• Postcards from Suriname
    • Black in postcards
  • Albert Helman
  • Antiquariaat Buku
  • Chinezen in Suriname
  • De negerhut
    • Illustraties in vroege edities van Oom Tom
    • Oom Tom in andere talen
  • Duitsers in Suriname
  • Ebony in Suriname
  • Edgar Cairo
  • Een begrafenis
  • Ellen Ombre
  • Galerie Buku
  • Indiase diaspora
  • Joanna & Stedman
  • Joden in Suriname
    • David Nassy’s “Furlough” and the Slave Mattheus
  • Klassieke muziek
  • Les Habitants de Suriname
    • Les Indiens
    • Les Négres de Bois
    • Les Négres Sédentaires
  • Natalie Zemon Davis
    • Judges, Masters, Diviners: Slaves’ Experience of Criminal Justice in Colonial Suriname
    • Origins and uses of the creole languages in 18th century Suriname
  • Silvia de Groot
  • Slaven aan het woord
  • Slavernij Verbeeld
  • Stereotype kinderboeken
  • Surinaamsche Mengel-poëzy
    • Annette de Vries
  • Suriname in Wolfenbüttel
  • Surinamica verzamelen
  • Swart in Nederland
  • Voedsel
  • Vrouwen van Suriname
  • Welkom bij Buku
  • Wilhelmus Dortants (1855-1906)
  • Winti
  • Bibliotheca Surinamica
    • Buku logo
    • Onzichtbaar erfgoed
    • OSO, tijdschrift voor Surinamistiek
  • Brand in Paramaribo
  • Indianen in Suriname
    • In de schaduw van de tijger

Buku – Bibliotheca Surinamica

~ Library, archives & wunderkammer

Buku – Bibliotheca Surinamica

Category Archives: Bibliotheca Surinamica

Kolonisatie van de Portugeesch Joodsche Natie in Suriname. Fred. Oudschans Dentz (1927)

26 Monday Dec 2022

Posted by Carl Haarnack in 20th century books, Bibliotheca Surinamica

≈ Comments Off on Kolonisatie van de Portugeesch Joodsche Natie in Suriname. Fred. Oudschans Dentz (1927)

Tags

Dutch, jews, religie

De Kolonisatie van de Portugeesch Joodsche Natie in Suriname en de Geschiedenis van de Joden Savanne. Fred. Oudschans Dentz. Amsterdam: Menno Hertzberger, 1927.

Fred. Oudschans hield op 7 januari 1927 op uitnodiging van de Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde een lezing over de kolonisatie van Joden in Suriname. Deze publicatie vormt de neerslag van die voordracht. Al in 1639 waren er Portugese Joden in Suriname. De eerste kolonisten waren afkomstig uit Nederland en Italië en vestigden zich in wat ze Thorarica noemden. In 1652 kwam er een tweede groep Joodse kolonisten naar Suriname. Zij maakte deel uit van de groep Engelsen die met Lord Willoughby vanuit Barbados kwamen. De derde groep Joodse kolonisten werd gevormd door de Joden die onder leiding van David Nassy een kolonie in Cayenne hadden gesticht. Eerder waren zij door de Portugezen uit Brazilië verdreven. Toen de Fransen in 1664 Cayenne innamen verhuisden deze kolonisten naar Suriname, toen nog in handen van de Engelsen. De laatsten hadden al toestemming gegeven voor vrije uitoefening van hun godsdienst en het bouwen van een synagoge. In 1667 veroverden de Zeeuwen onder leiding van Abraham Crijnssen Suriname. De ‘voorrechten’ die de Joodse kolonisten onder de Engelsen genoten werden ook door de Zeeuwen goedgekeurd. In 1730 behoorden van de ruim 400 plantages er 115 toe aan Joodse planters.

Landkaart van het Eiland en de Volkplanting van Cayenne aan de Kust van Zuid-Amerika. Kopergravure door Isaak Tirion, ca. 1770.

Net zoals Europese planters verwekten ook Joden kinderen bij slavinnen (Oudschans Dentz spreekt van ‘inboorlingen’). Hieruit ontstond een omvangrijke groep Joodse kleurlingen. De auteur houdt zich bijzonder op de vlakte over deze vermenging tussen Joden en Afrikaanse vrouwen. Wij willen natuurlijk van de hoed en de rand weten hoe dergelijke relaties (in de regel leefden de vrouwen in slavernij) eruit zagen. Deze ‘kleurlingen’ richtten in 1759 een eigen genootschap (Siva) op die zij Darhe Jesarim noemden. Op de plek waar de Zwartenhovenbrugstraat de Domineestraat doorkruist, het Sivaplein genaamd, hadden deze ‘couleurlingen’ hun eigen gebedshuis. Dit werd in 1800 afgebroken.

Het boekje van Oudschans Dentz is zeer compact (slechts 63 pagina’s) maar biedt toch een interessant inkijkje in het Joods leven in Suriname in de 17e-, 18e- en 19e eeuw. Zo lezen we interessante zaken als het gaat om de ‘strijd’ met de marrons. Ook lezen we dat huwelijken tussen Portugese- en Hoogduitse Joden verboden waren. Een groot gedeelte ruimt hij in voor zijn beschrijving van de geschiedenis van de Jodensavanne.  Deze ligt op een gebergte aan de Surinamerivier. Op de plek waar de huizen in een vierkant gebouwd zijn lopen vier dwarsstraten. De huizen kijken aan de achterkant uit op de twee valleien van de berg en op de oever van de rivier. In het midden van het vierkant bevindt zich de synagoge. Deze is in 1685 gebouwd en staat op vier grote houten pilaren. Er is een vertrek voor vrouwen. Daar tegenover is het vertrek voor de mannen waar zich een grote kast van cederhout bevindt waar de rollen met de Joodse wetten worden bewaard. De ‘kerk’ is mooi gestoffeerd en voorzien van kaarskronen van geel koper en veel dure kandelaars. Recht tegenover de synagoge ligt de begraafplaats. De savanne die daar begint heeft een militaire post die deel uitmaakt van het Kordonpad. Op 10 september 1832 verwoestte een brand een groot deel van het dorp. Die brand was ontstaan in een onbewoond huis van de boedel van M. de la Parra dat recht tegenover de synagoge lag. Van hier sloeg het over naar het huis van Jacob de Meza dat net als het huis van Josua de la Parra en nog twee huizen volledig afbrandde.

Jooden Savannah. Chromolitho uit: Gezigten uit Neerland’s West-Indien, naar de natuur geteekend. VOORDUIN, G.W.C & J.E. van HEEMSKERCK VAN BEEST. Amsterdam, Frans Buffa en Zonen, (1860-1862)

We hebben hier helaas niet genoeg ruimte om dieper in te gaan op de belangrijke geschiedenis van de Joodse diaspora in Suriname. De eerste druk van dit boekje is onvindbaar maar dankzij Simon Emmering bestaat er een goedkope herdruk uit 1975.

Carl Haarnack

(met dank aan Reinder Storm)

zie ook:

https://bukubooks.wordpress.com/jews/

Share this:

  • Email
  • Facebook
  • Twitter
  • Print

Like this:

Like Loading...

Afrikanische Relikte und Indianische Entlehnungen in der Kultur der Buschneger Surinams. Lindblom (1924).

10 Saturday Dec 2022

Posted by Carl Haarnack in Bibliotheca Surinamica

≈ Comments Off on Afrikanische Relikte und Indianische Entlehnungen in der Kultur der Buschneger Surinams. Lindblom (1924).

Afrikanische Relikte und Indianische Entlehnungen in der Kultur der Buschneger Surinams. Eine vergleichende ethnographische Studie. Gerhard Lindblom. Göteborg: Elanders Boktryckeri Aktiebolog, 1924.

professor Gerhard Lindblom (1887-1969)

Gerhard Lindblom (1887-1969) was Zweedse etnograaf die veel onderzoek heeft gedaan in Afrika. Voor de Surinaamse bibliotheek is hij van groot belang. In 1924 publiceerde hij een onderzoek naar Afrikaanse gebruiken en de invloed van inheemsen op de cultuur van de marrons in Suriname. Deze studie van Gerhard Lindblom vond plaats op basis van een verzameling objecten uit verschillende marrondorpen in Suriname. Deze komen uit een aantal Aukaanse dorpen aan de samenloop van de Surinamerivier en de Sarakreek: Koffiekamp, Pisjang, Krickie en Maripaondre maar ook Gansee en Toledo, Tamarind (in het Cotticagebied). Ook zijn er voorwerpen uit Bergendal aan de bovenloop van de Surinamerivier. Deze collectie bevindt zich in het Etnografisch Museum in Stockholm. A. Klinkowström publiceerde  er in 1891 een verslag over. Buiten Zweden zullen weinigen het kennen want het verscheen in het Zweeds (Fem månader i Surinam – Vijf maanden in Suriname).

Lindblom heeft zijn boekje bedoeld als leidraad voor onderzoekers die geïnteresseerd zijn in de geschiedenis van de slavenpopulatie in Suriname en die iets willen weten over de cultuur van de marrons (Lindblom spreekt in deze Duitstalige publicatie steevast over ‘Buschneger’) en de invloed van de inheemsen op die cultuur. Hij begint met een beknopte beschrijving over de oorsprong van de slavenbevolking in Suriname en het transport uit West-Afrika. Hiervoor put hij uit literatuur over de geschiedenis van ‘West-Indië’ die velen bekend in de oren zal klinken. Zo noemt hij o.a. Bosman, Hartsinck, Oldendorp, Stedman, Malouet, Von Sack, Benoit, Teenstra en Kappler. In veel literatuur die wij in deze rubriek besproken hebben beperkt de geschiedschrijving zich tot hetgeen zich op Surinaamse bodem afspeelt.

Surinaaamse marrons ca. 1920

Lindblom geeft een beknopt maar helder beeld van een geschiedenis die al in Afrika begint. Ook laat hij zien dat veel termen in Suriname direct zijn meegenomen uit West-Afrika. Zo is volgens hem de term ‘loo’ direct afkomstig is uit de taalgroep  van het Ibo of Yoruba. Huis is in die taal ‘nloh’ of ‘uloh’. De grootste slavenmarkt in de Nigerdelta bevond zich in Bonny River. De Bonny waren de grootste slavenhandelaren in West-Afrika. Hier werden meer slaven verhandeld dan in alle andere slavenmarkten in West-Afrika bij elkaar. De Bonny namen de meeste mensen gevangen en brachten ze in slavernij door Ibo-dorpen te overvallen. Dan vertelt Lindblom ons ook nog iets dat we in andere literatuur niet zo snel zullen vinden. De plek waar de bewoners van de marrondorpen in Suriname hun behoeften doen bevindt zich buiten het dorp. Deze bestaat uit een gat in de grond met daarnaast zand en enige kalebassen met water. Dit imponeerde de Duitse onderzoeker Joest zeer en hij vond deze significant schoner dan die van de Nederlanders in Suriname. Deze hygiëne hadden de marrons niet in Suriname geleerd maar ze hadden deze meegenomen uit hun vaderland.

Lindblom schotelt ons interessante wetenswaardigheden voor aan de hand van de voorwerpen die hij in het museum in Stockholm aantrof. We leren veel over huishoudelijke voorwerpen, spinnen en weven, haardracht, tatoeages, visgerei en muziekinstrumenten. Ook wijdt hij een hoofdstuk aan de geestelijke cultuur van de ‘Buschneger’. Ook de gebruiken en rituelen rondom de dood en begrafenissen zijn grotendeels terug te leiden tot wat vroeger de Goudkust werd genoemd, het huidige Ghana. Hoewel Lindbloms boek bijna honderd jaar geleden verscheen zit het boordevol informatie die vermoedelijk voor veel mensen die zich interesseren voor Suriname onbekend is. Het zou goed zijn om het in het Nederlands te vertalen en het zodoende voor een groter publiek toegankelijk te maken.

Carl Haarnack

Share this:

  • Email
  • Facebook
  • Twitter
  • Print

Like this:

Like Loading...

Nieu-Nederland versus Guajana. Otto Keye (1659/1672)

19 Saturday Nov 2022

Posted by Carl Haarnack in 17th century books, Bibliotheca Surinamica, Dutch books, German books

≈ Comments Off on Nieu-Nederland versus Guajana. Otto Keye (1659/1672)

Tags

German, maps, plantages, West-Indies

Kurtzer Entwurff von Neu-Niederland und Guajana. Einander entgegen gesetzt, umb den Unterscheid zwischen warmen und kalten Landen herauß zu bringen, und zu weisen welche von beyden am füglichsten zu bewohnen, am behendesten zu bauen und den besten Nutzen geben mögen. Otto Keye. Leipzig: Ritzsch 1672.

Het aantal 17e eeuwse publicaties in de Buku Bibliotheca Surinamica collectie is zeer beperkt. Eén van de oudste titels is deze zeldzame Duitse vertaling van `Het waere onderscheyt tusschen koude en warme landen, aengewesen in de nootsakelijckheden die daer vereyscht worden … om beyde die landen te konnen bewoonen … Voor-gestelt en vergeleken met Nieu-Nederlant, als sijnde een koudt landt en Guajana sijnde een warm landt, en beyde gelegen in America´(1659).

In dit boek weegt de auteur, Otto Keye, de voor- en nadelen af tussen de zg. ‘koude- en warme landen’. Hij vergelijkt de ‘koude’ kolonie Nieuw-Nederland met het ‘warme’ land Guyana. Hierbij neemt hij de klimatologische omstandigheden, de economische mogelijkheden en alles wat deze koloniën te bieden hebben op het gebied van landbouw in ogenschouw. Nieuw-Nederland is het gebied aan de Amerikaanse oostkust dat het huidige New York (toen Nieuw-Amsterdam geheten), New Jersey en Delaware omvat. Guyana omvat het huidige Suriname, Guyana en Frans Guyana.

Vervaardigd in ca. 1684. Deze kaart van het huidige New England is gemaakt door Nicolaes Visscher II (1649-1702). Visscher kopieerde eerst een kaart van Jan Janssonius (1588-1664) uit 1651 en voegde daar een gezicht op Nieuw Amsterdam, het huidige Manhattan, aan toe. De kaart is zeer nauwkeurig: elke Europese stad die destijds bestond, is vertegenwoordigd.

Op 31 juli 1667 zou het Verdrag van Breda een einde maken aan de Tweede Engels-Nederlandse Oorlog. Hierbij werd bepaald dat Nieuw-Nederland (inclusief New York) voortaan Engels gebied zou zijn en dat Suriname (dat net door Abraham Crijnssen op de Engelsen was veroverd) aan Nederland zou worden toebedeeld. Eerder, in 1654, waren de Nederlanders door de Portugezen uit Brazilië verdreven. Het was daarom niet verwonderlijk dat men erop gebrand was om nieuwe wingewesten te veroveren. De Staten-Generaal en de geldschieters in Amsterdam wilden maar wat graag nieuwe kolonisatiepogingen op touw zetten. Het grote probleem was om voldoende mensen te vinden die als kolonist zich in een avontuur te storten. In het derde kwart van de 17e eeuw verschijnen er pamfletten en boeken verschijnen waarin hoog wordt opgegeven over de mogelijkheden die ‘de Nieuwe Wereld’ te bieden had. Over de gevaren (slangen, muskieten, spinnen en andere gevaarlijke schepsels) en het afmattende klimaat wordt niet gesproken of wordt een beetje positiever geschreven. Dat geldt ook zeker voor dit boek van Otto (ook Ottho) Keye. Hij is zeker geen objectieve wetenschapper maar heeft er duidelijk belang bij om Guyana gunstiger af te schilderen. Zo stelt hij dat ‘Guyana kon in korte tijd ‘ghebracht en ghemaeckt worden tot een Aerds Paradijs’.

titelblad van Otto Keyes boek

Otto Keye was aangesteld als Eerste Raad van een kolonie aan de rivier Aprouaque die nog moest worden opgericht. Daarvoor had hij geldschieters én kolonisten nodig. Anno 2022 wordt er nog wel eens schamper gedaan over de ‘ruil’ van New York voor Suriname maar het is aannemelijk dat de publicatie van Keye een rol heeft gespeeld bij de onderhandelingen rond de Vrede van Breda en de daaruit voortvloeiende keuzes. Keye geeft hoog op over hoe goedkoop het is in een warm land te wonen (geen kleding nodig en de huisvesting is eenvoudiger). Het verbouwen van de grond kost ook minder omdat men daar makkelijker slaven kan inzetten. In Guyana kunnen vruchten veel beter groeien. Hij heeft het dan o.a. over katoen, suikerriet, tabak, indigo en cacao. Er is ook veel hout beschikbaar en de rivieren zitten boordevol vis.

A chart of the coast of Guyana. R. Waddington (1767). Collectie: Allard Pierson.

Over Otto Keye zelf weten we heel weinig. Hij is afkomstig uit Gelderland. In de jaren 1637-1639 heeft hij in Brazilië het bewind over een compagnie voetknechten gevoerd. De Nieuwe Geoctrooide Guajaanse Compagnie  kreeg in 1658 toestemming van de Staten-Generaal om een nieuwe kolonie te stichten. Het is waarschijnlijk dat Keye zijn boek schreef in opdracht van deze compagnie. Zowel de Nederlandse- als de Duitse editie van Keye’s boek zijn uitermate zeldzaam. Wie een exemplaar aan zijn of haar collectie wil toevoegen met wel diep in de buidel tasten.

Carl Haarnack

Nagekomen bericht van Martijn van den Bel, archeoloog en auteur in Frans Guyana:

“Deze Keye is namelijk vertrokken met Baltasar Gerbier op zoek naar de zilverberg ten oosten van Cayenne in de jaren 1650. Deze missie ging mis omdat Keye en kornuiten liever een colonie wilde stichten op de Approuague rivier om daar suiker te verbouwen. Gerbier vluchtte voor een dreigende rebellie naar Cayenne waar hij zich in het huis van gouverneur Langedijk verschanste ; zijn vrouw overleed bij de aanval van Keye op Gerbier en zijn dochter raakte gewond. Ondertussen was Langedijk terug van zijn expeditie op de Oyapock en werd Keye ingerekend. Ze vertrokken gezamenlijk naar Nederland waar het proces plaatsvond. Dit proces is door Gerbier gepubliceerd en voorzien van enkele prachtige gravures.

Na de Engelse aanval van 1666 vertrok de commandeur Isaac van Mildert naar Suriname om daar zijn heil te zoeken. De participanten van de Nieuw Guiaansche Compagnie (NGC) in Amsterdam proberen vervolgens de geplunderde kolonie te verkopen aan de de hertog van Hanau (weer een Duitser). wat in 1669 een feit was maar er is verder weinig bekend of er (Duitse) kolonisten zijn gearriveerd op de Approuague. Wel weten we dat de kolonie vanaf 1675 werd bewoond door Gilles de Bont en Johannes Masuer die ook plantages hadden in Suriname. Na de machtswisselingen in het jaar 1676 van Cayenne naar aanleiding van de Guerre de Hollande heeft de chevalier de Lézy de Nederlandse koloniën op de Approuague en Oyapock rivier ingenomen en ontruimd.”

verder lezen:

Bel, M.M. van den & G. Collomb. 2021. La colonisation de la Guyane (1626-1697), 2 Tomes, Les collections de la République des Lettres. Éditions Hermann, Paris.

Bel, M.M. van den & L.A.H.C. Hulsman. 2019. Les Hollandais à Cayenne. La présence néerlandaise en Guyane (1655-1677). Espace Outre-Mer. Ibis Rouge Éditions, Matoury.

Keye deed in 1655 nog een missie naar Céara zie Ha-NA 1.01.02 12564.40
Hieronder een gravure gemaakt door Gerbier die de aanslag op zijn familie in Cayenne illustreert. Linksonderin is Otto Keye de moordenaar ! Waarschijnlijk is dit ook de oudst bekende gravure van het dorp Cayenne c. 1660

Collectie Thyssiana, UB Leiden.

Share this:

  • Email
  • Facebook
  • Twitter
  • Print

Like this:

Like Loading...

Le Mercure historique (1750)

02 Sunday Oct 2022

Posted by Carl Haarnack in 18th century books, Bibliotheca Surinamica, French books

≈ Comments Off on Le Mercure historique (1750)

Tags

plantages, Slavery

Le Mercure historique et politique concernant l’état présent de l’Europe, ce qui se passe dans toutes les Cours, l’intérêt des Princes, leurs brigues, et généralement tout ce qu’il y a de curieux pour le mois de Janvier 1750, le tout accompagné de Réflexions politiques sur chaque Etat. A la Haye: Frederic-Henry Scheurleer, 1750.

De Surinaamse bibliotheek lijkt wel onuitputtelijk. Telkens duiken er nieuwe boeken, manuscripten en tijdschriftartikelen op die belangrijk zijn voor een goed begrip van de geschiedenis van Suriname. Meestal is het door toeval dat men op een tekst stuit waarin Suriname centraal staat. Dat geldt ook voor Le Mercure historique et politique. Dit Franse tijdschrift werd opgericht in 1686 en verscheen gedurende bijna honderd jaar maandelijks. In de uitgave van januari 1750 wordt er aandacht besteed aan Suriname.

Le Mercure Historique …. (1750)

Er wordt melding gemaakt van het gevaar dat de kolonie Suriname geruïneerd wordt en zelfs in zijn geheel wordt vernietigd. Het was gouverneur Mauricius (1692-1768) die, volgens de tekst, een te naïeve blik had omdat hij probeerde om vrede te sluiten met de marrons die zich in de bossen van Suriname schuilhielden. Zo’n vredesverdrag zou het, volgens de auteur, voor de overige marrons alleen maar makkelijker maken zich over te geven aan hun opstandigheid en losbandigheid. De weggelopen slaven zouden opnieuw een plan smeden om, zoals eerder, een bloedbad aan te richten onder de Europeanen en enkele afgelegen plantages te verwoesten waar men niet goed in staat was zich te verdedigen. Zo werden de plantages Concordia, Malabatrum, Utrecht, Egmond, Mon Plaisir, Berg-op-Zoom, Bethlehem en een aantal anderen werden verwoest.

plantage aan de bovenloop van de Surinamerivier

Deze ‘opstandelingen’ zouden, zo gaat de tekst verder, hun opmars hebben voortgezet als er niet een groep soldaten naar Suriname was gestuurd die zich bij een detachement van inwoners van de kolonie had gevoegd. Deze troepen achterhaalden de plekken waar de marrons zich ophielden en vielen hen zo abrupt aan dat deze geen tijd hadden om zich te verdedigen. Ze werden verslagen, velen werden gedood, velen werden gevangen genomen en de rest vluchtte de bossen in maar moesten vanwege gebrek aan levensmiddelen sterven van de honger of zich overgeven aan degenen die jacht op hen maakten.

De bijzonder interessante tekst gaat verder in op de strijd tegen de marrons. Baron van Spörke zal voortaan de troepen aanvoeren en Mauricius zal mogelijk worden teruggeroepen naar Nederland. Ook lezen we over de ‘heldhaftigheid’ van mevrouw Reynsdorp. Zou dit de echtgenote kunnen zijn van Nicolaas Reynsdorp die de grond voor plantage Reynsdorp in 1744 verkreeg. Reynsdorp (ook wel genoemd plantage Bakkie) was een koffieplantage aan de Warappakreek en de Matapicakreek in het district Commewijne in Suriname. De marrons werden verhinderd door de stiptheid waarmee mevrouw Reynsdorp en de soldaten erin slaagden een groep ‘negers’ de pas af te snijden, van wie ze de opperhoofd gevangen hadden genomen, die gekleed was in de kleding van de planter Thomas, die het bevel voerde met het zwaard aan zijn zij en een wandelstok in de hand”.

Plantage aan de Commewijne en de Warappakreek (collectie Buku)

Nu weten wij dat de aanvallen van de marrons steeds heviger en efficiënter werden waardoor het koloniale gezag het onderspit dreigde te delven. Uiteindelijk werden van 1760 vredesverdragen gesloten met de marrons. Le Mercure historique et politique is een informatieve bron voor historici met belangstelling voor Suriname. Het tijdschrift verscheen in het Frans (de taal die in Nederland in hogere kringen gangbaar was) en is misschien daardoor enigszins ontsnapt aan de aandacht van hedendaagse historici. Voor bibliofielen is het natuurlijk een genot om dit boek in handen te hebben (het exemplaar uit de Buku Bibliotheca Surinamica collectie is gevat in een stevige kalfslederen band met goudopdruk). Gelukkig bestaat er op het internet gelukkig ook een digitale versie.

Carl Haarnack

Share this:

  • Email
  • Facebook
  • Twitter
  • Print

Like this:

Like Loading...

Stedmans ´Narrative´ in de Buku collectie

24 Wednesday Aug 2022

Posted by Carl Haarnack in 18th century books, 19th century books, Bibliotheca Surinamica, Dutch books, English books, French books, German books

≈ Comments Off on Stedmans ´Narrative´ in de Buku collectie

Tags

Illustrated Books, plantages, Slavery, travel, West-Indies

‘The Narrative’ van John G. Stedman in de Buku Bibliotheca Surinamica collectie

Al zo’n 35 jaar verzamel ik boeken die te maken hebben met de voormalige Nederlandse kolonie Suriname. Ik noem mijn verzameling Buku Bibliotheca Surinamica. Eén van de belangrijkste boeken in mijn collectie (en tegelijkertijd hét belangrijkste achttiende eeuwse boek over Suriname) is de Narrative of a five years’ expedition against the revolted negroes of Surinam, in Guiana, on the wild coast of South America; from the year 1772, to 1777: elucidating the history of that country, and describing its productions [….] London: J. Johnson & J. Edwards, 1796. Dit boek werd geschreven door Nederlands-Schotse John Gabriel Stedman (1744–1797). Stedman, geboren in Dendermonde, had een Schotse vader en een Nederlandse moeder. In 1772 vertrok hij als soldaat in de troepen van kolonel Fourgeoud naar Suriname. Hier zou hij bijna vijf jaar strijden tegen de van de plantages weggelopen slaven. Hij hield een dagboek bij dat de basis zou vormen van zijn boek. Het boek van Stedman vormt een belangrijk onderdeel van mijn verzameling die meer dan 10.000 titels telt.  Deze collectie omvat meer dan vijftig verschillende edities, bewerkingen en vertalingen van de ´Narrative´, waaronder een aantal belangrijke eerste drukken.

Uiteraard is de 1e Engelse editie uit 1796 aanwezig in twee prachtige halfleren banden en in een slipcase. De eerste editie is bijzonder zeldzaam omdat Stedman, vanwege zijn woede over de tekstuele ingrepen van zijn uitgever, een groot aantal exemplaren verbrandde. Ook omvat de collectie een 1e Engelse editie, een ‘large paper copy’, waarvan de platen (gravures) in de tijd met de hand zijn ingekleurd. Een aantal platen is met goud opgehoogd. Dat zien we bijvoorbeeld bij de plaat van Johanna (T. Holloway), Female Quadroon Slave of Surinam (Perry) en Europe Supported by Africa and Asia (William Blake). Iedere gravure is een kunstwerk op zich. In november 2021 werd een handgekleurde q1e editie bij Bubb Kuyper in Haarlem geveild. Recentelijk verwierf de Buku Bibliotheca Collectie een tweede editie van de Narrative (1806) die met de hand is ingekleurd. Dit exemplaar maakte meer dan vijftig jaar deel uit van The Peter and Pat Croft Collection (Wisbech, UK).

Band 1806 editie met handgekleurde platen

In 1806, tien jaar na de eerste, verscheen een tweede editie. Stedman was kort na het verschijnen van de eerste druk al overleden. Deze tekst voor deze ‘Second edition corrected’ was opnieuw gezet en werden enkele typografische verbetering aangebracht. De Buku-collectie bezit verschillende exemplaren van deze druk, met platen in zwart-wit en met handgekleurde platen. Bij de editie uit 1813 heeft de uitgever alleen een nieuwe titelpagina toegevoegd aan de onverkochte exemplaren van de tweede druk. Van de 1813 editie is er een exemplaar in de Buku-collectie waarvan de platen kort na publicatie met de hand zijn ingekleurd. In 2022 werd de band van dit exemplaar vakkundig onder handen genomen door meester-boekrestaurateur Erik Schots in Krommenie (hij heeft de afgelopen twintig jaar vele boeken uit mijn bibliotheek opgeknapt of van een nieuwe band voorzien. In de jaren ’60 en ’70 van de vorige eeuw verschenen er tientallen edities, soms bewerkt en verkort.

Het dunste boekje dat gebaseerd is op het relaas van Stedman verscheen  in 1809 (mogelijk 1810). Het is zonder twijfel de  zeldzaamste Stedman-editie: Curious Adventures of Captain Stedman, during An Expedition to Surinam, in 1773, including the Struggles of the Negroes and the Barbarities of the Planters, Dreadful Executions, the Manner of Selling Slaves, Mutiny of Sailors, Soldiers, &c. […] London: Printed for Thomas Tegg, III, Cheapside. Waarschijnlijk is dit exemplaar het enige dat zich in een Nederlandse collectie bevindt (het werd verkregen in 2012 op een veiling van Swann Galleries in New York).

Een ander bijzondere bewerking is: Joanna, or, The Female slave : a West Indian tale. London: Printed for L. Relfe, 1824. Tien jaar later verscheen The Oasis (Boston: Benjamin C. Bacon, 1834) door Lydia Maria Child (1802-1880) waarin “Joanna” opgenomen is. In deze publicaties stond de geliefde van Stedman, Joanna, centraal. Child was een Amerikaanse abolitionist, streed voor vrouwenrechten maar ook een schrijfster en journalist. Zij wordt gerekend tot de meest invloedrijke 19e eeuwse Amerikaanse schrijfsters. In tal van Europese 19e eeuwse publicaties vinden we beschrijvingen én afbeeldingen van Joanna. Ik denk bijvoorbeeld aan het toneelstuk Die Slavin, ein Schauspiel in fünf Aufzügen van Franz Kratter (zowel de editie van 1804 als die van 1805 in de Buku-collectie). Ook komen we haar tegen in Taschenbuch der Reisen, oder unterhaltende Darstellung der Entdeckungen des 18ten Jahrhunderts, in Rücksicht der Länder-, Menschen- und Productenkunde: für jede Klasse von Lesern. E.A.W. von Zimmermann. Leipsig: Gerhard Fleischer, 1803. Het liefdesverhaal tussen de slavin Joanna en Stedman, de eerste gemengde relatie in de wereldliteratuur, droeg ook bij aan het enorme succes van Stedmans boek.

Joanna from Stedman´s first edition (1796)

In mijn bibliotheek bevinden zich twee Duitse edities die in 1797 gedrukt werden: Stedman’s Nachrichten von Surinam und von seiner Expedition gegen die rebellischen Neger in dieser Koloniein den Jahren 1772 bis 1777 (Hamburg: bei Benjamin Gottlob Hoffmann,1797) en Stedmans Nachrichten von Suriname, dem letzten Aufruhr der dortigen Negersclaven und ihrer Bezwingung in den Jahren 1772 bis 1777 (Halle: in der Rengerschen Buchhandlung, 1797). In 1803 volgde een vrijwel onbekende derde Duitse editie met 19 kopergravures: Süd-Amerikanisches Journal oder authentische Nachricht eines holländischen Officiers von dem letzern fünfjährigen Aufruhr der Negersclaven in Surinam und deren Bezwingung. Zittau: 1803. In Worldcat worden er slechts twee plekken genoemd waar dit boek te vinden is: in de universiteitsbibliotheken van Frankfurt en Dresden.

Editie voor de Duitse jeugd (1800)

In 1800 verschenen er twee edities ‘für die Jugend bearbeitet’: Stedmann’s Reisen in Surinam für die Jugend bearbeitet. Berlin: in der Schüppelschen Buchhandlung en Kleines Magazin von Reisen zur angenehmen und belehrung der Jugend. Berlin: Oehmigke der Jüngere, 1800. Bij beide werken gaat het om een bewerking van M. Schulz. Deze bevatten kopergravures, gebaseerd op die uit de Engelse editie, die met de hand zijn ingekleurd.

Ook in het Frans verscheen er een editie die voor ‘de jeugd’ bewerkt was:  Voyage de Stedman (Voyage à Surinam et dans l’intérieur de la Guyane). Bibliothèque géographique et instructive des jeunes gens. Paris & Amsterdam: J.E. Gabriel Dufour, 1806. Eerder was al in 1799 de eerste Franse vertaling verschenen van het Engels origineel: Voyage a Surinam et dans l’interieur de la Guyane, contenant la relation de cinq années de courses et d’observations faites dans cette contrée intéressante et peu connue. Paris: F. Buisson, 1799. Deze bestaat uit drie tekstdelen en een aparte Atlas met 44 gravures door Tardieu. Er volgden nog vele Franse edities. De grote 19e eeuwse Franse romanschrijver Eugène Sue (1804-1857) bewerkte Stedmans verhaal tot een roman Aventures d’Hercule Hardi ou la Guyane en 1772. Bruxelles: Societè Belge de Librairire, 1840.

Er bestaan twee vroege Nederlandse Stedman-edities. Reize in de binnenlanden van Suriname werd in 1799 uitgegeven door A. en J. Honkoop in Leiden. Deze uitgave bestond uit twee delen en was vertaald uit de eerste Duitse editie. Reize naar Surinamen, en door de binnenste gedeelten van Guiana, een uitgave in vier delen, verscheen bij Johannes Allart in Amsterdam (1799-1800). Dit was een vertaling van de eerste Franse editie en telde 42 gravures. Het zou tot 1974 duren voordat er een Nederlandse heruitgave verscheen. Dit was een facsimile uitgave van de Johannes Allart editie die werd uitgegeven door de Amsterdamse antiquaar Simon Emmering.

Frontispiece en titelpaginaItaliaanse Stedman editie (1818)

Twee zeldzame uitgaven van Stedman uit de Buku-collectie mogen hier zeker niet ontbreken. Dat is de eerste en enige Zweedse uitgave Captain Johan Stedmans dagbok öfwer sina fälttåg i Surinam; jämte beskrifning om detta nybygges inwånare och öfriga märkwärdigheter (Stockholm: Johan Pfeiffer, 1800). Deze editie heeft één plaat en wel die van de reuzenslang (Aboma) die aan een boom wordt opgeknoopt. Het exemplaar in mijn collectie is met de hand ingekleurd. Er bestaat ook slechts één Italiaanse editie die in 1818 in Milaan werd uitgegeven door Giambattista Sonzogno: Viaggio al Surinam e nell’interno della Guiana. Alle 16 platen in deze vierdelige Italiaanse editie zijn doorgaans met de hand gekleurd.

De ruimte hier is beperkt en het is onmogelijk om alle topstukken uit de collectie te bespreken. Hoewel ik een grote liefde heb voor oude drukken gebiedt de eerlijkheid mij te zeggen dat er één editie van het boek van Stedman is die in geen enkele Suriname- of Stedmanverzameling mag ontbreken: Narrative of a Five Years expedition [..] Transcribed for the First Time from the orginal 1790 manuscript. Baltimore & London, The Johns Hopkins University Press, 1988. Deze uitgave werd verzorgd door Richard en Sally Price *). Voor het eerst lezen we de tekst zoals Stedman hem bedoeld heeft, zonder de grote redactionele ingrepen van zijn uitgever. Zo ontstaat er een heel ander beeld van de seksuele omgang tussen Europese mannen en slavinnen.

De vele edities, vertalingen en bewerkingen geven ons een goed beeld hoe belangrijk en invloedrijk ‘the Narrative’ was in Europa en Amerika. Het inspireerde schrijvers en kunstenaars (m/v) tot het maken van toneelstukken, romans, poëzie en gravures. Stedman was uitermate kritisch over de manier waarop slaven in Suriname behandeld werden. Hij was geen abolitionist maar pleitte wel voor een betere behandeling van slaven. De abolitionistische beweging in Engeland, onder leiding van William Wilberforce, maakten dankbaar gebruik van de gravures uit het boek van Stedman. Voor het eerst zag men in Europa afbeeldingen van de barbaarse straffen die slaven in Suriname ten deel vielen. Grote kunstenaars zoals William Blake (1757-1827) en Francesco Bartolozzi (1727– 1815) zetten de tekeningen uit Stedmans dagboek om in meeslepende gravures.

Carl Haarnack

*) When John Gabriel Stedman’s Narrative was first published in 1796 — a bowdlerized edition “full of lies and nonsense” — Stedman claimed to have burned two thousand copies. It nevertheless became an immediate popular success. A first-hand account of an eighteenth-century slave society, including graphic accounts of the worlds of both masters and slaves, it also contained vivid descriptions of exotic plants and animals, of military campaigns, and of romantic adventures. Illustrated by William Blake, Francesco Bartolozzi, and others, Stedman’s work was quickly translated into a half-dozen languages and was eventually published in over twenty-five different editions.

(https://www.richandsally.net/john_gabriel_stedman_s_narrative_of_a_five_years_expedition_against_the_revolted__8361.htm)

zie ook:

https://bukubooks.wordpress.com/2012/02/11/joanna2/
https://bukubooks.wordpress.com/2009/10/03/stedman/
https://bukubooks.wordpress.com/2012/06/07/curious/
https://bukubooks.wordpress.com/joana-stedman/

https://www.rhcl.nl/nl/ontdekken/blog-overzicht/john-gabriel-stedman-maastricht

Share this:

  • Email
  • Facebook
  • Twitter
  • Print

Like this:

Like Loading...

Surinaamsche mengelpoëzy. P.F. Roos (1804)

08 Monday Aug 2022

Posted by Carl Haarnack in 18th century books, 19th century books, Bibliotheca Surinamica, Dutch books

≈ Comments Off on Surinaamsche mengelpoëzy. P.F. Roos (1804)

Tags

Dutch, poetry

Surinaamsche mengelpoëzy. Paul François Roos. H. Gartman en P.J. Uylenbroek, Amsterdam 1804

Verschillende wetenschappers hebben benadrukt dat de Verlichting aan Suriname voorbij is gegaan. In de achttiende eeuw leken de Nederlandse kolonisten slechts in één ding geïnteresseerd: zo snel mogelijk zo veel mogelijk geld verdienen en terugkeren naar Nederland. Deze zg. ‘animus revertendi’ betekende dat de rijkdommen die in Suriname vergaard werden daar niet werden geïnvesteerd en dat de aandacht voor maatschappelijke- en ethische kwesties en het culturele leven in de kolonie minimaal was. Er waren natuurlijk uitzonderingen. Zo schreven verschillende planters gedichten. Enkelen daar van publiceerden hun gedichten. Eén daarvan was Paul François Roos (1751-1805). Hij werd geboren in Amsterdam en vertrok op 18-jarige leeftijd naar Suriname. Daar begon hij als opzichter (blankofficier) op een plantage aan de Motkreek en werkte op verschillende andere plantages in het Commewijnegebied, zoals plantage De Jonge Byekorf waar hij directeur werd.

Buku Bibliotheca Surinamica plank met twee titels van P.F. Roos

Echt rijk kon je in Suriname worden als administrateur van plantages. Administrateurs verdienden soms wel 10% van de opbrengst van de plantages die zij onder beheer hadden. Roos reisde nog tweemaal naar Amsterdam maar bleef tot zijn dood in 1805 Suriname wonen. Daarmee is hij niet zo maar een passant in Suriname. Hij leefde tweemaal zo lang in Suriname als hij in Amsterdam had gewoond. Daarmee behoort hij tot de eerste auteurs die tot de Surinaamse literatuur gerekend kunnen worden.

Roos trad in het huwelijk met Johanna Seonnet. Het huwelijk bleef kinderloos. Wel verwekte Roos twee kinderen bij zijn ‘Zwarte Venus’, de slavin Prinses, die hij de namen Paulina en François meegaf. Recentelijk werd in het stadsarchief van Amsterdam het testament van Roos gevonden. Hierin had Roos vastgelegd dat maar liefst 16 van zijn slaven de vrijheid moesten krijgen plus een flinke som geld. Zijn ´futuboi´ Cicero werd ook via het testament gemanimuteerd, hij kreeg maar liefst fl 1000,– mee  (een vermogen voor die tijd) en het gouden horloge en het degen van Roos. Ook weten we dankzij het testament dat Cicero was gebrandmerkt met de letters R.R. Juist over Cicero schrijft Roos een gedicht: Myn negerjongen Cicero. In dit gedicht laat Roos Cicero ‘zelf’ aan het woord. Dat maakt het tot één van de interessantste gedichten uit de Surinaamse literatuur.

Fragment van gedicht Mijn Negerjongen Cicero

Natuurlijk idealiseert Roos het leven op de Surinaamse plantages in sterke mate. Het is belangrijk voor ogen te houden dat Roos ons geen waarheidsgetrouw beeld van de samenleving toen probeerde voor te schotelen. Hij streefde naar een goede behandeling van zijn slaven maar hij was natuurlijk geen voorstander van de afschaffing van de slavernij.

In 1802 publiceerde Paul François Roos een boek met zijn gedichten Surinaamsche Mengelpoëzy. Vreemd genoeg is er in geen enkele bibliotheek een exemplaar van deze editie te vinden. In 1804 verscheen er een tweede editie die qua inhoud vrijwel identiek is aan die van 1802. Deze tweede editie vinden bij zo’n 17 universiteitsbibliotheken in Nederland, Aruba, Engeland en de VS én in verschillende particuliere collecties in Suriname, Nederland, België en Spanje. Alle exemplaren die ik in de afgelopen dertig jaar heb gezien zijn allemaal gebonden dik kalfsleren banden.

Een Surinaamse plantage

In deze rubriek hebben we helaas niet genoeg ruimte om de gedichten inhoudelijk te bespreken. Wie de gedichten van Roos wil lezen kan terug bij de Digitale Bibliotheek Nederland: www.dbnl.nl Over Surinaamsche Mengelpoëzy is aardig wat secundaire literatuur verschenen. Zo schreef Bert Paasman o.a. Hoe zoet is dan ‘t plantaadjeleven. Surinaamse literatuur en koloniale samenleving te lezen op: www.bukubooks.wordpress.com/roos/

Kortgeleden werd aan de Buku Bibliotheca Surinamica collectie een bundel gedichten van Roos toegevoegd die meer dan twintig jaar eerder werden gepubliceerd: Eerstelingen van Surinaamsche mengelpoëzy. Paul Francois Roos. Amsterdam: by Hendrick Gartman, 1783. Deze bundel werd opgedragen aan de gouverneur van Suriname, Bernard Texier, Daniël Sebille en Gerard Roos. Hij behoort tot de extreem zeldzame titels uit de Surinaamse bibliotheek.

Carl Haarnack

verder lezen:

Surinaamsche Mengel-poëzy

Share this:

  • Email
  • Facebook
  • Twitter
  • Print

Like this:

Like Loading...

Schets van de Marowijne. Johan Spalburg (1899)

27 Sunday Mar 2022

Posted by Carl Haarnack in 19th century books, Bibliotheca Surinamica

≈ Comments Off on Schets van de Marowijne. Johan Spalburg (1899)

Tags

geschiedenis, marrons, plantages, Slavery

Schets van de Marowijne en hare bewoners. Johan George Spalburg. Paramaribo: Heyde, 1899.

Er wordt wel eens geklaagd dat alle boeken over Suriname geschreven zijn door Nederlanders of andere Europeanen. Maar er zijn echt wel Surinaamse auteurs en historici, ook in de 19e eeuw. We moeten wel goed zoeken want hun boeken zijn meestal in kleine oplagen verschenen en het klimaat in Suriname is geen vriend van het papier. Dit boekje van Johan Spalburg is in 1899 in Paramaribo gedrukt. Dat zullen er, denk ik, niet meer dan honderd stuks zijn geweest. In ieder geval vinden we er nu, naast het exemplaar in de Buku-collectie,  wereldwijd slechts vijf (!) exemplaren van terug (UB Amsterdam, UB Leiden, UB Wageningen, Nationale Bibliotheek in Den Haag en één in Berlijn).

Marrons met hun leider Oseisi

Johan Spalburg werd geboren op 20 juli 1866 in Paramaribo. Hij was enige jaren als onderwijzer werkzaam in de gemeente Charlottenburg aan de Boven-Cottica. Maar granman Oseisie van Otterloo, opperhoofd van de Aucaners (Ndyuka), had bij het gouvernement te kennen gegeven dat hij in zijn gebied (Tapanahoni) een school wilde. De gouverneur belastte de Evangelische Broedergemeente met de oprichting van een school in Dritabiki (Drietabbetje). Johan Spalburg werd er als onderwijzer aangesteld.  Over deze periode schreef Spalburg in zijn dagboek. Dit dagboek wordt beschouwd als het belangrijkste 19e eeuwse document over de Ndyuka of Aucaner marrons omdat Spalburg vier jaar lang onder hen leefde  (1896-1900), hun taal sprak en hun cultuur goed kende. In zijn dagboek  beklaagde hij zich over tegenwerking en over de last die hij en zijn vrouw ondervonden van malaria. Hij schreef ook dit bijzondere boekje over het leven aan de Boven-Marowijne, Schets van de Marowijne en hare bewoners, dat in 1899 werd gepubliceerd door H.B. Heyde. Het telt slechts 48 pagina’s maar het is zeer de moeite waard om te lezen. De Beneden-Marowijne kent, zo schrijft Spalburg, een gezond klimaat vanwege de zeebries. De Boven-Marowijne staat bekend voor haar ongezonde leefklimaat en wat hij noemt ‘het spook der bovenlanden: malaria. Er zijn ook andere gevaren zoals bijvoorbeeld de tijgers die ‘geen eerbied hebben voor den heer der schepping. Vooral inheemsen worden vaak het slachtoffers van dit roofdier. Kruipende dieren en giftige slangen komen er in grote getalen voor. Spalburg geeft een opsomming van de verschillende bomen, gewassen en rivieren en kreken die het gebied telt.

Cover Schets van de Marowijne

Uiteraard wijdt de auteur ook een hoofdstuk aan de bewoners van het gebied, de marrons (Spalburg spreekt van ‘Boschnegers’). Deze Aucaners danken hun naam aan de plaats aan de Boven-Surinamerivier waar in 1760 het verdrag tussen het gouvernement en de marrons werd gesloten. Eerst trokken de Aucaners naar de Djoekakreek bij de Boven-Marowijne maar toen er niet genoeg vis kon worden gevangen en wild worden geschoten vestigden zij zich aan de Tapanahony.

Marron leiders in Suriname (1930)

Volgens Spalburg wordt de aristocratie onder de Aucaners gevormd door twee families: de Van Otterloo’s en de Moesedjans. De andere geslachten zijn, zo schrijft hij,: ‘de Pricanegers, Pinasinegers, La Paixnegers en Djoenegers’. Toen opperhoofd Blijmofo overleed werd Ossesie te Poeketie als granman ingehuldigd. Granman Ossesie leeft als een beschaafd mens, kleedt zich goed en onderscheidt zich vanwege de rijkdommen van zijn onderdanen. Hem werd door H.M. de Koningin de zilveren medaille der Orde van Oranje-Nassau toegekend. Maar Spalburg schrijft dat hij ook een merkwaardig persoon is geworden. Zo schijnt hij af en toe vergeten dat zijn macht zich alleen over de marrons uitstrekt. Hij beschikt wel over een strikt rechtvaardigheidsgevoel. Hij ontziet zijn zeven vrouwen, noch zijn drie kinderen als het op straffen aankomt. Spalburg licht op een tipje van de sluier op over de godsdiensten van de Aucaners, culturele gewoonten zoals bijvoorbeeld begrafenisrituelen. Over de ‘Marowijne-Indianen’ zegt Spalburg dat er reeds vele doorwrochte beschrijvingen bestaan en dat hij het niet nodig acht er iets over te zeggen. Over de Tio-indianen die diep in het binnenland wonen, daar waar de Tapanahony ontspringt. Alles wat we over hen weten komt door berichten van de Aucaners die soms contact met hen hebben. Zo hebben de Tio’s nooit de blanken leren kennen (die worden hier panakies genoemd) en de marrons hebben daar baat bij. De Aucaners drijven ruilhandel met de inheemsen. Bijlen, houwers, koralen en spiegels worden geruild tegen paapaa (hangmatten), kaikoesi (jachthonden) en gevogelte. De verhalen dat er indianen zijn die in hoge bomen wonen, wilde boshonden temmen of dat zij aan elke hand slechts twee vingers hebben zijn volgens Johan Spalburg maar sprookjes.

Carl Haarnack

Titelpagina

Share this:

  • Email
  • Facebook
  • Twitter
  • Print

Like this:

Like Loading...

Passie foe Hemel (1901)

06 Sunday Feb 2022

Posted by Carl Haarnack in 19th century books, 20th century books, Bibliotheca Surinamica, Sranan Tongo Books

≈ Comments Off on Passie foe Hemel (1901)

Tags

religie

Passie foe Hemel, wan begi boekoe foe den Roomsoe Katholyki Soema. Gulpen: 1901.

In de Surinaamse bibliotheek vinden we boeken uit alle uithoeken van de wereld. Het merendeel van daarvan werd geschreven in het Nederlands. Dat is niet zo vreemd omdat Suriname meer dan 300 jaar onder Nederlands bestuur viel, van 1667 tot 1975. U zult verbaasd zijn over de hoeveelheid boeken over Suriname die in het Frans, Duits of in het Engels zijn verschenen. Dan zijn er nog een aantal boeken in het Zweeds, Italiaans, Spaans of Latijn. Toch is er nóg een belangrijke taal vertegenwoordigd in de Bibliotheca Surinamica namelijk het Sranan Tongo. Al vóór de verovering door Abraham Crijnssen in 1667 had zich in het gebied dat we nu Suriname noemen een creooltaal ontwikkeld. Toen Engelse en Joodse planters zich rond 1650 vanuit het overbevolkte Barbados in Suriname vestigden namen zij hun Afrikaanse slaven mee. De contacttaal waarmee de slaven onderling en de planters met de slaven communiceerden werd vroeger aangeduid als ‘Neger-Engels’ (‘Negro-English’). Die taal ontwikkelde zich tot de huidige lingua franca van Suriname: het Sranan Tongo, ofwel, Sranan.

Plantagekerk in Suriname

Het Sranan was en is misschien nog steeds vooral een spreektaal. De eerste gedrukte bron waarin we deze taal tegenkomen is in 1718 in Beschryvinge van de volk-plantinge Zuriname van J.D. Herlein, mogelijk een Franse Hugenoot, die tussen 1707 en 1715 in Suriname verbleef. De echte boeken die volledig in het Sranan zijn geschreven dateren van de 19e eeuw. Zij komen vrijwel allemaal voor rekening van de missionarissen die in Suriname begonnen, in eerste instantie vooral van de Herrnhutters (Evangelische Broedergemeente) en later ook door de katholieke kerk.

Dit kleine boekje (8.5 x 13 cm)  Passie foe Hemel, wan begi boekoe foe den Roomsie katholyki soema (1901) is zo’n zeldzaam dat volledig in het Sranan is geschreven (op een aantal kleine teksten in het Latijn na). Het werk van de missionarissen bestond hoofdzakelijk uit het verspreiden van het geloof. Alles wat een katholiek moest leren en weten stond in de catechismus. In Suriname werd de catechismus verkort en vertaald in het Sranan. Zo verschenen er kleine boekjes zoals Pikien Katechismus (xxxx) aan de hand waarvan de priesters leerlingen konden zo onderrichten dat zij alles uit het hoofd konden leren en de teksten uit het hoofd konden opzeggen. De meeste mensen in Suriname konden niet lezen of schrijven. Bij de catechese werd uiteraard ook gezongen. Passie foe Hemel is een gezang en gebedenboek dat speciaal voor de missie in Suriname gemaakt werd. Passie foe Hemel betekent zoveel als de weg naar de hemel of de hemelse weg. Het werd gedrukt in Gulpen (Limburg) door de firma M. Alberts, opgericht in 1792. Alberts was de vaste drukkerij van veel Limburgse katholieke instituten zoals het priesterseminariaat Rolduc. Het boekje begint met Wan Lijst foe den Feesti. Dan volgen er gebeden zoals Mamatem Begi of Akte foe Berouw: “Mi Gado, mi Masra! Alla zondoe, disi mi ben doe, de hati mi foetroe….”. Er zijn vertellingen, biechten, missen, psalmen, litaniën en gezangen.

Hoewel het boekje is gemaakt om de ongeletterde bevolking van Suriname het katholieke geloof bij te brengen is het ook direct een rijke historische bron die iets laat zien van de verhoudingen tussen kerk en samenleving. Maar nog belangrijker is het feit dat het boek ons iets leert van het Sranan aan het eind van de 19e eeuw. Voor taalwetenschappers en anderen die geïnteresseerd zijn in het Sranan bevat het een schat aan informatie.

Passie foe Hemel verscheen voor het eerst in 1871 (‘s-Hertogenbosch: Lutkie & Cranenburg), gevolgd door nog een druk in 1896 (Gulpen: Alberts, 1896). Van Passie foe Hemel zijn er maar een paar exemplaren bewaard gebleven en die vinden we voornamelijk in Nederlandse universiteitsbibliotheken. Het exemplaar uit de Buku Bibliotheca Surinamica collectie behoorde ooit toe aan de vermaarde linguist/Surinamist Jan Voorhoeve (1923-1983) die in 1956 naar Suriname kwam om aan een nieuwe bijbelvertaling te werken in het Sranantongo. Hij was de drijvende kracht achter het Surinamenummer van het tijdschrift De Tsjerne (1953) en heeft verschillende publicaties over de Surinaamse taal en -literatuur op zijn naam staan.

Carl Haarnack

literatuur:

  • Arends, Jacques & Perl, Matthias. Early Suriname Creole Texts. A Collection of 18th-century Sranan and Saramaccan Documents. Madrid / Frankfurt, 1995.
  • Margot van den Berg. A grammar of early Sranan. Amsterdam, 2007.

Titelpagina

Share this:

  • Email
  • Facebook
  • Twitter
  • Print

Like this:

Like Loading...

Welt-Fahrten. Wilhelm Joest (1895)

14 Sunday Nov 2021

Posted by Carl Haarnack in 19th century books, Bibliotheca Surinamica, German books

≈ Comments Off on Welt-Fahrten. Wilhelm Joest (1895)

Tags

Duits, German, travel, West-Indies

Welt-Fahrten. Beiträge zur Länder- und Völkerkunde. Wilhelm Joest. Berlin: Verlag von A. Asher & Co., 1895.  

Wilhelm Joest (1852-1897)

Wilhelm Joest (1852-1897) was een wereldreiziger en etnograaf. Hij studeerde aan verschillende Duitse universiteiten. Na zijn studie reisde hij door Afrika, India, Ceylon, huidige Indonesië, Japan, Mongolië, Siberië en Zuid-Amerika. Dat hij ook in Suriname geweest is weten eigenlijk alleen een handje vol specialisten die bekend zijn met de boeken die hij publiceerde. In 1893 verscheen Ethnographisches und verwandtes aus Guayana. In dit zeer zeldzame en prachtig geïllustreerde werk doet hij verslag van zijn reis in 1889 naar de ‘Guayana’s’, het hele gebied tussen de Orinoco en de Marowijne. De etnografie van de oorspronkelijke inwoners, de inheemsen, en de marrons staan hier in centraal. In 1895 publiceerde hij een omvangrijk driedelig werk, Welt-Fahrten (wereldreizen, ch), waarin al zijn reizen beschreven zijn. U zult het ons niet kwalijk nemen dat wij, gezien de beperkte ruimte die ons ter beschikking staat, alleen oog hebben voor hetgeen Joest over Suriname te melden heeft. Maar de andere reisverslagen zijn zeker ook de moeite waard.

Onze wereldreiziger bezocht de Guyana’s (zelf heeft hij het steevast over de Guayana’s) in 1890. Zijn doel was om de oorspronkelijk inwoners te leren kennen en de ‘migranten’ die in de loop der eeuwen Suriname tot hun woongebied hebben gemaakt. Guayana bestaat, zo schrijft hij, uit een Spaans- (Venezuela), Engels- (Guiana), Nederlands- (Suriname), Frans- (Frans Guyana) en Portugees deel (Brazilië). In Suriname hebben vooral de Joden zijn belangstelling. De Joden zijn voor hem de meesters (‘Herren’) van de kolonie Suriname. Het land behoort niet toe aan de Hollanders maar aan de Joden. Om zijn bewering te staven herinnert Joest de lezer er aan dat de Koloniale Staten (opgericht in 1866) in 1889 uit vijftien leden bestond waarvan er dertien Jood waren. Slechts een klein deel van deze Joden kwamen uit Nederland, Duitsland en Polen. De meeste Joden, zo schrijft Joest, zijn nakomelingen van Portugees-Amerikaanse Joden. Hij neemt de lezer mee op reis door de geschiedenis en vergeet daarbij niet te vermelden dat David Nassy met een grote groep Joodse planters Brazilië verliet en via Amsterdam en Cayenne in Suriname terecht kwam. In 1694 telde Suriname 40 Joodse plantages. Rond 1750 waren er maar liefst 115 plantages die in Joodse handen waren. Er waren maar liefst 9000 slaven te werk gesteld. Volgens Joest waren de Joden vanwege de barbaarse behandeling van de slaven niet erg geliefd. Ten tijde van het bezoek van Joest is Jodensavanne allang verlaten. De ruïne van wat ooit een synagoge was is overwoekerd en bijna niet meer te herkennen. Interessant is dat hij opmerkt dat er nog steeds strenggelovige Joden zijn die zich aan de oevers van de bovenloop van de Surinamerivier, op Jodensavanne, laten begraven. Bij iedere begrafenis moet er opnieuw een pad open gekapt worden naar het oude kerkhof.

Jodensavanne

In de vergelijkingen die Joest maakt tussen Barbados of andere Engelse koloniën en Suriname komt de laatste er zeer bekaaid vanaf. Suriname is voor hem de Assepoester onder de Nederlandse koloniën maar ook Doornroosje. De kolonie wacht alleen nog op een ridder die haar uit een lange slaap zal wakker kussen. In Demerara (Brits-Guiana) zijn er in 1890 115 suikerfabrieken in bedrijf. In Suriname waren er in 1830 nog 188 suikerfabrieken maar daar zijn er op het moment dat Joest het land bezoekt nog maar acht van over. Drie daarvan zijn in Engelse handen en twee worden door geld uit Duitsland gefinancierd.

Nogmaals worden de Joden opgevoerd en in een kwaad daglicht gesteld. Zij hadden namelijk, volgens onze wereldreiziger, verlaten plantages voor een appel en een ei gekocht. Die werden vervolgens opgesplitst in kleine kostgrondjes en verpacht aan de arme zwarte bevolking (Joest spreekt van ‘negers’). Deze laatste leefden een lui, pover en meestal armzalig maar toch vrij leven. Joest geeft nog een ander voorbeeld van de luiheid van de zwarte bevolking van Suriname. Zo stelt hij dat er mannen lui aan de Waterkant hangen en geeuwen. Als er dan een stoom- of zeilschip de stad nadert zal het, zo schampert Joest, niet bij deze mannen opkomen om naar de schepen te roeien om de passagiers aan wal te brengen. Ze wachten tot het schip aanlegt en maken dan slechte grappen over de passagiers. Ze zijn te lui om te werken zolang ze niet door de honger daar toe gedreven worden.

Joest schrijft nog boeiende verhalen over tal van andere facetten van Suriname. Ondanks zijn krypto-antisemitisme en zijn vooroordelen over de zwarte bevolking van Suriname is zijn boek een interessante toevoeging aan de Surinaamse geschiedschrijving. Allereerst zijn er niet zoveel reisverslagen uit die periode. Het boek is, voor zover ik weet, slechts in één Nederlandse universiteitsbibliotheek (UB Leiden) te vinden én in de Buku Bibliotheca Surinamica collectie.

Carl Haarnack

Cover Welt-Fahrten
Titelpagina Joest

Share this:

  • Email
  • Facebook
  • Twitter
  • Print

Like this:

Like Loading...

Surinaamse herinneringen van Boer Thomas (1965).

17 Sunday Oct 2021

Posted by Carl Haarnack in 20th century books, Bibliotheca Surinamica, Dutch books, Parbode

≈ Comments Off on Surinaamse herinneringen van Boer Thomas (1965).

Tags

Dutch, plantages

Surinaamse herinneringen van Boer Thomas. Door Ths. Waller. Paramaribo: 1965.

Normaliter bespreken we in deze rubriek alleen boeken die minimaal honderd jaar geleden werden gepubliceerd. Dit keer maken we een uitzondering op die regel. Etienne Thomas Louis Waller werd geboren in Paramaribo op 24 juli 1883. Hij was een zoon van Charles Henry Waller en Marie Dorothea Le Fevre die in 1883 in het huwelijksbootje stapten. Charles Waller was directeur van de cacaoplantage De Morgenster, gelegen aan de Beneden-Saramacca. Daarnaast was hij ook kapitein van de gewapende burgerwacht van dat gebied én districts-diaken van de Hervormde Kerk. Thomas Waller verliet vroegtijdig de school en begon als leerling in de Cultuurtuin. Vervolgens werd hij leerling-opzichter op plantage Susannaasdaal en daarna opzichter op Jagtlust. De eigenaar van plantage Geyersvlijt haalde Waller over om daar directeur te worden. Hij was toen slechts 24 jaar oud. Uiteindelijk werd hij eigenaar van de plantages Guadeloupe (Commewijne) en Catharina Sophia (Saramacca). Eerder, op 13 augustus 1908, was Waller in Paramaribo in het huwelijk met Edwina Louise Meinertz. In 1918 werd Waller gekozen als lid van de Koloniale Staten.

Thomas Waller

Het was de jeugdvriend van Waller, Frits Bruijning, die hem gestimuleerd heeft zijn ervaringen en gedachten aan het papier toe te vertrouwen. Het zijn juist de kleine alledaagse vertellingen en ervaringen, waaraan alleen de ouderen onder ons herinneringen bewaren, die dit boek zo interessant maken. Wie kent de verhalen van Arabonki, het ‘kalkwitte manneke’ van nauwelijks anderhalve meter, die een kistje met snuisterijen met zich meetorste die hij aan het publiek moest zien te slijten. Hij was misdeeld en werd voortdurend bespot en geplaagd. Hij kon zich alleen verdedigen door zijn arsenaal aan scheldwoorden in te zetten. Oudere Surinamers hadden soms medelijden met hem en wenkten hem naar het raam te komen en kochten wat bij hem. Bigi Dagoe, was een zwaar gebouwde man met een rare zeer luide stem. Als men in zijn nabijheid het geluid van een hond nabootste dan moest men rennen voor zijn leven. Bigi Dagoe werd een schulpentrapper genoemd, niet meer tot nut dan als aantrapper van de schelpen waarmee in die tijd de gaten in de straat werden opgevuld. Dergelijke verhalen over kleurrijke mensen in het straatbeeld in Paramaribo hebben doorgaans de archieven niet bereikt maar verdienen wel een plek in ons collectieve geheugen.

Thomas Waller leefde in een tijd dat het Sranan ook in Suriname als minderwaardig werd beschouwd. Hij noemt het Surinaams een schone taal maar, zo schrijft hij, de Surinamers beminnen haar niet. Zo leren we veel in onbruik geraakte woorden. Een ‘krabdinki’ is letterlijk een mooie jonge kip maar het werd ook gebruikt voor een mooie jonge vrouw. De bevalling van een jong creools meisje moet hij hoog water (vloed) plaatsvinden. Bij ‘falawatra’ (eb) komen er moeilijkheden. Daarom werd er iemand naar de platte brug gestuurd om te zien of ‘a watra koti keba’. Precies om twee uur, exact zoals de vroedvrouw had voorspeld, werd een stevige creoolse jongen geboren. De ‘koemba tité’ werd met het zaad van een vruchtboom in de grond begraven. Zelf heeft Waller, zo schrijft hij, jarenlang manja’s gegeten van zijn ‘koembaboom’ op plantage de Morgenster in Saramacca.

Plantage in Suriname aan de rivier

Waller vertelt ook dat hij na afloop van een voorstelling in Thalia achter de coulissen zijn oude tekenleraar G. Rustwijk ging begroeten. Rustwijk had de decors geschilderd voor de voorstelling. Hij was volgens Waller een veelzijdig man, een schilder, die door het lot niet de kans gekregen heeft om verder te studeren in Europa en daar naam te maken. Uit eerste hand krijgen van verhalen voorgeschoteld over o.a. ‘dede-oso’, ‘aitidé dede-oso’, ‘frijari-oso’, tropische ziekten, spookverhalen en ‘sneki-koti’.

Dit boekje, Surinaamse Herinneringen van Boer Thomas, werd in 1965 gepubliceerd en bestaat uit bewerkingen van artikelen die Waller in 1963 en 1964 in de krant schreef. Hij was toen al 82 jaar oud. Boer Thomas heeft vooral naam gemaakt als politicus die het belang van de groot-landbouw telkens benadrukte. In zijn ingezonden brieven in kranten, sommige rechtstreeks geadresseerd aan de gouverneur, pleitte hij hartstochtelijk voor verbetering van de watervoorziening in Suriname. Aan de verschrikkelijke droogte zoals die van 1911/1912 en die van 1925/1926 zou iets gedaan kunnen worden als er een degelijk waterreservoir gebouwd zou zijn. Als politicus kwam hij, vanwege zijn onversneden kritiek op het bestuur, regelmatig in aanvaring met politieke tegenstanders. Maar wie zijn boek leest en zijn optreden in de Staten bestudeerd kan niet anders dan tot de conclusie komen dat boer Thomas veel liefde voor Suriname en de Surinamers had.

Plantage in Suriname

Nu wordt het langzamerhand tijd dat zijn werk als chroniqueur over het leven in Suriname van het einde van de 19e eeuw tot midden jaren ’60 grotere bekendheid krijgt. Het boek is inmiddels meer dan 50 jaar oud en in vrijwel onvindbaar. In Nederland beschikken slechts een paar universiteitsbibliotheken over een exemplaar.
Etienne Thomas Louis Waller overleed op 26 juni 1966 op 82 jarige leeftijd. Hij werd begraven op Nieuw Lina’s Rust.


Carl Haarnack

Share this:

  • Email
  • Facebook
  • Twitter
  • Print

Like this:

Like Loading...
← Older posts
logo

Enter your email address to subscribe to this blog and receive notifications of new posts by email.

Join 952 other subscribers

Recent

  • Tooneel des oorlogs. Lambert van den Bos (1675)
  • Kolonisatie van de Portugeesch Joodsche Natie in Suriname. Fred. Oudschans Dentz (1927)
  • Afrikanische Relikte und Indianische Entlehnungen in der Kultur der Buschneger Surinams. Lindblom (1924).
  • Nieu-Nederland versus Guajana. Otto Keye (1659/1672)
  •  Schaduwbeelden uit Suriname. Anna Ampt (1858).
  • Le Mercure historique (1750)
  • De Commandant van de Negerjagers. J.H. van Balen (1890)
  • Stedmans ´Narrative´ in de Buku collectie
  • Surinaamsche mengelpoëzy. P.F. Roos (1804)
  • Kleines Magazin von Reisen. J.G. Stedman (1800)
  • Beschrijving van Suriname. Van Sijpesteijn (1854)
  • Tagebuch einer Reise durch Holland und England. Sophie von La Roche (1788)

Koloniale Wereld Tentoonstelling Amsterdam (1883)

Wilhelmina van Eede

Categories

  • 17th century books
  • 18th century books
  • 19th century books
  • 20th century books
  • Bibliotheca Surinamica
  • Children's Books
  • Dutch books
  • English books
  • French books
  • Genealogie
  • German books
  • Indian diaspora
  • Italian books
  • Latin books
  • Law
  • medical
  • Parbode
  • Sranan Tongo Books

Paginas

  • Postcards from Suriname
    • Black in postcards
  • Albert Helman
  • Antiquariaat Buku
  • Bibliotheca Surinamica
    • Buku logo
    • Onzichtbaar erfgoed
    • OSO, tijdschrift voor Surinamistiek
  • Brand in Paramaribo
  • Chinezen in Suriname
  • De negerhut
    • Illustraties in vroege edities van Oom Tom
    • Oom Tom in andere talen
  • Duitsers in Suriname
  • Ebony in Suriname
  • Edgar Cairo
  • Een begrafenis
  • Ellen Ombre
  • Galerie Buku
  • Indianen in Suriname
    • In de schaduw van de tijger
  • Indiase diaspora
  • Joanna & Stedman
  • Joden in Suriname
    • David Nassy’s “Furlough” and the Slave Mattheus
  • Klassieke muziek
  • Les Habitants de Suriname
    • Les Indiens
    • Les Négres de Bois
    • Les Négres Sédentaires
  • Natalie Zemon Davis
    • Judges, Masters, Diviners: Slaves’ Experience of Criminal Justice in Colonial Suriname
    • Origins and uses of the creole languages in 18th century Suriname
  • Silvia de Groot
  • Slaven aan het woord
  • Slavernij Verbeeld
  • Stereotype kinderboeken
  • Surinaamsche Mengel-poëzy
    • Annette de Vries
  • Suriname in Wolfenbüttel
  • Surinamica verzamelen
  • Swart in Nederland
  • Voedsel
  • Vrouwen van Suriname
  • Welkom bij Buku
  • Wilhelmus Dortants (1855-1906)
  • Winti

buku

abolitionism Add new tag artsenij binnenland boeroes British Guiana democratie Duits Dutch EBG English expedities feest fiction flora & fauna Frans Guyana French genealogie German geschiedenis handel hindu hugenoten Illustrated Books india Indianen jews Judaica jurisdiction katholieken kinderboek Koloniale Staten koloniale tentoonstelling kolonisatie kunst Language manumissie maps marrons medical muziek Onderwijs photos plantages poetry politiek reizen religie religion Slavery Stedman stedmania theater tijdschriften travel West-Indies
  • German books

Blog at WordPress.com.

  • Follow Following
    • Buku - Bibliotheca Surinamica
    • Join 952 other followers
    • Already have a WordPress.com account? Log in now.
    • Buku - Bibliotheca Surinamica
    • Customize
    • Follow Following
    • Sign up
    • Log in
    • Report this content
    • View site in Reader
    • Manage subscriptions
    • Collapse this bar
 

Loading Comments...
 

    %d bloggers like this: