• Postcards from Suriname
    • Black in postcards
  • Albert Helman
  • Antiquariaat Buku
  • Chinezen in Suriname
  • De negerhut
    • Illustraties in vroege edities van Oom Tom
    • Oom Tom in andere talen
  • Duitsers in Suriname
  • Ebony in Suriname
  • Edgar Cairo
  • Een begrafenis
  • Ellen Ombre
  • Galerie Buku
  • Indiase diaspora
  • Joanna & Stedman
  • Joden in Suriname
    • David Nassy’s “Furlough” and the Slave Mattheus
  • Klassieke muziek
  • Les Habitants de Suriname
    • Les Indiens
    • Les Négres de Bois
    • Les Négres Sédentaires
  • Natalie Zemon Davis
    • Judges, Masters, Diviners: Slaves’ Experience of Criminal Justice in Colonial Suriname
    • Origins and uses of the creole languages in 18th century Suriname
  • Silvia de Groot
  • Slaven aan het woord
  • Slavernij Verbeeld
  • Stereotype kinderboeken
  • Surinaamsche Mengel-poëzy
    • Annette de Vries
  • Suriname in Wolfenbüttel
  • Surinamica verzamelen
  • Swart in Nederland
  • Voedsel
  • Vrouwen van Suriname
  • Welkom bij Buku
  • Wilhelmus Dortants (1855-1906)
  • Winti
  • Bibliotheca Surinamica
    • Buku logo
    • Onzichtbaar erfgoed
    • OSO, tijdschrift voor Surinamistiek
  • Brand in Paramaribo
  • Indianen in Suriname
    • In de schaduw van de tijger

Buku – Bibliotheca Surinamica

~ Library, archives & wunderkammer

Buku – Bibliotheca Surinamica

Category Archives: Bibliotheca Surinamica

Schets van de Marowijne. Johan Spalburg (1899)

27 Sunday Mar 2022

Posted by Carl Haarnack in 19th century books, Bibliotheca Surinamica

≈ Comments Off on Schets van de Marowijne. Johan Spalburg (1899)

Tags

geschiedenis, marrons, plantages, Slavery

Schets van de Marowijne en hare bewoners. Johan George Spalburg. Paramaribo: Heyde, 1899.

Er wordt wel eens geklaagd dat alle boeken over Suriname geschreven zijn door Nederlanders of andere Europeanen. Maar er zijn echt wel Surinaamse auteurs en historici, ook in de 19e eeuw. We moeten wel goed zoeken want hun boeken zijn meestal in kleine oplagen verschenen en het klimaat in Suriname is geen vriend van het papier. Dit boekje van Johan Spalburg is in 1899 in Paramaribo gedrukt. Dat zullen er, denk ik, niet meer dan honderd stuks zijn geweest. In ieder geval vinden we er nu, naast het exemplaar in de Buku-collectie,  wereldwijd slechts vijf (!) exemplaren van terug (UB Amsterdam, UB Leiden, UB Wageningen, Nationale Bibliotheek in Den Haag en één in Berlijn).

Marrons met hun leider Oseisi

Johan Spalburg werd geboren op 20 juli 1866 in Paramaribo. Hij was enige jaren als onderwijzer werkzaam in de gemeente Charlottenburg aan de Boven-Cottica. Maar granman Oseisie van Otterloo, opperhoofd van de Aucaners (Ndyuka), had bij het gouvernement te kennen gegeven dat hij in zijn gebied (Tapanahoni) een school wilde. De gouverneur belastte de Evangelische Broedergemeente met de oprichting van een school in Dritabiki (Drietabbetje). Johan Spalburg werd er als onderwijzer aangesteld.  Over deze periode schreef Spalburg in zijn dagboek. Dit dagboek wordt beschouwd als het belangrijkste 19e eeuwse document over de Ndyuka of Aucaner marrons omdat Spalburg vier jaar lang onder hen leefde  (1896-1900), hun taal sprak en hun cultuur goed kende. In zijn dagboek  beklaagde hij zich over tegenwerking en over de last die hij en zijn vrouw ondervonden van malaria. Hij schreef ook dit bijzondere boekje over het leven aan de Boven-Marowijne, Schets van de Marowijne en hare bewoners, dat in 1899 werd gepubliceerd door H.B. Heyde. Het telt slechts 48 pagina’s maar het is zeer de moeite waard om te lezen. De Beneden-Marowijne kent, zo schrijft Spalburg, een gezond klimaat vanwege de zeebries. De Boven-Marowijne staat bekend voor haar ongezonde leefklimaat en wat hij noemt ‘het spook der bovenlanden: malaria. Er zijn ook andere gevaren zoals bijvoorbeeld de tijgers die ‘geen eerbied hebben voor den heer der schepping. Vooral inheemsen worden vaak het slachtoffers van dit roofdier. Kruipende dieren en giftige slangen komen er in grote getalen voor. Spalburg geeft een opsomming van de verschillende bomen, gewassen en rivieren en kreken die het gebied telt.

Cover Schets van de Marowijne

Uiteraard wijdt de auteur ook een hoofdstuk aan de bewoners van het gebied, de marrons (Spalburg spreekt van ‘Boschnegers’). Deze Aucaners danken hun naam aan de plaats aan de Boven-Surinamerivier waar in 1760 het verdrag tussen het gouvernement en de marrons werd gesloten. Eerst trokken de Aucaners naar de Djoekakreek bij de Boven-Marowijne maar toen er niet genoeg vis kon worden gevangen en wild worden geschoten vestigden zij zich aan de Tapanahony.

Marron leiders in Suriname (1930)

Volgens Spalburg wordt de aristocratie onder de Aucaners gevormd door twee families: de Van Otterloo’s en de Moesedjans. De andere geslachten zijn, zo schrijft hij,: ‘de Pricanegers, Pinasinegers, La Paixnegers en Djoenegers’. Toen opperhoofd Blijmofo overleed werd Ossesie te Poeketie als granman ingehuldigd. Granman Ossesie leeft als een beschaafd mens, kleedt zich goed en onderscheidt zich vanwege de rijkdommen van zijn onderdanen. Hem werd door H.M. de Koningin de zilveren medaille der Orde van Oranje-Nassau toegekend. Maar Spalburg schrijft dat hij ook een merkwaardig persoon is geworden. Zo schijnt hij af en toe vergeten dat zijn macht zich alleen over de marrons uitstrekt. Hij beschikt wel over een strikt rechtvaardigheidsgevoel. Hij ontziet zijn zeven vrouwen, noch zijn drie kinderen als het op straffen aankomt. Spalburg licht op een tipje van de sluier op over de godsdiensten van de Aucaners, culturele gewoonten zoals bijvoorbeeld begrafenisrituelen. Over de ‘Marowijne-Indianen’ zegt Spalburg dat er reeds vele doorwrochte beschrijvingen bestaan en dat hij het niet nodig acht er iets over te zeggen. Over de Tio-indianen die diep in het binnenland wonen, daar waar de Tapanahony ontspringt. Alles wat we over hen weten komt door berichten van de Aucaners die soms contact met hen hebben. Zo hebben de Tio’s nooit de blanken leren kennen (die worden hier panakies genoemd) en de marrons hebben daar baat bij. De Aucaners drijven ruilhandel met de inheemsen. Bijlen, houwers, koralen en spiegels worden geruild tegen paapaa (hangmatten), kaikoesi (jachthonden) en gevogelte. De verhalen dat er indianen zijn die in hoge bomen wonen, wilde boshonden temmen of dat zij aan elke hand slechts twee vingers hebben zijn volgens Johan Spalburg maar sprookjes.

Carl Haarnack

Titelpagina

Share this:

  • Email
  • Facebook
  • Twitter
  • Print

Like this:

Like Loading...

Passie foe Hemel (1901)

06 Sunday Feb 2022

Posted by Carl Haarnack in 19th century books, 20th century books, Bibliotheca Surinamica, Sranan Tongo Books

≈ Comments Off on Passie foe Hemel (1901)

Tags

religie

Passie foe Hemel, wan begi boekoe foe den Roomsoe Katholyki Soema. Gulpen: 1901.

In de Surinaamse bibliotheek vinden we boeken uit alle uithoeken van de wereld. Het merendeel van daarvan werd geschreven in het Nederlands. Dat is niet zo vreemd omdat Suriname meer dan 300 jaar onder Nederlands bestuur viel, van 1667 tot 1975. U zult verbaasd zijn over de hoeveelheid boeken over Suriname die in het Frans, Duits of in het Engels zijn verschenen. Dan zijn er nog een aantal boeken in het Zweeds, Italiaans, Spaans of Latijn. Toch is er nóg een belangrijke taal vertegenwoordigd in de Bibliotheca Surinamica namelijk het Sranan Tongo. Al vóór de verovering door Abraham Crijnssen in 1667 had zich in het gebied dat we nu Suriname noemen een creooltaal ontwikkeld. Toen Engelse en Joodse planters zich rond 1650 vanuit het overbevolkte Barbados in Suriname vestigden namen zij hun Afrikaanse slaven mee. De contacttaal waarmee de slaven onderling en de planters met de slaven communiceerden werd vroeger aangeduid als ‘Neger-Engels’ (‘Negro-English’). Die taal ontwikkelde zich tot de huidige lingua franca van Suriname: het Sranan Tongo, ofwel, Sranan.

Plantagekerk in Suriname

Het Sranan was en is misschien nog steeds vooral een spreektaal. De eerste gedrukte bron waarin we deze taal tegenkomen is in 1718 in Beschryvinge van de volk-plantinge Zuriname van J.D. Herlein, mogelijk een Franse Hugenoot, die tussen 1707 en 1715 in Suriname verbleef. De echte boeken die volledig in het Sranan zijn geschreven dateren van de 19e eeuw. Zij komen vrijwel allemaal voor rekening van de missionarissen die in Suriname begonnen, in eerste instantie vooral van de Herrnhutters (Evangelische Broedergemeente) en later ook door de katholieke kerk.

Dit kleine boekje (8.5 x 13 cm)  Passie foe Hemel, wan begi boekoe foe den Roomsie katholyki soema (1901) is zo’n zeldzaam dat volledig in het Sranan is geschreven (op een aantal kleine teksten in het Latijn na). Het werk van de missionarissen bestond hoofdzakelijk uit het verspreiden van het geloof. Alles wat een katholiek moest leren en weten stond in de catechismus. In Suriname werd de catechismus verkort en vertaald in het Sranan. Zo verschenen er kleine boekjes zoals Pikien Katechismus (xxxx) aan de hand waarvan de priesters leerlingen konden zo onderrichten dat zij alles uit het hoofd konden leren en de teksten uit het hoofd konden opzeggen. De meeste mensen in Suriname konden niet lezen of schrijven. Bij de catechese werd uiteraard ook gezongen. Passie foe Hemel is een gezang en gebedenboek dat speciaal voor de missie in Suriname gemaakt werd. Passie foe Hemel betekent zoveel als de weg naar de hemel of de hemelse weg. Het werd gedrukt in Gulpen (Limburg) door de firma M. Alberts, opgericht in 1792. Alberts was de vaste drukkerij van veel Limburgse katholieke instituten zoals het priesterseminariaat Rolduc. Het boekje begint met Wan Lijst foe den Feesti. Dan volgen er gebeden zoals Mamatem Begi of Akte foe Berouw: “Mi Gado, mi Masra! Alla zondoe, disi mi ben doe, de hati mi foetroe….”. Er zijn vertellingen, biechten, missen, psalmen, litaniën en gezangen.

Hoewel het boekje is gemaakt om de ongeletterde bevolking van Suriname het katholieke geloof bij te brengen is het ook direct een rijke historische bron die iets laat zien van de verhoudingen tussen kerk en samenleving. Maar nog belangrijker is het feit dat het boek ons iets leert van het Sranan aan het eind van de 19e eeuw. Voor taalwetenschappers en anderen die geïnteresseerd zijn in het Sranan bevat het een schat aan informatie.

Passie foe Hemel verscheen voor het eerst in 1871 (‘s-Hertogenbosch: Lutkie & Cranenburg), gevolgd door nog een druk in 1896 (Gulpen: Alberts, 1896). Van Passie foe Hemel zijn er maar een paar exemplaren bewaard gebleven en die vinden we voornamelijk in Nederlandse universiteitsbibliotheken. Het exemplaar uit de Buku Bibliotheca Surinamica collectie behoorde ooit toe aan de vermaarde linguist/Surinamist Jan Voorhoeve (1923-1983) die in 1956 naar Suriname kwam om aan een nieuwe bijbelvertaling te werken in het Sranantongo. Hij was de drijvende kracht achter het Surinamenummer van het tijdschrift De Tsjerne (1953) en heeft verschillende publicaties over de Surinaamse taal en -literatuur op zijn naam staan.

Carl Haarnack

literatuur:

  • Arends, Jacques & Perl, Matthias. Early Suriname Creole Texts. A Collection of 18th-century Sranan and Saramaccan Documents. Madrid / Frankfurt, 1995.
  • Margot van den Berg. A grammar of early Sranan. Amsterdam, 2007.

Titelpagina

Share this:

  • Email
  • Facebook
  • Twitter
  • Print

Like this:

Like Loading...

Welt-Fahrten. Wilhelm Joest (1895)

14 Sunday Nov 2021

Posted by Carl Haarnack in 19th century books, Bibliotheca Surinamica, German books

≈ Comments Off on Welt-Fahrten. Wilhelm Joest (1895)

Tags

Duits, German, travel, West-Indies

Welt-Fahrten. Beiträge zur Länder- und Völkerkunde. Wilhelm Joest. Berlin: Verlag von A. Asher & Co., 1895.  

Wilhelm Joest (1852-1897)

Wilhelm Joest (1852-1897) was een wereldreiziger en etnograaf. Hij studeerde aan verschillende Duitse universiteiten. Na zijn studie reisde hij door Afrika, India, Ceylon, huidige Indonesië, Japan, Mongolië, Siberië en Zuid-Amerika. Dat hij ook in Suriname geweest is weten eigenlijk alleen een handje vol specialisten die bekend zijn met de boeken die hij publiceerde. In 1893 verscheen Ethnographisches und verwandtes aus Guayana. In dit zeer zeldzame en prachtig geïllustreerde werk doet hij verslag van zijn reis in 1889 naar de ‘Guayana’s’, het hele gebied tussen de Orinoco en de Marowijne. De etnografie van de oorspronkelijke inwoners, de inheemsen, en de marrons staan hier in centraal. In 1895 publiceerde hij een omvangrijk driedelig werk, Welt-Fahrten (wereldreizen, ch), waarin al zijn reizen beschreven zijn. U zult het ons niet kwalijk nemen dat wij, gezien de beperkte ruimte die ons ter beschikking staat, alleen oog hebben voor hetgeen Joest over Suriname te melden heeft. Maar de andere reisverslagen zijn zeker ook de moeite waard.

Onze wereldreiziger bezocht de Guyana’s (zelf heeft hij het steevast over de Guayana’s) in 1890. Zijn doel was om de oorspronkelijk inwoners te leren kennen en de ‘migranten’ die in de loop der eeuwen Suriname tot hun woongebied hebben gemaakt. Guayana bestaat, zo schrijft hij, uit een Spaans- (Venezuela), Engels- (Guiana), Nederlands- (Suriname), Frans- (Frans Guyana) en Portugees deel (Brazilië). In Suriname hebben vooral de Joden zijn belangstelling. De Joden zijn voor hem de meesters (‘Herren’) van de kolonie Suriname. Het land behoort niet toe aan de Hollanders maar aan de Joden. Om zijn bewering te staven herinnert Joest de lezer er aan dat de Koloniale Staten (opgericht in 1866) in 1889 uit vijftien leden bestond waarvan er dertien Jood waren. Slechts een klein deel van deze Joden kwamen uit Nederland, Duitsland en Polen. De meeste Joden, zo schrijft Joest, zijn nakomelingen van Portugees-Amerikaanse Joden. Hij neemt de lezer mee op reis door de geschiedenis en vergeet daarbij niet te vermelden dat David Nassy met een grote groep Joodse planters Brazilië verliet en via Amsterdam en Cayenne in Suriname terecht kwam. In 1694 telde Suriname 40 Joodse plantages. Rond 1750 waren er maar liefst 115 plantages die in Joodse handen waren. Er waren maar liefst 9000 slaven te werk gesteld. Volgens Joest waren de Joden vanwege de barbaarse behandeling van de slaven niet erg geliefd. Ten tijde van het bezoek van Joest is Jodensavanne allang verlaten. De ruïne van wat ooit een synagoge was is overwoekerd en bijna niet meer te herkennen. Interessant is dat hij opmerkt dat er nog steeds strenggelovige Joden zijn die zich aan de oevers van de bovenloop van de Surinamerivier, op Jodensavanne, laten begraven. Bij iedere begrafenis moet er opnieuw een pad open gekapt worden naar het oude kerkhof.

Jodensavanne

In de vergelijkingen die Joest maakt tussen Barbados of andere Engelse koloniën en Suriname komt de laatste er zeer bekaaid vanaf. Suriname is voor hem de Assepoester onder de Nederlandse koloniën maar ook Doornroosje. De kolonie wacht alleen nog op een ridder die haar uit een lange slaap zal wakker kussen. In Demerara (Brits-Guiana) zijn er in 1890 115 suikerfabrieken in bedrijf. In Suriname waren er in 1830 nog 188 suikerfabrieken maar daar zijn er op het moment dat Joest het land bezoekt nog maar acht van over. Drie daarvan zijn in Engelse handen en twee worden door geld uit Duitsland gefinancierd.

Nogmaals worden de Joden opgevoerd en in een kwaad daglicht gesteld. Zij hadden namelijk, volgens onze wereldreiziger, verlaten plantages voor een appel en een ei gekocht. Die werden vervolgens opgesplitst in kleine kostgrondjes en verpacht aan de arme zwarte bevolking (Joest spreekt van ‘negers’). Deze laatste leefden een lui, pover en meestal armzalig maar toch vrij leven. Joest geeft nog een ander voorbeeld van de luiheid van de zwarte bevolking van Suriname. Zo stelt hij dat er mannen lui aan de Waterkant hangen en geeuwen. Als er dan een stoom- of zeilschip de stad nadert zal het, zo schampert Joest, niet bij deze mannen opkomen om naar de schepen te roeien om de passagiers aan wal te brengen. Ze wachten tot het schip aanlegt en maken dan slechte grappen over de passagiers. Ze zijn te lui om te werken zolang ze niet door de honger daar toe gedreven worden.

Joest schrijft nog boeiende verhalen over tal van andere facetten van Suriname. Ondanks zijn krypto-antisemitisme en zijn vooroordelen over de zwarte bevolking van Suriname is zijn boek een interessante toevoeging aan de Surinaamse geschiedschrijving. Allereerst zijn er niet zoveel reisverslagen uit die periode. Het boek is, voor zover ik weet, slechts in één Nederlandse universiteitsbibliotheek (UB Leiden) te vinden én in de Buku Bibliotheca Surinamica collectie.

Carl Haarnack

Cover Welt-Fahrten
Titelpagina Joest

Share this:

  • Email
  • Facebook
  • Twitter
  • Print

Like this:

Like Loading...

Surinaamse herinneringen van Boer Thomas (1965).

17 Sunday Oct 2021

Posted by Carl Haarnack in 20th century books, Bibliotheca Surinamica, Dutch books, Parbode

≈ Comments Off on Surinaamse herinneringen van Boer Thomas (1965).

Tags

Dutch, plantages

Surinaamse herinneringen van Boer Thomas. Door Ths. Waller. Paramaribo: 1965.

Normaliter bespreken we in deze rubriek alleen boeken die minimaal honderd jaar geleden werden gepubliceerd. Dit keer maken we een uitzondering op die regel. Etienne Thomas Louis Waller werd geboren in Paramaribo op 24 juli 1883. Hij was een zoon van Charles Henry Waller en Marie Dorothea Le Fevre die in 1883 in het huwelijksbootje stapten. Charles Waller was directeur van de cacaoplantage De Morgenster, gelegen aan de Beneden-Saramacca. Daarnaast was hij ook kapitein van de gewapende burgerwacht van dat gebied én districts-diaken van de Hervormde Kerk. Thomas Waller verliet vroegtijdig de school en begon als leerling in de Cultuurtuin. Vervolgens werd hij leerling-opzichter op plantage Susannaasdaal en daarna opzichter op Jagtlust. De eigenaar van plantage Geyersvlijt haalde Waller over om daar directeur te worden. Hij was toen slechts 24 jaar oud. Uiteindelijk werd hij eigenaar van de plantages Guadeloupe (Commewijne) en Catharina Sophia (Saramacca). Eerder, op 13 augustus 1908, was Waller in Paramaribo in het huwelijk met Edwina Louise Meinertz. In 1918 werd Waller gekozen als lid van de Koloniale Staten.

Thomas Waller

Het was de jeugdvriend van Waller, Frits Bruijning, die hem gestimuleerd heeft zijn ervaringen en gedachten aan het papier toe te vertrouwen. Het zijn juist de kleine alledaagse vertellingen en ervaringen, waaraan alleen de ouderen onder ons herinneringen bewaren, die dit boek zo interessant maken. Wie kent de verhalen van Arabonki, het ‘kalkwitte manneke’ van nauwelijks anderhalve meter, die een kistje met snuisterijen met zich meetorste die hij aan het publiek moest zien te slijten. Hij was misdeeld en werd voortdurend bespot en geplaagd. Hij kon zich alleen verdedigen door zijn arsenaal aan scheldwoorden in te zetten. Oudere Surinamers hadden soms medelijden met hem en wenkten hem naar het raam te komen en kochten wat bij hem. Bigi Dagoe, was een zwaar gebouwde man met een rare zeer luide stem. Als men in zijn nabijheid het geluid van een hond nabootste dan moest men rennen voor zijn leven. Bigi Dagoe werd een schulpentrapper genoemd, niet meer tot nut dan als aantrapper van de schelpen waarmee in die tijd de gaten in de straat werden opgevuld. Dergelijke verhalen over kleurrijke mensen in het straatbeeld in Paramaribo hebben doorgaans de archieven niet bereikt maar verdienen wel een plek in ons collectieve geheugen.

Thomas Waller leefde in een tijd dat het Sranan ook in Suriname als minderwaardig werd beschouwd. Hij noemt het Surinaams een schone taal maar, zo schrijft hij, de Surinamers beminnen haar niet. Zo leren we veel in onbruik geraakte woorden. Een ‘krabdinki’ is letterlijk een mooie jonge kip maar het werd ook gebruikt voor een mooie jonge vrouw. De bevalling van een jong creools meisje moet hij hoog water (vloed) plaatsvinden. Bij ‘falawatra’ (eb) komen er moeilijkheden. Daarom werd er iemand naar de platte brug gestuurd om te zien of ‘a watra koti keba’. Precies om twee uur, exact zoals de vroedvrouw had voorspeld, werd een stevige creoolse jongen geboren. De ‘koemba tité’ werd met het zaad van een vruchtboom in de grond begraven. Zelf heeft Waller, zo schrijft hij, jarenlang manja’s gegeten van zijn ‘koembaboom’ op plantage de Morgenster in Saramacca.

Plantage in Suriname aan de rivier

Waller vertelt ook dat hij na afloop van een voorstelling in Thalia achter de coulissen zijn oude tekenleraar G. Rustwijk ging begroeten. Rustwijk had de decors geschilderd voor de voorstelling. Hij was volgens Waller een veelzijdig man, een schilder, die door het lot niet de kans gekregen heeft om verder te studeren in Europa en daar naam te maken. Uit eerste hand krijgen van verhalen voorgeschoteld over o.a. ‘dede-oso’, ‘aitidé dede-oso’, ‘frijari-oso’, tropische ziekten, spookverhalen en ‘sneki-koti’.

Dit boekje, Surinaamse Herinneringen van Boer Thomas, werd in 1965 gepubliceerd en bestaat uit bewerkingen van artikelen die Waller in 1963 en 1964 in de krant schreef. Hij was toen al 82 jaar oud. Boer Thomas heeft vooral naam gemaakt als politicus die het belang van de groot-landbouw telkens benadrukte. In zijn ingezonden brieven in kranten, sommige rechtstreeks geadresseerd aan de gouverneur, pleitte hij hartstochtelijk voor verbetering van de watervoorziening in Suriname. Aan de verschrikkelijke droogte zoals die van 1911/1912 en die van 1925/1926 zou iets gedaan kunnen worden als er een degelijk waterreservoir gebouwd zou zijn. Als politicus kwam hij, vanwege zijn onversneden kritiek op het bestuur, regelmatig in aanvaring met politieke tegenstanders. Maar wie zijn boek leest en zijn optreden in de Staten bestudeerd kan niet anders dan tot de conclusie komen dat boer Thomas veel liefde voor Suriname en de Surinamers had.

Plantage in Suriname

Nu wordt het langzamerhand tijd dat zijn werk als chroniqueur over het leven in Suriname van het einde van de 19e eeuw tot midden jaren ’60 grotere bekendheid krijgt. Het boek is inmiddels meer dan 50 jaar oud en in vrijwel onvindbaar. In Nederland beschikken slechts een paar universiteitsbibliotheken over een exemplaar.
Etienne Thomas Louis Waller overleed op 26 juni 1966 op 82 jarige leeftijd. Hij werd begraven op Nieuw Lina’s Rust.


Carl Haarnack

Share this:

  • Email
  • Facebook
  • Twitter
  • Print

Like this:

Like Loading...

Korte en Zakelyke Beschryvinge van de Colonie van Zuriname. Thomas Pistorius (1763)

06 Sunday Jun 2021

Posted by Carl Haarnack in 18th century books, Bibliotheca Surinamica

≈ Comments Off on Korte en Zakelyke Beschryvinge van de Colonie van Zuriname. Thomas Pistorius (1763)

Tags

Dutch, plantages, Slavery

Korte en Zakelyke Beschryvinge van de Colonie van Zuriname……. Door de Heer Thomas Pistorius, lit van de Edele Achtbaare Raad van Policie en Crimineele Justitie op de Colonie van Zuriname, Amsterdam, 1763.

Precies honderd jaar vóór de afschaffing van de slavernij in Suriname verscheen dit belangrijke boek. Het werd gedrukt bij de ‘Boek- en Papierverkooper’ Theodorus Crajenschot op de Singel in Amsterdam. Thomas Pistorius was niet de eerste de beste. Hij was lid van de ‘Raad van Policie en Crimineele Justitie’ in de kolonie Suriname en behoorde dus tot de bovenlaag van de koloniale elite. Hij schrijft dit boek omdat hij de mensen buiten de kolonie, die naar zijn smaak doorgaans verkeerde denkbeelden hebben over wat zich hier afspeelt, een op ervaring en waarheid gebaseerd verhaal wilt voorschotelen. Omdat zijn ogen slecht zijn maak hij gebruik van een ‘jongeling’ aan wie hij zijn teksten mondeling dicteerde.

Gezicht op Paramaribo (rechts Fort Zeelandia)

Zoals gebruikelijk bij 18e eeuwse reisbeschrijving begint ook Pistorius aan een beschrijving van het land, Fort Zeelandia en bijzonder uitvoerig over de rivieren. Onze aandacht gaat eerder uit maar de mensen en hun eigenaardigheden die hij beschrijft. Zo beschrijft hij uitvoering over de ‘inboorlingen’ die langs de Marowijne, de Commewijne, de Saramacca, de Coppename, de Corantijn en de andere rivieren leven. Zowel de mannen als vrouwen gaan naakt door het leven behalve dat de laatsten door een gevlochten doek of een dierlijk vel hun ‘vrouwelijkheid’ verbergen. Hun geloof ziet Pistorius als een afgodsdienst: “Dus aanbidden ze, ja offeren zelfs aan de Zon, de Starren, de Regenboog; Wilde Dieren, Boomen, Planten; de Zee, groote of monstereuze Vissen en Gediertens die dezelve opgeeft; ja zelfs den Duivel, aan wien ze meenigmaal op ‘t aanraaden van haare Pejes of Priesters, offerhande brengen”. Opvallend is dat de beschrijving van de inheemse bevolking van Suriname overeenkomsten vertoont met die van George Warren die bijna honderd jaar eerder zijn Impartial Description of Surinam (1667).

Slavenbevolking op Surinaamse plantage

De slavenbevolking komt in het boek wel ter sprake maar alleen als objecten in bij voorbeeld hoofdstuk IV dat als titel heeft ‘Vervattende de hoedanigheid van de Zuiker-Rieten, en derzelver beschryvinge; de manier om ze te Planten, te Snyden, te Maalen, te Kooken, en te Zuiveren…’. Zo adviseert Pistorius het onkruid te wieden en het suikerriet van bijgewassen te zuiveren. Dat vergemakkelijkt het rooien maar ook helpt het de plantage-eigenaar of opzichter het werk van de slaven beter gade te slaan en te ontdekken wanneer deze ‘den luiaart speelen.’ In het laatste hoofdstuk worden een aantal instructies meegegeven die van belang zijn bij het over zien van de koffie- en suikerplantages en houtzagerijen. Alle instructies beogen de belangen van de plantage-eigenaren te behartigen. Maar, zo zegt Pistorius, de boog kan niet altijd gespannen zijn. Dus moet men ook de slaven een paar keer per jaar ‘een vroolyken dag’ gunnen. Zij mogen zich dan met trommelen, fluiten, dansen en springen vrolijk maken. Er moeten dan eten en drank worden uitgedeeld máár er gelden wel dreigementen dat er geen onenigheid of ruzie moet plaatsvinden. In de zware regentijd is het raadzaam hen wat ‘dram’ te geven zodat hun lichamen verwarmd en verfrist worden.

Illustratie uit het boek van Pistorius (collectie: Buku Bibliotheca Surinamica)

Bij het lezen van dit boek moeten we ons realiseren dat Pistorius, wat hij ook in zijn inleiding moge beweren, ons geen antropologische verhandeling probeert voor te schotelen over de bevolking. Het boek is overduidelijk bedoeld voor de planters in Suriname en investeerders in Amsterdam. We krijgen wel de eerste afbeelding voorgeschoteld waardoor duidelijk wordt dat er in de kolonie sprake is van gedwongen arbeid. De slaven zijn voor de auteur niet interessant als mensen (we leren niets over hun culturele gebruiken of hun taal) maar alleen als lichamelijke werkkrachten die bijvoorbeeld het suikerriet kappen en in de tandwielen van de suikermolen steken. Over de zware arbeid en de gevaren die dit met zich meebracht wordt met geen woord gerept.

Carl Haarnack

Titelpagina Korte en Zakelyke Beschryvinge van de Colonie van Zuriname (collectie: Buku Bibliotheca Surinamica)

Share this:

  • Email
  • Facebook
  • Twitter
  • Print

Like this:

Like Loading...

West Indisch Plakaatboek (1667-1816). Dr. J.A. Schiltkamp en Dr. J.Th. de Smidt (1973)

03 Saturday Apr 2021

Posted by Carl Haarnack in 20th century books, Bibliotheca Surinamica, Dutch books, Law

≈ Comments Off on West Indisch Plakaatboek (1667-1816). Dr. J.A. Schiltkamp en Dr. J.Th. de Smidt (1973)

West Indisch Plakaatboek. Plakaten, ordonnnatiën en andere wetten, uitgevaardigd in Suriname. Deel I 1667-1761 + Deel II  1761-1816. Dr. J.A. Schiltkamp en Dr. J.Th. de Smidt (red.). Amsterdam: S. Emmering, 1973.

Wie de geschiedenis wil begrijpen kan natuurlijk zijn oor te luisteren leggen bij opa en oma. Die hebben vast boeiende en belangrijke verhalen die de moeite waard zijn om verteld (én opgeschreven) te worden. Voor de ‘bigger picture’ echter, voor wie de geschiedenis vanaf pak ‘m beet 1667 wil begrijpen, zijn opa en oma niet toereikend. Het geraamte van die geschiedschrijving wordt gevormd door de wetgeving. Door de eeuwen heen weerspiegelen de wetten de mores van het moment. In Suriname werden de wetgeving en bestuur door de Raad van Politie en Justitie uitgeoefend sinds de eerste jaren van het Nederlands bestuur. De gouverneur en de Raden namen allerlei beslissingen, gaven opdrachten, verboden van alles of gaven juist toestemming. Al die beslissingen werden in resoluties, notifikaties, waarschuwingen, publikaties, ordonnantiën of plakaten gepubliceerd. Die werden onder trompetgeluid opgehangen op het Fort, herbergen en plantages en andere plekken. In dit West Indisch Plakaatboek zijn al die wetten en plakaten, die tussen 1667 en 1816 werden afgekondigd, gebundeld.

Bijna iedere wet vertelt een boeiend verhaal over het leven in die tijd. Het is helaas ondoenlijk om al die honderden wetten en plakaten etc, in de beperkte ruimte die we in deze rubriek hebben, te bespreken. Een paar willekeurige voorbeelden leveren boeiende inkijkjes in het verleden. Zo werd er op 24 oktober 1684 een plakaat gemaakt over het merken van slaven. ‘Allen degenen die dese sullen sien ofte horen lesen saluyt’, zo beginnen bijna alle plakaten. Maar dan: het gebeurt, zo luidt de begin tekst, dat verscheidene weggelopen slaven (‘negers’) of door vijandelijke ‘indianen’ ontvoerde slaven weer terugkeren. Soms weet men dan niet aan wie deze slaven toebehoren omdat zij niet gebrandmerkt zijn. Daarom is het verplicht voor ‘alle coloniers, planters en ingesetenen van de revier Suriname, Commewine en resoorten’ die slaven houden of in dienst hebben, om hun slaven binnen drie maanden van een (brand-) merk te voorzien. Als dat niet gebeurt en als er na drie maanden ongemerkte weggelopen slaven teruggevonden worden dan zal de slaaf  verbeurd worden verklaard en geconfisceerd worden. En de eigenaar zal bovendien gestraft worden met een boete van 4000 pond suiker.

Een maand later op 9 november 1684 verschijnt er een plakaat waarin het verboden wordt om het ‘indianen’ handel te drijven in slaven, vaartuigen of letterhout. Tevens wordt het verboden dat slaven die van buiten komen niet in de stad mogen rondlopen. Als planters naar de stad komen dan moeten zij voortaan hun slaven in de tentboten achterlaten. Want er waren ‘meenighvuldige klachten’ over diefstal door deze slaven gepleegd.  

Deel I van het West Indisch Plakaatboek

Er zijn ook wetten die de gemiddelde lezer waarschijnlijk hogelijk zullen verbazen. Op 28 januari 1728 werd er een wet/plakaat afgekondigd waarin het verboden wordt ‘dat eenig blank vrouwspersoon, ongehuwd sijnde, vleeschelijke gemeenschap sal hebben gehouden met een neger’. Het was het gouvernement ter ore gekomen dat sommige vrouwen seks hadden met zwarte mannen. Dat was volgens de opstellers van deze wet ‘een groot schandaal voor de geheele colonie’. In de tekst van het plakaat wordt gesproken over ‘onnatuurlijke hoererijen en overspellen’. In de geschiedenisboeken en archieven zijn talloze voorbeelden te vinden van witte mannen die seksuele relaties onderhielden met zwarte vrouwen, meestal slaven. Soms leefden de mannen in een zg. ‘Surinaams huwelijk’ met hun ‘huishoudster’, anderen hadden wel drie of vier ‘geliefden’. De felheid waarmee het koloniaal bestuur de seksuele escapades van witte vrouwen met zwarte mannen (slaven) spreekt boekdelen.

Veel bijzonder interessante wetten en verboden, bijvoorbeeld dat slaven geen schoenen mogen dragen, vinden we in dit boek terug. Gedurende ruim tien jaar, van 1962 tot 1973, is door een flink aantal mensen aan dit project gewerkt. Het is een onmisbaar handboek voor een ieder die de geschiedenis niet van horen zeggen maar, op basis van de toen geldende wetgeving in Suriname, zelf wil bestuderen.

Carl Haarnack

Share this:

  • Email
  • Facebook
  • Twitter
  • Print

Like this:

Like Loading...

Florentin van Fahlendorn. Jung Stilling (1790).

14 Sunday Mar 2021

Posted by Carl Haarnack in 19th century books, Bibliotheca Surinamica, German books

≈ Comments Off on Florentin van Fahlendorn. Jung Stilling (1790).

Florentin van Fahlendorn. Hendrik Stilling. Uit het Hoogduitsch. Arnhem:  W. Troost en Zoon, 1790.

Johann Heinrich Jung (1740- 1817) was één van de belangrijke 18e eeuwse Duitse schrijvers. Hij genoot bekendheid in binnen- en buitenland en stond in contact met Johann Wolfgang Goethe en Johann Gottfried Herder. Behalve schrijver was hij ook een bekend oogarts en maakte hij naam als professor in de economie in o.a. Heidelberg en Marburg. Op latere leeftijd voegde hij aan zijn naam ‘Stilling’ toe. In Duitsland wordt hij in het algemeen aangeduid als Jung-Stilling. Stilling is waarschijnlijk een verwijzing naar de ´Stillen´, een stroming binnen het christendom die als piëtisme wordt aangeduid. Jung-Stilling rekende zichzelf tot deze groep maar hij had ook groot ontzag voor de Herrnhutter Broedergemeente die vanaf 1735 ook in Suriname actief werden.

Johan Jung Stilling

In 1781 publiceerde Jung Stilling de roman Die Geschichte Florentins von Fahlendorn. In deze rubriek hebben wij vaker betoogd dat Suriname regelmatig als decor werd gebruikt voor grote werken in de wereldliteratuur. Florentin is een arme wees die rondzwerft. Een meisje genaamd Rosine merkt dat hij hongerig is en deelt haar boterhammen met hem. Florentin wordt opgenomen door bekenden van Rosine die hem als hun eigen kind opvoeden. Iedereen is zeer op hem gesteld. Op een dag keert Florentin niet terug van het land en lijkt spoorloos.  De speurtocht naar hem heeft als resultaat dat ooggetuigen beweren dat hij door Hollandse soldaten is meegenomen naar Amsterdam met de bedoeling hem naar Suriname te sturen. Net op tijd arriveert een groep uit de omgeving van Florentin en proberen hem vrij te kopen. Dat mislukt echter en Florentin gaat naar Suriname. Jung Stilling speelt hier in op een bekend en  vaak voorkomend  18e eeuws fenomeen dat ronselaars, vaak onder valse voorwendselen, mensen proberen te dwingen naar Suriname te gaan. Florentin komt terecht in een soort utopische omgeving, een Koffie- en Suikerplantage genaamd Pilgersheim (lijkt verdacht veel op de nederzetting van de Herrnhutters in Berbice: Pilgerhut) gelegen aan de Marowijnerivier. De plantage-eigenaar is een vroom man en tegen het verderfelijke systeem van slavernij. Hij neemt uitsluitend vrije mensen in dienst: ‘Wilden en Negers’ die hij als zijn eigen kinderen behandelt.  Florentin schrijft brieven naar vrienden en zijn geliefde Rosine waarin hij vertelt over zijn belevenissen in de Nederlandse kolonie. Na een langdurig verblijft vertrekt hij via Philadelphia en Londen weer naar Amsterdam en uiteindelijk naar Beulenburg in Duitsland waar zijn geliefde op hem wacht. Florentin en Rosine treden in het huwelijk en Florentin krijgt de rechten op het landgoed Fahlendorn. Hij is nu, net als zijn vrouw, in de adelstand verheven.  

Kaart van de Colonie Berbice

Florentin van Fahlendorn is wat literatuurwetenschappers een ‘Bildungsroman’ noemen. De lezer is getuige van de psychologische ontwikkeling van een jongeman tijdens zijn vorming van kind naar volwassene. De emotionele, morele en intellectuele groei van Florentin tot een evenwichtige volwassene moet de lezer tot voorbeeld dienen. De boodschap van de auteur is dat God een plan heeft voor ieder mens. Ieder mens moet proberen de rol die God hem of haar heeft toebedacht realiseren. De kerk speelt hierin nauwelijks een rol.

Wie in deze roman op zoek gaat naar schilderachtige beschrijvingen van Suriname komt bedrogen uit. Het land vormt slechts een stukje van het decor dat Jung Stilling nodig had om zijn verhaal vorm te geven. Voor ons is het één van de vele literaire puzzelstukjes die de Verlichting met de  boeiende geschiedenis van Suriname verbindt. Het boek is anno 2020 in Duitsland en in Nederland in de vergetelheid geraakt. We vinden de zeldzame Nederlandse vertaling uit 1790 uitsluitend bij een paar universiteitsbibliotheken, de Koninklijke Bibliotheek en de Buku Bibliotheca Surinamica collectie.  

Carl Haarnack

Titelpagina van de Nederlandse editie (1790)

Share this:

  • Email
  • Facebook
  • Twitter
  • Print

Like this:

Like Loading...

25 jarig jubilé Koloniale Staten Suriname, 1866-1891.

28 Sunday Feb 2021

Posted by Carl Haarnack in 19th century books, Bibliotheca Surinamica

≈ Comments Off on 25 jarig jubilé Koloniale Staten Suriname, 1866-1891.

Tags

democratie, feest, Koloniale Staten, politiek

In de Buku collectie bevindt zich een document dat ooit in het bezit moet zijn geweest van Philip Abraham Samson (1902-1966), jurist, lid van de Koloniale Staten, griffier van het Hof van Justitie, en chroniqueur van het joodse leven in Suriname. Op de cover staat in handschrift: 25-jarig jubilé Koloniale Staten 1866-1891. Het is een typoscript met een bundeling van stukken over de viering van het 25 jarig bestaan van de Koloniale Staten van Suriname, die verschenen in de krant ‘Suriname: koloniaal nieuws- en advertentieblad’ plus een handschrift. De stukken geven ons een beeld van Suriname, ruim een kwart eeuw na de afschaffing van de slavernij en tegelijkertijd een inkijkje hoe aan het eind van de 19e eeuw er in Suriname feest gevierd werd.

Opening van de Koloniale Staten in 1907 (Suriname begin 1900 (suriname-dasilva.blogspot.com)

De Koloniale Staten kwam voor het eerst op 8 mei 1866 bijeen. De Staten bestond uit 13 leden waarvan negen door de kiezers gekozen werden en vier door de Gouverneur werden aangewezen. Alleen mannen die tenminste 60 gulden belasting betaalden mochten stemmen. Voor de viering van het jubileum werd een feestcommissie in het leven geroepen waarvan het centrale comité o.a. bestond uit de volgende leden: David J. van Praag (president), J.P.W. van Eyck, J.H. Jackson, A.N. Bisby (penningmeester) en de heer  Coutinho (secretaris). Hun opdracht was een gedenkwaardig feest te organiseren voor ‘de gehele bevolking zonder onderscheid van stand of rang, bediening of klasse, landaard of ras’. Of die beoogde brede doelgroep ook daadwerkelijk in staat was deel te nemen aan een bal dat op 12 mei 1891 in het Logegebouw zou worden gehouden is natuurlijk zeer de vraag. Bij feestcommissielid Julius Barnet konden maximaal honderd geïnteresseerden intekenen door maar liefst fl. 15,– te betalen. Voor dit, in die tijd, vorstelijke bedrag mocht de intekenaar wel twee dames meenemen.

Roeiwedstrijden op de Surinamerivier. Koninginnedag 31 augustus 1920 (foto: Augusta Curiel)

Ook werd er een roeiwedstrijd georganiseerd tussen vissersboten, tentkorjalen en scheepssloepen. Feestcommissielid L.C. Leefmans was belast met het ordentelijk verloop van de wedstrijden. Op het Gouvernementsplein werden de ‘volksspelen’ georganiseerd o.l.v. J.D. Fernandes. Deze bestonden uit wedstrijden hardlopen, mastklimmen, zaklopen, worsthappen, koorddansen, vogeltjes schieten (met katapult) en kruiwagenlopen. Er werden twee banjapartijen georganiseerd waarvoor men zich moest aanmelden bij de heer J. Robles. Een kinderfeest zou voor de leerlingen der Gouvernementsscholen en de door het Gouvernement gesubsidieerde scholen worden georganiseerd. Dit gedeelte viel onder de verantwoordelijkheid van de heer F.C. Curiel.

Er wordt in de stukken ook hulde gebracht aan J.H. de Granada, de eerste griffier van de Koloniale Staten die deze functie na 25 jaar nog steeds vervulde. De Granada was op 19-jarige leeftijd in 1854 begonnen als klerk op het Gouvernements-Secretarie. In 1864 werd hij assistent op het parket van de Procureur-Generaal mr. J.W. Gefken die hem in 1866 aanbevolen had als griffier bij de Staten.  In een buitengewone openbare zitting werd De Granada een zilveren vaas aangeboden met daarop de Angelus van Milet en aan de andere zijde het opschrift: “Blijk van Hulde aan J.H. de Granada, 1866-1891, Griffier der Koloniale Staten”. Zou deze vaas nog ergens te bewonderen zijn in Suriname?

Op dinsdag 12 mei 1891 werd het 26e zittingsjaar van de Koloniale Staten geopend. Aan de ramen van het Staten-gebouw hingen de afbeeldingen van H.M. de Koningin Wilhemina, toen 11 jaar oud, haar moeder en regentes Koningin Emma, de oud-minister van Kolonien J.D. Fransen van de Putte en de oud-gouverneur R.F. van Lansberge. Na afloop van de zitting werd de feestcommissie de Staten binnengeleid terwijl het muziekgezelschap Excelsior “Wien Neerlandsch bloed” ten gehore bracht. Dit lied vormde tot 1933 het Nederlandse volkslied maar de zinsnede ‘van vreemde smetten vrij’ doet bij ons minstens een wenkbrauw fronsen maar was toen in Suriname de gewoonste zaak van de wereld. Dit document laat zien dat Suriname anno 1891 nog echt een kolonie van Nederland was. Van enig anti-koloniaal sentiment was in de verste verte nog geen sprake.

Carl Haarnack

Share this:

  • Email
  • Facebook
  • Twitter
  • Print

Like this:

Like Loading...

Niederländisch- Ost- Und Westindien. S. Friedman (1860)

16 Saturday Jan 2021

Posted by Carl Haarnack in 19th century books, Bibliotheca Surinamica, German books, medical

≈ Comments Off on Niederländisch- Ost- Und Westindien. S. Friedman (1860)

Tags

reizen

Niederländisch- Ost- Und Westindien. Ihre neueste Gestaltung in geographischer, statistischer, und culturhistorischer Hinsicht, mit besonderer Darstellung der klimatischen und sanitätischen Verhältnisse. S. Friedmann. München: bei Georg Franz, 1860.

Dr. S. Friedmann werkte als praktiserend arts in München. Daarvoor had hij als arts bij de Nederlandse marine gewerkt. In die hoedanigheid verbleef hij in de Nederlandse koloniën, zowel in ‘Nederlands-Indië’ als in Suriname en Curaçao. Na zijn pensionering besloot hij dit boek over het leven in de Nederlandse koloniën te schrijven. Vooral omdat er bij de Duitse bevolking weinig kennis was over de landen die voorzien in de Europese behoeften van koloniale producten. Friedmann schrijft interessante verhalen over ‘Indië’ en Curaçao maar voor deze rubriek beperken we ons tot Suriname.

Geheel in de traditie van 18e eeuwse geleerde reisbeschrijvingen begint de auteur met een uitvoerige beschrijving van de ligging, de grenzen, de rivieren en de bodemgesteldheid van Suriname. Ook ontbreekt een klein college geschiedenis niet in zijn verhaal. Friedmann heeft de zich goed ingelezen in het onderwerp en citeert klassiekers als Baron von Sack, Van Sypenstein en Hartsinck (die hij abusievelijk Harzing noemt). Opvallend is dat hij uitvoerig uit het zeer zeldzame boekje Über die Emancipation der Neger (1855) van Friedrich Martin Duttenhofer (1810-1859) citeert. Onze arts uit München heeft een aantal opmerkelijke ideeën over de slavernij in Suriname. De behandeling van de slaven kan volgens hem over het algemeen mild genoemd worden (p.188). Slavernij bestaat, zo schrijft hij, in Suriname eigenlijk meer in naam dan in werkelijkheid. Zo beweert hij dat de slaven meer voedsel krijgen en minder arbeid van hen wordt verlangd dan het Reglement voorschrijft.

Titelpagina Niederländisch- Ost- Und Westindien (1860).

Friedmann wil ons wijsmaken dat in de meeste gevallen slaven die de wet overtreden er met een standje vanaf komen. Bij ernstiger vergrijpen kunnen er zweepslagen worden uitgedeeld. Het aantal zweepslagen voor mannen bedraagt ten hoogste 50 en voor vrouwen 30. Deze maximale straf werd in 1855 slechts zeven keren gegeven aan mannen en slechts één keer aan een vrouw.

Om zijn stelling dat de slaven slechts mild gestraft worden te onderbouwen citeert hij uit het rapport van de districtspolitie:

Donderdag de 11e  januari 1855. Er verschijnt B. van K. die zich beklaagd over de hem toebehorende slaaf Silvyn wegens grofheid en onwilligheid. (Silvyn krijgt een mondelinge vermaning en een waarschuwing).

Woensdag de 16e mei 1855: De slaaf Generaal, die eigendom is van de plantage Peperpot, wordt door de administrateur er van beschuldigd bananen te hebben gestolen. Generaal staat bij de politie reeds bekend als bananendief. De gestolen bananen verkoopt hij dan in de stad. Hij krijgt een ernstige reprimande en wordt gewaarschuwd zich niet opnieuw hieraan schuldig te maken.

Plattegrond plantage Peperpot en Mopentibo (ca. 1920 detail. collectie Buku Bibliotheca Surinamica)

Over de mogelijke vrijlating van de slaven is Friedmann duidelijk: de slaven in Suriname zijn er nog niet rijp voor. Hij gelooft dat, als de emancipatie van slaven direct zou plaatsvinden, iedereen naar het bos zou vluchten en daar als een wilde leven. De ijdelheid en de naäperij van de ‘Neger’ zijn de belangrijkste tegenstanders van de emancipatie. Want, zo gaat onze arts verder, er zijn zelfs vrije zwarten die Europese gerechten koken of voor de thee een ‘mesties’, een witte creool of zelfs een Europees gezelschap uitnodigingen, zo trots zijn ze er op. Ook zijn vrije zwarten die zondags in kostuum en met schoenen aan (want zo kunnen ze zich onderscheiden van de slaven) met de bijbel in de hand naar de kerk gaan.

Naar de kerk (Litho: Benoit, Voyage a Surinam, 1839. detail)

Friedman is, zeker naar de maatstaven van vandaag, een racist. We vinden meer van dergelijke ideeën in de Surinaamse bibliotheek maar het soort gif dat Friedman verspreid is doordrenkt van het herkenbare 19e eeuwse nationalistische en racistische gedachtengoed. Het is allemaal niet fraai maar als we dergelijke boeken uit onze bibliotheken zouden verbannen dan zouden we eigenlijk doen alsof dergelijk gedachtengoed nooit bestaan heeft.

Carl Haarnack

zie ook: https://bukubooks.wordpress.com/2011/08/21/dutenhofer/

Share this:

  • Email
  • Facebook
  • Twitter
  • Print

Like this:

Like Loading...

De ronselaar, of De gestoorde reis naar Surinamen. G. Behacker (1818)

03 Sunday Jan 2021

Posted by Carl Haarnack in 18th century books, Bibliotheca Surinamica, Dutch books

≈ Comments Off on De ronselaar, of De gestoorde reis naar Surinamen. G. Behacker (1818)

De ronselaar, of De gestoorde reis naar Surinamen: tooneelspel in 4 bedrijven : eene ware, den schrijver zelven overgekomene, gebeurtenis. Door G. Behacker ; naar het Hoogduitsch manuscript vrij bewerkt door A. Bruggemans. Dordrecht: H. Volkersz., 1818

De hoofdrolspeler in dit toneelstuk heet George, een jongeman die vanuit zijn geboorteland Duitsland naar Nederland is gekomen. Zijn oom, Van Keulen, heeft in Dordrecht een succesvol bedrijf in o.a. Eau de Cologne en wijnen. In Amsterdam heeft George ene Van Dijk leren kennen. Van Dijk geeft zich valselijk uit als Generaal-Adjudant van de Gouverneur van Suriname.

Dordrecht

Hij, zo zegt hij zelf, verkoopt mensen voor geld. Als ronselaar brengt hij mensen aan die als matroos of soldaat naar Suriname worden gebracht. Hiervoor ontvangt hij een premie. Maar hij vertelt George dat er in Suriname vacature is voor de post van secretaris van de gouverneur, een hoge functie die goed betaalt. Hij spelt hem op de mouw dat George uitstekende papieren heeft en dat hem een gouden toekomst wacht. De brieven die zg. van de gouverneur afkomstig zijn heeft Van Dijk natuurlijk zelf geschreven. Hij adviseert George om maar liefst 30 paar laarzen, 30 paar schoenen, 12 dozijn hemden, kousen, dassen,  zakdoeken en Eau de Cologne te kopen om voor zijn verblijf in Suriname. Ook adviseert hem om honderd zilveren horloges te kopen. In Suriname tenslotte zal hij in de hoogste kringen verkeren en zal hij af en toe een mooi horloge kunnen schenken en zelfs er met gemak een aantal voor geld kan verkopen. De functie van secretaris van de gouverneur betekent dat George in Suriname als een soort kroonprins zal worden gezien. Zijn geheim plan is om George alle goederen en geld afhandig te maken en hem aan een schip in Vlissingen te verkopen.

Eau de Cologne

De familie van George zijn verbaasd als hij ze het nieuws van zijn benoeming vertelt. De achterdocht van oom Van Keulen en zijn vriend Maas blijken gegrond. In de stad treffen zij ene Zwart, een koopman. Ze bespieden George en Van Dijk en luisteren af hoe sluw Van Dijk de goedgelovige George om de tuin leidt. Zwart kent Van Dijk al heel lang als een oplichter en weet dat hij in Brussel, Antwerpen, Koblenz en Riga hoteleigenaren heeft opgelicht, valse wissels heeft uitgeschreven onder de naam van Baron de Bonisaire en een arme weduwe fl. 700,– afhandig heeft gemaakt. Ook de boekhandelaar Verbeek die een boek komt afleven bij Van Keulen kent Van Dijk nog uit Bremen waar deze zich uitgaf als generaal adjudant van een Franse Maarschalk. Hij gaf daar een groot feest voor alle Fransen officieren maar liet de hotelier met een onbetaalde rekening zitten. Deze keer is Van Dijk er echter gloeiend bij. De politie commissaris wordt erbij gehaald en die arresteert hem. Van Dijk wordt veroordeeld tot vijf jaar gevangenisstraf en tweehonderd gulden boete.

Titelpagina De Ronselaar (collectie Buku Bibliotheca Surinamica)

De ronselaar is in vele opzichten bijzonder te noemen. De auteur schrijft in zijn voorwoord dat hij besloten heeft om iets dat hem een jaar eerder zelf overkomen was in een toneelstuk te gieten en om daarmee andere jonge mensen te behoeden voor gevaar. Zijn boodschap luidt: Wees voorzichtig en vertrouw niet te veel op mensen. Over de auteur, G. Behacker, weten we nagegoeg niets. Mogelijk is hij de advocaat G. Behacker die we rond 1823 in St. Petersburg vinden. De vertaler en bewerker van de tekst is Adrianus Bruggemans (1763-1841) die de kost verdiende als boekhouder bij een houthandel in Dordrecht. In zijn vrije tijd hield hij zich beter met de beoefening van letterkunde en de Duitse en Franse taal. Hij schreef tientallen boeken, bewerkingen en vertalingen. Er bestaat van De Ronselaar geen Duitse oerversie in druk. Bruggemans vertaalde een Duits manuscript en gaf er een Nederlandse draai aan.

In dit toneelstuk zult u tevergeefs zoeken naar het Surinaamse plantageleven, slaven die suiker produceren of plantagedirecteuren die zich over de Commewijnerivier laten roeien. Het toneelstuk speelt zich in zijn geheel af in Dordrecht. Het verschijnsel van de kwaadwillende ronselaars die jongemannen, onder valse voorwendsels, in Nederland en Duitsland lieten tekenen voor een dienstverband in Suriname, komen we in de geschiedenis veelvuldig tegen. Daarom alleen al verdient het een plek in de Surinaamse bibliotheek.

Dit boek is uiterst zeldzaam, er zijn slechts vier exemplaren bekend. De Koninklijke Bibliotheek in Den Haag, de Universiteitsbibliotheek in Amsterdam, de Erfgoedbibliotheek Hendrik Conscience in Antwerpen én de Buku Bibliotheca Surinamica-collectie beschikken over een exemplaar (ex-libris collectie Henk Dijs).

Carl Haarnack

Share this:

  • Email
  • Facebook
  • Twitter
  • Print

Like this:

Like Loading...
← Older posts
logo

Enter your email address to subscribe to this blog and receive notifications of new posts by email.

Join 924 other followers

Recent

  • Schets van de Marowijne. Johan Spalburg (1899)
  • Passie foe Hemel (1901)
  • Nederlandsch-Guyana. August Kappler (1883)
  • Welt-Fahrten. Wilhelm Joest (1895)
  • Surinaamse herinneringen van Boer Thomas (1965).
  • Surinam und seine Bewohner. J.D. Kunitz (1805)
  • Korte en Zakelyke Beschryvinge van de Colonie van Zuriname. Thomas Pistorius (1763)
  • Onze West. A.H. Pareau (1898)
  • West Indisch Plakaatboek (1667-1816). Dr. J.A. Schiltkamp en Dr. J.Th. de Smidt (1973)
  • Florentin van Fahlendorn. Jung Stilling (1790).
  • 25 jarig jubilé Koloniale Staten Suriname, 1866-1891.
  • Niederländisch- Ost- Und Westindien. S. Friedman (1860)

Koloniale Wereld Tentoonstelling Amsterdam (1883)

Wilhelmina van Eede

Categories

  • 17th century books
  • 18th century books
  • 19th century books
  • 20th century books
  • Bibliotheca Surinamica
  • Children's Books
  • Dutch books
  • English books
  • French books
  • Genealogie
  • German books
  • Indian diaspora
  • Italian books
  • Latin books
  • Law
  • medical
  • Parbode
  • Sranan Tongo Books

Paginas

  • Postcards from Suriname
    • Black in postcards
  • Albert Helman
  • Antiquariaat Buku
  • Bibliotheca Surinamica
    • Buku logo
    • Onzichtbaar erfgoed
    • OSO, tijdschrift voor Surinamistiek
  • Brand in Paramaribo
  • Chinezen in Suriname
  • De negerhut
    • Illustraties in vroege edities van Oom Tom
    • Oom Tom in andere talen
  • Duitsers in Suriname
  • Ebony in Suriname
  • Edgar Cairo
  • Een begrafenis
  • Ellen Ombre
  • Galerie Buku
  • Indianen in Suriname
    • In de schaduw van de tijger
  • Indiase diaspora
  • Joanna & Stedman
  • Joden in Suriname
    • David Nassy’s “Furlough” and the Slave Mattheus
  • Klassieke muziek
  • Les Habitants de Suriname
    • Les Indiens
    • Les Négres de Bois
    • Les Négres Sédentaires
  • Natalie Zemon Davis
    • Judges, Masters, Diviners: Slaves’ Experience of Criminal Justice in Colonial Suriname
    • Origins and uses of the creole languages in 18th century Suriname
  • Silvia de Groot
  • Slaven aan het woord
  • Slavernij Verbeeld
  • Stereotype kinderboeken
  • Surinaamsche Mengel-poëzy
    • Annette de Vries
  • Suriname in Wolfenbüttel
  • Surinamica verzamelen
  • Swart in Nederland
  • Voedsel
  • Vrouwen van Suriname
  • Welkom bij Buku
  • Wilhelmus Dortants (1855-1906)
  • Winti

buku

abolitionism Add new tag artsenij binnenland boeroes British Guiana democratie Duits Dutch EBG English expedities feest fiction flora & fauna Frans Guyana French genealogie German geschiedenis handel hindu hugenoten Illustrated Books india Indianen Judaica jurisdiction katholieken kinderboek Koloniale Staten koloniale tentoonstelling kolonisatie kunst Language manumissie marrons medical muziek Onderwijs photos plantages politiek reizen religie religion Slavery Stedman theater tijdschriften travel West-Indies
  • German books

Blog at WordPress.com.

  • Follow Following
    • Buku - Bibliotheca Surinamica
    • Join 924 other followers
    • Already have a WordPress.com account? Log in now.
    • Buku - Bibliotheca Surinamica
    • Customize
    • Follow Following
    • Sign up
    • Log in
    • Report this content
    • View site in Reader
    • Manage subscriptions
    • Collapse this bar
 

Loading Comments...
 

    loading Cancel
    Post was not sent - check your email addresses!
    Email check failed, please try again
    Sorry, your blog cannot share posts by email.
    %d bloggers like this: