• Postcards from Suriname
    • Black in postcards
  • Albert Helman
  • Antiquariaat Buku
  • Chinezen in Suriname
  • De negerhut
    • Illustraties in vroege edities van Oom Tom
    • Oom Tom in andere talen
  • Duitsers in Suriname
  • Ebony in Suriname
  • Edgar Cairo
  • Een begrafenis
  • Ellen Ombre
  • Galerie Buku
  • Indiase diaspora
  • Joanna & Stedman
  • Joden in Suriname
    • David Nassy’s “Furlough” and the Slave Mattheus
  • Klassieke muziek
  • Les Habitants de Suriname
    • Les Indiens
    • Les Négres de Bois
    • Les Négres Sédentaires
  • Natalie Zemon Davis
    • Judges, Masters, Diviners: Slaves’ Experience of Criminal Justice in Colonial Suriname
    • Origins and uses of the creole languages in 18th century Suriname
  • Silvia de Groot
  • Slaven aan het woord
  • Slavernij Verbeeld
  • Stereotype kinderboeken
  • Surinaamsche Mengel-poëzy
    • Annette de Vries
  • Suriname in Wolfenbüttel
  • Surinamica verzamelen
  • Swart in Nederland
  • Voedsel
  • Vrouwen van Suriname
  • Welkom bij Buku
  • Wilhelmus Dortants (1855-1906)
  • Winti
  • Bibliotheca Surinamica
    • Buku logo
    • Onzichtbaar erfgoed
    • OSO, tijdschrift voor Surinamistiek
  • Brand in Paramaribo
  • Indianen in Suriname
    • In de schaduw van de tijger

Buku – Bibliotheca Surinamica

~ Library, archives & wunderkammer

Buku – Bibliotheca Surinamica

Category Archives: German books

Nederlandsch-Guyana. August Kappler (1883)

29 Saturday Jan 2022

Posted by Carl Haarnack in 19th century books, German books

≈ Comments Off on Nederlandsch-Guyana. August Kappler (1883)

Tags

Duits, German, plantages, travel

Nederlandsch-Guyana. August Kappler. Winterswijk: G.J. Albrecht, 1883.

In deze rubriek schreven we eerder over August Kappler (1815-1887) en zijn  boek Zes jaren in Suriname : Schetsen en tafereelen uit het maatschappelijke en militaire leven in deze Kolonie (1854). Deze uit Baden-Württemberg (Duitsland) afkomstige huursoldaat arriveerde in 1836 in Suriname. Kappler zou maar liefst 43 jaar (!) in zijn geliefde Suriname doorbrengen. In 1879 keerde hij terug naar Duitsland waar hij in 1887 in Stuttgart overleed. Zou Kappler gedurende zijn verblijf geen dagboekaantekeningen hebben gemaakt en verschillende boeken hebben gepubliceerd dan hadden we hoogstwaarschijnlijk nooit van hem gehoord. Twee jaar na zijn terugkeer in Duitsland publiceerde Kappler Holländisch-Guiana : Erlebnisse und Erfahrungen während eines 43jährigen Aufenthalts in der Kolonie Surinam (Stuttgart: Kohlhammer, 1881). Dankzij Frans Leonard Postel (1842-1925), schoolhoofd te Winterswijk, verscheen in 1883 een bewerkte Nederlandse vertaling van Kappler’s omvangrijkste boek. Volgens Postel is er bij de Nederlandse bevolking weinig kennis over de kolonie Suriname en heeft hij het boek vertaald om zijn landgenoten een dienst te bewijzen.

Paramaribo aan het begin van de 20e eeuw

Het boek geeft een goed overzicht van het échte leven in Suriname in de periode  1836-1879. Zo schrijft Kappler over het leven van een directeur van de plantage Osembo waar 130 slaven aan het werk waren. Hij noemt hem de heer B. Uit onderzoek weten we dat het hier Hendrik Willem Buillab (1798-1849) betreft. Buillab was waarschijnlijk door Francois Buillab verwekt bij de ‘negerin’ Cecilia en door hem in 1817 gemanimuteerd. Kappler omschreef  heer B. als  een stevige mulat door wie hij vriendelijk en gastvrij ontvangen werd. Buillab was al om zeven uur ’s morgens gekleed en gebruikte onder de galerij koffie met vers cassavebrood, geroosterde bananen, kaas en boter. Daarna besprak hij het één en ander met de blankofficier of controleerde hij het werk van de timmerlieden en reed vervolgens op zijn paard naar de akkers. Om tien uur kwam hij weer thuis en dronk hij een glaasje jenever en gebruikte hij de lunch waarbij het wild niet ontbrak. Daarna deed hij een dutje ‘waarbij een lief slavinnetje hem zoolang over hoofd moest wrijven, tot hij in slaap viel’.

August Kappler

Dankzij Kappler leren we iets van het leven op de plantage maar omdat hij als soldaat veel door de kolonie reisden horen we ook iets over het leven van de marrons en de inheemsen. Die laatsten hebben, zo schrijft Kappler, een grote lust om rond te trekken zonder dat daar enige reden toe is. Ze zijn gek op brandewijn. Wie iets van hun wilt moet een goed gevulde fles meenemen. Hun voornaamste voedingsmiddel is de maniokwortel. Daar wordt het dagelijks brood van gemaakt en vormt het hoofdbestanddeel van hun hoofddrank, de tapana of paiwari. Ook schrijft Kappler over de weduwe van de piaiman Thomas. Een jaar na zijn dood gaf zij een feest. Toen de nacht aanbrak en iedereen in zijn hangmat ging slapen hoorde Kappler plotseling een geschreeuw uit de hut van de weduwe. Hij rende er naar toe en bescheen haar met een brandende stuk hout. Zij stond onbeweeglijk in de hoek van de hut met in haar ene hand de pijlen en boog van haar man en in de andere zijn oude strohoed. Huilend zong zij gedurende een half uur een klaagzang die zoveel betekende als: “Het is niet goed, dat je ons hebt verlaten. Uw knaap is nog te jong om voor mij te vissen en te jagen”. Daarna klonk het gezang van de zuster van de overledene nog hartverscheurender. Daarna begon een dans waarbij iedereen de armen om elkaars hals sloeg en een zwaarmoedig lied werd aangeheven.

Niemand heeft over een langere periode het leven in Suriname beschreven dan August Kappler. Daarmee is deze ooggetuige van grote waarde voor de Surinaamse geschiedschrijving.

Carl Haarnack

lees ook:

Zes jaren in Suriname. August Kappler (1854)

Cover Nederlandsch-Guyana (1883)

Share this:

  • Email
  • Facebook
  • Twitter
  • Print

Like this:

Like Loading...

Welt-Fahrten. Wilhelm Joest (1895)

14 Sunday Nov 2021

Posted by Carl Haarnack in 19th century books, Bibliotheca Surinamica, German books

≈ Comments Off on Welt-Fahrten. Wilhelm Joest (1895)

Tags

Duits, German, travel, West-Indies

Welt-Fahrten. Beiträge zur Länder- und Völkerkunde. Wilhelm Joest. Berlin: Verlag von A. Asher & Co., 1895.  

Wilhelm Joest (1852-1897)

Wilhelm Joest (1852-1897) was een wereldreiziger en etnograaf. Hij studeerde aan verschillende Duitse universiteiten. Na zijn studie reisde hij door Afrika, India, Ceylon, huidige Indonesië, Japan, Mongolië, Siberië en Zuid-Amerika. Dat hij ook in Suriname geweest is weten eigenlijk alleen een handje vol specialisten die bekend zijn met de boeken die hij publiceerde. In 1893 verscheen Ethnographisches und verwandtes aus Guayana. In dit zeer zeldzame en prachtig geïllustreerde werk doet hij verslag van zijn reis in 1889 naar de ‘Guayana’s’, het hele gebied tussen de Orinoco en de Marowijne. De etnografie van de oorspronkelijke inwoners, de inheemsen, en de marrons staan hier in centraal. In 1895 publiceerde hij een omvangrijk driedelig werk, Welt-Fahrten (wereldreizen, ch), waarin al zijn reizen beschreven zijn. U zult het ons niet kwalijk nemen dat wij, gezien de beperkte ruimte die ons ter beschikking staat, alleen oog hebben voor hetgeen Joest over Suriname te melden heeft. Maar de andere reisverslagen zijn zeker ook de moeite waard.

Onze wereldreiziger bezocht de Guyana’s (zelf heeft hij het steevast over de Guayana’s) in 1890. Zijn doel was om de oorspronkelijk inwoners te leren kennen en de ‘migranten’ die in de loop der eeuwen Suriname tot hun woongebied hebben gemaakt. Guayana bestaat, zo schrijft hij, uit een Spaans- (Venezuela), Engels- (Guiana), Nederlands- (Suriname), Frans- (Frans Guyana) en Portugees deel (Brazilië). In Suriname hebben vooral de Joden zijn belangstelling. De Joden zijn voor hem de meesters (‘Herren’) van de kolonie Suriname. Het land behoort niet toe aan de Hollanders maar aan de Joden. Om zijn bewering te staven herinnert Joest de lezer er aan dat de Koloniale Staten (opgericht in 1866) in 1889 uit vijftien leden bestond waarvan er dertien Jood waren. Slechts een klein deel van deze Joden kwamen uit Nederland, Duitsland en Polen. De meeste Joden, zo schrijft Joest, zijn nakomelingen van Portugees-Amerikaanse Joden. Hij neemt de lezer mee op reis door de geschiedenis en vergeet daarbij niet te vermelden dat David Nassy met een grote groep Joodse planters Brazilië verliet en via Amsterdam en Cayenne in Suriname terecht kwam. In 1694 telde Suriname 40 Joodse plantages. Rond 1750 waren er maar liefst 115 plantages die in Joodse handen waren. Er waren maar liefst 9000 slaven te werk gesteld. Volgens Joest waren de Joden vanwege de barbaarse behandeling van de slaven niet erg geliefd. Ten tijde van het bezoek van Joest is Jodensavanne allang verlaten. De ruïne van wat ooit een synagoge was is overwoekerd en bijna niet meer te herkennen. Interessant is dat hij opmerkt dat er nog steeds strenggelovige Joden zijn die zich aan de oevers van de bovenloop van de Surinamerivier, op Jodensavanne, laten begraven. Bij iedere begrafenis moet er opnieuw een pad open gekapt worden naar het oude kerkhof.

Jodensavanne

In de vergelijkingen die Joest maakt tussen Barbados of andere Engelse koloniën en Suriname komt de laatste er zeer bekaaid vanaf. Suriname is voor hem de Assepoester onder de Nederlandse koloniën maar ook Doornroosje. De kolonie wacht alleen nog op een ridder die haar uit een lange slaap zal wakker kussen. In Demerara (Brits-Guiana) zijn er in 1890 115 suikerfabrieken in bedrijf. In Suriname waren er in 1830 nog 188 suikerfabrieken maar daar zijn er op het moment dat Joest het land bezoekt nog maar acht van over. Drie daarvan zijn in Engelse handen en twee worden door geld uit Duitsland gefinancierd.

Nogmaals worden de Joden opgevoerd en in een kwaad daglicht gesteld. Zij hadden namelijk, volgens onze wereldreiziger, verlaten plantages voor een appel en een ei gekocht. Die werden vervolgens opgesplitst in kleine kostgrondjes en verpacht aan de arme zwarte bevolking (Joest spreekt van ‘negers’). Deze laatste leefden een lui, pover en meestal armzalig maar toch vrij leven. Joest geeft nog een ander voorbeeld van de luiheid van de zwarte bevolking van Suriname. Zo stelt hij dat er mannen lui aan de Waterkant hangen en geeuwen. Als er dan een stoom- of zeilschip de stad nadert zal het, zo schampert Joest, niet bij deze mannen opkomen om naar de schepen te roeien om de passagiers aan wal te brengen. Ze wachten tot het schip aanlegt en maken dan slechte grappen over de passagiers. Ze zijn te lui om te werken zolang ze niet door de honger daar toe gedreven worden.

Joest schrijft nog boeiende verhalen over tal van andere facetten van Suriname. Ondanks zijn krypto-antisemitisme en zijn vooroordelen over de zwarte bevolking van Suriname is zijn boek een interessante toevoeging aan de Surinaamse geschiedschrijving. Allereerst zijn er niet zoveel reisverslagen uit die periode. Het boek is, voor zover ik weet, slechts in één Nederlandse universiteitsbibliotheek (UB Leiden) te vinden én in de Buku Bibliotheca Surinamica collectie.

Carl Haarnack

Cover Welt-Fahrten
Titelpagina Joest

Share this:

  • Email
  • Facebook
  • Twitter
  • Print

Like this:

Like Loading...

Surinam und seine Bewohner. J.D. Kunitz (1805)

19 Sunday Sep 2021

Posted by Carl Haarnack in 18th century books, 19th century books, German books

≈ Comments Off on Surinam und seine Bewohner. J.D. Kunitz (1805)

Tags

Duits, German, plantages, Slavery

Surinam und seine Bewohner oder Nachrichten über die geographischen, physischen, statistischen, moralischen und politischen Verhältnisse dieser Insel während eines zwanzigjährigen Aufenthalts daselbst, gesammelt.  J.D. Kunitz. Erfurt, Beyer un Maring, 1805.

Wie deze rubriek al langer volgt weet dat we een speciale belangstelling hebben voor Duitse reisbeschrijvingen over Suriname. Duitsers die een lange tijd in Suriname hadden doorgebracht en, na terugkeer in Duitsland, hun memoires op papier zetten, schreven vaak veel openlijker en directer over hun ervaringen in deze Nederlandse kolonie. Zij hadden in Duitsland minder last van een overheid die liever niet had dat er teveel uit de school geklapt werd over wat er in Suriname gebeurde. Zeker niet waar het ging om slavernij of de seksuele relaties tussen Europese mannen en vrouwen die in slavernij leefden.

Gezicht op veld met suikerriet plantage Visserszorg
Jacob Marius Adriaan Martini van Geffen (1859). Collectie Rijksmuseum.

Kunitz verbleef twintig jaar in Suriname. In deze periode namen de overvallen op plantages door van de plantages weggevluchte slaven, marrons, in aantal maar ook in hevigheid toe. John Gabriel Stedman zou in 1773 onder leiding van kolonel Fourgeoud in Suriname arriveren. Ook Kunitz kwam als soldaat naar Suriname om jacht te maken op marrons. In 1774 was hij secretaris op de suikerplantage Slootwijk. De toenmalige directeur heette Schmidt. Kunitz omschreef hem als een heftige, eigenzinnige, trotse, wellustige en tyrannieke man. Deze directeur had, zo schrijft Kunitz, een haat tegen een zwarte familie ontwikkeld, waarom wist hij niet. Hij behandelde ieder lid van deze familie op de meest schandelijke manier. Het beeld dat we in Duitse literatuur vaker tegen komen van de goede zachtaardige ‘meester’ wordt door dit relaas ruw verstoord. Later vond hij een betrekking op de koffieplantage La Bonheur aan de Commewijnerivier. Zijn carriére verliep voorspoedig want al snel heeft hij zich opgewerkt tot directeur van plantage Fauquemberg en Knoppomombo (ook wel Knopomonbo or Knopomoribo).

Kunitz schrijft uitvoerig over het land, de architectuur en de verschillende volkeren in Suriname en hun gebruiken en levenswijzen. Hij veroordeelt de slavernij niet (er is nauwelijks een kritische noot als het gaat om de behandeling van slaven). Directeuren van plantages waren niet alleen ooggetuigen van de behandeling van slaven en hun manier van leven, maar ook rechtstreeks betrokken bij het vormgeven van die omstandigheden. Kunitz rechtvaardigt de bestraffing van slaven en verwijst naar de wetten van de land alsof zijn rol beperkt is tot het naleven van deze wetten: “Als een mannelijke of vrouwelijke slaaf een misdrijf heeft gepleegd, wordt hij of zij uitgekleed naakt en vastgebonden met een touw en naar twee negers gebracht die zijn voorzien van zwepen. Hij of zij krijgt 80 zweepslagen, in lijn met de wetten van het land. Het komt regelmatig voor dat slaven, vooral Cormantijn negers zelfmoord plegen door hun tong af te bijten, of als ze hun straf hebben overleefd, op een andere manier hun leven beëindigen.”

Titelblad Surinam und seine Bewhoner (1805)

Kunitz is als ooggetuige natuurlijk een bijzonder interessante bron om iets te weten te komen over het. Zijn rol als plantagedirecteur dwingt ons om zijn visie op het instituut slavernij kritisch te bekijken. Onze plantagedirecteur heeft ook praktische tips voor collega-directeuren. Zo schrijft hij dat slaven met zingen de tijd proberen te doden en het werk te verlichten. Hij is klaarblijkelijk geen groot bewonderaar van het gezang want hij adviseert om de gebouwen waar de suiker wordt geproduceerd niet te dicht bij de woonhuizen te plaatsen. Dit vanwege de overlast die het zingen te weeg brengt.

In de zomer van 1788 vertrok Kunitz weer naar Duitsland. In de krant plaatste hij een advertentie, zoals te doen gebruikelijk bij vertrek uit de kolonie, waarin hij mensen opriep die hem nog geld schuldig waren om die te komen voldoen en voor degenen die nog geld van hem te goed hadden om het geld af te halen. Zij moesten zich melden bij het huis van J.G. Fellmann. Zijn boekt wordt pas in 1805 gepubliceerd. In Nederlandse bibliotheken vinden we slechts vijf exemplaren. Bij particuliere verzamelaars zijn mij slechts twee exemplaren bekend.

Carl Haarnack

volg ons nu ook op instagram:

https://www.instagram.com/buku_surinamica/

Share this:

  • Email
  • Facebook
  • Twitter
  • Print

Like this:

Like Loading...

Florentin van Fahlendorn. Jung Stilling (1790).

14 Sunday Mar 2021

Posted by Carl Haarnack in 19th century books, Bibliotheca Surinamica, German books

≈ Comments Off on Florentin van Fahlendorn. Jung Stilling (1790).

Florentin van Fahlendorn. Hendrik Stilling. Uit het Hoogduitsch. Arnhem:  W. Troost en Zoon, 1790.

Johann Heinrich Jung (1740- 1817) was één van de belangrijke 18e eeuwse Duitse schrijvers. Hij genoot bekendheid in binnen- en buitenland en stond in contact met Johann Wolfgang Goethe en Johann Gottfried Herder. Behalve schrijver was hij ook een bekend oogarts en maakte hij naam als professor in de economie in o.a. Heidelberg en Marburg. Op latere leeftijd voegde hij aan zijn naam ‘Stilling’ toe. In Duitsland wordt hij in het algemeen aangeduid als Jung-Stilling. Stilling is waarschijnlijk een verwijzing naar de ´Stillen´, een stroming binnen het christendom die als piëtisme wordt aangeduid. Jung-Stilling rekende zichzelf tot deze groep maar hij had ook groot ontzag voor de Herrnhutter Broedergemeente die vanaf 1735 ook in Suriname actief werden.

Johan Jung Stilling

In 1781 publiceerde Jung Stilling de roman Die Geschichte Florentins von Fahlendorn. In deze rubriek hebben wij vaker betoogd dat Suriname regelmatig als decor werd gebruikt voor grote werken in de wereldliteratuur. Florentin is een arme wees die rondzwerft. Een meisje genaamd Rosine merkt dat hij hongerig is en deelt haar boterhammen met hem. Florentin wordt opgenomen door bekenden van Rosine die hem als hun eigen kind opvoeden. Iedereen is zeer op hem gesteld. Op een dag keert Florentin niet terug van het land en lijkt spoorloos.  De speurtocht naar hem heeft als resultaat dat ooggetuigen beweren dat hij door Hollandse soldaten is meegenomen naar Amsterdam met de bedoeling hem naar Suriname te sturen. Net op tijd arriveert een groep uit de omgeving van Florentin en proberen hem vrij te kopen. Dat mislukt echter en Florentin gaat naar Suriname. Jung Stilling speelt hier in op een bekend en  vaak voorkomend  18e eeuws fenomeen dat ronselaars, vaak onder valse voorwendselen, mensen proberen te dwingen naar Suriname te gaan. Florentin komt terecht in een soort utopische omgeving, een Koffie- en Suikerplantage genaamd Pilgersheim (lijkt verdacht veel op de nederzetting van de Herrnhutters in Berbice: Pilgerhut) gelegen aan de Marowijnerivier. De plantage-eigenaar is een vroom man en tegen het verderfelijke systeem van slavernij. Hij neemt uitsluitend vrije mensen in dienst: ‘Wilden en Negers’ die hij als zijn eigen kinderen behandelt.  Florentin schrijft brieven naar vrienden en zijn geliefde Rosine waarin hij vertelt over zijn belevenissen in de Nederlandse kolonie. Na een langdurig verblijft vertrekt hij via Philadelphia en Londen weer naar Amsterdam en uiteindelijk naar Beulenburg in Duitsland waar zijn geliefde op hem wacht. Florentin en Rosine treden in het huwelijk en Florentin krijgt de rechten op het landgoed Fahlendorn. Hij is nu, net als zijn vrouw, in de adelstand verheven.  

Kaart van de Colonie Berbice

Florentin van Fahlendorn is wat literatuurwetenschappers een ‘Bildungsroman’ noemen. De lezer is getuige van de psychologische ontwikkeling van een jongeman tijdens zijn vorming van kind naar volwassene. De emotionele, morele en intellectuele groei van Florentin tot een evenwichtige volwassene moet de lezer tot voorbeeld dienen. De boodschap van de auteur is dat God een plan heeft voor ieder mens. Ieder mens moet proberen de rol die God hem of haar heeft toebedacht realiseren. De kerk speelt hierin nauwelijks een rol.

Wie in deze roman op zoek gaat naar schilderachtige beschrijvingen van Suriname komt bedrogen uit. Het land vormt slechts een stukje van het decor dat Jung Stilling nodig had om zijn verhaal vorm te geven. Voor ons is het één van de vele literaire puzzelstukjes die de Verlichting met de  boeiende geschiedenis van Suriname verbindt. Het boek is anno 2020 in Duitsland en in Nederland in de vergetelheid geraakt. We vinden de zeldzame Nederlandse vertaling uit 1790 uitsluitend bij een paar universiteitsbibliotheken, de Koninklijke Bibliotheek en de Buku Bibliotheca Surinamica collectie.  

Carl Haarnack

Titelpagina van de Nederlandse editie (1790)

Share this:

  • Email
  • Facebook
  • Twitter
  • Print

Like this:

Like Loading...

Niederländisch- Ost- Und Westindien. S. Friedman (1860)

16 Saturday Jan 2021

Posted by Carl Haarnack in 19th century books, Bibliotheca Surinamica, German books, medical

≈ Comments Off on Niederländisch- Ost- Und Westindien. S. Friedman (1860)

Tags

reizen

Niederländisch- Ost- Und Westindien. Ihre neueste Gestaltung in geographischer, statistischer, und culturhistorischer Hinsicht, mit besonderer Darstellung der klimatischen und sanitätischen Verhältnisse. S. Friedmann. München: bei Georg Franz, 1860.

Dr. S. Friedmann werkte als praktiserend arts in München. Daarvoor had hij als arts bij de Nederlandse marine gewerkt. In die hoedanigheid verbleef hij in de Nederlandse koloniën, zowel in ‘Nederlands-Indië’ als in Suriname en Curaçao. Na zijn pensionering besloot hij dit boek over het leven in de Nederlandse koloniën te schrijven. Vooral omdat er bij de Duitse bevolking weinig kennis was over de landen die voorzien in de Europese behoeften van koloniale producten. Friedmann schrijft interessante verhalen over ‘Indië’ en Curaçao maar voor deze rubriek beperken we ons tot Suriname.

Geheel in de traditie van 18e eeuwse geleerde reisbeschrijvingen begint de auteur met een uitvoerige beschrijving van de ligging, de grenzen, de rivieren en de bodemgesteldheid van Suriname. Ook ontbreekt een klein college geschiedenis niet in zijn verhaal. Friedmann heeft de zich goed ingelezen in het onderwerp en citeert klassiekers als Baron von Sack, Van Sypenstein en Hartsinck (die hij abusievelijk Harzing noemt). Opvallend is dat hij uitvoerig uit het zeer zeldzame boekje Über die Emancipation der Neger (1855) van Friedrich Martin Duttenhofer (1810-1859) citeert. Onze arts uit München heeft een aantal opmerkelijke ideeën over de slavernij in Suriname. De behandeling van de slaven kan volgens hem over het algemeen mild genoemd worden (p.188). Slavernij bestaat, zo schrijft hij, in Suriname eigenlijk meer in naam dan in werkelijkheid. Zo beweert hij dat de slaven meer voedsel krijgen en minder arbeid van hen wordt verlangd dan het Reglement voorschrijft.

Titelpagina Niederländisch- Ost- Und Westindien (1860).

Friedmann wil ons wijsmaken dat in de meeste gevallen slaven die de wet overtreden er met een standje vanaf komen. Bij ernstiger vergrijpen kunnen er zweepslagen worden uitgedeeld. Het aantal zweepslagen voor mannen bedraagt ten hoogste 50 en voor vrouwen 30. Deze maximale straf werd in 1855 slechts zeven keren gegeven aan mannen en slechts één keer aan een vrouw.

Om zijn stelling dat de slaven slechts mild gestraft worden te onderbouwen citeert hij uit het rapport van de districtspolitie:

Donderdag de 11e  januari 1855. Er verschijnt B. van K. die zich beklaagd over de hem toebehorende slaaf Silvyn wegens grofheid en onwilligheid. (Silvyn krijgt een mondelinge vermaning en een waarschuwing).

Woensdag de 16e mei 1855: De slaaf Generaal, die eigendom is van de plantage Peperpot, wordt door de administrateur er van beschuldigd bananen te hebben gestolen. Generaal staat bij de politie reeds bekend als bananendief. De gestolen bananen verkoopt hij dan in de stad. Hij krijgt een ernstige reprimande en wordt gewaarschuwd zich niet opnieuw hieraan schuldig te maken.

Plattegrond plantage Peperpot en Mopentibo (ca. 1920 detail. collectie Buku Bibliotheca Surinamica)

Over de mogelijke vrijlating van de slaven is Friedmann duidelijk: de slaven in Suriname zijn er nog niet rijp voor. Hij gelooft dat, als de emancipatie van slaven direct zou plaatsvinden, iedereen naar het bos zou vluchten en daar als een wilde leven. De ijdelheid en de naäperij van de ‘Neger’ zijn de belangrijkste tegenstanders van de emancipatie. Want, zo gaat onze arts verder, er zijn zelfs vrije zwarten die Europese gerechten koken of voor de thee een ‘mesties’, een witte creool of zelfs een Europees gezelschap uitnodigingen, zo trots zijn ze er op. Ook zijn vrije zwarten die zondags in kostuum en met schoenen aan (want zo kunnen ze zich onderscheiden van de slaven) met de bijbel in de hand naar de kerk gaan.

Naar de kerk (Litho: Benoit, Voyage a Surinam, 1839. detail)

Friedman is, zeker naar de maatstaven van vandaag, een racist. We vinden meer van dergelijke ideeën in de Surinaamse bibliotheek maar het soort gif dat Friedman verspreid is doordrenkt van het herkenbare 19e eeuwse nationalistische en racistische gedachtengoed. Het is allemaal niet fraai maar als we dergelijke boeken uit onze bibliotheken zouden verbannen dan zouden we eigenlijk doen alsof dergelijk gedachtengoed nooit bestaan heeft.

Carl Haarnack

zie ook: https://bukubooks.wordpress.com/2011/08/21/dutenhofer/

Share this:

  • Email
  • Facebook
  • Twitter
  • Print

Like this:

Like Loading...

Julius Hille, arts op Fort Nieuw Amsterdam (1831-1839)

14 Thursday May 2020

Posted by Carl Haarnack in 19th century books, Bibliotheca Surinamica, German books

≈ Comments Off on Julius Hille, arts op Fort Nieuw Amsterdam (1831-1839)

Tags

German, medical, Slavery

Medicinische Bemerkungen aus West-Indien. Julius Hille, militair arts op Fort Nieuw Amsterdam, Suriname. Berlin, 1839-1843.

Soms komt men op de meest onverwachte plekken een stukje Surinaamse geschiedenis tegen. Al bijna twintig jaar bevinden zich in de Buku Bibliotheca Surinamica collectie een aantal exemplaren van het Wochenschrift für die gesammte Heilkunde. Dit medische tijdschrift werd in Berlijn uitgegeven in de jaren 1833 tot en met 1851. In de jaren 1839-1843 verschenen in deze uitgave artikelen van Julius Hille, militair-arts op Fort-Nieuw Amsterdam. Hille was geboren in Marburg en sinds 1831 in Nederlandse dienst in Suriname.

Wochenblatt Hille

In zijn verslagen worden getrakteerd op een lange lijst van aandoeningen zoals bijvoorbeeld navelbreuken, elephantiasis, tyfus, rode hond, koorts en lepra. Hille gelooft dat ‘der Neger’ minder vatbaar is voor ontstekingen. Zo schrijft hij over een patrouille die ondernomen werd op jacht naar van de plantages weggelopen slaven (marrons). Een marron werd op de vlucht in de rug geschoten. Een ‘Negersoldat’ van de Koloniale Guides die hem neergeschoten had hakte hem de rechterhand af om de beloning van fl. 15,– te kunnen innen en liet het lichaam voor dood achter. Dezelfde marron meldde zich vijf of zes weken later op een plantage, bereid zijn straf te ondergaan, als men hem maar van de ongelooflijke pijnen in zijn rug zou kunnen verlossen. Enkele kleine geweerkogels waren in zijn schouderblad doorgedrongen. Tot grote verbazing van Hille was de wond waar zijn hand was afgehakt keurig genezen zonder enig verband behalve groene bladeren. De kogels werden verwijderd en de man genas snel en goed. Om vervolgens, zo schrijft Hille niet zonder cynisme, nieuwe wonden te ontvangen op zijn achterste door de onbarmhartige zweepslagen.

Ook verhaalt Hille over een man (‘ein Neger’) die trompetblazer bij de Koloniale Guides was. In een staat van ‘melancholische waanzin’ had hij zich met een scheermes zijn hals doorgesneden. Hille verbond zijn verwonding en gaf hem een ‘Laxans’, Binnen een tijdsbestek van drie weken genas de man radicaal. Eén maand na de zelfverwonding blies hij weer als vanouds op zijn trompet.

Over de gebruiken bij de inheemsen schrijft Hille bijvoorbeeld dat wanneer er een tweeling geboren wordt, de vader van mening is dat één kind niet van hem kan zijn. Daarom gooit hij ze in het diepe water en de eerste die weer bovenkomt erkent hij als zijn kind, de andere laat hij verdrinken. Als inheemse vrouwen menstrueren dan moeten zij zich van de dorpsgemeenschap verwijderen en alleen in een afgelegen hut wonen, tot dat de maandelijkse reiniging voorbij is.

ziek bray

Litho: Theodore Bray, ziekenboeg op een plantage (1850)

Volgens onze Duitse arts bestaat er geen bijgeloviger volk als ´de Negers´. Het bereiden van vergif en het vergiftigen van mensen speelt daarbij een grote rol. De ´Wischis Wischis man´ (wisi-man) is een zeer gevreesde man omdat een meester is in de gifmengerij. Uit planten maakt hij een giftig mengsel maar eerst maakt hij gebruikt van het bijgeloof van het beoogde slachtoffer, aangezien niet iedereen gevoelig is voor dit gif. Daarom legt hij eieren, een kalebas, een mes, een fles of enig ander object op een plek die het slachtoffer passeren moet. Uit de veranderingen in het gedrag van het slachtoffer meent hij op te maken óf deze persoon gevoelig is voor het gif en hoe en op welk moment het moet worden toegediend.

Zonder de schrijfsels van dr. Julius Hille zou veel informatie voor ons verborgen blijven. We weten nu bijvoorbeeld dat op de suikerplantage Sinabo een slaaf werkte die zeer kundig was in zijn werk als metselaar. Hij was een albino van tussen de 40 en 50 jaar oud. Zijn haren waren kroes en hoogblond, zijn huid was als die van een witte Europeaan en zelfs zijn wangen hadden een rode blos. Zijn ogen zijn lichtbruin en zo gevoelig voor het licht dat hij zijn oogleden niet graag open slaat en niet ver voor zich uit kijkt. Het geeft, zo schrijft Hille, zijn gezicht een afschuwelijke maar een meelijwekkende aanblik. Door de andere ´negers´ wordt hij spottend ´masra ne(n)gre´ genoemd (´Mijnheer Neger´) maar hij wordt niet gehaat of gemeden maar ook niet hoger geacht dan de anderen.

nieuw_amsterdam3

Fort Nieuw-Amsterdam, Suriname. Woning van de districtscommissaris (bron: Wikipedia)

Zeer opmerkelijk is het verhaal dat Hille in 1843 schrijft om zijn overtuiging dat overbevruchting (´superfoetatio´) bestaat, kracht bij te zetten. Hij verhaalt ons over een ´Negerin´ die van een tweeling bevallen was. Eén van de tweeling, het meisje, was zwart (Hille spreekt van ´ein reiner Neger´), de ander, een jongen, was een mulat. De moeder verklaarde eerst in de nacht sexuele omgang met een zwarte man te hebben gehad en daarna met een witte man. Hill weet ook te melden dat het meisje veel groter en sterker was dan de mulattenjongen. Toen de moeder overleed wees sectie uit dat zij heel normaal was gebouwd en geen dubbele baarmoeder of vagina had. Beide kinderen werden zonder complicaties en snel achter elkaar geboren. De kinderen waren in januari 1842 beide nog gezond en in goeden doen. Ze waren toen ongeveer acht jaar oud. Het meisje was ca. 5 centimeter (´zwei Zoll´) groter dan de jongen en veel beter ontwikkeld.

Uit Hille´s vertellingen klinkt zo af en toe een empathisch geluid door. Hij neemt sowieso een unieke positie in vanwege het feit dat hij zijn medische behandelingen van de slavenbevolking van Suriname uitvoerig beschreven heeft. Toch moeten we concluderen dat Hille een zeer Eurocentrisch en racistisch wereldbeeld heeft. `Ik ben er van overtuigd’, schrijft hij, ´dat de ´Neger´ te nooit en te nimmer de cultuur van het Kaukasische mensenras bereiken kan.´ Volgens Hille blijkt uit de structuur van het lichaam van de zwarte mens, zijn vooruitstekende gezicht (die meer ruimte inneemt als de schedel) en bijvoorbeeld zijn sterk ontwikkelde tanden en kaken dat het dierlijke het geestelijke overheerst. Ook vraagt hij zich af dat als de zwarte mens in staat zou zijn een hogere geestelijke cultuur te bereiken waarom hij dat dan niet in Afrika gedaan heeft? Het geven van de vrijheid aan de ´Negers´ staat volgens hem gelijk aan morele moord. Ze weten niet met deze vrijheid om te gaan behalve dan om zich gelukkig te voelen in het nietsdoen en om zich door bedrog of geweld luxe artikelen te verwerven.

De artikelen van dr. Julius Hille zijn zeer lezenswaardig en geven ons, naast medische informatie, ook een interessant ooggetuigenverslag van het leven in Suriname rond 1840. Zijn neerbuigende kijk op inheemsen en mensen van Afrikaanse komaf in Suriname zijn sterke verbonden met het in de 19e eeuw opkomende racisme en eurocentrisme. Toch moeten we daar ´omheen´ proberen te lezen omdat Hille ons tegelijkertijd ook trakteert op interessante anekdotes zoals die over de melancholische waanzin van de trompetblazer van de Koloniale Guides of de ´Herr Masra´, de albino van plantage Sinabo. Daar zouden we anders nooit over gehoord hebben.

Het Wochenschrift für die gesammte Heilkunde toont maar weer eens aan dat Surinamica zich op de meest onverwachte plekken kan verbergen. Het tijdschrift bestaat uit kleine papieren boekjes zonder grote financiële waarde. De historische waarde echter is voor iedereen die iets meer wil proberen te begrijpen van de geschiedenis van Suriname onbetaalbaar.

Carl Haarnack

Share this:

  • Email
  • Facebook
  • Twitter
  • Print

Like this:

Like Loading...

Tagebuch meiner Reise. M. Hufnagel (1822)

10 Sunday Feb 2019

Posted by Carl Haarnack in 19th century books, Bibliotheca Surinamica, German books

≈ Comments Off on Tagebuch meiner Reise. M. Hufnagel (1822)

Tags

German, kunst, religion, travel, West-Indies

Tagebuch meiner Reise von Heidelberg über Kiel, Koppenhagen, nach Schweden, England und Westindien, so wie in das Innere des holländischen Guyana, und von da zurück nach Paramaribo. In den Jahren 1812 bis 1821. Michael Hufnagel. Ansbach, W.G. Gassert, 1822.

Regelmatige lezers van deze rubriek weten dat ik een zekere voorliefde heb voor Duitse auteurs die zich met Suriname hebben beziggehouden. Eén van de redenen daarvoor is dat deze teksten in Suriname of Nederland vaak onbekend zijn. Nog belangrijker is dat de meeste Duitse schrijvers niet of nauwelijks last hadden van de ‘censuur’ die in Nederland en Suriname vaak gevoeld werd. De meeste Duitsers die in Suriname geleefd hebben schreven namelijk vaak pas ná terugkeer in hun moederland hun memoires. Zo ook Michael Hufnagel die in 1812 zijn geboortedorp Möckenau (vlakbij Ansbach in Beieren) verliet om via Denemarken, Zweden en Engeland naar Suriname te reizen. Möckenau mag eigenlijk niet eens een dorp genoemd worden. Het bestaat eigenlijk (nog steeds) uit een paar boerenhoeves (er woont nu nog iemand die ook Hufnagel heet!). Hufnagel, zoon van een arme boer, werd missionaris.

moeckenau_ansicht

Gruss aus Moekenau, ansichtkaart (collectie Buku BS)

In een advertentie in een Duits tijdschrift in 1822 lezen we hoe Hufnagel zijn te verschijnen boek aanprijst: “Door interessante gebeurtenissen en waarheidsgetrouwe weergave van de merkwaardige natuur ter zee en op land, hoop ik mijn lezers in dit werk aangenaam en nuttig te onderhouden”.

Het boekje leest ook vlot weg en auteur geeft ook een aardig beeld van de ontberingen die met zo’n reis gepaard gaan. Steeds is er de angst voor Engelse oorlogsschepen en voor de woeste zeeën. Maar het overgrote deel van het boekje is gewijd aan Suriname. Hij geeft de lezers veel informatie over de inwoners, hun gebruiken, de taal, flora en fauna, het klimaat en de koffie- en suikerplantages. Ook gaat hij uitvoerig in op de oorspronkelijke inwoners van Suriname (vooral de Arrowakken) en de uit Afrika overgebrachte slaven.

Maria Sibylla Merian, Flamingo

Rode flamingo. Maria Sibylla Merian (1705)

Zijn bewondering steekt hij niet onder stoelen of banken. Aan beide zijden van de rivier, zo schrijft hij, zijn vele suiker- en koffieplantages te zien. Hij ziet ook citroenbomen, tamarinde- en ‘kokosbomen’, duizenden papegaaien en rode flamingo’s. In de stad beschrijft hij de houten kerk met een ronde koepel, gemaakt van bruinhart, die negen jaar eerder gebouwd is. In de kerk een grafzerk voor gouverneur Bentinck. Deze hervormde kerk brandde in 1821 af en stond op dezelfde plek waar de Hervormde Kerk zich nu bevindt. Er zijn slechts een paar afbeeldingen van deze ‘koepelkerk’.

Als het gaat om de beschrijving van de slavenbevolking wordt duidelijk dat Hufnagel niet zomaar een ooggetuige is maar een heel bijzondere. Als missionaris kiest hij toch een andere invalshoek dan bijvoorbeeld een plantagedirecteur of iemand die deel uit maakte van de koloniale elite. Hoewel niet duidelijk is of hijzelf een Herrnhutter is schrijft hij uitvoerig over de missie van de Moravische Broeders. Hij stelt dat God een eeuwige vriend is van het ‘morele goede’. En dat staat op gespannen voet met de behandeling van de slaven. Indirect bekritiseert hij de slechte behandeling die zij ondervinden: “Die Sclaven werden von gütigen Herren gelind, von unbarmhezigen oft wie Thiere behandelt; denn wie jede böse Einrichtung, so musste auch dieses nothwendig sich selbst strafen” (De slaven worden goed behandeld door welwillende meesters, door onbarmhartige meesters worden ze als beesten behandeld. Maar zoals met ieder slecht systeem zal dit uiteindelijk afgestraft worden).

Slaven en straf

Litho uit Slaven en vrijen onder de Nederlandsche wet – Wolter Robert baron van Hoëvell, 1854 (collectie Buku Bibliotheca Surinamica)

Wat het reisverslag van de missionaris uit Möckenau helemaal aardig maakt is dat Hufnagel de grootste 19e eeuwse Surinaamse kunstenaar Gerrit Schouten in Paramaribo heeft ontmoet. We kennen bij mijn weten nauwelijks publicaties van reizigers die schrijven over Schouten. Hij schrijft dat Schouten een zeer kunstzinnige boom heeft vervaardigd met 125 van de meest merkwaardige Surinaamse vogels. Hufnagel schrijft dat hij zal proberen dit kunstwerk voor het museum in München aan te schaffen. Of dat ooit ook daadwerkelijk gebeurd is weet ik niet. Het lijkt me toch zeker de moeite waard eens in de kelder en archieven van dat museum rond te gaan snuffelen.

Schouten diorama Zeezigt

Diorama van plantage Zeezigt, Suriname, door Gerrit Schouten (collectie Rijksmuseum)

Hunagel werkte na terugkeer in Duitsland als tolk/vertaler Nederlands en Engels in München. Hij overleed daar later op 54 jarige leeftijd. Dit in, vele opzichten bijzondere boek van Hufnagel, is zeer zeldzaam. Van de acht exemplaren die ik kon traceren bevonden zich er zes in Duitsland (o.a. de universiteitsbibliotheek van München en Staatsbiblioteek in Berlijn). De andere in de Deense Nationale Bibliotheek en in de universiteitsbibliotheek van Bern. In Nederlandse bibliotheken kon ik geen exemplaren vinden, buiten het exemplaar dat zich in de Buku Bibliotheca Surinamica collectie bevindt. Voor de bibliofiele verzamelaars met smaak (én een gevulde beurs): er is één antiquariaat in Stockholm dat een exemplaar aanbiedt voor €600,–.

Carl Haarnack

 

hufnagel_titelblad

Titelblad boek van Michael Hufnagel (collectie Buku Bibliotheca Surinamica)

 

Share this:

  • Email
  • Facebook
  • Twitter
  • Print

Like this:

Like Loading...

Guyana. Eberhardt A. W. von Zimmermann (1819)

01 Saturday Dec 2018

Posted by Carl Haarnack in 19th century books, Bibliotheca Surinamica, German books

≈ Comments Off on Guyana. Eberhardt A. W. von Zimmermann (1819)

Tags

Dutch, flora & fauna, travel, West-Indies

Guyana. Eberhardt August Wilhelm von Zimmermann. In: De aarde en hare bewoners, volgens de nieuwste ontdekkingen : een werk ter bevordering der kennis van landen en volken en van derzelver voortbrengsels en handel. Naar het Hoogduitsch van E.A.W. von Zimmermann. Haarlem: Bij de erven François Bohn, 1819.

Eberhardt August Wilhelm von Zimmermann (1743-1815) stuurde wiskunde en natuurwetenschappen in Leiden, Halle, Berlijn en Göttingen. Hij reisde graag door Europa en schreef een aantal omvangrijke werken. Regelmatig koos hij daarbij Suriname (of de geschiedenis van Suriname) als onderwerp. Zo publiceerde hij tussen 1802 en 1813 zijn Taschenbuch der Reisen waarin hij regelmatig schreef over Suriname, slavernij (ook in Suriname) en een aantal prenten uit Stedman’s Narrative opnam.   De aarde en hare bewoners, volgens de nieuwste ontdekkingen : een werk ter bevordering der kennis van landen en volken en van derzelver voortbrengsels en handel telt maar liefst 19 delen. De  oorspronkelijke Duitse titel Die erde und ihre bewohner. Ein lesebuch für geographie, völkerkunde produktenlehre und den handel verscheen tussen 1810 en 1814. Eén deel is voor de lezers van deze website vooral interessant: Guyana!

zimmermann

Taschenbuch der Reisen (1803), met afbeelding van Joanna

De auteur begint met een uiteenzetting over de ontdekking van de Wilde Kust door de Spanjaarden, over de zoektocht naar El Dorado en Walter Raleigh die in 1595 het gebied bezocht. Zimmermann was nooit in Zuid-Amerika geweest maar hij baseerde zijn schrijfsels op de boeken van onder anderen Des Marchais, Barrere, Condamine, Ulloa, Fermin, Hartsinck, Bancroft en natuurlijk ons aller Stedman. Vervolgens is de beschrijving van klimaat, flora en fauna aan de beurt. Ook Maria Sibylla Merian en haar tekeningen van vlinders en rupsen ontbreken niet. Ook vinden we een beschrijving van de aboma en de wijze waarop deze gevangen wordt en gebruikt. Zimmermann geeft in zijn boek een afbeelding weer die hij aan Stedman heeft ontleend: ‘The Skinning of the Aboma’. Nog interessanter wordt het als hij de inwoners van Guyana beschrijft. De Europeanen zijn er volgens hem heer en meester, of beter gezegd, oppermachtig en willekeurig tiran. Maar het klimaat is hun straf. Er zijn beschrijvingen waarin melding wordt gemaakt van soms wel acht doden op één dag.

Stedman in Taschenbuch der Reisen EAW Zimmermann 1806

Illustratie uit ‘Guyana’ (naar Stedman).

Dat komt door hun ruwe levenswijze maar ook door het gebruik van ‘oranje-appelen’ en citroenen ter verkoeling en rum en water die vreselijke ‘kolijke pijnen’ veroorzaken. Paramaribo is een zeer dure stad, zo gaat Zimmermann verder. Voor een paar kamers, zonder meubelen, betaalt men wel drie of vier pond sterling per maand. Een pond vlees van tam vee kost een ‘Engelsche schelling’, een fles wijn kost drie schellingen. Alleen de vis is eigenlijk goedkoop. Citroenen en tamarinden kan men kosteloos onder de bomen oprapen.

Om zes uur ’s avonds wordt er op een schip voor de rede het geschut gelost en wordt een taptoe geslagen. De burgerwacht neemt haar plaats in en geen enkele ‘Neger of Negerin’ mag zich zonder toestemming van hun meester op straat begeven. Om tien slaan de zwarte trommelslagers een tweede taptoe en verschijnen de dames in de maneschijn. Zij schenken hun gasten wijn of sangari (een madeirawijn, water, nootmuskaat en suiker) en praten met hun minnaars. Ook spreken zij over hun echtgenoten en over hun slavinnen. Deze slavinnen worden aan goede vrienden voor een bepaalde prijs voor een week aangeboden. Zimmermann vertelt in slechts enkele zinnen iets over de promiscuïteit van vrouwen (en mannen) én over een verschijnsel waar we maar weinig over lezen bij Nederlandse auteurs, namelijk de prostitutie van slavinnen in Paramaribo. Hoewel de auteur de informatie uit tweede of derde hand heeft weet hij ons toch een bijzonder geloofwaardig beeld te schetsen van Suriname aan het begin van de 19e eeuw. Het boek is niet extreem zeldzaam en wordt soms antiquarisch te koop aangeboden voor redelijke prijzen.

Carl Haarnack

zie ook:

Taschenbuch 1803

Taschenbuch 1806

 

Share this:

  • Email
  • Facebook
  • Twitter
  • Print

Like this:

Like Loading...

Buku Bibliotheca Surinamica of de kunst van het verzamelen

24 Sunday Jun 2018

Posted by Carl Haarnack in Bibliotheca Surinamica, Dutch books, English books, French books, German books

≈ Comments Off on Buku Bibliotheca Surinamica of de kunst van het verzamelen

Tags

Dutch, kunst

RP-T-1994-281-10

Gezicht op Port Victoria gelegen aan de Suriname rivier (detail) door Jacob Marius Adriaan Martini van Geffen, 1850. Collectie Rijksmuseum

Een pak papier

Rond 1977, ik was vijftien jaar oud, begon ik met het speuren naar mijn familiegeschiedenis. Zo wilde ik bijvoorbeeld achterhalen of het klopte dat wij, zoals mijn vader  beweerd had, vroeger Von Haarnack heetten. De claims van mijn vader konden direct naar het rijk der fabelen verwezen worden. Mijn vader wist eigenlijk nauwelijks iets van zijn eigen geschiedenis. Hij was geboren in Batavia (Jakarta) in 1937, toen Nederlands-Indië nog een Nederlandse kolonie was. Pas toen er een pak oude documenten ontdekt was, die zijn vader zorgvuldig bewaard had, wisten we waar de zoektocht in Duitsland moest beginnen. In 1877 had Andreas Harnack zijn geboortedorp Welsleben verlaten (net onder Maagdenburg in Saksen-Anhalt) om zich als soldaat bij de groep van bijna 10.000 Duitsers te voegen, die in de tweede helft van de 19e eeuw naar Nederlands-Indië vertrokken. Dankzij dat oude pak papier, die oude familiedocumenten en de speurtocht in oude kerkboeken in Duitsland, kon ik iets van mijn familiegeschiedenis blootleggen. Zouden die niet bewaard zijn gebleven dan zou ik het misschien nog steeds hebben moeten doen met romantische verhalen over adellijke wortels, ridders en edelmannen. Nu weet ik dat mijn voorouders langs vaderlijke lijn keuterboertjes waren, schoenlappers en veldarbeiders.

welsleben_kerk

Kerk in Welsleben, bakermat van het geslacht Haarnack

Geschiedenis

Bovenstaande leert dat, als je echt in de geschiedenis geïnteresseerd bent, je je niet moet laten leiden door onbetrouwbare bronnen. Zelfs niet als het je eigen vader betreft. Die nieuwsgierigheid naar ‘geschiedenis’ is voor mij altijd een belangrijke motivatie geweest om boeken te verzamelen. De boeken, of zoals een collega-verzamelaar het zegt ‘historisch waardevol oud papier’, zijn natuurlijk bij uitstek ‘dragers van informatie’. Dé geschiedenis bestaat natuurlijk niet. Sommigen mensen roepen dat ze de geschiedenis gaan herschrijven. Dat is natuurlijk onmogelijk. Er bestaan alleen maar representaties van geschiedenis. Mijn verzameling bestaat grotendeels uit 17e, 18e en 19e -eeuwse boeken over Suriname die tezamen behoren tot wat ik de Surinaamse bibliotheek noem. Deze collectie heb ik Buku – Bibliotheca Surinamica genoemd.

2. Boek_BUKU

Een detail opname van de Buku Bibliotheca Surinamica collectie

De historische waarde van deze verzameling zit ‘m vooral in de diversiteit van de bronnen. Alleen door kennis te nemen van veel verschillende bronnen kan er een genuanceerd beeld ontstaan van de soms bizarre en altijd complexe geschiedenis van Suriname. Zou iemand zich alleen maar beperken tot wat Nederlandse boeken over deze geschiedenis te zeggen hebben, dan bestaat het gevaar een eenzijdig verhaal te lezen. Zo schreef de latere gouverneur van Suriname Mr. E.L. Baron van Heeckeren.[i] in 1828 dat ‘Nederland altijd de palm boven de andere volkeren heeft gedragen’. Dat was in reactie op het verschijnen van het boek Outalissi, Tales of Dutch Guiana, dat in 1826 verscheen. Hierin beschreef de Engelse rechter aan het Gemengde Gerechtshof in Paramaribo, Christopher Edward Lefroy (‘de Multatuli van Suriname’)  de afschuwelijke behandeling van slaven in Suriname en bekritiseerde hij de lakse houding van het koloniale bestuur.

IMG-3488

Outalissi, A Tale of Dutch Guiana (1826)

 

Een collectie bouwen

Natuurlijk kan iedereen een berg boeken in één ruimte samen brengen maar de echte waarde ontstaat wanneer de boeken deel gaan uitmaken van een thematisch en systematisch opgebouwde collectie. Hoe krijgt een collectie dood oud papier een ziel en hoe kan een verzamelaar, door steeds aan zijn verzameling te schaven, iets zeggen over de geschiedenis of over de werkelijkheid? Dat is waar het uiteindelijk om gaat. Mijn ‘Surinaamse bibliotheek’ is vooral een weerspiegeling van een eeuwenlange Europese koloniale geschiedenis. Het belangrijkste doel van de Buku Bibliotheca Surinamica-collectie is om die omvangrijke maar lang verwaarloosde geschiedenis te helpen documenteren.

Het is een mythe dat er over Suriname weinig boeken zijn geschreven. De Suriname-collectie van de Universiteit van Amsterdam telt bijvoorbeeld al een kleine 8000 catalogusnummers. Suriname was in de 18e eeuw een belangrijke kolonie die  meer dan 500 plantages telde . In de bloeiperiode van de kolonie werkten er meer dan 60.000 slaven aan de enorme productie van suiker, koffie, katoen en cacao. Onder de rijke elite in de kolonie, bestaande uit eigenaren van plantages, administrateurs, hoge ambtenaren, artsen en de rechterlijke macht, was het boekenbezit aanzienlijk.[ii]

IMG-3489

De meeste beginnende verzamelaars ontbreekt het doorgaans aan overzicht van wat er allemaal gedrukt is. Bibliografieën en oude catalogi van bibliotheken of handelaren kunnen daarbij helpen. Het is goed te beseffen dat zo’n catalogus natuurlijk altijd maar een momentopname is. Zo geeft de Catalogus der Surinaamsche Koloniale Bibliotheek, in 1862 verschenen bij Martinus Nijhoff in Den Haag, een overzicht van welke boeken er op dat moment in Paramaribo te vinden waren. Zo vinden we daar een vermelding van een Zonderlinge briev, van een voornaem heer aen een zyner vrienden, geschreven uit Surinaemen, waer in zeer naukeurig geantwoord word, op alle bezondere vraegen aen hem uit het vaderland gedaen, nopens de uit-reize en ’t climaet van die colonie […] Deze publicatie verscheen in 1767 bij Johannes de Cros, ‘boekverkoper in ’t Noord-einde’. In dit slechts 30 pagina’s tellende boekje vinden we bijvoorbeeld informatie over het leven in de kolonie, opgetekend door een ooggetuige. Zo lezen we iets over de huizen van de rijke planters, maar ook over de ‘huisjes’ waar de slaven waren gehuisvest, over de winkels, over de prijzen van goederen of wie er beschikte over een rijtuig. Ook geeft de auteur aanwijzingen waar men op moet letten als men een huisslaaf wil aanschaffen (‘een Negerin die wel Wasschen en Stryken kan, of wel Linnen naayen is van f 6 á f 700, waardig’).

Emancipatie van de slaven

Eén van de belangrijke zwaartepunten van de Buku-bibliotheek is die van de emancipatie van de slavenbevolking. De afschaffing van de slavernij vond in 1863 plaats, maar daar ging een lang proces aan vooraf. Vanaf het eerste begin van de kolonie, toen er op grote schaal tot slaaf gemaakte Afrikanen op de plantages werden ingezet, was er sprake van verzet. Afrikaanse slaven liepen regelmatig weg van de plantages. Dat kwam door de barbaarse behandeling: zware fysieke arbeid, slechte voeding maar vooral de wrede en onmenselijke straffen die hen ten deel vielen. Er zijn tal van auteurs geweest die al in de 17e eeuw bijzonder kritisch waren over de behandeling van de slavenbevolking. Eén van de vroegste titels in de Surinaamse Bibliotheek is: An impartial description of Surinam upon the continent of Guiana in America.[iii] De auteur, George Warren, een Engelsman, bezocht Suriname toen de kolonie nog in handen van de Engelsen was. In het jaar waarin de Vrede van Breda werd gesloten en Suriname geruild werd tegen New York verscheen zijn boek. Warren beschrijft de onmenselijke omstandigheden waaronder de slaven moeten leven:

‘De slaven worden als honden verkocht. Ze moeten de hele week werken tot zaterdagmiddag. Dan mogen ze op hun kostgrondjes werken om in hun levensonderhoud te voorzien. Eén of twee keer per jaar krijgen ze wat geroosterd vlees als een koe of paard is doodgegaan. Of misschien een stuk verrotte vis. Zo’n miserabel leven drijft sommige slaven ertoe te ontsnappen om hun vrijheid te zoeken. En als ze gevaar lopen te worden gevonden slaan zij soms de hand aan zichzelf. Want als ze weer in de macht van hun meesters komen worden ze aan verschrikkelijke martelingen blootgesteld als afschrikwekkend voorbeeld voor anderen.’(vertaling ch).

warren titelblad

Over George Warren weten we heel weinig. Maar met zijn boek behoort hij tot de eersten in een lange lijst van auteurs die forse kritiek hebben geuit op de behandeling van slaven en daarmee een stap richting emancipatie gezet.

Een in Suriname gedrukt papieren boekje dat de geseling van de weersomstandigheden en andere gevaren al meer dan 150 jaar overleeft is een extreem zeldzaam ABC-boekje in het Sranan Tongo: ‘Pikin Spelle en leri-beokoe vo da evangelische broedergemeente (sic!). Paramaribo, 1849. Het was een leerboekje voor het onderwijs aan de slaven door de zendelingen van de Evangelische Broeder Gemeente (EBG) die ook wel Hernhutters of Moravische Broeders genoemd worden. Deze kwamen in 1735 naar Suriname om het christendom onder de ‘heidenen’, indianen, marrons en slaven, te verspreiden. In 1844 kwamen er scholen voor slaven, (die voor die tijd geen onderwijs mochten volgen), en de voertaal op die scholen was Sranan Tongo. Het boekje kwam voor het eerst uit in 1832 maar daar is, voor zover ik kan nagaan, geen enkel exemplaar van bewaard gebleven. Van de editie uit 1849 is slechts één exemplaar bewaard gebleven en dat bevindt zich nu in de Buku Bibliotheca Surinamica collectie. Het telt slechts 40 pagina’s.

leri_boekoe2

Pikin Spelle en leri-beokoe vo da evangelische broedel-gemeente (sic!). Paramaribo, 1849.

 

Passie

Om een bibliotheek te bouwen zijn intellectuele nieuwsgierigheid en een zekere passie onontbeerlijk. Een gedreven verzamelaar laat geen moment onbenut om te achterhalen of er op veilingen iets uit zijn interessegebied aan bod komt . Ook moeten de nieuwe aanwinsten van alle antiquaren, groot en klein, in binnen- en buitenland, goed in de gaten worden gehouden. Maar één van de belangrijkste eigenschappen waar een gedreven verzamelaar niet zonder kan is een gezonde dosis eigenwijsheid. Toen ik een jaar of vijftien oud was en ik op zoek ging naar informatie over Suriname, vertelde een bibliothecaresse van de Openbare Bibliotheek in Amsterdam-West dat er over Suriname geen boeken bestonden. Zij wist natuurlijk niet beter. Het is daarom verstandig niet te veel op kennis van anderen te vertrouwen. Zoek zelf op alle mogelijke manieren naar kennis en informatie en raadpleeg een grote verscheidenheid aan boeken. Iedere verzamelaar dient uiteindelijk dé specialist te worden op zijn eigen terrein. De Buku Bibliotheca Surinamica-verzameling bestaat nu uit honderden boeken en documenten uit de zeventiende, achttiende en negentiende eeuw, kleine papieren boekjes maar ook uitbundige, in kalfsleer of perkament gebonden exemplaren voorzien van gouden versierselen. En dat alles als gevolg van de behoefte om die Surinaamse geschiedenis een beetje te proberen te begrijpen.

Carl Haarnack

 

(dit essay verscheen eerder in ‘We Love Books, Boekenliefhebbers in Woord en Beeld’. Johanna Kessler. Leeuwarden: Uitgeverij Wijdemeer, 2018).

 

[i] Surinaamsche Almanak voor het Jaar 1828. Departement Paramaribo der Maatschappij Tot Nut van ‘t Algemeen, z.p. 1827

[ii] Michiel van Kempen, Een geschiedenis van de Surinaamse literatuur. Deel 3. p. 171 Uitgeverij Okopipi, Paramaribo 2002.

[iii] London: Printed by William Godbid for Nathaniel Brooke at the Angel in Gresham-College, in the second yard from Bishopsgate-street (1667).

Share this:

  • Email
  • Facebook
  • Twitter
  • Print

Like this:

Like Loading...

Eduard en Tony. Moritz Thieme (1830)

05 Saturday May 2018

Posted by Carl Haarnack in 19th century books, Bibliotheca Surinamica, Children's Books, Dutch books, German books

≈ Comments Off on Eduard en Tony. Moritz Thieme (1830)

Tags

Dutch, fiction, German, Slavery, West-Indies

Eduard en Tony, of de De Kleine speelgenooten: een onderhoudend leesboekje voor kinderen van beiderlei sekse. door Moritz Thieme. Amsterdam: Hendrik Frijlink, 1830.

Kinderboeken zijn rijkelijk vertegenwoordigd in de Surinaamse bibliotheek. Vooral vanaf het begin van de 19e eeuw komt er een behoorlijke stroom kinderboeken opgang waarin vaak historische- en aardrijkskundige onderwerpen een belangrijke rol spelen. Door de verbeterde technische drukmogelijkheden konden boeken goedkoper gemaakt worden en van mooiere illustraties voorzien worden.

Dit kinderboekje van Moritz Thieme is één van best bewaarde geheimen uit de Surinaamse boekenkast. Dat kan er ook mee te maken hebben dat men hier tevergeefs zoekt naar de naam Suriname in de tekst. Toch is het niet moeilijk om tussen de regels door te lezen en te zien dat Thieme uit verhalen over Suriname heeft geput.

suikerriet tony en eduard

Illustratie uit Eduard en Tony: Suikerriet 

Moritz Thieme (1799-1849) werd geboren in Löbau, precies in de driehoek Bautzen, Herrnhut en Görlitz. Trouwe en oplettende lezers van deze rubriek zullen deze plaatsnamen bekend voor komen. In dit gebied zagen vele Suriname-publicaties het licht. Zo werd in 1856 in Löbau het Deutsch-Negerenglisches Wörterbuch van Wullschlägel gepubliceerd. In Bautzen zag de Kurzgefasste Neger-Englische Grammatik van dezelfde auteur in 1854 het licht. En in Görlitz had de Duitse missionaris Christlieb Quandt, die tussen 1768 en 1780 in Suriname verbleef, zijn Nachricht von Suriname und seine Einwohnern in 1807 uitgegeven. En iedereen weet dat Herrnhut de bakermat is van de Evangelische Broedergemeente (EBG) die al vanaf 1735 actief is in Suriname. Thieme studeerde rechten in Berlijn en Leipzig maar werkte als boekhandelaar en auteur van kinderboeken. In 1818, hij was toen 19 jaar, debuteerde hij met Dramatische Spiele für die Jugend bei festlichen Gelegenheiten. Ein Weihnachtsgeschenk. Daarna volgde een lange lijst met kinderboeken, theaterstukken en ‘Bilderbücher’. In 1829 verscheen Edmund und Tony, die treuen Spielgefährten dat een jaar later in het Nederlands vertaald werd als Eduard en Tony, of de De Kleine speelgenooten.

aapje

Illustratie uit Eduard en Tony

In dit verhaal ontmoet de kleine Eduard, hij is twaalf jaar, Tony, de dochter de heer Brinken. Deze is onlangs teruggekeerd uit ‘Amerika’. Hij heeft daar een groot fortuin vergaard. Hij heeft ook zijn ‘zwarte knecht’ meegenomen, een aapje en een papagaai. Tony is een lief en klein meisje van tien jaar oud, schrijft Thieme, en zij is ‘een weinig bruin van gelaatskleur’. Misschien is ze niet alleen maar lief want als zij Eduard haar aapje wilt laten zien trekt zij aan het schelkoord om een bediende te roepen. Zij sprak ‘ernsthaftig’ tot de bediende, dat Jacques (de bejaarde ‘neger’) moet komen met het aapje Dupp, alsof zij tot één van haar slaven sprak in Amerika. Deze Jacques had ooit eens het leven gered van Tony toen ‘eenige weggeloopene en in het wild levende negers’ hun huis overvielen en ‘moorden en plunderen wilden’.

Dat waren de zg. ‘Maroni-negers’ wist Eduard (Maroni is de Franse benaming voor Marowijne). De heer Brinken vertelt aan Eduard en Tony dat de wreedheden waaraan de slaven worden blootgesteld niet de schuld is van de plantage-eigenaren want die zijn eigenlijk nooit aanwezig.[i] Het zijn de opzichters die zich hier aan schuldig maken. Tony’s vader vertelt de kinderen vervolgens vele verhalen over uiteenlopende plekken op de wereld. Het hele boekje heeft een duidelijke agenda om kinderen iets van de wereld bij te brengen. Over Suriname zelf leren we eigenlijk weinig. Maar het is natuurlijk interessant om te zien dat de schuldvraag over de slechte behandeling van slaven uitsluitend bij de opzichters wordt gelegd. En misschien is de grootste verdienste nog om te zien dat een tienjarig meisje met een ‘bruine gelaatskleur’ bedienden commandeert alsof ze haar slaven in West-Indië toespreekt. Is dat niet een beetje het mysterie van die bizarre geschiedenis van Suriname?

Carl Haarnack

 

20180215_001454

Titelpagina Eduard en Tony 

 

[i] “Niet de eigenaars der plantaadjen zijn gewoonlijk aan de wreedheid, welke daar gepleegd wordt, schuldig: deze zijn den meesten tij in ‘t geheel niet op hunne plantaadjen; en bovendien zijn dezelven zoo uitgebreid, dat zij onmogelijk met de slechte behandeling, waaraan hunne negers zijn blootgesteld, bekend kunnen worden: maar de opzigters zijn het, die zoo onbarmhartig met de slaven omgaan.”

 

Share this:

  • Email
  • Facebook
  • Twitter
  • Print

Like this:

Like Loading...
← Older posts
logo

Enter your email address to subscribe to this blog and receive notifications of new posts by email.

Join 924 other followers

Recent

  • Schets van de Marowijne. Johan Spalburg (1899)
  • Passie foe Hemel (1901)
  • Nederlandsch-Guyana. August Kappler (1883)
  • Welt-Fahrten. Wilhelm Joest (1895)
  • Surinaamse herinneringen van Boer Thomas (1965).
  • Surinam und seine Bewohner. J.D. Kunitz (1805)
  • Korte en Zakelyke Beschryvinge van de Colonie van Zuriname. Thomas Pistorius (1763)
  • Onze West. A.H. Pareau (1898)
  • West Indisch Plakaatboek (1667-1816). Dr. J.A. Schiltkamp en Dr. J.Th. de Smidt (1973)
  • Florentin van Fahlendorn. Jung Stilling (1790).
  • 25 jarig jubilé Koloniale Staten Suriname, 1866-1891.
  • Niederländisch- Ost- Und Westindien. S. Friedman (1860)

Koloniale Wereld Tentoonstelling Amsterdam (1883)

Wilhelmina van Eede

Categories

  • 17th century books
  • 18th century books
  • 19th century books
  • 20th century books
  • Bibliotheca Surinamica
  • Children's Books
  • Dutch books
  • English books
  • French books
  • Genealogie
  • German books
  • Indian diaspora
  • Italian books
  • Latin books
  • Law
  • medical
  • Parbode
  • Sranan Tongo Books

Paginas

  • Postcards from Suriname
    • Black in postcards
  • Albert Helman
  • Antiquariaat Buku
  • Bibliotheca Surinamica
    • Buku logo
    • Onzichtbaar erfgoed
    • OSO, tijdschrift voor Surinamistiek
  • Brand in Paramaribo
  • Chinezen in Suriname
  • De negerhut
    • Illustraties in vroege edities van Oom Tom
    • Oom Tom in andere talen
  • Duitsers in Suriname
  • Ebony in Suriname
  • Edgar Cairo
  • Een begrafenis
  • Ellen Ombre
  • Galerie Buku
  • Indianen in Suriname
    • In de schaduw van de tijger
  • Indiase diaspora
  • Joanna & Stedman
  • Joden in Suriname
    • David Nassy’s “Furlough” and the Slave Mattheus
  • Klassieke muziek
  • Les Habitants de Suriname
    • Les Indiens
    • Les Négres de Bois
    • Les Négres Sédentaires
  • Natalie Zemon Davis
    • Judges, Masters, Diviners: Slaves’ Experience of Criminal Justice in Colonial Suriname
    • Origins and uses of the creole languages in 18th century Suriname
  • Silvia de Groot
  • Slaven aan het woord
  • Slavernij Verbeeld
  • Stereotype kinderboeken
  • Surinaamsche Mengel-poëzy
    • Annette de Vries
  • Suriname in Wolfenbüttel
  • Surinamica verzamelen
  • Swart in Nederland
  • Voedsel
  • Vrouwen van Suriname
  • Welkom bij Buku
  • Wilhelmus Dortants (1855-1906)
  • Winti

buku

abolitionism Add new tag artsenij binnenland boeroes British Guiana democratie Duits Dutch EBG English expedities feest fiction flora & fauna Frans Guyana French genealogie German geschiedenis handel hindu hugenoten Illustrated Books india Indianen Judaica jurisdiction katholieken kinderboek Koloniale Staten koloniale tentoonstelling kolonisatie kunst Language manumissie marrons medical muziek Onderwijs photos plantages politiek reizen religie religion Slavery Stedman theater tijdschriften travel West-Indies
  • German books

Blog at WordPress.com.

  • Follow Following
    • Buku - Bibliotheca Surinamica
    • Join 924 other followers
    • Already have a WordPress.com account? Log in now.
    • Buku - Bibliotheca Surinamica
    • Customize
    • Follow Following
    • Sign up
    • Log in
    • Report this content
    • View site in Reader
    • Manage subscriptions
    • Collapse this bar
 

Loading Comments...
 

    loading Cancel
    Post was not sent - check your email addresses!
    Email check failed, please try again
    Sorry, your blog cannot share posts by email.
    %d bloggers like this: