• Postcards from Suriname
    • Black in postcards
  • Albert Helman
  • Antiquariaat Buku
  • Chinezen in Suriname
  • De negerhut
    • Illustraties in vroege edities van Oom Tom
    • Oom Tom in andere talen
  • Duitsers in Suriname
  • Ebony in Suriname
  • Edgar Cairo
  • Een begrafenis
  • Ellen Ombre
  • Galerie Buku
  • Indiase diaspora
  • Joanna & Stedman
  • Joden in Suriname
    • David Nassy’s “Furlough” and the Slave Mattheus
  • Klassieke muziek
  • Les Habitants de Suriname
    • Les Indiens
    • Les Négres de Bois
    • Les Négres Sédentaires
  • Natalie Zemon Davis
    • Judges, Masters, Diviners: Slaves’ Experience of Criminal Justice in Colonial Suriname
    • Origins and uses of the creole languages in 18th century Suriname
  • Silvia de Groot
  • Slaven aan het woord
  • Slavernij Verbeeld
  • Stereotype kinderboeken
  • Surinaamsche Mengel-poëzy
    • Annette de Vries
  • Suriname in Wolfenbüttel
  • Surinamica verzamelen
  • Swart in Nederland
  • Voedsel
  • Vrouwen van Suriname
  • Welkom bij Buku
  • Wilhelmus Dortants (1855-1906)
  • Winti
  • Bibliotheca Surinamica
    • Buku logo
    • Onzichtbaar erfgoed
    • OSO, tijdschrift voor Surinamistiek
  • Brand in Paramaribo
  • Indianen in Suriname
    • In de schaduw van de tijger

Buku – Bibliotheca Surinamica

~ Library, archives & wunderkammer

Buku – Bibliotheca Surinamica

Category Archives: 19th century books

Surinaamsche mengelpoëzy. P.F. Roos (1804)

08 Monday Aug 2022

Posted by Carl Haarnack in 18th century books, 19th century books, Bibliotheca Surinamica, Dutch books

≈ Comments Off on Surinaamsche mengelpoëzy. P.F. Roos (1804)

Tags

Dutch, poetry

Surinaamsche mengelpoëzy. Paul François Roos. H. Gartman en P.J. Uylenbroek, Amsterdam 1804

Verschillende wetenschappers hebben benadrukt dat de Verlichting aan Suriname voorbij is gegaan. In de achttiende eeuw leken de Nederlandse kolonisten slechts in één ding geïnteresseerd: zo snel mogelijk zo veel mogelijk geld verdienen en terugkeren naar Nederland. Deze zg. ‘animus revertendi’ betekende dat de rijkdommen die in Suriname vergaard werden daar niet werden geïnvesteerd en dat de aandacht voor maatschappelijke- en ethische kwesties en het culturele leven in de kolonie minimaal was. Er waren natuurlijk uitzonderingen. Zo schreven verschillende planters gedichten. Enkelen daar van publiceerden hun gedichten. Eén daarvan was Paul François Roos (1751-1805). Hij werd geboren in Amsterdam en vertrok op 18-jarige leeftijd naar Suriname. Daar begon hij als opzichter (blankofficier) op een plantage aan de Motkreek en werkte op verschillende andere plantages in het Commewijnegebied, zoals plantage De Jonge Byekorf waar hij directeur werd.

Buku Bibliotheca Surinamica plank met twee titels van P.F. Roos

Echt rijk kon je in Suriname worden als administrateur van plantages. Administrateurs verdienden soms wel 10% van de opbrengst van de plantages die zij onder beheer hadden. Roos reisde nog tweemaal naar Amsterdam maar bleef tot zijn dood in 1805 Suriname wonen. Daarmee is hij niet zo maar een passant in Suriname. Hij leefde tweemaal zo lang in Suriname als hij in Amsterdam had gewoond. Daarmee behoort hij tot de eerste auteurs die tot de Surinaamse literatuur gerekend kunnen worden.

Roos trad in het huwelijk met Johanna Seonnet. Het huwelijk bleef kinderloos. Wel verwekte Roos twee kinderen bij zijn ‘Zwarte Venus’, de slavin Prinses, die hij de namen Paulina en François meegaf. Recentelijk werd in het stadsarchief van Amsterdam het testament van Roos gevonden. Hierin had Roos vastgelegd dat maar liefst 16 van zijn slaven de vrijheid moesten krijgen plus een flinke som geld. Zijn ´futuboi´ Cicero werd ook via het testament gemanimuteerd, hij kreeg maar liefst fl 1000,– mee  (een vermogen voor die tijd) en het gouden horloge en het degen van Roos. Ook weten we dankzij het testament dat Cicero was gebrandmerkt met de letters R.R. Juist over Cicero schrijft Roos een gedicht: Myn negerjongen Cicero. In dit gedicht laat Roos Cicero ‘zelf’ aan het woord. Dat maakt het tot één van de interessantste gedichten uit de Surinaamse literatuur.

Fragment van gedicht Mijn Negerjongen Cicero

Natuurlijk idealiseert Roos het leven op de Surinaamse plantages in sterke mate. Het is belangrijk voor ogen te houden dat Roos ons geen waarheidsgetrouw beeld van de samenleving toen probeerde voor te schotelen. Hij streefde naar een goede behandeling van zijn slaven maar hij was natuurlijk geen voorstander van de afschaffing van de slavernij.

In 1802 publiceerde Paul François Roos een boek met zijn gedichten Surinaamsche Mengelpoëzy. Vreemd genoeg is er in geen enkele bibliotheek een exemplaar van deze editie te vinden. In 1804 verscheen er een tweede editie die qua inhoud vrijwel identiek is aan die van 1802. Deze tweede editie vinden bij zo’n 17 universiteitsbibliotheken in Nederland, Aruba, Engeland en de VS én in verschillende particuliere collecties in Suriname, Nederland, België en Spanje. Alle exemplaren die ik in de afgelopen dertig jaar heb gezien zijn allemaal gebonden dik kalfsleren banden.

Een Surinaamse plantage

In deze rubriek hebben we helaas niet genoeg ruimte om de gedichten inhoudelijk te bespreken. Wie de gedichten van Roos wil lezen kan terug bij de Digitale Bibliotheek Nederland: www.dbnl.nl Over Surinaamsche Mengelpoëzy is aardig wat secundaire literatuur verschenen. Zo schreef Bert Paasman o.a. Hoe zoet is dan ‘t plantaadjeleven. Surinaamse literatuur en koloniale samenleving te lezen op: www.bukubooks.wordpress.com/roos/

Kortgeleden werd aan de Buku Bibliotheca Surinamica collectie een bundel gedichten van Roos toegevoegd die meer dan twintig jaar eerder werden gepubliceerd: Eerstelingen van Surinaamsche mengelpoëzy. Paul Francois Roos. Amsterdam: by Hendrick Gartman, 1783. Deze bundel werd opgedragen aan de gouverneur van Suriname, Bernard Texier, Daniël Sebille en Gerard Roos. Hij behoort tot de extreem zeldzame titels uit de Surinaamse bibliotheek.

Carl Haarnack

verder lezen:

Surinaamsche Mengel-poëzy

Share this:

  • Email
  • Facebook
  • Twitter
  • Print

Like this:

Like Loading...

Kleines Magazin von Reisen. J.G. Stedman (1800)

31 Sunday Jul 2022

Posted by Carl Haarnack in 18th century books, 19th century books, Children's Books, German books

≈ Comments Off on Kleines Magazin von Reisen. J.G. Stedman (1800)

Tags

Duits, German, Illustrated Books, plantages, Slavery

Kleines Magazin von Reisen zur angenehmenund belehrenden Unterhaltung der Jugend nach den neuesten deutschen und ausländischen Originalwerken. Erstes Bändchen mit V Kupfertafeln. Berlin: Oehmigke dem jüngern, 1800.

Eén van de oudste kinderboeken waarin Suriname centraal staat is waarschijnlijk deze bewerking van de Narrative van John Gabriël Stedman (1796): Kleines Magazin von Reisen. Deze vroege Duitse tekst is een bewerking van Christian Schulz, een natuurkundige en schrijver die afkomstig was uit Hamburg. Het voorwoord werd al in 1799 geschreven maar het boek verscheen in 1800 bij Willem Oehmigke der Jüngere. Oehmigke was boekhandelaar en uitgever in Berlijn.

Titelpagina Kleines Magazin (1800)

In het voorwoord schrijft Schulz dat hij de ´lieve jonge lezer´ door vreemde landen wil voeren en kennis wil laten maken met oorden die, met het oog op de geschiedenis, de activiteiten die daar ontplooid worden, de producten die er verbouwd worden, voor jullie nieuwsgierigheid veel te bieden heeft. Eerst wordt uitvoerig de ligging van Suriname beschreven. Veel ruimte geeft de auteur aan beschrijving van de natuur: deze lezer maakt kennis alle mogelijke dieren, vruchten en planten. Ook de vroegste geschiedenis en de ´ontdekking´ van de Nieuwe Wereld door Bascos Nunez, Columbus en Ojeda en de verovering door de Zeeuwen in 1667. Paramaribo heette toen kortstondig Nieuw-Middelburg. Ook het vredesakkoord dat gouverneur met Mauricius sloot met de leider van de marrons, kapitein Adu, ontbreekt niet. Andere marronleiders zoals ZamZam en Boston worden uitvoerig besproken. Niets is onderhoudender en leerzamer dan geschiedenis volgens Schulz.

De Europese bevolking kleedt zich in de mooiste zijden stoffen en dragen diamanten, goud en zilver. Het diner wordt geserveerd op porseleinen of zilveren schalen van de fijnste makelij. De zucht om alle pracht en praal te etaleren grenst aan spilzucht. Dat komt vooral tot uiting in het aantal slaven dat men in de huishouding heeft. Soms vindt men wel twintig tot dertig slaven bij één familie. Witte bedienden, zo schrijft Schulz, vindt men in de kolonie hoogstzelden. Aan de beschrijving van het leven van de planters worden vijf pagina’s besteed. Over de slavenbevolking wordt ook één en ander medegedeeld. Zo schrijft de auteur dat de slavinnen nauwelijks pijn bij de geboorte van hun kind kennen. Zo verrichten zij tot vlak voor de bevalling zware arbeid op het veld. Uiteraard is alle informatie in het boek ontleend aan Stedmans verhaal over zijn vijfjarig verblijf in Suriname. Toch heeft Schulz de keuzes gemaakt waarover hij wel en waarover hij niet schrijft. Van de meer dan 800 pagina’s die Stedman volschreef heeft hij gecomprimeerd tot slechts 180 pagina’s.

Joanna uit de Italiaanse editie van Stedman (1818)

Opvallend is bijvoorbeeld dat er met geen woord wordt gerept over de relatie tussen Stedman en Joanna. Het succes van Stedmans Narrative is toch voor minstens de helft toe te schrijven aan dit ‘liefdesverhaal’?  Schulz heeft in zijn voorwoord wel alvast gemeld dat hij zaken die betrekking hebben op gevoelige en morele kwesties buiten beschouwing heeft gelaten. Zulke zaken horen kinderen volgens hem liever uit de mond van hun vader of leraar (dus niet de moeder!).

Er bestaan twee identieke publicaties van deze Stedmanbewerking, alleen de titelpagina is anders. De andere editie  verscheen in hetzelfde jaar met de titel: Stedmann’s Reisen in Surinam für die Jugend bearbeitet (Berlin, in der Schüppelschen Buchhandlung). Beide uitgaven zijn uitermate zeldzaam (vele malen zeldzamer dan de eerste Engelse editie uit 1796). Het boek is in Nederland is alleen bij de Bijzondere Collecties van de Universiteit van Amsterdam (thans Allard Pierson) en in de collectie van Naturalis in Leiden én in drie particuliere collecties (de Buku Bibliotheca Surinamica collectie bezit beide exemplaren). Jaren geleden bood een Utrechts antiquariaat een exemplaar aan voor  maar liefst €1200,–. De kans dat u voor de eigen collectie een exemplaar vindt is niet heel groot; op dit moment is er wereldwijd niet één exemplaar te koop.

Carl Haarnack

zie ook:

https://bukubooks.wordpress.com/2011/03/29/new/

https://bukubooks.wordpress.com/2009/10/07/stedmanns-reisen-in-surinam-fur-die-jugend-bearbeitet/

titelpagina en frontispiece Kleines Magazin (1800)

Share this:

  • Email
  • Facebook
  • Twitter
  • Print

Like this:

Like Loading...

Beschrijving van Suriname. Van Sijpesteijn (1854)

03 Sunday Jul 2022

Posted by Carl Haarnack in 19th century books, Dutch books

≈ Comments Off on Beschrijving van Suriname. Van Sijpesteijn (1854)

Tags

Dutch, plantages, travel

Beschrijving van Suriname, historisch-, geographisch- en statistisch overzigt, uit officiele bronnen bijeengebracht. Cornelis Ascanius van Sijpesteijn. ´s-Gravenhage: Gebroeders van Cleef, 1854.

Cornelis Ascanius van Sijpesteijn werd geboren in Haarlem in 1823. Hij was ambtenaar en militair. Tussen 1846-1850 was hij adjudant van de gouverneur van West-Indië. Later werd hij gemeenteraadslid van Den Haag en lid van de Tweede Kamer der Staten-Generaal. Voor ons is Van Sijpesteijn vooral interessant omdat hij van 1873 tot 1882 gouverneur van Suriname was. Gedurende zijn bestuur, in 1876, werd in Suriname een algemene leerplicht voor kinderen van zeven tot twaalf jaar ingevoerd. In Nederland gebeurde dat pas 25 jaar later in 1901.

Cornelis van Sijpesteijn

Net als vele van zijn illustere voorgangers publiceerde een boek over Suriname. In 1854 verscheen zijn Beschrijving van Suriname. Als motief voor het schrijven van zijn boek voert hij aan dat de kolonie Suriname te weinig bekend was bij de Nederlanders. Er was weliswaar veel geschreven over het land maar de meeste werken waren naar zijn smaak verouderd. Hij wilde een boek schrijven waardoor de lezer een juiste en volledige kennis van Suriname zou kunnen krijgen. Het meest volledige werk over Suriname dat volgens hem tot dan toe geschreven was was het boek van Jan Jacob Hartsinck, Beschryving van Guiana, of de Wilde Kust, in Zuid-America. Dat boek verscheen in 1770, inderdaad bij 85 jaar eerder. Opvallend genoeg noemt hij niet dé bestseller van 1796, de Narrative of a Five Years Expedition against the Revolted Negroes, van John Gabriël Stedman. Een boek dat hij wel, zoals uit het boek blijkt, kent. De bronnen die Van Sijpesteijn voor zijn boek heeft geraadpleegd zijn het Gouvernements Archief van Paramaribo én de rijke schat aan boeken over de kolonie Suriname die in het bezit waren van de heer Van Emden. Ook leverden de heren H.C. Focke en F.A.C. Dumontier belangrijke informatie aan.

Het boek van Van Sijpesteijn begint met een uitgebreide geschiedenisles beginnende bij de ontdekking van Amerika tot aan het midden van de 19e eeuw. Daar wijdt hij maar liefst vijftig bladzijden aan. Dan volgen bijna veertig pagina’s over de ligging, de grenzen, de rivieren en andere interessante aardrijkundige beschrijvingen. In hoofdstuk drie komt de bevolking van Suriname ter sprake. Die bestaat voornamelijk uit Europeanen en Afrikanen en hun nakomelingen. De marrons en inheemsen (uiteraard spreekt Van Sijpesteijn over ‘boschnegers’ en ‘indianen’ ofwel ‘bokken’) vallen volgens de auteur niet onder de werkelijke bevolking. Hij gebruikt een grote hoeveelheid aan statische informatie en schotelt de lezer de ene tabel na de andere voor. De bevolking deelt hij op in twee hoofdgroepen: vrije- en niet vrije personen. Die laatste groep neemt ieder jaar verder af. Dat wijdt hij aan de manumissie (vrijlaten) van slaven die op grote schaal plaatsvindt (in de jaren 1850 tot 1853 gemiddeld zo’n 300 per jaar). Paramaribo bestaat (op basis van de wijkregisters van 1853) uit 10.564 inwoners. We leren veel cijfermatigs over de plantages en wie er de dienst uitmaken (eigenaren, administrateurs en directeuren). Helaas leren we weinig over het culturele leven en al helemaal niet van de slavenbevolking.

Gouvernementspaleis Suriname en deel van de Waterkant

Het boek van jonkheer Van Sijpesteijn behoort tot de standaardwerken in de Surinaamse bibliotheek. Alleen al de gedetailleerde gegevens over de plantages en de bevolking maken het tot een rijke bron. Voor degenen die geïnteresseerd zijn is het lot van de slavenbevolking steekt het boek wel schril af tegen dat andere boek dat in hetzelfde jaar (1854) verscheen, gerschreven door van W.R. van Hoëvell, Slaven en Vrijen onder de Nederlandsche Wet. Dat was een regelrechte aanklacht tegen de slavernij in Suriname. Van Sijpesteijn geeft in zijn boek nergens blijk van enige bezorgdheid over het lot van de onvrije bevolking van Suriname.

Carl Haarnack

Share this:

  • Email
  • Facebook
  • Twitter
  • Print

Like this:

Like Loading...

Schets van de Marowijne. Johan Spalburg (1899)

27 Sunday Mar 2022

Posted by Carl Haarnack in 19th century books, Bibliotheca Surinamica

≈ Comments Off on Schets van de Marowijne. Johan Spalburg (1899)

Tags

geschiedenis, marrons, plantages, Slavery

Schets van de Marowijne en hare bewoners. Johan George Spalburg. Paramaribo: Heyde, 1899.

Er wordt wel eens geklaagd dat alle boeken over Suriname geschreven zijn door Nederlanders of andere Europeanen. Maar er zijn echt wel Surinaamse auteurs en historici, ook in de 19e eeuw. We moeten wel goed zoeken want hun boeken zijn meestal in kleine oplagen verschenen en het klimaat in Suriname is geen vriend van het papier. Dit boekje van Johan Spalburg is in 1899 in Paramaribo gedrukt. Dat zullen er, denk ik, niet meer dan honderd stuks zijn geweest. In ieder geval vinden we er nu, naast het exemplaar in de Buku-collectie,  wereldwijd slechts vijf (!) exemplaren van terug (UB Amsterdam, UB Leiden, UB Wageningen, Nationale Bibliotheek in Den Haag en één in Berlijn).

Marrons met hun leider Oseisi

Johan Spalburg werd geboren op 20 juli 1866 in Paramaribo. Hij was enige jaren als onderwijzer werkzaam in de gemeente Charlottenburg aan de Boven-Cottica. Maar granman Oseisie van Otterloo, opperhoofd van de Aucaners (Ndyuka), had bij het gouvernement te kennen gegeven dat hij in zijn gebied (Tapanahoni) een school wilde. De gouverneur belastte de Evangelische Broedergemeente met de oprichting van een school in Dritabiki (Drietabbetje). Johan Spalburg werd er als onderwijzer aangesteld.  Over deze periode schreef Spalburg in zijn dagboek. Dit dagboek wordt beschouwd als het belangrijkste 19e eeuwse document over de Ndyuka of Aucaner marrons omdat Spalburg vier jaar lang onder hen leefde  (1896-1900), hun taal sprak en hun cultuur goed kende. In zijn dagboek  beklaagde hij zich over tegenwerking en over de last die hij en zijn vrouw ondervonden van malaria. Hij schreef ook dit bijzondere boekje over het leven aan de Boven-Marowijne, Schets van de Marowijne en hare bewoners, dat in 1899 werd gepubliceerd door H.B. Heyde. Het telt slechts 48 pagina’s maar het is zeer de moeite waard om te lezen. De Beneden-Marowijne kent, zo schrijft Spalburg, een gezond klimaat vanwege de zeebries. De Boven-Marowijne staat bekend voor haar ongezonde leefklimaat en wat hij noemt ‘het spook der bovenlanden: malaria. Er zijn ook andere gevaren zoals bijvoorbeeld de tijgers die ‘geen eerbied hebben voor den heer der schepping. Vooral inheemsen worden vaak het slachtoffers van dit roofdier. Kruipende dieren en giftige slangen komen er in grote getalen voor. Spalburg geeft een opsomming van de verschillende bomen, gewassen en rivieren en kreken die het gebied telt.

Cover Schets van de Marowijne

Uiteraard wijdt de auteur ook een hoofdstuk aan de bewoners van het gebied, de marrons (Spalburg spreekt van ‘Boschnegers’). Deze Aucaners danken hun naam aan de plaats aan de Boven-Surinamerivier waar in 1760 het verdrag tussen het gouvernement en de marrons werd gesloten. Eerst trokken de Aucaners naar de Djoekakreek bij de Boven-Marowijne maar toen er niet genoeg vis kon worden gevangen en wild worden geschoten vestigden zij zich aan de Tapanahony.

Marron leiders in Suriname (1930)

Volgens Spalburg wordt de aristocratie onder de Aucaners gevormd door twee families: de Van Otterloo’s en de Moesedjans. De andere geslachten zijn, zo schrijft hij,: ‘de Pricanegers, Pinasinegers, La Paixnegers en Djoenegers’. Toen opperhoofd Blijmofo overleed werd Ossesie te Poeketie als granman ingehuldigd. Granman Ossesie leeft als een beschaafd mens, kleedt zich goed en onderscheidt zich vanwege de rijkdommen van zijn onderdanen. Hem werd door H.M. de Koningin de zilveren medaille der Orde van Oranje-Nassau toegekend. Maar Spalburg schrijft dat hij ook een merkwaardig persoon is geworden. Zo schijnt hij af en toe vergeten dat zijn macht zich alleen over de marrons uitstrekt. Hij beschikt wel over een strikt rechtvaardigheidsgevoel. Hij ontziet zijn zeven vrouwen, noch zijn drie kinderen als het op straffen aankomt. Spalburg licht op een tipje van de sluier op over de godsdiensten van de Aucaners, culturele gewoonten zoals bijvoorbeeld begrafenisrituelen. Over de ‘Marowijne-Indianen’ zegt Spalburg dat er reeds vele doorwrochte beschrijvingen bestaan en dat hij het niet nodig acht er iets over te zeggen. Over de Tio-indianen die diep in het binnenland wonen, daar waar de Tapanahony ontspringt. Alles wat we over hen weten komt door berichten van de Aucaners die soms contact met hen hebben. Zo hebben de Tio’s nooit de blanken leren kennen (die worden hier panakies genoemd) en de marrons hebben daar baat bij. De Aucaners drijven ruilhandel met de inheemsen. Bijlen, houwers, koralen en spiegels worden geruild tegen paapaa (hangmatten), kaikoesi (jachthonden) en gevogelte. De verhalen dat er indianen zijn die in hoge bomen wonen, wilde boshonden temmen of dat zij aan elke hand slechts twee vingers hebben zijn volgens Johan Spalburg maar sprookjes.

Carl Haarnack

Titelpagina

Share this:

  • Email
  • Facebook
  • Twitter
  • Print

Like this:

Like Loading...

Passie foe Hemel (1901)

06 Sunday Feb 2022

Posted by Carl Haarnack in 19th century books, 20th century books, Bibliotheca Surinamica, Sranan Tongo Books

≈ Comments Off on Passie foe Hemel (1901)

Tags

religie

Passie foe Hemel, wan begi boekoe foe den Roomsoe Katholyki Soema. Gulpen: 1901.

In de Surinaamse bibliotheek vinden we boeken uit alle uithoeken van de wereld. Het merendeel van daarvan werd geschreven in het Nederlands. Dat is niet zo vreemd omdat Suriname meer dan 300 jaar onder Nederlands bestuur viel, van 1667 tot 1975. U zult verbaasd zijn over de hoeveelheid boeken over Suriname die in het Frans, Duits of in het Engels zijn verschenen. Dan zijn er nog een aantal boeken in het Zweeds, Italiaans, Spaans of Latijn. Toch is er nóg een belangrijke taal vertegenwoordigd in de Bibliotheca Surinamica namelijk het Sranan Tongo. Al vóór de verovering door Abraham Crijnssen in 1667 had zich in het gebied dat we nu Suriname noemen een creooltaal ontwikkeld. Toen Engelse en Joodse planters zich rond 1650 vanuit het overbevolkte Barbados in Suriname vestigden namen zij hun Afrikaanse slaven mee. De contacttaal waarmee de slaven onderling en de planters met de slaven communiceerden werd vroeger aangeduid als ‘Neger-Engels’ (‘Negro-English’). Die taal ontwikkelde zich tot de huidige lingua franca van Suriname: het Sranan Tongo, ofwel, Sranan.

Plantagekerk in Suriname

Het Sranan was en is misschien nog steeds vooral een spreektaal. De eerste gedrukte bron waarin we deze taal tegenkomen is in 1718 in Beschryvinge van de volk-plantinge Zuriname van J.D. Herlein, mogelijk een Franse Hugenoot, die tussen 1707 en 1715 in Suriname verbleef. De echte boeken die volledig in het Sranan zijn geschreven dateren van de 19e eeuw. Zij komen vrijwel allemaal voor rekening van de missionarissen die in Suriname begonnen, in eerste instantie vooral van de Herrnhutters (Evangelische Broedergemeente) en later ook door de katholieke kerk.

Dit kleine boekje (8.5 x 13 cm)  Passie foe Hemel, wan begi boekoe foe den Roomsie katholyki soema (1901) is zo’n zeldzaam dat volledig in het Sranan is geschreven (op een aantal kleine teksten in het Latijn na). Het werk van de missionarissen bestond hoofdzakelijk uit het verspreiden van het geloof. Alles wat een katholiek moest leren en weten stond in de catechismus. In Suriname werd de catechismus verkort en vertaald in het Sranan. Zo verschenen er kleine boekjes zoals Pikien Katechismus (xxxx) aan de hand waarvan de priesters leerlingen konden zo onderrichten dat zij alles uit het hoofd konden leren en de teksten uit het hoofd konden opzeggen. De meeste mensen in Suriname konden niet lezen of schrijven. Bij de catechese werd uiteraard ook gezongen. Passie foe Hemel is een gezang en gebedenboek dat speciaal voor de missie in Suriname gemaakt werd. Passie foe Hemel betekent zoveel als de weg naar de hemel of de hemelse weg. Het werd gedrukt in Gulpen (Limburg) door de firma M. Alberts, opgericht in 1792. Alberts was de vaste drukkerij van veel Limburgse katholieke instituten zoals het priesterseminariaat Rolduc. Het boekje begint met Wan Lijst foe den Feesti. Dan volgen er gebeden zoals Mamatem Begi of Akte foe Berouw: “Mi Gado, mi Masra! Alla zondoe, disi mi ben doe, de hati mi foetroe….”. Er zijn vertellingen, biechten, missen, psalmen, litaniën en gezangen.

Hoewel het boekje is gemaakt om de ongeletterde bevolking van Suriname het katholieke geloof bij te brengen is het ook direct een rijke historische bron die iets laat zien van de verhoudingen tussen kerk en samenleving. Maar nog belangrijker is het feit dat het boek ons iets leert van het Sranan aan het eind van de 19e eeuw. Voor taalwetenschappers en anderen die geïnteresseerd zijn in het Sranan bevat het een schat aan informatie.

Passie foe Hemel verscheen voor het eerst in 1871 (‘s-Hertogenbosch: Lutkie & Cranenburg), gevolgd door nog een druk in 1896 (Gulpen: Alberts, 1896). Van Passie foe Hemel zijn er maar een paar exemplaren bewaard gebleven en die vinden we voornamelijk in Nederlandse universiteitsbibliotheken. Het exemplaar uit de Buku Bibliotheca Surinamica collectie behoorde ooit toe aan de vermaarde linguist/Surinamist Jan Voorhoeve (1923-1983) die in 1956 naar Suriname kwam om aan een nieuwe bijbelvertaling te werken in het Sranantongo. Hij was de drijvende kracht achter het Surinamenummer van het tijdschrift De Tsjerne (1953) en heeft verschillende publicaties over de Surinaamse taal en -literatuur op zijn naam staan.

Carl Haarnack

literatuur:

  • Arends, Jacques & Perl, Matthias. Early Suriname Creole Texts. A Collection of 18th-century Sranan and Saramaccan Documents. Madrid / Frankfurt, 1995.
  • Margot van den Berg. A grammar of early Sranan. Amsterdam, 2007.

Titelpagina

Share this:

  • Email
  • Facebook
  • Twitter
  • Print

Like this:

Like Loading...

Nederlandsch-Guyana. August Kappler (1883)

29 Saturday Jan 2022

Posted by Carl Haarnack in 19th century books, German books

≈ Comments Off on Nederlandsch-Guyana. August Kappler (1883)

Tags

Duits, German, plantages, travel

Nederlandsch-Guyana. August Kappler. Winterswijk: G.J. Albrecht, 1883.

In deze rubriek schreven we eerder over August Kappler (1815-1887) en zijn  boek Zes jaren in Suriname : Schetsen en tafereelen uit het maatschappelijke en militaire leven in deze Kolonie (1854). Deze uit Baden-Württemberg (Duitsland) afkomstige huursoldaat arriveerde in 1836 in Suriname. Kappler zou maar liefst 43 jaar (!) in zijn geliefde Suriname doorbrengen. In 1879 keerde hij terug naar Duitsland waar hij in 1887 in Stuttgart overleed. Zou Kappler gedurende zijn verblijf geen dagboekaantekeningen hebben gemaakt en verschillende boeken hebben gepubliceerd dan hadden we hoogstwaarschijnlijk nooit van hem gehoord. Twee jaar na zijn terugkeer in Duitsland publiceerde Kappler Holländisch-Guiana : Erlebnisse und Erfahrungen während eines 43jährigen Aufenthalts in der Kolonie Surinam (Stuttgart: Kohlhammer, 1881). Dankzij Frans Leonard Postel (1842-1925), schoolhoofd te Winterswijk, verscheen in 1883 een bewerkte Nederlandse vertaling van Kappler’s omvangrijkste boek. Volgens Postel is er bij de Nederlandse bevolking weinig kennis over de kolonie Suriname en heeft hij het boek vertaald om zijn landgenoten een dienst te bewijzen.

Paramaribo aan het begin van de 20e eeuw

Het boek geeft een goed overzicht van het échte leven in Suriname in de periode  1836-1879. Zo schrijft Kappler over het leven van een directeur van de plantage Osembo waar 130 slaven aan het werk waren. Hij noemt hem de heer B. Uit onderzoek weten we dat het hier Hendrik Willem Buillab (1798-1849) betreft. Buillab was waarschijnlijk door Francois Buillab verwekt bij de ‘negerin’ Cecilia en door hem in 1817 gemanimuteerd. Kappler omschreef  heer B. als  een stevige mulat door wie hij vriendelijk en gastvrij ontvangen werd. Buillab was al om zeven uur ’s morgens gekleed en gebruikte onder de galerij koffie met vers cassavebrood, geroosterde bananen, kaas en boter. Daarna besprak hij het één en ander met de blankofficier of controleerde hij het werk van de timmerlieden en reed vervolgens op zijn paard naar de akkers. Om tien uur kwam hij weer thuis en dronk hij een glaasje jenever en gebruikte hij de lunch waarbij het wild niet ontbrak. Daarna deed hij een dutje ‘waarbij een lief slavinnetje hem zoolang over hoofd moest wrijven, tot hij in slaap viel’.

August Kappler

Dankzij Kappler leren we iets van het leven op de plantage maar omdat hij als soldaat veel door de kolonie reisden horen we ook iets over het leven van de marrons en de inheemsen. Die laatsten hebben, zo schrijft Kappler, een grote lust om rond te trekken zonder dat daar enige reden toe is. Ze zijn gek op brandewijn. Wie iets van hun wilt moet een goed gevulde fles meenemen. Hun voornaamste voedingsmiddel is de maniokwortel. Daar wordt het dagelijks brood van gemaakt en vormt het hoofdbestanddeel van hun hoofddrank, de tapana of paiwari. Ook schrijft Kappler over de weduwe van de piaiman Thomas. Een jaar na zijn dood gaf zij een feest. Toen de nacht aanbrak en iedereen in zijn hangmat ging slapen hoorde Kappler plotseling een geschreeuw uit de hut van de weduwe. Hij rende er naar toe en bescheen haar met een brandende stuk hout. Zij stond onbeweeglijk in de hoek van de hut met in haar ene hand de pijlen en boog van haar man en in de andere zijn oude strohoed. Huilend zong zij gedurende een half uur een klaagzang die zoveel betekende als: “Het is niet goed, dat je ons hebt verlaten. Uw knaap is nog te jong om voor mij te vissen en te jagen”. Daarna klonk het gezang van de zuster van de overledene nog hartverscheurender. Daarna begon een dans waarbij iedereen de armen om elkaars hals sloeg en een zwaarmoedig lied werd aangeheven.

Niemand heeft over een langere periode het leven in Suriname beschreven dan August Kappler. Daarmee is deze ooggetuige van grote waarde voor de Surinaamse geschiedschrijving.

Carl Haarnack

lees ook:

Zes jaren in Suriname. August Kappler (1854)

Cover Nederlandsch-Guyana (1883)

Share this:

  • Email
  • Facebook
  • Twitter
  • Print

Like this:

Like Loading...

Welt-Fahrten. Wilhelm Joest (1895)

14 Sunday Nov 2021

Posted by Carl Haarnack in 19th century books, Bibliotheca Surinamica, German books

≈ Comments Off on Welt-Fahrten. Wilhelm Joest (1895)

Tags

Duits, German, travel, West-Indies

Welt-Fahrten. Beiträge zur Länder- und Völkerkunde. Wilhelm Joest. Berlin: Verlag von A. Asher & Co., 1895.  

Wilhelm Joest (1852-1897)

Wilhelm Joest (1852-1897) was een wereldreiziger en etnograaf. Hij studeerde aan verschillende Duitse universiteiten. Na zijn studie reisde hij door Afrika, India, Ceylon, huidige Indonesië, Japan, Mongolië, Siberië en Zuid-Amerika. Dat hij ook in Suriname geweest is weten eigenlijk alleen een handje vol specialisten die bekend zijn met de boeken die hij publiceerde. In 1893 verscheen Ethnographisches und verwandtes aus Guayana. In dit zeer zeldzame en prachtig geïllustreerde werk doet hij verslag van zijn reis in 1889 naar de ‘Guayana’s’, het hele gebied tussen de Orinoco en de Marowijne. De etnografie van de oorspronkelijke inwoners, de inheemsen, en de marrons staan hier in centraal. In 1895 publiceerde hij een omvangrijk driedelig werk, Welt-Fahrten (wereldreizen, ch), waarin al zijn reizen beschreven zijn. U zult het ons niet kwalijk nemen dat wij, gezien de beperkte ruimte die ons ter beschikking staat, alleen oog hebben voor hetgeen Joest over Suriname te melden heeft. Maar de andere reisverslagen zijn zeker ook de moeite waard.

Onze wereldreiziger bezocht de Guyana’s (zelf heeft hij het steevast over de Guayana’s) in 1890. Zijn doel was om de oorspronkelijk inwoners te leren kennen en de ‘migranten’ die in de loop der eeuwen Suriname tot hun woongebied hebben gemaakt. Guayana bestaat, zo schrijft hij, uit een Spaans- (Venezuela), Engels- (Guiana), Nederlands- (Suriname), Frans- (Frans Guyana) en Portugees deel (Brazilië). In Suriname hebben vooral de Joden zijn belangstelling. De Joden zijn voor hem de meesters (‘Herren’) van de kolonie Suriname. Het land behoort niet toe aan de Hollanders maar aan de Joden. Om zijn bewering te staven herinnert Joest de lezer er aan dat de Koloniale Staten (opgericht in 1866) in 1889 uit vijftien leden bestond waarvan er dertien Jood waren. Slechts een klein deel van deze Joden kwamen uit Nederland, Duitsland en Polen. De meeste Joden, zo schrijft Joest, zijn nakomelingen van Portugees-Amerikaanse Joden. Hij neemt de lezer mee op reis door de geschiedenis en vergeet daarbij niet te vermelden dat David Nassy met een grote groep Joodse planters Brazilië verliet en via Amsterdam en Cayenne in Suriname terecht kwam. In 1694 telde Suriname 40 Joodse plantages. Rond 1750 waren er maar liefst 115 plantages die in Joodse handen waren. Er waren maar liefst 9000 slaven te werk gesteld. Volgens Joest waren de Joden vanwege de barbaarse behandeling van de slaven niet erg geliefd. Ten tijde van het bezoek van Joest is Jodensavanne allang verlaten. De ruïne van wat ooit een synagoge was is overwoekerd en bijna niet meer te herkennen. Interessant is dat hij opmerkt dat er nog steeds strenggelovige Joden zijn die zich aan de oevers van de bovenloop van de Surinamerivier, op Jodensavanne, laten begraven. Bij iedere begrafenis moet er opnieuw een pad open gekapt worden naar het oude kerkhof.

Jodensavanne

In de vergelijkingen die Joest maakt tussen Barbados of andere Engelse koloniën en Suriname komt de laatste er zeer bekaaid vanaf. Suriname is voor hem de Assepoester onder de Nederlandse koloniën maar ook Doornroosje. De kolonie wacht alleen nog op een ridder die haar uit een lange slaap zal wakker kussen. In Demerara (Brits-Guiana) zijn er in 1890 115 suikerfabrieken in bedrijf. In Suriname waren er in 1830 nog 188 suikerfabrieken maar daar zijn er op het moment dat Joest het land bezoekt nog maar acht van over. Drie daarvan zijn in Engelse handen en twee worden door geld uit Duitsland gefinancierd.

Nogmaals worden de Joden opgevoerd en in een kwaad daglicht gesteld. Zij hadden namelijk, volgens onze wereldreiziger, verlaten plantages voor een appel en een ei gekocht. Die werden vervolgens opgesplitst in kleine kostgrondjes en verpacht aan de arme zwarte bevolking (Joest spreekt van ‘negers’). Deze laatste leefden een lui, pover en meestal armzalig maar toch vrij leven. Joest geeft nog een ander voorbeeld van de luiheid van de zwarte bevolking van Suriname. Zo stelt hij dat er mannen lui aan de Waterkant hangen en geeuwen. Als er dan een stoom- of zeilschip de stad nadert zal het, zo schampert Joest, niet bij deze mannen opkomen om naar de schepen te roeien om de passagiers aan wal te brengen. Ze wachten tot het schip aanlegt en maken dan slechte grappen over de passagiers. Ze zijn te lui om te werken zolang ze niet door de honger daar toe gedreven worden.

Joest schrijft nog boeiende verhalen over tal van andere facetten van Suriname. Ondanks zijn krypto-antisemitisme en zijn vooroordelen over de zwarte bevolking van Suriname is zijn boek een interessante toevoeging aan de Surinaamse geschiedschrijving. Allereerst zijn er niet zoveel reisverslagen uit die periode. Het boek is, voor zover ik weet, slechts in één Nederlandse universiteitsbibliotheek (UB Leiden) te vinden én in de Buku Bibliotheca Surinamica collectie.

Carl Haarnack

Cover Welt-Fahrten
Titelpagina Joest

Share this:

  • Email
  • Facebook
  • Twitter
  • Print

Like this:

Like Loading...

Surinam und seine Bewohner. J.D. Kunitz (1805)

19 Sunday Sep 2021

Posted by Carl Haarnack in 18th century books, 19th century books, German books

≈ Comments Off on Surinam und seine Bewohner. J.D. Kunitz (1805)

Tags

Duits, German, plantages, Slavery

Surinam und seine Bewohner oder Nachrichten über die geographischen, physischen, statistischen, moralischen und politischen Verhältnisse dieser Insel während eines zwanzigjährigen Aufenthalts daselbst, gesammelt.  J.D. Kunitz. Erfurt, Beyer un Maring, 1805.

Wie deze rubriek al langer volgt weet dat we een speciale belangstelling hebben voor Duitse reisbeschrijvingen over Suriname. Duitsers die een lange tijd in Suriname hadden doorgebracht en, na terugkeer in Duitsland, hun memoires op papier zetten, schreven vaak veel openlijker en directer over hun ervaringen in deze Nederlandse kolonie. Zij hadden in Duitsland minder last van een overheid die liever niet had dat er teveel uit de school geklapt werd over wat er in Suriname gebeurde. Zeker niet waar het ging om slavernij of de seksuele relaties tussen Europese mannen en vrouwen die in slavernij leefden.

Gezicht op veld met suikerriet plantage Visserszorg
Jacob Marius Adriaan Martini van Geffen (1859). Collectie Rijksmuseum.

Kunitz verbleef twintig jaar in Suriname. In deze periode namen de overvallen op plantages door van de plantages weggevluchte slaven, marrons, in aantal maar ook in hevigheid toe. John Gabriel Stedman zou in 1773 onder leiding van kolonel Fourgeoud in Suriname arriveren. Ook Kunitz kwam als soldaat naar Suriname om jacht te maken op marrons. In 1774 was hij secretaris op de suikerplantage Slootwijk. De toenmalige directeur heette Schmidt. Kunitz omschreef hem als een heftige, eigenzinnige, trotse, wellustige en tyrannieke man. Deze directeur had, zo schrijft Kunitz, een haat tegen een zwarte familie ontwikkeld, waarom wist hij niet. Hij behandelde ieder lid van deze familie op de meest schandelijke manier. Het beeld dat we in Duitse literatuur vaker tegen komen van de goede zachtaardige ‘meester’ wordt door dit relaas ruw verstoord. Later vond hij een betrekking op de koffieplantage La Bonheur aan de Commewijnerivier. Zijn carriére verliep voorspoedig want al snel heeft hij zich opgewerkt tot directeur van plantage Fauquemberg en Knoppomombo (ook wel Knopomonbo or Knopomoribo).

Kunitz schrijft uitvoerig over het land, de architectuur en de verschillende volkeren in Suriname en hun gebruiken en levenswijzen. Hij veroordeelt de slavernij niet (er is nauwelijks een kritische noot als het gaat om de behandeling van slaven). Directeuren van plantages waren niet alleen ooggetuigen van de behandeling van slaven en hun manier van leven, maar ook rechtstreeks betrokken bij het vormgeven van die omstandigheden. Kunitz rechtvaardigt de bestraffing van slaven en verwijst naar de wetten van de land alsof zijn rol beperkt is tot het naleven van deze wetten: “Als een mannelijke of vrouwelijke slaaf een misdrijf heeft gepleegd, wordt hij of zij uitgekleed naakt en vastgebonden met een touw en naar twee negers gebracht die zijn voorzien van zwepen. Hij of zij krijgt 80 zweepslagen, in lijn met de wetten van het land. Het komt regelmatig voor dat slaven, vooral Cormantijn negers zelfmoord plegen door hun tong af te bijten, of als ze hun straf hebben overleefd, op een andere manier hun leven beëindigen.”

Titelblad Surinam und seine Bewhoner (1805)

Kunitz is als ooggetuige natuurlijk een bijzonder interessante bron om iets te weten te komen over het. Zijn rol als plantagedirecteur dwingt ons om zijn visie op het instituut slavernij kritisch te bekijken. Onze plantagedirecteur heeft ook praktische tips voor collega-directeuren. Zo schrijft hij dat slaven met zingen de tijd proberen te doden en het werk te verlichten. Hij is klaarblijkelijk geen groot bewonderaar van het gezang want hij adviseert om de gebouwen waar de suiker wordt geproduceerd niet te dicht bij de woonhuizen te plaatsen. Dit vanwege de overlast die het zingen te weeg brengt.

In de zomer van 1788 vertrok Kunitz weer naar Duitsland. In de krant plaatste hij een advertentie, zoals te doen gebruikelijk bij vertrek uit de kolonie, waarin hij mensen opriep die hem nog geld schuldig waren om die te komen voldoen en voor degenen die nog geld van hem te goed hadden om het geld af te halen. Zij moesten zich melden bij het huis van J.G. Fellmann. Zijn boekt wordt pas in 1805 gepubliceerd. In Nederlandse bibliotheken vinden we slechts vijf exemplaren. Bij particuliere verzamelaars zijn mij slechts twee exemplaren bekend.

Carl Haarnack

volg ons nu ook op instagram:

https://www.instagram.com/buku_surinamica/

Share this:

  • Email
  • Facebook
  • Twitter
  • Print

Like this:

Like Loading...

Onze West. A.H. Pareau (1898)

10 Monday May 2021

Posted by Carl Haarnack in 19th century books, Dutch books

≈ Comments Off on Onze West. A.H. Pareau (1898)

Tags

travel

Onze West, reisschetsen door A.H. Pareau. Den Haag:  W.P. van Stockum en Zoon, 1898.

Antonius Henricus Pareau (1849-1918) was de zoon van een predikant, Antonius Henricus Pareau en Charlotte Maria Christina Dumont. Na zijn studie scheikunde werkte hij als leraar in Den Haag. Ook runde hij een eigen chemisch onderzoekslaboratorium. In 1897 maakte hij een reis naar Suriname waarvan hij in dit boek, Onze West, verslag doet. Het publiek in Nederland weet volgens hem nagenoeg niets af van de kolonie Suriname, die als een stiefmoeder wordt behandeld.

Gezicht op Paramaribo, Johan Antonie Kaldenbach, naar J.H. Hottinger, 1770 – 1818 (detail). Collectie Rijksmuseum

Net zoals in zovele reisverslagen begint de auteur met de lange zeereis en een beschrijving van het land Suriname. Dat gedeelte sla ik hier vanwege ruimtegebrek maar over. Eén ding daaruit wil ik u niet onthouden. Als we reizen en daarom verslag doen dan doen we dat altijd op basis van de bestaande kennis in ons brein. Pareau merkt op dat stenen muren in Suriname tot een zeldzaamheid behoren. Bijna alle huizen zijn uit hout opgetrokken. Daarom doet Paramaribo hem denken aan Zaandam en andere plaatsen in de Zaanstreek. Die vergelijking zijn we in de Surinaamse bibliotheek nog niet eerder tegengekomen.

Pareau geeft ook een uitvoerige en interessante uiteenzetting over de goudvelden in Suriname. Ook al is de goudvoorraad in Suriname groter dan die van Transvaal dan is het toch nog volgens hem niet gezegd dat de goudindustrie hier een even grote ontwikkeling zou doormaken. Het grootste probleem is volgens Pareau van logistieke aard. Wil men vanuit Paramaribo naar een goudplacer in het Lawagebied reizen moet men eerst over zee met een stoomboot of zeilboot naar de monding van de Marowijne varen. Met een zeilboot duurt de reis naar Albina 3 a vier dagen. Vanaf Albina kan men alleen met smalle korjalen verder. Ook trakteert de auteur ons op een aantal bijzondere foto’s van gouddelvers.

Waterkant Paramaribo, ca 1898

Over het leven op de plantages en vooral de kontraktarbeiders uit India en Java lezen we boeiende verhalen. Bij een bezoek aan G. Barnet Lyon, Agent-Generaal voor de immigratie, hoorde Pareau over de verhalen van verschillende ‘koeli-vrouwen’ die zwaar beladen waren met gouden tientjes aan kettingen en andere gouden sieraden. Dit vormde het vermogen dat zij door hard werken bij elkaar gespaard hadden. Ook was er een man die flink gespaard had en na zijn kontrakt Suriname niet wilde verlaten. Wat hem echter dwars zat was dat hij zijn moeder niet terug zou zien. Daarom verzocht hij de Agent-Generaal om zijn moeder, op zijn kosten, naar Suriname over te laten komen. Over de immigratie van Javanen schrijft Pareau positief. Ze zijn weliswaar niet zo sterk als de ‘Brits-Indiërs’ maar zij werken nauwgezetter. De planters, zo gaat hij verder met zijn koloniale retoriek, zijn zeer ingenomen met de Javanen omdat zij niet zo hooghartig zijn als de ‘Brits-Indische koelies’ en volgzaam hun dagelijkse arbeid verrichten.

Pareau bezoekt op zijn reis ook Albina of zoals de Franse buren zeggen, Albine la coquette. De stichter van Albina, August Kappler, is dan al geruime tijd overleden maar, zo beweert hij, zijn weduwe woont er nog steeds. Het is vooral vanwege de goudvelden dat Albina een sterke ontwikkeling heeft doorgemaakt. Er is een fraaie kerk met een school. Ook is er een grote Chinese toko die de goudzoekers van al wat nodig is voorziet. Bij het tolkantoor kan direct de accijns voor het gewonnen goud betaald worden.

Het boek van Pareau is bij het grote publiek vrijwel onbekend. We vinden het boek slechts bij een handjevol universiteitsbibliotheken en natuurlijk bij de Koninklijke Bibliotheek. Op veilingen en bij antiquaren zult u dit boek niet vaak tegenkomen. Het is een lezenswaardig boek over het Suriname van rond de eeuwwisseling, een periode waarover de literatuur niet dik gezaaid is.

Carl Haarnack


Share this:

  • Email
  • Facebook
  • Twitter
  • Print

Like this:

Like Loading...

Florentin van Fahlendorn. Jung Stilling (1790).

14 Sunday Mar 2021

Posted by Carl Haarnack in 19th century books, Bibliotheca Surinamica, German books

≈ Comments Off on Florentin van Fahlendorn. Jung Stilling (1790).

Florentin van Fahlendorn. Hendrik Stilling. Uit het Hoogduitsch. Arnhem:  W. Troost en Zoon, 1790.

Johann Heinrich Jung (1740- 1817) was één van de belangrijke 18e eeuwse Duitse schrijvers. Hij genoot bekendheid in binnen- en buitenland en stond in contact met Johann Wolfgang Goethe en Johann Gottfried Herder. Behalve schrijver was hij ook een bekend oogarts en maakte hij naam als professor in de economie in o.a. Heidelberg en Marburg. Op latere leeftijd voegde hij aan zijn naam ‘Stilling’ toe. In Duitsland wordt hij in het algemeen aangeduid als Jung-Stilling. Stilling is waarschijnlijk een verwijzing naar de ´Stillen´, een stroming binnen het christendom die als piëtisme wordt aangeduid. Jung-Stilling rekende zichzelf tot deze groep maar hij had ook groot ontzag voor de Herrnhutter Broedergemeente die vanaf 1735 ook in Suriname actief werden.

Johan Jung Stilling

In 1781 publiceerde Jung Stilling de roman Die Geschichte Florentins von Fahlendorn. In deze rubriek hebben wij vaker betoogd dat Suriname regelmatig als decor werd gebruikt voor grote werken in de wereldliteratuur. Florentin is een arme wees die rondzwerft. Een meisje genaamd Rosine merkt dat hij hongerig is en deelt haar boterhammen met hem. Florentin wordt opgenomen door bekenden van Rosine die hem als hun eigen kind opvoeden. Iedereen is zeer op hem gesteld. Op een dag keert Florentin niet terug van het land en lijkt spoorloos.  De speurtocht naar hem heeft als resultaat dat ooggetuigen beweren dat hij door Hollandse soldaten is meegenomen naar Amsterdam met de bedoeling hem naar Suriname te sturen. Net op tijd arriveert een groep uit de omgeving van Florentin en proberen hem vrij te kopen. Dat mislukt echter en Florentin gaat naar Suriname. Jung Stilling speelt hier in op een bekend en  vaak voorkomend  18e eeuws fenomeen dat ronselaars, vaak onder valse voorwendselen, mensen proberen te dwingen naar Suriname te gaan. Florentin komt terecht in een soort utopische omgeving, een Koffie- en Suikerplantage genaamd Pilgersheim (lijkt verdacht veel op de nederzetting van de Herrnhutters in Berbice: Pilgerhut) gelegen aan de Marowijnerivier. De plantage-eigenaar is een vroom man en tegen het verderfelijke systeem van slavernij. Hij neemt uitsluitend vrije mensen in dienst: ‘Wilden en Negers’ die hij als zijn eigen kinderen behandelt.  Florentin schrijft brieven naar vrienden en zijn geliefde Rosine waarin hij vertelt over zijn belevenissen in de Nederlandse kolonie. Na een langdurig verblijft vertrekt hij via Philadelphia en Londen weer naar Amsterdam en uiteindelijk naar Beulenburg in Duitsland waar zijn geliefde op hem wacht. Florentin en Rosine treden in het huwelijk en Florentin krijgt de rechten op het landgoed Fahlendorn. Hij is nu, net als zijn vrouw, in de adelstand verheven.  

Kaart van de Colonie Berbice

Florentin van Fahlendorn is wat literatuurwetenschappers een ‘Bildungsroman’ noemen. De lezer is getuige van de psychologische ontwikkeling van een jongeman tijdens zijn vorming van kind naar volwassene. De emotionele, morele en intellectuele groei van Florentin tot een evenwichtige volwassene moet de lezer tot voorbeeld dienen. De boodschap van de auteur is dat God een plan heeft voor ieder mens. Ieder mens moet proberen de rol die God hem of haar heeft toebedacht realiseren. De kerk speelt hierin nauwelijks een rol.

Wie in deze roman op zoek gaat naar schilderachtige beschrijvingen van Suriname komt bedrogen uit. Het land vormt slechts een stukje van het decor dat Jung Stilling nodig had om zijn verhaal vorm te geven. Voor ons is het één van de vele literaire puzzelstukjes die de Verlichting met de  boeiende geschiedenis van Suriname verbindt. Het boek is anno 2020 in Duitsland en in Nederland in de vergetelheid geraakt. We vinden de zeldzame Nederlandse vertaling uit 1790 uitsluitend bij een paar universiteitsbibliotheken, de Koninklijke Bibliotheek en de Buku Bibliotheca Surinamica collectie.  

Carl Haarnack

Titelpagina van de Nederlandse editie (1790)

Share this:

  • Email
  • Facebook
  • Twitter
  • Print

Like this:

Like Loading...
← Older posts
logo

Enter your email address to subscribe to this blog and receive notifications of new posts by email.

Join 924 other followers

Recent

  • Surinaamsche mengelpoëzy. P.F. Roos (1804)
  • Kleines Magazin von Reisen. J.G. Stedman (1800)
  • Beschrijving van Suriname. Van Sijpesteijn (1854)
  • Tagebuch einer Reise durch Holland und England. Sophie von La Roche (1788)
  • Mission in Bambey, Suriname (ca. 1795)
  • Schets van de Marowijne. Johan Spalburg (1899)
  • Passie foe Hemel (1901)
  • Nederlandsch-Guyana. August Kappler (1883)
  • Welt-Fahrten. Wilhelm Joest (1895)
  • Surinaamse herinneringen van Boer Thomas (1965).
  • Surinam und seine Bewohner. J.D. Kunitz (1805)
  • Korte en Zakelyke Beschryvinge van de Colonie van Zuriname. Thomas Pistorius (1763)

Koloniale Wereld Tentoonstelling Amsterdam (1883)

Wilhelmina van Eede

Categories

  • 17th century books
  • 18th century books
  • 19th century books
  • 20th century books
  • Bibliotheca Surinamica
  • Children's Books
  • Dutch books
  • English books
  • French books
  • Genealogie
  • German books
  • Indian diaspora
  • Italian books
  • Latin books
  • Law
  • medical
  • Parbode
  • Sranan Tongo Books

Paginas

  • Postcards from Suriname
    • Black in postcards
  • Albert Helman
  • Antiquariaat Buku
  • Bibliotheca Surinamica
    • Buku logo
    • Onzichtbaar erfgoed
    • OSO, tijdschrift voor Surinamistiek
  • Brand in Paramaribo
  • Chinezen in Suriname
  • De negerhut
    • Illustraties in vroege edities van Oom Tom
    • Oom Tom in andere talen
  • Duitsers in Suriname
  • Ebony in Suriname
  • Edgar Cairo
  • Een begrafenis
  • Ellen Ombre
  • Galerie Buku
  • Indianen in Suriname
    • In de schaduw van de tijger
  • Indiase diaspora
  • Joanna & Stedman
  • Joden in Suriname
    • David Nassy’s “Furlough” and the Slave Mattheus
  • Klassieke muziek
  • Les Habitants de Suriname
    • Les Indiens
    • Les Négres de Bois
    • Les Négres Sédentaires
  • Natalie Zemon Davis
    • Judges, Masters, Diviners: Slaves’ Experience of Criminal Justice in Colonial Suriname
    • Origins and uses of the creole languages in 18th century Suriname
  • Silvia de Groot
  • Slaven aan het woord
  • Slavernij Verbeeld
  • Stereotype kinderboeken
  • Surinaamsche Mengel-poëzy
    • Annette de Vries
  • Suriname in Wolfenbüttel
  • Surinamica verzamelen
  • Swart in Nederland
  • Voedsel
  • Vrouwen van Suriname
  • Welkom bij Buku
  • Wilhelmus Dortants (1855-1906)
  • Winti

buku

abolitionism Add new tag artsenij binnenland boeroes British Guiana democratie Duits Dutch EBG English expedities feest fiction flora & fauna Frans Guyana French genealogie German geschiedenis handel hindu hugenoten Illustrated Books india Indianen Judaica jurisdiction katholieken kinderboek Koloniale Staten koloniale tentoonstelling kolonisatie kunst Language manumissie marrons medical muziek Onderwijs photos plantages poetry politiek reizen religie religion Slavery Stedman theater tijdschriften travel West-Indies
  • German books

Blog at WordPress.com.

  • Follow Following
    • Buku - Bibliotheca Surinamica
    • Join 924 other followers
    • Already have a WordPress.com account? Log in now.
    • Buku - Bibliotheca Surinamica
    • Customize
    • Follow Following
    • Sign up
    • Log in
    • Report this content
    • View site in Reader
    • Manage subscriptions
    • Collapse this bar
 

Loading Comments...
 

    %d bloggers like this: