roche (1730–1807) schreef vele romans, reisverhalen en memoires. Haar belangrijkste boek was Die Geschichte des Fräuleins von Sternheim (1771), de eerste roman door een vrouw geschreven in het Duits. Met dit debuut werd Von La Roche in één klap beroemd. Daarna volgden nog acht herdrukken en vertalingen in o.m. het Engels en Frans. Zij wordt beschouwd als de eerste vrouw die dankzij haar pen financieel onafhankelijk was. Ze had tevens een intellectuele relatie met Johann Wolfgang von Goethe en was verloofd met Christoph Martin Wieland. Wat La Roche bijzonder maakte is dat zij, in tegenstelling tot haar sexe-genoten, dankzij haar schrijverstalenten vrijelijk door Europa kon reizen. Dankzij haar reisverhalen konden vrouwen de wereld door de ogen van een andere vrouw bekijken.

Tagebuch einer Reise durch Holland und England (1788) is het verslag van een reis die Von La Roche door Nederland en Engeland maakt. Op haar reis komt zij in aanraking met producten uit de kolonie Suriname. Naast koffie en suiker ziet ze ook tropische vruchten uit West-Indië zoals bijvoorbeeld de ananas. In Nijmegen ontmoet zij een officier die sprak over zijn verblijf op de eilanden en in Suriname. Maar net als hij wilde vertellen over de gevechten met de oorspronkelijke inwoners en over het gevaar van de jungle worden ze afgeleid.

Sophie van La Roche ontmoet nog iemand anders die haar iets over Suriname kan vertellen. Dit keer is het een 28-jarige vrouw die zelf in Suriname opgegroeid was. Deze vertelt haar over de suiker-, koffie- en citrusplantages. De ananassen zijn daar net zo normaal waren als bosbessen in Duitsland, zegt zij. Degenen die van het  Europese brood houden moeten geduldig zijn want het meel moest uit Europa geïmporteerd worden waardoor het brood vooral duur was.

Titelpagina Tagebuch einer Reise (2e druk, collectie Buku Bibliotheca Surinamica)

Sophie von La Roche vraagt haar naar het wel en wee van de slaven en hoe zij daar behandeld worden. Het antwoord van de Surinaamse informante loog er niet om: “De Nederlanders behandelen hun slaven onmenselijk, de Fransen zijn liefdevol en de Engelsen edelmoedig tegen deze arme schepsels”. Zo’n uitspraak maakt ons natuurlijk nieuwsgierig naar de nationaliteit van deze dame. Zou een Nederlandse zo kritisch zijn over haar landgenoten? Dankzij haar leren we het één en ander over Suriname en haar bevolking. Zo vertelt zij dat de gewone voeding van de slavenbevolking manioc of cassave is. Dit gewas komt in Oost- en Westindie veel voor. De wortels worden geraspt en het sap, dat giftig is, wordt uitgeperst. Het schaafsel wordt gedroogd en daarvan wordt brood en veevoeder gemaakt. Daarnaast krijgen de ‘negers’ in Suriname ook elke drie maanden een beetje spek, gedroogd vlees, gedroogde vis en brandewijn. Maar de slechte behandeling, zo sprak zij verder, is er de oorzaak van dat de strijd tegen de marrons of ‘vrije negers’ zo afschuwelijk verloopt want deze laatsten nemen wraak op de Europeanen vanwege het onrecht dat hun landgenoten van hen moesten dulden. De marrons kennen goed de weg in de moerrassen terwijl de Europeanen er verdwalen er in wegzinken. In de jungle groeien grote hoeveelheden wilde Aloë waarvan de scherpe randen de voeten kunnen open rijten. De Europeanen werden door het lot of simpelweg door geldzucht naar de tropen gelokt. Vanwege de droge hitte met de snel afwisselende regenbuien wordt het merendeel van de Europeanen door de hevige koortsen de dood in gejaagd. En alsof dat nog niet genoeg is leeft er ook een dunne worm die via de voeten het lichaam binnendringt. Het is praktisch onmogelijk die weer kwijt te raken met als gevolg dat men zijn been verliest of zijn leven. De marrons hebben zich beter aan de natuur aangepast en weten bijvoorbeeld ook hoe zij slangen kunnen doden en deze tot een smaakvolle maaltijd weten te bereiden.

Carl Haarnack

Share this:

  • Email
  • Facebook
  • Twitter
  • Print

Like this:

Like Loading...

Mission in Bambey, Suriname (ca. 1795)

22 Sunday May 2022

Posted by Carl Haarnack in 18th century books, English books

≈ Comments Off on Mission in Bambey, Suriname (ca. 1795)

Tags

marrons, religie, Slavery, travel, West-Indies

Extract of a Diary of the Mission among the Free Negroes living at Bambey on the River Sarameca in Suriname, in South America. Anonymous. Ca. 1795.

In de Buku Bibliotheca Surinamica collectie bevindt een document zich een laat 18e eeuws document met de titel Extract of a Diary of the Mission among the Free Negros living ar Bambey on the River Sarameca in Suriname… Deze tekst beslaat slechts zeven pagina’s (genummerd p.  231- p. 238) maar is toch bijzonder interessant om hier te bespreken. Op de eerste pagina wordt uitgelegd wie deze ‘Free Negroes’ zijn. De auteur stelt dat dit de nazaten zijn van slaven die plantages zijn ontvlucht. Zij hebben zich gevestigd in de ontoegankelijke bossen in de binnenlanden van Suriname. Van daaruit vallen ze de plantages aan en plunderen die op grote schaal. Uiteindelijk sloot het koloniaal in 1760 vrede met de marrons en hun ‘Granmans’. De wens werd daarbij geuit dat de Evangelische Broedergemeente zendelingen zouden sturen. In 1765 begon de eerste missie onder de marrons. Vanwege de moeilijke leefomstandigheden, waaronder het klimaat, lieten verschillende missionarissen snel na aankomst het leven.

Missionarissen en marrons (Johann Andreas Riemer; Missions-Reise nach Surinam und Barbice (1801). Collectie Buku Bibliotheca Surinamica.

Deze tekst geeft ons een inzicht in de omstandigheden waaronder de missionarissen hun werk moesten doen. Ook krijgen we een beeld hoe de voorheen opgejaagde marrons nu een nieuwe manier moesten vinden om zich tot de Europeanen te verhouden. In de eerste plaats waren veel marrons afkerig van het christelijk geloof. Natuurlijk was er ook het nodige wantrouwen jegens het koloniaal bestuur. Hoe kon men de Nederlandse bestuurders, die nog steeds het wrede systeem van slavernij in stand hielden, vertrouwen? De koloniale elite, die decennia lang het preken en dopen onder de marrons verboden had, gebruikte dezelfde missionarissen nu als een soort van buffer tussen de marrons en de planters.

In dit ‘dagboek’ komen we ook een bekende marronleider tegen die ook in de geschiedenisboeken genoemd wordt: Arabini. Op 2 februari 1792 vertrok John Arabini om zijn ambt als hoofdkapitein van de ‘free negroes’ neer te leggen. Arabini vond zijn taak als hoofdkapitein heel zwaar. Zijn ondergeschikte kapiteins hadden altijd onderling ruzie of met het koloniaal bestuur. In zijn pogingen iedereen met elkaar te verzoenen had hij het vertrouwen van iedereen verloren.

Extract of a Diary (collectie: Buku Bibliotheca Surinamica)

Op 19 februari probeerde de schoonmoeder van Christiaan te verhinderen dat haar dochter de kerk (van de missionarissen) zou bezoeken. Het zou haar dood betekenen. Christiaan antwoorde haar: “Moeder, mijn vrouw is geen kind meer. Ik heb vijf kinderen met haar en zij kent het verschil tussen goed en kwaad. Je begaat een grote zonde als je haar van het levenspad afhoudt…… God zegt: Hij die meer van zijn vader of moeder houdt, is mij niet waard”.

De missionarissen maakten vanuit Bambey per boot trips naar andere verafgelegen marrondorpen. Zo meldde Broeder Randt dat hij op 2 maart  een trip maakte naar de hoger gelegen delen van het binnenland.  De eerste nacht bracht hij door in het onderkomen van zijn bootsmannen bij de zg. ‘Domine-negers’. Hier woonde Simon, één van de gemeenteleden, met zijn vrouw die ongedoopt was. Zij kozen er bewust voor om op afstand te wonen van de missiepost. Randt slaagt er in voor een grote groep marrons te prediken. De bootsmannen schoten een haas en een buffel. Een priester, die de vader van één van de bootsmannen was, nam het vlees en bracht een offer aan de goden: “Hier is het hoofd van het beest dat we geschoten hebben, ik bied het eerst aan U aan….. Ziet u het? Hoort u mij? Zorg er dan voor dat onze jagers meer succes hebben bij hun jacht. Laat geen enkel beest of prooi hun honden doden”. Zodra de priester klaar was met zijn ritueel tastten de mensen toe begonnen het vlees te eten. De botten lieten ze achter voor de goden maar deze werden snel door de honden weggegrist.

Carl Haarnack

verder lezen:

Missions-Reise nach Suriname und Barbice zu einer am Surinamflusse im dritte Grad der Linie wohenden Freinegernation, nebst einigen Bemerkungen über die Missionsanstalten der Brüderunität zu Paranaribo. Johann Andreas Riemer.  Zittau: 1801. https://bukubooks.wordpress.com/2016/05/21/riemer-2/

Nachricht von Suriname und seine Einwohnern. Christlieb Quandt. Görlitz, 1807.
https://bukubooks.wordpress.com/2013/10/05/quandt/

Cover van Extract of Diary (1795)

Share this:

  • Email
  • Facebook
  • Twitter
  • Print

Like this:

Like Loading...

Surinam und seine Bewohner. J.D. Kunitz (1805)

19 Sunday Sep 2021

Posted by Carl Haarnack in 18th century books, 19th century books, German books

≈ Comments Off on Surinam und seine Bewohner. J.D. Kunitz (1805)

Tags

Duits, German, plantages, Slavery

Surinam und seine Bewohner oder Nachrichten über die geographischen, physischen, statistischen, moralischen und politischen Verhältnisse dieser Insel während eines zwanzigjährigen Aufenthalts daselbst, gesammelt.  J.D. Kunitz. Erfurt, Beyer un Maring, 1805.

Wie deze rubriek al langer volgt weet dat we een speciale belangstelling hebben voor Duitse reisbeschrijvingen over Suriname. Duitsers die een lange tijd in Suriname hadden doorgebracht en, na terugkeer in Duitsland, hun memoires op papier zetten, schreven vaak veel openlijker en directer over hun ervaringen in deze Nederlandse kolonie. Zij hadden in Duitsland minder last van een overheid die liever niet had dat er teveel uit de school geklapt werd over wat er in Suriname gebeurde. Zeker niet waar het ging om slavernij of de seksuele relaties tussen Europese mannen en vrouwen die in slavernij leefden.

Gezicht op veld met suikerriet plantage Visserszorg
Jacob Marius Adriaan Martini van Geffen (1859). Collectie Rijksmuseum.

Kunitz verbleef twintig jaar in Suriname. In deze periode namen de overvallen op plantages door van de plantages weggevluchte slaven, marrons, in aantal maar ook in hevigheid toe. John Gabriel Stedman zou in 1773 onder leiding van kolonel Fourgeoud in Suriname arriveren. Ook Kunitz kwam als soldaat naar Suriname om jacht te maken op marrons. In 1774 was hij secretaris op de suikerplantage Slootwijk. De toenmalige directeur heette Schmidt. Kunitz omschreef hem als een heftige, eigenzinnige, trotse, wellustige en tyrannieke man. Deze directeur had, zo schrijft Kunitz, een haat tegen een zwarte familie ontwikkeld, waarom wist hij niet. Hij behandelde ieder lid van deze familie op de meest schandelijke manier. Het beeld dat we in Duitse literatuur vaker tegen komen van de goede zachtaardige ‘meester’ wordt door dit relaas ruw verstoord. Later vond hij een betrekking op de koffieplantage La Bonheur aan de Commewijnerivier. Zijn carriére verliep voorspoedig want al snel heeft hij zich opgewerkt tot directeur van plantage Fauquemberg en Knoppomombo (ook wel Knopomonbo or Knopomoribo).

Kunitz schrijft uitvoerig over het land, de architectuur en de verschillende volkeren in Suriname en hun gebruiken en levenswijzen. Hij veroordeelt de slavernij niet (er is nauwelijks een kritische noot als het gaat om de behandeling van slaven). Directeuren van plantages waren niet alleen ooggetuigen van de behandeling van slaven en hun manier van leven, maar ook rechtstreeks betrokken bij het vormgeven van die omstandigheden. Kunitz rechtvaardigt de bestraffing van slaven en verwijst naar de wetten van de land alsof zijn rol beperkt is tot het naleven van deze wetten: “Als een mannelijke of vrouwelijke slaaf een misdrijf heeft gepleegd, wordt hij of zij uitgekleed naakt en vastgebonden met een touw en naar twee negers gebracht die zijn voorzien van zwepen. Hij of zij krijgt 80 zweepslagen, in lijn met de wetten van het land. Het komt regelmatig voor dat slaven, vooral Cormantijn negers zelfmoord plegen door hun tong af te bijten, of als ze hun straf hebben overleefd, op een andere manier hun leven beëindigen.”

Titelblad Surinam und seine Bewhoner (1805)

Kunitz is als ooggetuige natuurlijk een bijzonder interessante bron om iets te weten te komen over het. Zijn rol als plantagedirecteur dwingt ons om zijn visie op het instituut slavernij kritisch te bekijken. Onze plantagedirecteur heeft ook praktische tips voor collega-directeuren. Zo schrijft hij dat slaven met zingen de tijd proberen te doden en het werk te verlichten. Hij is klaarblijkelijk geen groot bewonderaar van het gezang want hij adviseert om de gebouwen waar de suiker wordt geproduceerd niet te dicht bij de woonhuizen te plaatsen. Dit vanwege de overlast die het zingen te weeg brengt.

In de zomer van 1788 vertrok Kunitz weer naar Duitsland. In de krant plaatste hij een advertentie, zoals te doen gebruikelijk bij vertrek uit de kolonie, waarin hij mensen opriep die hem nog geld schuldig waren om die te komen voldoen en voor degenen die nog geld van hem te goed hadden om het geld af te halen. Zij moesten zich melden bij het huis van J.G. Fellmann. Zijn boekt wordt pas in 1805 gepubliceerd. In Nederlandse bibliotheken vinden we slechts vijf exemplaren. Bij particuliere verzamelaars zijn mij slechts twee exemplaren bekend.

Carl Haarnack

volg ons nu ook op instagram:

https://www.instagram.com/buku_surinamica/

Share this:

  • Email
  • Facebook
  • Twitter
  • Print

Like this:

Like Loading...

Korte en Zakelyke Beschryvinge van de Colonie van Zuriname. Thomas Pistorius (1763)

06 Sunday Jun 2021

Posted by Carl Haarnack in 18th century books, Bibliotheca Surinamica

≈ Comments Off on Korte en Zakelyke Beschryvinge van de Colonie van Zuriname. Thomas Pistorius (1763)

Tags

Dutch, plantages, Slavery

Korte en Zakelyke Beschryvinge van de Colonie van Zuriname……. Door de Heer Thomas Pistorius, lit van de Edele Achtbaare Raad van Policie en Crimineele Justitie op de Colonie van Zuriname, Amsterdam, 1763.

Precies honderd jaar vóór de afschaffing van de slavernij in Suriname verscheen dit belangrijke boek. Het werd gedrukt bij de ‘Boek- en Papierverkooper’ Theodorus Crajenschot op de Singel in Amsterdam. Thomas Pistorius was niet de eerste de beste. Hij was lid van de ‘Raad van Policie en Crimineele Justitie’ in de kolonie Suriname en behoorde dus tot de bovenlaag van de koloniale elite. Hij schrijft dit boek omdat hij de mensen buiten de kolonie, die naar zijn smaak doorgaans verkeerde denkbeelden hebben over wat zich hier afspeelt, een op ervaring en waarheid gebaseerd verhaal wilt voorschotelen. Omdat zijn ogen slecht zijn maak hij gebruik van een ‘jongeling’ aan wie hij zijn teksten mondeling dicteerde.

Gezicht op Paramaribo (rechts Fort Zeelandia)

Zoals gebruikelijk bij 18e eeuwse reisbeschrijving begint ook Pistorius aan een beschrijving van het land, Fort Zeelandia en bijzonder uitvoerig over de rivieren. Onze aandacht gaat eerder uit maar de mensen en hun eigenaardigheden die hij beschrijft. Zo beschrijft hij uitvoering over de ‘inboorlingen’ die langs de Marowijne, de Commewijne, de Saramacca, de Coppename, de Corantijn en de andere rivieren leven. Zowel de mannen als vrouwen gaan naakt door het leven behalve dat de laatsten door een gevlochten doek of een dierlijk vel hun ‘vrouwelijkheid’ verbergen. Hun geloof ziet Pistorius als een afgodsdienst: “Dus aanbidden ze, ja offeren zelfs aan de Zon, de Starren, de Regenboog; Wilde Dieren, Boomen, Planten; de Zee, groote of monstereuze Vissen en Gediertens die dezelve opgeeft; ja zelfs den Duivel, aan wien ze meenigmaal op ‘t aanraaden van haare Pejes of Priesters, offerhande brengen”. Opvallend is dat de beschrijving van de inheemse bevolking van Suriname overeenkomsten vertoont met die van George Warren die bijna honderd jaar eerder zijn Impartial Description of Surinam (1667).

Slavenbevolking op Surinaamse plantage

De slavenbevolking komt in het boek wel ter sprake maar alleen als objecten in bij voorbeeld hoofdstuk IV dat als titel heeft ‘Vervattende de hoedanigheid van de Zuiker-Rieten, en derzelver beschryvinge; de manier om ze te Planten, te Snyden, te Maalen, te Kooken, en te Zuiveren…’. Zo adviseert Pistorius het onkruid te wieden en het suikerriet van bijgewassen te zuiveren. Dat vergemakkelijkt het rooien maar ook helpt het de plantage-eigenaar of opzichter het werk van de slaven beter gade te slaan en te ontdekken wanneer deze ‘den luiaart speelen.’ In het laatste hoofdstuk worden een aantal instructies meegegeven die van belang zijn bij het over zien van de koffie- en suikerplantages en houtzagerijen. Alle instructies beogen de belangen van de plantage-eigenaren te behartigen. Maar, zo zegt Pistorius, de boog kan niet altijd gespannen zijn. Dus moet men ook de slaven een paar keer per jaar ‘een vroolyken dag’ gunnen. Zij mogen zich dan met trommelen, fluiten, dansen en springen vrolijk maken. Er moeten dan eten en drank worden uitgedeeld máár er gelden wel dreigementen dat er geen onenigheid of ruzie moet plaatsvinden. In de zware regentijd is het raadzaam hen wat ‘dram’ te geven zodat hun lichamen verwarmd en verfrist worden.

Illustratie uit het boek van Pistorius (collectie: Buku Bibliotheca Surinamica)

Bij het lezen van dit boek moeten we ons realiseren dat Pistorius, wat hij ook in zijn inleiding moge beweren, ons geen antropologische verhandeling probeert voor te schotelen over de bevolking. Het boek is overduidelijk bedoeld voor de planters in Suriname en investeerders in Amsterdam. We krijgen wel de eerste afbeelding voorgeschoteld waardoor duidelijk wordt dat er in de kolonie sprake is van gedwongen arbeid. De slaven zijn voor de auteur niet interessant als mensen (we leren niets over hun culturele gebruiken of hun taal) maar alleen als lichamelijke werkkrachten die bijvoorbeeld het suikerriet kappen en in de tandwielen van de suikermolen steken. Over de zware arbeid en de gevaren die dit met zich meebracht wordt met geen woord gerept.

Carl Haarnack

Titelpagina Korte en Zakelyke Beschryvinge van de Colonie van Zuriname (collectie: Buku Bibliotheca Surinamica)

Share this:

  • Email
  • Facebook
  • Twitter
  • Print

Like this:

Like Loading...

De ronselaar, of De gestoorde reis naar Surinamen. G. Behacker (1818)

03 Sunday Jan 2021

Posted by Carl Haarnack in 18th century books, Bibliotheca Surinamica, Dutch books

≈ Comments Off on De ronselaar, of De gestoorde reis naar Surinamen. G. Behacker (1818)

De ronselaar, of De gestoorde reis naar Surinamen: tooneelspel in 4 bedrijven : eene ware, den schrijver zelven overgekomene, gebeurtenis. Door G. Behacker ; naar het Hoogduitsch manuscript vrij bewerkt door A. Bruggemans. Dordrecht: H. Volkersz., 1818

De hoofdrolspeler in dit toneelstuk heet George, een jongeman die vanuit zijn geboorteland Duitsland naar Nederland is gekomen. Zijn oom, Van Keulen, heeft in Dordrecht een succesvol bedrijf in o.a. Eau de Cologne en wijnen. In Amsterdam heeft George ene Van Dijk leren kennen. Van Dijk geeft zich valselijk uit als Generaal-Adjudant van de Gouverneur van Suriname.

Dordrecht

Hij, zo zegt hij zelf, verkoopt mensen voor geld. Als ronselaar brengt hij mensen aan die als matroos of soldaat naar Suriname worden gebracht. Hiervoor ontvangt hij een premie. Maar hij vertelt George dat er in Suriname vacature is voor de post van secretaris van de gouverneur, een hoge functie die goed betaalt. Hij spelt hem op de mouw dat George uitstekende papieren heeft en dat hem een gouden toekomst wacht. De brieven die zg. van de gouverneur afkomstig zijn heeft Van Dijk natuurlijk zelf geschreven. Hij adviseert George om maar liefst 30 paar laarzen, 30 paar schoenen, 12 dozijn hemden, kousen, dassen,  zakdoeken en Eau de Cologne te kopen om voor zijn verblijf in Suriname. Ook adviseert hem om honderd zilveren horloges te kopen. In Suriname tenslotte zal hij in de hoogste kringen verkeren en zal hij af en toe een mooi horloge kunnen schenken en zelfs er met gemak een aantal voor geld kan verkopen. De functie van secretaris van de gouverneur betekent dat George in Suriname als een soort kroonprins zal worden gezien. Zijn geheim plan is om George alle goederen en geld afhandig te maken en hem aan een schip in Vlissingen te verkopen.

Eau de Cologne

De familie van George zijn verbaasd als hij ze het nieuws van zijn benoeming vertelt. De achterdocht van oom Van Keulen en zijn vriend Maas blijken gegrond. In de stad treffen zij ene Zwart, een koopman. Ze bespieden George en Van Dijk en luisteren af hoe sluw Van Dijk de goedgelovige George om de tuin leidt. Zwart kent Van Dijk al heel lang als een oplichter en weet dat hij in Brussel, Antwerpen, Koblenz en Riga hoteleigenaren heeft opgelicht, valse wissels heeft uitgeschreven onder de naam van Baron de Bonisaire en een arme weduwe fl. 700,– afhandig heeft gemaakt. Ook de boekhandelaar Verbeek die een boek komt afleven bij Van Keulen kent Van Dijk nog uit Bremen waar deze zich uitgaf als generaal adjudant van een Franse Maarschalk. Hij gaf daar een groot feest voor alle Fransen officieren maar liet de hotelier met een onbetaalde rekening zitten. Deze keer is Van Dijk er echter gloeiend bij. De politie commissaris wordt erbij gehaald en die arresteert hem. Van Dijk wordt veroordeeld tot vijf jaar gevangenisstraf en tweehonderd gulden boete.

Titelpagina De Ronselaar (collectie Buku Bibliotheca Surinamica)

De ronselaar is in vele opzichten bijzonder te noemen. De auteur schrijft in zijn voorwoord dat hij besloten heeft om iets dat hem een jaar eerder zelf overkomen was in een toneelstuk te gieten en om daarmee andere jonge mensen te behoeden voor gevaar. Zijn boodschap luidt: Wees voorzichtig en vertrouw niet te veel op mensen. Over de auteur, G. Behacker, weten we nagegoeg niets. Mogelijk is hij de advocaat G. Behacker die we rond 1823 in St. Petersburg vinden. De vertaler en bewerker van de tekst is Adrianus Bruggemans (1763-1841) die de kost verdiende als boekhouder bij een houthandel in Dordrecht. In zijn vrije tijd hield hij zich beter met de beoefening van letterkunde en de Duitse en Franse taal. Hij schreef tientallen boeken, bewerkingen en vertalingen. Er bestaat van De Ronselaar geen Duitse oerversie in druk. Bruggemans vertaalde een Duits manuscript en gaf er een Nederlandse draai aan.

In dit toneelstuk zult u tevergeefs zoeken naar het Surinaamse plantageleven, slaven die suiker produceren of plantagedirecteuren die zich over de Commewijnerivier laten roeien. Het toneelstuk speelt zich in zijn geheel af in Dordrecht. Het verschijnsel van de kwaadwillende ronselaars die jongemannen, onder valse voorwendsels, in Nederland en Duitsland lieten tekenen voor een dienstverband in Suriname, komen we in de geschiedenis veelvuldig tegen. Daarom alleen al verdient het een plek in de Surinaamse bibliotheek.

Dit boek is uiterst zeldzaam, er zijn slechts vier exemplaren bekend. De Koninklijke Bibliotheek in Den Haag, de Universiteitsbibliotheek in Amsterdam, de Erfgoedbibliotheek Hendrik Conscience in Antwerpen én de Buku Bibliotheca Surinamica-collectie beschikken over een exemplaar (ex-libris collectie Henk Dijs).

Carl Haarnack

Share this:

  • Email
  • Facebook
  • Twitter
  • Print

Like this:

Like Loading...

Nieuwe algemeene beschryving van de colonie van Suriname […] Philippe Fermin (1770).

03 Saturday Nov 2018

Posted by Carl Haarnack in 18th century books, Bibliotheca Surinamica, Dutch books

≈ Comments Off on Nieuwe algemeene beschryving van de colonie van Suriname […] Philippe Fermin (1770).

Tags

Dutch, travel, West-Indies

Nieuwe algemeene beschryving van de colonie van Suriname. Description générale, historique, geographique et physique […] de Surinam. Philippe Fermin (1729-1813). Harlingen: V. van der Plaats junior, 1770.

Philip Fermin (1729-1813), medicus en schrijver, Philip Fermin  behoort tot de belangrijkste 18e eeuwse chroniqeurs van Suriname, net als bijvoorbeeld John Gabriël Stedman (1744-1797). Fermin verbleef langer in de kolonie én schreef meer boeken dan Stedman. Toch is hij veel minder bekend dan de auteur van de Narrative against the Revolted Negroes of Suriname. Fermin is geboren in Berlijn. Zijn vader was een Hugenoot, afkomstig uit het stadje Orange, in de Vaucluse (Frankrijk), net boven Avignon. In 1754 vertrok hij naar Paramaribo waar hij zich als geneesheer vestigde. Met zijn, uit Maastricht afkomstige vrouw, Marie Magdelaine Morrin, verbleef hij acht jaar in Suriname. Na zijn terugkeer naar Europa in 1762, vestigde hij zich in Maastricht. Daar werkte hij aan zijn aanzienlijke oeuvre over Suriname.

Gezicht op Port Victoria gelegen aan de Suriname rivier, Jacob Marius Adriaan Martini van Geffen, 1850

Gezicht op Port Victoria gelegen aan de Suriname rivier, Jacob Marius Adriaan Martini van Geffen, 1850 (Collectie Rijksmuseum)

In 1764 verscheen Traité des maladies les plus fréquentes à Surinam, avec une Dissertation sur le fameux crapaud pipa; gevolgd in 1765 door Histoire naturelle de la Hollande equinoxiale. Later volgden nog een zeer interessante verhandeling over de vraag of het toegestaan is slaven te houden in de koloniën in Amerika en ze als zodanig te gebruiken: Dissertation sur la question s’il est permis d’avoir en sa possession des esclaves, & de s’en servir comme tels, dans les colonies de l’Amerique (1770). In 1778 verscheen Tableau historique et politique de l’état ancien et actuel de la colonie de Surinam, et des causes de sa décadence.

 

fermin molen kl

Molen voor het persen van het suikerriet (illustratie uit Fermin’s Algemeene Beschrijving van Suriname: collectie Buku Bibliotheca Surinamica). 

In 1765 verscheen zijn omvangrijkste en belangrijkste werk: Description générale de la colonie de Surinam. Daarvan verschenen in 1770 een Duitse- en, in hetzelfde jaar, in Harlingen, de Nederlandse vertaling waarover wij hier nu berichten. Het boek bestaat uit twee delen en is heeft een aantal prachtige gravures. Zo vinden we er bijvoorbeeld één van een tentboot met acht roeiers en een suikermolen die door paardenkracht wordt aangedreven. Maar het topstuk is de uitvouwbare plantagekaart van Suriname. Op deze gedetailleerde kaart worden honderden plantages, die langs de grote rivieren zijn aangelegd, weergegeven met een nummer die corresponderen met een register in het boek waarin we de plantagenamen of namen van de eigenaren terugvinden. Zoals hierboven al gesteld: Fermin woonde en werkte een aantal jaar in Suriname. De uitgever schrijft in het boek dat Fermin door dat verblijf in staat is gesteld om ons een ‘echt en naeuwkeurig bericht mede te deelen, van al het merkwaardige dat in die Volksplanting gevonden wordt’. De schrijver heeft ‘alles met eigene oogen gezien heeft en onderzocht’. Net zoals bijna alle 18e eeuwse reisverslagen uit Suriname begint ook Fermin met een uitvoerige verhandeling van de kust van Suriname, alle rivieren, de forten en het aanzien van de stad Paramaribo. Ook een beschrijving van het klimaat in de kolonie ontbreekt niet. Ik zal de lezer, die ik veronderstel hiermee bekend te zijn, niet vermoeien met deze beschrijving.

Paramaribo Gouvernementsplein

Veel interessanter wordt het als Fermin de oorspronkelijke inwoners beschrijft, de inheemsen, die door hem indianen of inboorlingen worden genoemd. Hij was geïntrigeerd door deze bevolkingsgroep want hij wijdt er maar liefst zes hoofdstukken aan. Fermin vindt de mannen ijdel, verwaand en lui maar de vrouwen zijn een stuk minder lui. Zij zijn namelijk altijd bezig met het huishouden, het vlechten van manden, aardewerk of het maken van hangmatten. Deze beschrijving vinden we bij verschillende auteurs die vóór hem Suriname bezochten en vele die na hem kwamen. Dat valt vooral op als het gaat om de geboorte van een kind. Zodra een vrouw een kind ter wereld heeft gebracht gaat zij naar de rivier om zichzelf en het kind te wassen. De vader gaat in de hangmat liggen waar hij vervolgens zes weken rust houdt.

slaven aan het werk

Slaven aan het werk op een plantage in Suriname (anoniem, ca. 1850. Collectie Rijksmuseum)

Aan de slavenbevolking wijdt Fermin drie hoofdstukken. Fermin heeft zijn boek opgedragen aan de bewindhebbers van de kolonie Suriname. Het mag geen verbazing wekken dat Fermin geen abolitionist was. Sterker nog, hij voelt zich geroepen om de mening van ‘zekere hedendaagsche Philosoophen’, die beweren dat slavernij niet alleen in strijd is met de Christelijke liefde maar ook met Gods wetten, tegen te spreken. De Europeanen waren, volgens de auteur, gedwongen om, vanwege de ‘bovenmatige hitte’ van het land, sterke mensen te zoeken die in staat waren het land te bewerken. Zij vonden dat er niemand bekwamer waren om deze taak uit te voeren dan de Afrikanen (‘bekend onder den naam van Negers, of Zwarten’). Maar toch roept Fermin ook op tot een beter behandeling van de slaven. Hij schrijft ‘dat het van ’t uiterste belang is, de slaaven met zagtheid te behandelen, en niet te straffen op barbaarsche wyze…’ Daar hoort ook zijn waarschuwing aan de planters bij om geen geslachtsgemeenschap (‘minnenhandel’) met getrouwde slavinnen te hebben. Dit lokt namelijk wraak uit of leidt tot weglopen van de plantages door de mannen. Sterker nog: Fermin vindt dat men het de slaven aan niets moet laten ontbreken.

fermin plantages

Lijst met plantagenamen uit boek Fermin (Collectie Buku Bibliotheca Surinamica)

Het is onmogelijk hier alle onderwerpen te behandelen waar Fermin over schrijft. Voor wie iets wil leren over de vruchten, moeskruiden, geneeskruiden, het suikerriet, de koffieboom, cacao, katoen, de vogels, de vissen of hoe een uit het leven van een planter er uit zag, vindt in dit boek een grote bron van kennis.

Het behoort tot één van de beste 18e eeuwse boeken uit de Surinaamse bibliotheek. Het is een zeldzame titel die niet eenvoudig te vinden is. Voor wie overweegt een exemplaar aan te schaffen moet wel diep in de buidel tasten. De Franse editie ziet men nog wel eens bij een antiquaar voor ca. €1.500,-. De Nederlandse eerste editie is echter nóg zeldzamer. Daarvan is er op dit moment wereldwijd slechts één exemplaar te koop: vraagprijs €2.500,–. Als u dit boek al in uw bibliotheek heeft staan behoort u, net als de Buku Bibliotheca Surinamica, tot een klein gezelschap van gelukkige bibliofiele fijnproevers die de 18e eeuw in Suriname onder hand bereikt heeft.

 

Carl Haarnack

fermin kaart

Plantagekaart uit Fermin (Collectie Buku Bibliotheca Surinamica)

 

 

 

Share this:

  • Email
  • Facebook
  • Twitter
  • Print

Like this:

Like Loading...

Histoire Générale des Voyages. Abbé Prévost (1774)

07 Saturday Jul 2018

Posted by Carl Haarnack in 18th century books, Bibliotheca Surinamica, French books

≈ Comments Off on Histoire Générale des Voyages. Abbé Prévost (1774)

Tags

flora & fauna, French, geschiedenis, travel, West-Indies

Histoire Générale des Voyages […] (Antoine F. Prévost). Tome 21. Amsterdam: E. van Harrevelt en D.J. Changuion, 1774.

avt_abbe-prevost_9305

Abbé Prevost (1697 – 1763)

De achttiende eeuw was in Europa vooral de eeuw van de Verlichting. Filosofen en wetenschappers begonnen kennis in encyclopedieën vast te leggen, de hele wereld in kaart te brengen en te beschrijven.  Eén van de grote 18e eeuwse schrijvers die behalve romans óók belangrijke historische werken schreef was Antoine François Prévost d’Exiles (1697-1763) ook wel kortweg Abbé Prévost genoemd. Hij werd geboren in Artois een streek in Noord-Frankrijk die nu grenst aan Vlaanderen. In 1731 publiceerde hij L’Histoire du chevalier des Grieux et de Manon Lescaut (Manon Lescaut). Deze roman was controversieel en werd direct verboden in Frankrijk. Ondanks dat werd het zeer populair en verschenen er vele drukken en vertalingen. Maar wij zijn hier vooral geïnteresseerd in wat Prévost nu met Suriname verbindt. Tussen 1746-1759 publiceerde hij zijn omvangrijke werk Histoire générale des Voyages dat maar liefst vijftien dikke banden besloeg. Na zijn dood bleven er, dankzij andere auteurs, nieuwe edities van dit standaardwerk verschijnen.

Vue de Paramaribo

Gezicht op Paramaribo (18e eeuw)

In de Buku Bibliotheca Surinamica collectie bevindt zich een band (nummer 21) uit de editie van 1774 die bij Hartevelt in Amsterdam verscheen. In deze band staan de reizen, ontdekkingen en Europese nederzettingen in Amerika centraal. Het begint met een verhandeling over de reizen op de rivier de Orinoco en l’Amerique Méridionale waartoe Brazilië, Uruguay, Argentinië, Chili, Bolivia en Peru werden gerekend. De reizen van Sir Walter Raleigh naar de Guyana’s worden uitvoerig besproken maar ook de ‘ontdekkingsreis’ van Laurent Keymis ontbreekt niet. Vervolgens wordt ingezoomd op Frans-Guyana. Het gedeelte over ‘Guiane Hollandoise’ (Nederlands Guyana) omvat de koloniën Essequibo, Demerary, Berbice en Suriname. Van alle belangrijke rivieren bevat het boek prachtige gegraveerde kaarten. Zo vinden we er kaarten, van de hand van A. van Krevelt, van de Corantijn, de Coppename en Saramacca en de Marowijne die uitvoering worden beschreven. Maar de belangrijkste kaart is misschien wel de ‘Carte de Colonie de Surinam’ waarin het gebied tussen de Surinamerivier, Commewijne en Cottica wordt weergegeven. We zien op de kaart bijvoorbeeld het Pad van Wanica, een kerkje aan de Cottica en de ‘Crique Warap’ (Warrappakreek). De plattegrond van Paramaribo zal kenners bekend voorkomen omdat Stedman in zijn Narrative (1796) een bijna identieke afbeelding laat zien. Behalve Fort Zeelandia zien we bijvoorbeeld de Lutherse Kerk, de Portugees-Joodse Synagoge én de ‘Sinagogue des Juifs Allemans’ en de Weeskamer.

krevelt map

De beschrijving van Suriname is uitvoerig. Eerst natuurlijk de economie. Zo lezen we dat suiker is het belangrijkste product van de kolonie Suriname is. Deze brengt 10% meer op dan de suiker uit Barbados. Maar ook cacao, katoen, gom, tabak en hout vormen belangrijke producten. Alleen de West-Indische Compagnie heeft het recht om slaven naar Suriname te vervoeren. Zij is verplicht deze publiekelijk twee-aan-twee te verkopen zodat een ieder kans maakt om een slaaf te bemachtigen. Gelijke kansen voor iedereen is, ook hier, relatief. Het hoofdstuk over de insecten en planten lijkt grotendeels geïnspireerd te zijn door Maria Sybilla Merian (die Prévost ook noemt): Annanas, Zuurzak, Katoen, Jasmijn, Kers, Banaan, Cashew, Meloen en vele andere vruchten worden in combinatie met ‘hun’ vlinders en rupsen beschreven. Dan volgen nog de padden, slangen en ratten. Ook krijgen we een uitgebreide verhandeling over de geschiedenis en politiek in Suriname. Dat begint bij ‘Corneille van Aerssens, Seigneur de Sommeldijk’ in 1683. De inval van Jaques Cassard wordt ook gedetailleerd beschreven; net als strijd van planters tegen het bewind van gouverneur Mauricius en de strijd tegen en vredesonderhandelingen met de marrons. Verschillende marronleiders worden genoemd zoals bijvoorbeeld Abou, Arabi en Atta. Opmerkelijk is de actualiteit van deze 1774 editie: de komst van de troepen uit Europa onder leiding van ‘Le Major Fourgeoud’ die de steeds succesvollere aanvallen van marrons moeten bestrijden. Onder hen bevindt zich John Gabriël Stedman (1744-1797) die gedurende zijn vijf jarig verblijf in Suriname een dagboek bijhield. Na terugkeer in Europa zou hij in 1796 het belangrijkste ooggetuigenverslag over het 18e eeuwse Suriname schrijven.

Prevost-titre

 

Wie een complete set van Histoire générale des voyages (groot formaat) wil bezitten kan daar zo eur10.000,- kwijt aan zijn. Maar als u genoegen neemt met deze ene band waarbij u, behalve Suriname, ook heel Zuid- en Noord-Amerika op de koop toe bij krijgt, kunt u soms bij een antiquaar voor circa eur500,- geluk hebben. Maar vaak zetten die de schaar in dit prachtige boek omdat de losse illustraties en kaarten veel meer opbrengen. Voor de echte bibliofiel is dit natuurlijk een doodzonde.

Carl Haarnack

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Share this:

  • Email
  • Facebook
  • Twitter
  • Print

Like this:

Like Loading...

Slaven en ex-slaven aan het woord

09 Saturday Jun 2018

Posted by Carl Haarnack in 18th century books, Bibliotheca Surinamica, English books

≈ Comments Off on Slaven en ex-slaven aan het woord

Tags

geschiedenis, Slavery, travel, West-Indies

Slaven en ex-slaven aan het woord; een ander geluid

Teksten uit de zeventiende en achttiende eeuw over slavernij en het leven in de koloniën zijn over het algemeen geschreven door blanke Europeanen. Het merendeel van deze ‘koloniale literatuur’ volstaat ermee ‘de Ander’ of de slaaf weer te geven in racistische stereotypen. Ondanks deze blanke overheersing in de letteren zijn er wel degelijk voorbeelden van geschriften waarin slaven of ex-slaven aan het woord komen. Enkele voormalige slaven uit de Engelse koloniën die de pen ter hand hebben genomen zijn zelfs beroemd geworden, zoals Olaudah Equiano, Phillis Wheatley en Frederick Douglass.

Phyllis Wheatley

Phillis Wheatley (1753 – 1784) dichteres. Titelgravure in Poems on Various Subjects, Religious and Moral (London, 1773)

Recentelijk is in het slavernij-onderzoek meer belangstelling ontstaan voor het perspectief van de ‘ander’, mensen die slavernij aan den lijve ondervonden hebben. Want, zoals de naar Canada gevluchte Amerikaanse slaaf John Little zei:

‘Tisn’t he who has stood and looked on, that can tell you what slavery is – ’tis he who has endured.’[1]

De dagelijkse praktijk van de slavernij kan het beste worden beschreven door degene die haar aan den lijve heeft ervaren. In de Verenigde Staten zijn de afgelopen decennia honderden ‘slave narratives’ gepubliceerd. The Library of Congress is in 1936 begonnen met het vastleggen van interviews met voormalige slaven. In dit ‘Federal Writers’ Project’ werden binnen twee jaar meer dan 2300 verslagen vastgelegd van mensen die de slavernij in de Verenigde Staten nog hadden meegemaakt. De ‘oral history’ van een verdwijnende generatie werd op de valreep geregistreerd.

Equiano (2)

Olaudah Equaino (1745-1797). Titelprent in The Interesting Narrative of the life of Olaudah Equiano, or Gustavas Vassa, the African (London, 1789)

 

Noord-Amerika: de eerste zwarte stemmen

Het oudst bekende gedicht van Afro-Amerikaanse origine is van Lucy Terry Prince (ca. 1730-1821) en dateert van 1746. Lucy Terry werd als kind gestolen in Afrika en verkocht aan een plantagehouder in Massachusetts. Later werd ze vrijgekocht door een vrije zwarte man die met haar trouwde. In haar jeugd werd het dorp in Massachusets waar ze woonde overvallen door Indianen, wat aan verscheidene inwoners het leven kostte. Ze schreef over die gebeurtenis het gedicht ‘Bars Fight’, dat mondeling werd overgeleverd en pas in 1855 in druk zou verschijnen.

Jupiter Hammon (1711-1806) wordt beschouwd als de eerste zwarte schrijver in de Verenigde Staten. In 1761 werd zijn gedicht ‘An Evening Thought: Salvation by Christ with Penitential Cries’ gepubliceerd – het eerste werk van een zwarte auteur dat in Noord-Amerika werd gedrukt. Naderhand verschenen van zijn hand meer christelijke gedichten en preken. Hammon was voorstander van een geleidelijke afschaffing van de slavernij. Hij was de overtuiging toegedaan dat zwarte slaven aanspraak konden maken op een plaats in de hemel, omdat ze op aarde al zo veel hadden geleden.

Bekender dan Terry en Hammon is de dichteres Phillis Wheatley (1753-1784), die in 1773 de bundel Poems on Various Subjects publiceerde. Wheatley was geboren in Senegal, gevangen genomen en op zevenjarige leeftijd als slavin verkocht aan een rijke koopman in Boston. Zij was de eerste Afro-Amerikaanse vrouw die een boek publiceerde en daarmee bekendheid verwierf in binnen- en buitenland. In 1775 schreef ze het gedicht ‘To His Excellency, George Washington’, opgedragen aan de zojuist benoemde bevelhebber van de Amerikaanse opstandelingen, die in 1789 de eerste president van de Verenigde Staten zou worden. Phillis Wheatley werd in 1776 door Washington bij hem thuis uitgenodigd als dank voor het gedicht.

Omdat blanke kolonisten betwijfelden of een Afrikaanse slavin zulke goede poëzie kon schrijven, moest ze zich in 1772 voor een rechtbank verdedigen. Het literaire tribunaal achtte bewezen dat zij inderdaad de auteur was van de gedichten die op haar naam stonden. In 1773 vergezelde zij de zoon van haar meester John Wheatley naar Londen, waar ze werd gefêteerd in het gezelschapsleven en waar haar dichtbundel werd gepubliceerd. In 1778, na de dood van haar meester, verkreeg Phillis Wheatley haar manumissie en was voortaan een vrije vrouw. Drie maanden later trouwde ze met een eveneens vrije zwarte man, die een winkel dreef. Het echtpaar verloor twee kinderen en raakte tot overmaat van ramp in financiële moeilijkheden. Phillis Wheatley overleed in 1784 op 31-jarige leeftijd in armoedige omstandigheden.

Engeland: ‘Black Britons’

De meest fameuze schrijvende (ex-)slaaf is Olaudah Equiano, die rond 1745 werd geboren in het huidige Nigeria.[2] Op elfjarige leeftijd werd hij gevangen genomen en aan Europese slavenhandelaren verkocht. Via Barbados kwam hij terecht in de toenmalige Britse kolonie Virginia in Noord-Amerika. In 1754 werd hij verkocht aan een kapitein bij de Britse marine, die hem voorzag van de fantasienaam ‘Gustavus Vassa’, naar de gelijknamige Zweedse koning uit de zestiende eeuw. Equiano bekeerde zich op aandringen van zijn meester tot het christendom en leerde lezen en schrijven. Uiteindelijk werd hij verkocht aan Robert King, een koopman uit Philadelphia die tot de Quakers behoorde. King bood Equiano in 1765 de mogelijkheid om voor £ 40 zijn vrijheid te kopen. Equiano vertrok rond 1770 als vrij man naar Londen en raakte daar bevriend met leden van de beginnende abolitionistische beweging.

Equiano (2)

Olaudah Equaino (1745-1797). Titelprent in The Interesting Narrative of the life of Olaudah Equiano, or Gustavas Vassa, the African (London, 1789).

In het begin van de jaren tachtig voorzag hij abolitionisten zoals Granville Sharp van informatie over de slavenhandel. De drijvende krachten van de beweging tegen slavernij en slavenhandel moedigden hem aan zijn levensverhaal op papier te zetten. Met financiële steun van rijke abolitionisten verscheen in 1789 The Interesting Narrative of the Life of Olaudah Equiano, or Gustavus Vassa, the African. Er volgde verschillende drukken en vertalingen. Reeds in 1790 verscheen een Nederlandse editie bij uitgever P. Holsteyn in Amsterdam: Merkwaardige levensgevallen van Olaudah Equiano of Gustavus Vassa, den Afrikaan. Door hem zelven beschreeven.

Equiano’s levensverhaal is één van de invloedrijkste ‘slave narratives’. Zijn levendige beschrijvingen van de wreedheid jegens slaven in het Caribisch gebied en Virginia leidden tot verontwaardiging en protesten tegen de slavernij. Hij gaf lezingen in Engeland, Schotland en Ierland. Naar verluidt was Equiano’s relaas ook van invloed op de totstandkoming van de ‘Act for the Abolition of the Slave Trade’ (1807), die de slavenhandel verbood.

sancho

Ignatius Sanco (1729-1780). Titelprent in The Letters of the late Ignatius Sancho, an African (London, 1784)

Ignatius Sancho (± 1729-1780) maakte in Engeland deel uit van de culturele elite van zijn tijd. Hij was niet alleen schrijver, maar ook componist en acteur. Hij was onder meer bevriend met Laurence Sterne, die in een ander artikel in deze Boekenwereld aan de orde komt. Mede dankzij zijn briefwisseling met de beroemde auteur van Tristram Shandy stond Sancho in literaire kringen te boek als de ‘African man of Letters’. Evenals Equiano was hij betrokken bij de abolitionistische beweging in Engeland.

Sancho was geboren aan boord van een slavenschip. Na de dood van zijn moeder en de zelfmoord van zijn vader werd hij op tweejarige leeftijd naar Engeland gebracht. Hij kwam later als bediende terecht in de huishouding van de hertog van Montagu en deze bevoorrechte omgeving stelde hem in staat onderwijs te volgen. Toen de hertogin in 1751 overleed, ontving Sancho een erfenis van £ 70 en een jaarlijkse toelage van £ 30. In 1774 begon hij een kruidenierswinkel in Mayfair in Londen, die een trefpunt werd voor zijn literaire, kunstzinnige en abolitionistische vrienden.

Hij publiceerde een Theory of Music en twee toneelstukken, correspondeerde met de kopstukken van zijn tijd en schreef ingezonden stukken in de kranten. Voor zover bekend is hij de eerste zwarte Engelsman die in parlementsverkiezingen zijn stem uitbracht. In 1782, twee jaar na zijn dood, verscheen een bundeling van 160 van zijn brieven onder de titel The Letters of the Late Ignatius Sancho, an African.

Life-of-James-Albert-Ukawsaw-Gronniosaw

A Narrative of the Most remarkable Particulars in the Life of James Albert Ukawsaw Gronniosaw, an African Prince, As related by himself  (Bath, 1772)

Een andere schrijvende zwarte Engelsman bezocht Nederland halverwege de achttiende eeuw. Ukawsaw Gronniosaw, ook bekend als James Albert, was rond 1705 geboren in het noordoosten van het huidige Nigeria. Naar eigen zeggen was hij de kleinzoon van de koning van Zaara. Op vijftienjarige leeftijd werd hij verkocht aan een Nederlandse scheepskapitein, die hem doorverkocht aan een Amerikaan in Barbados. Deze verkocht hem op zijn beurt aan een dominee in New York. Na diens overlijden raakte Gronniosaw op drift als kok op een kaperschip en soldaat in het Engelse leger. Hij diende op verschillende plaatsen in het Caribisch gebied, maar kreeg genoeg van het soldatenleven en besloot naar Engeland te vertrekken.

Daar publiceerde hij in 1772 zijn Narrative of the Most remarkable Particulars in the Life of James Albert Ukawsaw Gronniosaw, an African Prince. Uit de avontuurlijke autobiografie blijkt dat Gronniosaw rond 1750 enige tijd in Amsterdam heeft gewoond. Hij werkte daar als butler bij een rijke koopman, die hem meer als een vriend dan als een bediende behandelde. De familie probeerde Gronniosaw over te halen langer in Amsterdam te blijven, maar het verlangen naar zijn geliefde in Londen was te sterk.

Suriname: brieven van (ex-)slaven

Ook voor de Nederlandse slavernijgeschiedenis geldt dat de meeste schriftelijke bronnen afkomstig zijn van de blanke koloniale elite. Wel vinden we in verslagen van de Evangelische Broedergemeente regelmatig beschrijvingen van individuele slaven of bosnegers.[3] Er zijn echter weinig verhalen bekend van slaven of voormalige slaven die zelf de pen ter hand hebben genomen. De eerste echte aanklacht tegen slavernij door een Afro-Surinamer is Wij Slaven van Suriname van Anton de Kom (1898-1945). Dit boek werd in 1934 in Nederland uitgegeven, meer dan zeventig jaar na de afschaffing van de slavernij. De Kom was weliswaar een nazaat van slaven, maar had de slavernij niet meer aan den lijve ervaren.

cover_wij_slaven_van_suriname_1edruk

Anton de Kom, Wij slaven van Suriname. Eerste druk (Amsterdam, 1934)

Pas de afgelopen jaren komen dankzij wetenschappelijk onderzoek bronnen aan het licht die zijn geschreven door (ex-)slaven. Een van hen is Boston Band, die rond 1750 vanuit Jamaica naar Suriname kwam en daar in 1766 overleed.[4] Waarschijnlijk kwam hij mee met David Dandiran, die directeur werd van de houtplantage Beerenburg. De slaaf Boston Band moet een geprivilegieerde positie hebben ingenomen in het bedrijf van Dandiran, want hij kon lezen en schrijven. Toch ontvluchte hij in 1757 de plantage en ontwikkelde zich tot een van de aanvoerders van de rebellerende slaven in de grote Tempati-opstand in Oost-Suriname.

Direct na zijn vlucht schreef Boston Band verscheidene Engelstalige brieven aan het gouvernement in Paramaribo. Helaas zijn de originele brieven – minstens achttien stuks – niet bewaard gebleven, maar van elf zijn Nederlandse vertalingen teruggevonden. Bands brieven waren erop gericht om vrede te bewerkstelligen tussen de Marrons en de troepen van het koloniale gezag die jacht op hen maakten.

Hij was niet de enige Marron die via brieven van zich deed horen. Een andere Marronleider die zijn visie op de slavernij aan het papier toevertrouwde was Quakoe van Sara de la Para (zijn achternaam geeft aan dat hij een slaaf was van de joodse Sara de la Para). Quakoe had een goede reden om naar de ‘Boschnegers’ te vluchten – zijn meesteres Sara was van plan hem de neus en oren af te snijden.[5]

Quassie in Eugene Sue

Granman Quassie. Handgekleurde gravure uit J.G. Stedman, Narrative of a Five Years’ Expedition against the Revolted Negroes of Surinam (London, 1796)

Niet alle schrijvende (ex-)slaven in Suriname streefden naar afschaffing van de slavernij of een betere behandeling van slaven. Sommige briefschrijvers kozen (ook) de kant van het koloniale gezag, zoals Quassie van Nieuw Timotibo (met het voorbehoud dat hij wellicht zijn brieven dicteerde omdat hijzelf niet kon schrijven). Quassie werd geboren rond 1692 in West-Afrika,  en als slaaf naar Suriname gebracht. Hij nam deel aan de strijd tegen de weggevluchte slaven en werd als beloning daarvoor in 1755 vrijgemaakt. In 1776 ging hij op audiëntie bij stadhouder Willem V. Het bezoek aan de Republiek leverde de gezagsgetrouwe ex-slaaf vele eerbewijzen op: een rotting met zilveren knop, een ringkraag met het wapen van de Sociëteit, een gepluimde hoed, een degen en een zware vergulde plaat met de toepasselijke inscriptie: ‘Quasje getrouw voor de blanken’.[6]

Er waren ook slaven die zich om religieuze redenen wilden onttrekken aan de slavernij. Kwakoe – niet dezelfde als de eerder genoemde Quakoe – was een slaaf die zich tot het christendom had bekeerd en als kok voor het gouvernement werkte. Dankzij zijn bekering had hij de gelegenheid gehad te leren lezen en schrijven. In 1740 schreef hij drie brieven naar de ‘Edele Grootachtbare heren van de Sociëteit van Suriname’. Hij verzocht daarin om zijn vrijlating, omdat hij het als christen niet verdroeg nog langer tussen de heidense slaven te verkeren. Een jaar later verkreeg hij inderdaad zijn vrijheid en vanaf dat moment ging hij door het leven als Cornelis van Maarssen.

DSC00855

Slavin uit Benoit’s Voyage a Surinam (Brussel, 1839)

Onlangs kwam een bijzondere brief aan het licht. Op 14 maart 1795 schreef Wilhelmina van Kelderman uit Paramaribo een brief aan Engelbertus Kelderman in Amsterdam. De bejaarde Wilhelmina was vermoedelijk een (voormalige) slavin van Kelderman. Zij schrijft: ‘Mijn meester, ach neemt mijn beede aan, verhoort teevens ook mijn smeeken, verwerpt mij niet […].’ Ze ontvangt een toelage van haar meester en heeft de beschikking over een slavinnetje dat haar moet verzorgen. Kelderman zelf woont in Amsterdam en laat zijn zaken in Suriname beheren door een zekere Wijne.

Wilhelmina heeft het verzoek gekregen de zorg op zich te nemen voor de zuigeling van een nicht van Kelderman, die in het kraambed is gestorven. Zij heeft daarin toegestemd en is ingetrokken bij de weduwnaar, die na verloop van tijd hertrouwt. Dan blijkt Wijne opeens van mening dat zijn zorgplicht voor Wilhelmina is afgelopen: zij heeft zolang bij haar nieuwe meester verkeerd, dat deze maar voor haar moet zorgen. Hij weigert Wilhelmina onderdak te verschaffen en stuurt haar slavinnetje terug naar de plantage. Wilhelmina heeft geen inkomsten meer en staat op straat. In haar brief verzoekt ze Kelderman ervoor te zorgen dat ze haar huisje en toelage terugkrijgt. Haar jammerklacht heeft Amsterdam nooit bereikt, want hij is onlangs gevonden in de Britse National Archives in Kew bij Londen. Hier liggen ca. 38.000 Nederlandse brieven en documenten die in de zeventiende en achttiende eeuw door de Engelsen werden buitgemaakt bij het kapen van Nederlandse schepen.[7]

 Gelaagdheid

Het zoeken naar uitingen van zwarte of halfbloed (ex-)slaven wordt bemoeilijkt doordat – in tegenstelling tot de gangbare opvatting – huidskleur niet in alle opzichten bepalend was voor de koloniale samenleving. Al in de achttiende eeuw kende Suriname vele ‘vrije zwarten en kleurlingen’, die in het onderzoek vaak worden verwaarloosd. In 1811 overstijgen ze de blanke Europese kolonisten in aantal. Van beroep zijn ze kantoorklerk, ambtenaar, koopman, onderwijzer of vervullen ze administratieve functies op de plantages en in het koloniaal bestuur. Van veel mensen die documenten hebben nagelaten in de archieven weten we eenvoudig niet welke huidskleur ze hadden.

Soms kunnen we dat door genealogisch onderzoek vaststellen. Zo is Albertus Craamer een mulat, want zijn moeder wordt omschreven als de ‘christene neegerin’ Albertina Maria.[8] Albertus is een slaaf van de Sociëtiet van Suriname en werkzaam bij de ‘guarnisoenschrijverij’. In 1783 verkrijgt hij zijn vrijheid. Daartoe leent de raad-fiscaal Cornelis Karsseboom hem het geld om twee slaven te kopen, die hij in ruil voor zijn eigen vrijheid aan de Sociëteit overhandigt. Craamer, die in dienst treedt bij Karsseboom, schrijft in een brief aan de directeuren van de Sociëteit dat het een schande is voor het ‘gansch christelijke geslachte’ dat slaven als beesten verkocht worden. Zijn pogingen om zijn eveneens gedoopte broers in 1784 vrij te krijgen mislukken.

RP-T-1959-120

Gezicht op de plantage Cornelis Vriendschap in Suriname, anoniem, 1700 – 1800. Collectie Rijksmuseum.

Om een juist beeld te krijgen van de slavensamenleving en het slavenleven zijn zulke verhalen van (voormalige) slaven onontbeerlijk. En wat te denken van zwarte of gekleurde plantagedirecteuren? Die waren er in de negentiende eeuw namelijk volop. Een van hen was Egbert Jacobus Bartelink (1834-1919), die bovendien schreef. In 1914, op tachtigjarige leeftijd, publiceerde hij Hoe de tijden veranderen: herinneringen van een ouden planter.[9] Bartelink had de periode vóór de afschaffing van de slavernij meegemaakt. Interessant voor ons is natuurlijk dat hij het leven op de plantage en de slavernij van nabij kende. Hij was, zoals hij zelf zegt, een ‘afstammeling van het zwarte ras’.

Tot voor kort was er weinig belangstelling voor het zwarte perspectief op de slavernij. Lezen en schrijven was lange tijd aan slaven verboden. De angst voor de kracht van de pen en de macht van het geschreven woord speelden bij het koloniale gezag een grote rol. De slaven konden beter dom worden gehouden, geletterdheid en slavernij gingen niet samen. Nu blijkt uit recent onderzoek dat schrijvende (ex-)slaven vaker voorkwamen dan we tot nu toe aannamen. Het maakt nieuwsgierig naar meer. Voor wie de complexiteit en de gelaagdheid van de slavernij wilt begrijpen zijn deze ooggetuigen, die de slavernij aan den lijve ondervonden, van onschatbare waarde.

Carl Haarnack

 

(Dit artikel verscheen eerder onder de titel Schrijvende (ex-) slaven in het Themanummer Slavernij Verbeeld van De Boekenwereld, jaargang 29,  nr 4, 2013)

 

Noten

[1] Library of Congress, Federal Writers´ Project 1936-1938.

[2] Equiano’s geboorteplaats is onderwerp van discussie. Vincent Carretta heeft gesuggereerd dat hij in Carolina geboren is en niet in Afrika. Dan zou het eerste deel van zijn autobiografie gebaseerd zijn op verhalen die hij heeft gehoord of op boeken die hij heeft gelezen. Vanaf 1754 zijn de gebeurtenissen verifieerbaar en kunnen we aannemen dat zijn levensverhaal waar en accuraat is. Mogelijk dat hij zijn strijd voor afschaffing van de slavernij kracht wilde bijzetten door Nigeria te kiezen als geboorteland. Het doet m.i. ook weinig af aan de overtuigende wijze waarop hij de ontberingen en de onmenselijkheid van de slavernij blootlegt. Brycchan Carey gaat in op de discussie rond de geboorteplaats van Equiano: http://www.brycchancarey.com/equiano/nativity.htm.

[3] Johannes King (1830-1898) schreef tussen 1864 en 1895 ruim duizend pagina’s over de geschiedenis van de Marrons, zijn familie en zijn ervaringen als zendeling van de Evangelische Broedergemeente: dagboeken, reisverslagen en verhalen over visioenen die hij kreeg. Hij leerde zichzelf schrijven met behulp van bijbelvertalingen en liedboeken, toen hij ongeveer 32 jaar oud was. King behoorde tot de Matawai (Matoewari) en was de eerste belangrijke schrijver in het Sranan Tongo. Zie: https://bukubooks.wordpress.com/2012/05/27/king.

[4] Frank Dragtenstein, Alles voor de vrede. De brieven van Boston Band tussen 1757 en 1763 (Amsterdam/Den Haag 2010).

[5] Jan Jacob Hartsinck, Beschryving van Guiana, of de Wilde Kust… (Amsterdam 1770), p. 795.

[6] Frank Dragtenstein, ‘Trouw aan de blanken’ Quassie van Nieuw Timotibo, twist en strijd in de 18de eeuw in Suriname (Amsterdam 2004).

[7] Dirk Tang vond deze brief. Zie idem en Jean Jacques Vrij, ‘Mijn meester, ach neemt mijn beede aan….’, in: Geschiedenis Magazine 44/5, juli-augustus 2009. Een transcriptie is te lezen op www.sailingletters.nl.

[8] Jean Jacques Vrij, ‘Suriname. Archiefervaring 9’. In: De Bovenkamer, magazine van het Algemeen Rijksarchief (1998), nr. 2.

[9] Zie https://bukubooks.wordpress.com/2012/01/09/bartelink.

 

 

Share this:

  • Email
  • Facebook
  • Twitter
  • Print

Like this:

Like Loading...
← Older posts
logo

Enter your email address to subscribe to this blog and receive notifications of new posts by email.

Join 924 other followers

Recent

  • Surinaamsche mengelpoëzy. P.F. Roos (1804)
  • Kleines Magazin von Reisen. J.G. Stedman (1800)
  • Beschrijving van Suriname. Van Sijpesteijn (1854)
  • Tagebuch einer Reise durch Holland und England. Sophie von La Roche (1788)
  • Mission in Bambey, Suriname (ca. 1795)
  • Schets van de Marowijne. Johan Spalburg (1899)
  • Passie foe Hemel (1901)
  • Nederlandsch-Guyana. August Kappler (1883)
  • Welt-Fahrten. Wilhelm Joest (1895)
  • Surinaamse herinneringen van Boer Thomas (1965).
  • Surinam und seine Bewohner. J.D. Kunitz (1805)
  • Korte en Zakelyke Beschryvinge van de Colonie van Zuriname. Thomas Pistorius (1763)

Koloniale Wereld Tentoonstelling Amsterdam (1883)

Wilhelmina van Eede

Categories

  • 17th century books
  • 18th century books
  • 19th century books
  • 20th century books
  • Bibliotheca Surinamica
  • Children's Books
  • Dutch books
  • English books
  • French books
  • Genealogie
  • German books
  • Indian diaspora
  • Italian books
  • Latin books
  • Law
  • medical
  • Parbode
  • Sranan Tongo Books

Paginas

  • Postcards from Suriname
    • Black in postcards
  • Albert Helman
  • Antiquariaat Buku
  • Bibliotheca Surinamica
    • Buku logo
    • Onzichtbaar erfgoed
    • OSO, tijdschrift voor Surinamistiek
  • Brand in Paramaribo
  • Chinezen in Suriname
  • De negerhut
    • Illustraties in vroege edities van Oom Tom
    • Oom Tom in andere talen
  • Duitsers in Suriname
  • Ebony in Suriname
  • Edgar Cairo
  • Een begrafenis
  • Ellen Ombre
  • Galerie Buku
  • Indianen in Suriname
    • In de schaduw van de tijger
  • Indiase diaspora
  • Joanna & Stedman
  • Joden in Suriname
    • David Nassy’s “Furlough” and the Slave Mattheus
  • Klassieke muziek
  • Les Habitants de Suriname
    • Les Indiens
    • Les Négres de Bois
    • Les Négres Sédentaires
  • Natalie Zemon Davis
    • Judges, Masters, Diviners: Slaves’ Experience of Criminal Justice in Colonial Suriname
    • Origins and uses of the creole languages in 18th century Suriname
  • Silvia de Groot
  • Slaven aan het woord
  • Slavernij Verbeeld
  • Stereotype kinderboeken
  • Surinaamsche Mengel-poëzy
    • Annette de Vries
  • Suriname in Wolfenbüttel
  • Surinamica verzamelen
  • Swart in Nederland
  • Voedsel
  • Vrouwen van Suriname
  • Welkom bij Buku
  • Wilhelmus Dortants (1855-1906)
  • Winti

buku

abolitionism Add new tag artsenij binnenland boeroes British Guiana democratie Duits Dutch EBG English expedities feest fiction flora & fauna Frans Guyana French genealogie German geschiedenis handel hindu hugenoten Illustrated Books india Indianen Judaica jurisdiction katholieken kinderboek Koloniale Staten koloniale tentoonstelling kolonisatie kunst Language manumissie marrons medical muziek Onderwijs photos plantages poetry politiek reizen religie religion Slavery Stedman theater tijdschriften travel West-Indies
  • German books

Blog at WordPress.com.

  • Follow Following
    • Buku - Bibliotheca Surinamica
    • Join 924 other followers
    • Already have a WordPress.com account? Log in now.
    • Buku - Bibliotheca Surinamica
    • Customize
    • Follow Following
    • Sign up
    • Log in
    • Report this content
    • View site in Reader
    • Manage subscriptions
    • Collapse this bar
 

Loading Comments...
 

    %d bloggers like this: