• Postcards from Suriname
    • Black in postcards
  • Albert Helman
  • Antiquariaat Buku
  • Chinezen in Suriname
  • De negerhut
    • Illustraties in vroege edities van Oom Tom
    • Oom Tom in andere talen
  • Duitsers in Suriname
  • Ebony in Suriname
  • Edgar Cairo
  • Een begrafenis
  • Ellen Ombre
  • Galerie Buku
  • Indiase diaspora
  • Joanna & Stedman
  • Joden in Suriname
    • David Nassy’s “Furlough” and the Slave Mattheus
  • Klassieke muziek
  • Les Habitants de Suriname
    • Les Indiens
    • Les Négres de Bois
    • Les Négres Sédentaires
  • Natalie Zemon Davis
    • Judges, Masters, Diviners: Slaves’ Experience of Criminal Justice in Colonial Suriname
    • Origins and uses of the creole languages in 18th century Suriname
  • Silvia de Groot
  • Slaven aan het woord
  • Slavernij Verbeeld
  • Stereotype kinderboeken
  • Surinaamsche Mengel-poëzy
    • Annette de Vries
  • Suriname in Wolfenbüttel
  • Surinamica verzamelen
  • Swart in Nederland
  • Voedsel
  • Vrouwen van Suriname
  • Welkom bij Buku
  • Wilhelmus Dortants (1855-1906)
  • Winti
  • Bibliotheca Surinamica
    • Buku logo
    • Onzichtbaar erfgoed
    • OSO, tijdschrift voor Surinamistiek
  • Brand in Paramaribo
  • Indianen in Suriname
    • In de schaduw van de tijger

Buku – Bibliotheca Surinamica

~ Library, archives & wunderkammer

Buku – Bibliotheca Surinamica

Tag Archives: theater

Amsterdamse uitgevers en de Surinaamse Bibliotheek

22 Sunday Jan 2012

Posted by Carl Haarnack in 17th century books, 18th century books, Dutch books

≈ Comments Off on Amsterdamse uitgevers en de Surinaamse Bibliotheek

Tags

Duits, Illustrated Books, Slavery, Stedman, theater

Een wandeling door Amsterdam en door de Surinaamse boekenkast

Wie een wandeling door Amsterdam maakt en goed om zich heen kijkt ziet dat Suriname altijd dichtbij is. Kijk maar naar de gevels van de  grachtenpanden of de gebouwen van de West-Indische Compagnie.

Oudezijds Voorburgwal 187

Maar er ligt natuurlijk ook een minder tastbare geschiedenis die de banden met de voormalige kolonie Suriname duidelijk maken. Het is opvallend dat op slechts één vierkante kilometer in het centrum van Amsterdam de voetsporen liggen van de uitgevers van de belangrijkste werken uit de Surinaamse bibliotheek die in Nederland zijn uitgegeven.  Deze uitgevers en de Surinaamse boekenkast staan in dit stuk centraal.

Aan het eind van de 18e eeuw telde de kolonie zo’n 50.000 inwoners waarvan er slechts 3000 tot de blanke Europese bevolking konden worden gerekend. Over de Europese bevolking van de kolonie werden in de regel weinig postieve verhalen verteld. Ze zou bestaan uit de grootste zuiplappen en de verachtelijkste wezens. Natuurlijk waren veel werklieden en soldaten in Europa geronseld uit arme, ongeletterde groepen. Een groot deel was naar de kolonie gekomen om galg en rad te ontlopen; mensen die hun schulden niet meer konden terugbetalen,  dieven, verkrachters en moordenaars. Daarnaast werd reeds in die tijd het immorele gedrag van de blanken scherp bekritiseerd (dominee J.G. Kals – 1733); behalve dat de kolonisten de negers mishandelen geven de kolonisten zich over aan dronkenschap en aan de zonde van “Hoerereije ende egtbreuk” met negerinnen en indiaanse vrouwen. Hij noemde de wijze waarop blanken mannen negermeisjes uitzoeken op de slavenmarkt, stuitend.

Dat beeld komt sterk overeen met dat wat in de andere West-Indische koloniale samenlevingen bestond. Zo werd er gezegd dat de Caraibische samenleving ongelooflijk materialistisch en geestelijk zeer leeg was.  Het vinden van een geletterd mens in Suriname was als het zoeken naar een speld in een hooiberg. Het klimaat in Suriname werd gekenmerkt door de ‚animus revertendi‘, het verlangen zo snel mogelijk, uiteraard vermogend, naar Nederland terug te keren. Opvallend vaak wordt het lage intellectuele niveau genoemd. Materialisme voerde in de kolonie de boventoon

Aan de andere kant kan daar tegenin gebracht worden dat onder de koloniale elite, de plantage-eigenaren, de bestuurders van de Kolonie er ook mensen waren metprive-bibliotheken Vooral in de 19e eeuw moet het boekenbezit sterk zijn toegenomen (Kempen: 171). Toen Gouverneur de Friderici (1751-1812) overleed  werd een grote collectie van ‘Engelsche, Fransche, Hoog- en Nederduitsche Boeken’ geveild. Maar ook van andere vooraanstaande kolonisten werden bij het veilen van hun boedel naast trekpaarden en slaven ook boeken geveild.

Wylen de Heer Gouverneur Texier, de Heer Wichers, de Heer Lieutenant Kollonel Fredrici, de Geneesmeester van Wiert, Wylen de Heer Meinertshagen, de Geneesmeester Schilling, wylen de Heer van Dam, en verscheiden andere liefhebbers, zo Christenen als Jooden, deeden in Suriname eene Bibliotheek oprechten, die zo groot en wel voorzien is van werken over allerhande soort van onderwerpen, dat ze voor geene in gansch Amerika behoeft te wyken, en verscheiden groote Bibliotheeken van Europa evenaart (Nassy: 1974, 69).

Om een beeld te krijgen welke boeken er in Suriname voorhanden waren kunnen we een kijkje nemen in de Catalogus der Surinaamsche Koloniale Bibliotheek (1862). Deze Catalogus verscheen in ´s-Gravenhage bij Martinus Nijhoff. We krijgen zo een beeld van welke boeken er in Paramaribo beschikbaar waren. Het gaat hierbij niet alleen om boeken over Suriname. We vinden hier ook een heuse sectie Bibliotheekwetenschap waarin titels als Katechismus der Bibliotheklehre- Anleitung zur Einrichtung und Verwaltung von Bibliotheken, van J. Petzholdt (1856).

Een van de oudste en m.i. belangrijkste titels uit de Surinaamse bibliotheek wordt hier natuurlijk ook in vermeld.

Een onpartydige Beschrijvinge van Surinam, gelegen op het vaste Landt van Guiana in Africa. Mitsgaders een Verhael van alle vreemde Beesten, Vogels, Visschen, Slangen ende Wormen. Gelijck mede van de Gewoonheden ende Manieren van dese Colonie.

George Warren, een Engelsman, bezocht Suriname toen de kolonie nog in handen van de Engelsen was. In het jaar waarin de Vrede van Breda werd gesloten, 1667, en Suriname geruild werd tegen New York verscheen zijn boek. Dit boek was oorspronkelijk in het Engels geschreven door George Warren (An impartial description of Surinam)  en verscheen in 1667, twee jaar later verscheen in 1669 de  in Amsterdam bij Pieter Arentsz., boekverkoper inde Beursstraat/ in de drie Rapen De Beursstraat is wat nu het Rokin heet.

Warren geeft ons, als ooggetuige, een beschrijving van de onmenselijke omstandigheden waaronder de slaven moeten leven. Een zekere empathie kan hem niet ontzegd worden. Warren schrijft:  De slaven worden als honden verkocht. Ze moeten de hele week werken tot zaterdagmiddag. Dan mogen ze op hun kostgrondjes werken om in hun levensonderhoud te voorzien. Eén of twee keer per jaar krijgen ze wat geroosterd vlees als een koe of paard is doodgegaan. Of misschien een stuk verrotte vis. Zo’n miserabel leven drijft sommige slaven er toe te ontsnappen om hun vrijheid te zoeken. En als ze gevaar lopen te worden gevonden slaan zij soms de hand aan zichzelf. Want als ze weer in de macht van hun meesters  komen worden ze aan verschrikkelijke martelingen blootgesteld als afschrikwekkend voorbeeld voor anderen. Warrens boek is belangrijk omdat het een vroeg beeld geeft van de situatie in de kolonie Suriname. En Warren heeft een flink aantal schrijvers na hem geinspireerd, om het zacht uit te drukken. Velen hebben het werk van Warren geplagieerd.

Niet zo ver hier vandaan, aan het eind van de O.Z. Achterburgwal, tegenover het Oude Heeren Logement, bevond zich boekverkoper Johan ten Hoorn. Hier verscheen in 1695;

Amerikaansche Voyagien, Behelzende een Reis na Rio de Berbice, Amsterdam, Johan ten Hoorn, 1695 ( first edition).  Adriaan van Berkel. “Gelegen op het vaste Land van Guiana, aande Wilde-kust van America, Mitsgaders een andere na de Colonie van Suriname, Gelegen in hetNoorder Deel van het gemelde Landschap Guiana”.  Adriaan van Berkel was een Nederlandse ontdekkingsreiziger. Hij reisde in de tweede helft van de Gouden Eeuw naar de Nieuwe Wereld. Zo leefde hij een aantal jaren onder de Arrowak indianen aan de rivier de Berbice. Van Berkel bleef bijna tien jaar in Suriname. Het eerste deel van zijn boek is gewijd aan het verblijf in Berbice, Demerara en Essequibo. Hij beschrijft de zeden en gewoonten van de indianen, zoals de Arrowakken, Warau en Caraïben.

Het tweede deel van zijn boek is gewijd aan Suriname. Opmerkelijk is dat zijn beschrijving van de rivieren, de flora en de fauna maar ook de behandeling van de slaven onbeschaamd overgenomen is uit George Warrens An impartial description of Surinam (1667). Alleen het eerste stuk over zijn reis naar Suriname en het laatste stuk komt waarschijnlijk uit de pen van Van Berkel. Hij beschrijft daarin de moord op de gouverneur Cornelis van Aerssen van Sommelsdijck in 1688. Kort daarop verlaat Van Berkel Suriname en zet hij in augustus 1689 voet aan wal in Middelburg (Zeeland). We zullen wel nooit weten waarom hij plagiaat pleegde en het werk van Warren klakkeloos overschreef. In elk geval zijn de beschrijvingen van zijn eigen hand zeer de moeite waard. Het boek behoort tot de zeldzaamste werken uit de Surinaamse bibliotheek.

Het waarschijnlijk meest kostbare boek uit de Surinaamse bibliotheek verscheen in 1705 bij Gerard Valk : Maria Sibylla Merian: Metamorphosis insectorum Surinamensium, Amsterdam. Valk was gevestigd op de Dam in De Wakende Hond. Deze bevond zich op de hoek van Beurssteeg en de Dam.

In 1699, op 53jarige leeftijd reisde Maria Sibylla in gezelschap van haar jongste dochter naar Suriname om daar in het regenwoud insecten te bestuderen. Ze keerde na twee jaar doodziek terug, maar mét honderden tekeningen en opgezette vlinders, hagedissen, slangen en leguanen. Het leverde de basis op voor het boek Metamorphosis Insectorum Surinamensis, Ofte Verandering der Surinaamse Insecten dat ze in 1705 in het Latijn en Nederlands uitgaf en dat haar wereldberoemd maakte. In dit prachtige boek (het mooiste en kostbaarste uit de Bibliotheca Surinamica ) liet zij afbeeldingen zien van planten en dieren die men in Europa nog nooit onder ogen had gekregen; bananen, cashew, pepers, markusa, vlinders en reptielen.

Merian wordt gezien als de belangrijkste en meest invloedrijke 17e eeuwse natuurhistorische tekenaar. Zonder twijfel is Merian ook de eerste kunstenaar die Suriname in cultureel opzicht op de wereldkaart heeft gezet. Vooraanstaande musea als het Rijksmuseum in Amsterdam, het Teylers in Haarlem maar ook het  British Museum in Londen bezitten kostbare werken van haar hand. Daarnaast heeft bijvoorbeeld de Engelse koningin Elizabeth II  in haar Royal Library op Windsor Castle een grote collectie Merian. Maar ook de Russische tsaar Peter de Grote kocht in 1717 een verzameling aquarellen op perkament en kopergravures ter waarde van drieduizend gulden. Merian woonde in de Kerkstraat in Amsterdam, tussen de Spiegelstraat en de Leidsestraat. Merian overleed in 1717 in Amsterdam waar zij in totaal zo’n 25 jaar had gewoond.

Als we het Rokin oversteken over het Spui lopen en dat steegje tussen Cafe de Zwart en Cafe Hoppe in lopen, over het Singel, dan komen we ergens op de hoek van de Herengracht op de plek waar in 1762 de ‘Boek- en Papierverkooper’  Theodorus Crajenschot gevestigd was, in den Berg Sinaï. Crajenschot was ook uitgever van Korte en Zakelyke Beschryvinge van de Colonie van Zuriname. Waar te vinden is Een omstandig Berigt van de gelegenmheid deezer Volkplantinge; derzelver Rivieren, Kreeken, Forten, Been, Plantagien, Water-Werken en Houtzageryen; opgemaakt volgens de nieuwste Land-Kaarten. Mitsgaders … Door de Heer Thomas Pistorius, lit van de Edele Achtbaare Raad van Policie en Crimineele Justitie op de Colonie van Zuriname (1763).

Pistorius beschrijft het leven in Suriname zoals hij dat waarnam en geeft ons een beeld van het leven op de plantages, de slaven en de flora en fauna. Ook geeft hij een gedetailleerd verslag van de moord op gouverneur Van Sommelsdijck. Ook is dit een belangrijk boek omdat we hier  voor het eerst bastiaan zien. Hij maakt met zijn zweep een slag in de lucht. Voor het eerst zien we een afbeelding waaruit blijkt dat er onvrije arbeid plaatsvindt.

Philip Fermin (1730-1813) was een belangrijke veelschrijver over het leven in Suriname in de tweede helft van de 18e eeuw. Fermin was geneesheer, tevens natuuronderzoeker. Hij woonde acht jaar in Suriname. In 1785 verscheen bij Jan Roos en Zoon, boekhandelaars te Amsterdam, een tweede druk van de Nieuwe algemeene beschryving van de colonie van Suriname. Behelzende al het merkwaardige van dezelve, met betrekking tot de historie, aardryks- en natuurkunde.

Jan Roos was gevestigd in de Hartenstraat (een van de 9 straatjes ; tussen de Herengracht en Keizersgracht). Eerder was in 1770 in Harlingen bij V.(Volkert) van der Plaats Junior de eerste druk verschenen. Lang daarvoor verscheen van dezelfde auteur Histoire naturelle de la Hollande Equinoxiale ou description des animaux, plantes, fruits, et autres curiosite’s naturelles, qui se trouvent dans la Colonie de Surinam. Dit boek verscheen bij M. (Martinus) Magerus in Amsterdam in 1765. In dit even curieuze als zeldzame boekje beschrijft Fermin de dieren en planten uit de kolonie. Op de frontispiece zien we o.a. wilde paarden en struisvogels. Magerus was gevestigd in de de Stilsteeg, wat nu de Paleisstraat is.

Het straatje tussen de Paleisstraat en de Hartenstraat heet de Gasthuismolensteeg. Op die plek was rond 1770 de boekverkoper  Gerrit Tielenburg gevestigd. Deze gaf in dat jaar uit Beschryving van Guiana, of de Wilde Kust, in Zuid-America, Betreffende de Aardrykskunde en Historie des Lands, de Zeeden en Gewoontes der Inwooners, de Dieren, Vogels, Visschen, Boomen en Gewassen, als mede de eerste Ontdekking dier Kust, de Bezittingen der Spanjaarden, Franschen en Portugeezen en voornaamelyk de Volkplantingen der Nederlanderen, als Essequebo, Demerary, Berbice, Suriname, en derzelver Rivieren (…). Waarby komt eene Verhandeling over den Aart en de Gewoontes der Neger-Slaaven.Amst., G. Tielenburg, 1770.

Dit boek werd lang beschouwd als het beste boek ooit dat over de Guiana’s geschreven werd. Hartsinck’s vader was directeur van de West-Indische Compagnie. Hij is nooit in Suriname geweest maar had toegang tot documenten van de West-Indische Compagnie (WIC) die nu allang verloren zijn gegaan. Uitgebreid beschrijft Hartsinck de geschiedenis en de geografie van Suriname en haar buurlanden.

Eén van de belangrijkste chroniqueurs van de 18e eeuwse plantage-samenleving in Suriname was John Gabriël Stedman (1744-1797). Stedman was een zoon van een Schotse militair en een Nederlandse moeder. Hij nam dienst in het regiment van kolonel Fourgeoud dat door de Staten-Generaal naar Suriname werd gestuurd om de aanvallen van weggelopen slaven op de plantages, de kop in te drukken. Vijf jaren, van 1772 tot 1777, verbleef Stedman in de Nederlandse kolonie. Gedurende zijn verblijf hield hij nauwkeurig een dagboek bij. Dit dagboek vormt de basis van zijn in 1796 verschenen boek: “Narrative of a five years’ expedition against the revolted negroes of Surinam, in Guiana, on the wild coast of South America; from the year 1772, to 1777: elucidating the history of that country, and describing its productions”[….] London: J. Johnson & J. Edwards, 1796.

Dankzij zijn dagboek weten wij veel over het alledaagse leven in 18e eeuws Suriname. Zonder twijfel is ‘de Narrative’ het belangrijkste verslag van de plantagesamenleving in de nieuwe wereld. We leren over de manier waarop de kolonisten met elkaar omgingen en hoe slaven behandeld werden. Dit boek heeft samen met o.a. Candide van Voltaire er voor gezorgd dat het idee ontstond dat de behandeling van slaven in Suriname onmenselijker was dan die in omringende landen. In Stedman lezen we en zien voor het eerst hoe gruwelijk de straffen waren die slaven soms ten deel vielen.

Het boek sloeg in Europa in als een bom. Niet eerder werd door een ooggetuige op zo’n levendige en soms schokkende wijze het leven in Suriname beschreven. Het boek bevatte ook 80 prenten (o.a. door de beroemde William Blake). Er verschenen vertalingen in het Frans, Duits, Nederlands, Italiaans, Zweeds. Het boek werd vele malen herdrukt en bewerkt tot toneelstuk of roman. Stedmans ooggetuigenverslag is vooral een succes geworden door zijn relatie met de slavin Joanna.

In 1799 verscheen de eerste Nederlandse vertaling van de eerste Engelse editie in Amsterdam bij Johannes Allart (1754 Windesheim–1816 Den Haag) : Reize naar Surinamen, en door de binnenste gedeelten van Guiana; / door den capitain John Gabriël Stedman. ; met plaaten en kaarten. ; naar het Engelsch. John Gabriel Stedman (1744-1797). Amsterdam: Johannes Allart, 1799-1800.

Allart was rond 1800 een van de grootste en voornaamste uitgevers in Nederland. Hij was gevestigd op den Nieuwe Dyk byden Dam. In 1773 werd hij lid van het boekverkopersgilde te Amsterdam. Hij heeft naar verluidt een grote invloed gehad op tijd genoten en op zijn vak.

Ook in 1799 verscheen in Leiden Reize in de binnenlanden van Suriname. John Gabriël Stedman. Leyden : A. en J. Honkoop, 1799. Deze editie was vertaald uit de Duitse vertaling van Stedman. Uiteraard leidde dit tot ruzie tussen de Allert en de gebroeders Honkoops. Er was natuurlijke een enorme gretigheid om boeken uit te geven over zo’n onbekende nieuwe wereld. Indianen, negers, onbekende planten en dieren. Het boek van Stedman werd een enorm succes in heel Europa. Voor het kreeg men in Europa over de gruwelen van de slavernij in te lezen en te zien. En hierbij ging het niet alleen om een bastiaan en zweep zoals bij Pistorius.

Politiek Gevoelige Boeken : slavernij & emancipatie

Maar het uitgeven van boeken was niet altijd zonder gevaar. Vooral als het om politiek gevoelige onderwerpen ging. Voor de Surinaamse bibliotheek waren er natuurlijk verschillende gevoelige onderwerpen. Zo was Stedman zeer ontstemd toen hij voor het eerst zag wat de uitgever met zijn oorspronkelijk manuscript had gedaan. In een brief naar de broer van zijn Engelse vrouw schreef Stedman : « My book was printed full of lies and nonsens, without my knowledge…. I burnt two thousand vols and made them print it over again…. » De uitgever van de eerste Engelse editie Johnson had, buiten medeweten van Stedman, William Thompson (1746-1817) ingehuurd om de tekst te editen. Thompson was een afgestudeerd theoloog die zich had ontwikkeld tot een ‘man of letters’. Regel voor regel werd het manuscript herschreven. Van de zomer van 1795 tot begin 1796 was Stedman in onderhandeling met zijn uitgever over de tekst die hij in 1790 had ingeleverd en het uiteindelijke product van Thompson. Vanwege geldzorgen en gezondheidsproblemen stemde hij in met een ongelukkig compromis (Price : LV)

Afgezien van de vele stylistische aanpassingen waren er opvallende verschillen tussen Stedman’s oorspronkelijke manuscript en de uiteindelijke eerste editie uit 1796 waarop alle vertalingen gebaseerd waren. Vooral politiek gevoelige zaken zoals de kritiek die Stedman had op zijn meerderen in de krijgsdienst. Ook werden verschillende passages waarin ‘overgrown widows’ uit jaloezie hun slavinnen mishandelden verwijderd. Vooral de passages waarin de sexuele relaties tussen Europese mannen en Afrikaanse vrouwen waren beschreven, werden systematisch aangepakt. Zowel de frequency en de importantie van dergelijke relaties werden afgezwakt. In het manuscript schrijft hij over een overnachting bij Mr. Lolkens : « I f—ck one of his negro maids. » Dat wordt iets van:  ‘the rest of the adventure can afford little entertainment to the reader. »

Ook de diepe emotionele band met zijn geliefde Joanna werd systematisch afgezwakt en werden passages herschreven om de ongelijkheid van de posities die zij in de samenleving bekleden te benadrukken (Price LX). Stedmans visie op slavernij, de slavenhandel, sociale rechtvaardigheid en religieuze kwesties werden constant veranderd. Stedman was geen abolitionist maar bekritiseerde de onmenselijke behandeling van slaven en had in zekere opzicht liberale opvattingen. In de uiteindelijke 1796 editie werd systematisch een poging gedaan om er een soort van pro-slavernij ideologisch boek van te maken. Alle cultuur relativerende passages waarin de gemeenschappelijke humaniteit tussen Afrikanen en Europeanen werden aangepast. Ondanks dit alles heeft het verhaal van Stedman toch een behoorlijke rol gespeeld in de abolotionistische beweging. Daarom was zijn boek in Suriname niet geliefd.

Eduard Beyer, winkelier te Paramaribo, is een boekenvriend. Hij is de auteur van Suriname in deszelfs tegenwoordigen toestand. Door eenen inwoner aldaar. Amsterdam : C.G. Sulpke, 1823. Sulpke was gevestigd in de Kalverstraat bij de Enge Kapelsteeg no. 192 (tussen Rokin en Kalverstraat). In 1816 woonde Eduard Beyer (Beijer)  in Amsterdam. In 1817 heeft hij blijkens Gouvernementsresolutie 6313 een admissie-paspoort gekregen om Suriname te betreden. Kort daarvoor had hij tezamen met de Nederlander Abraham Vinkeles de eerste Nederlandse steendrukkerij opgericht in 1816. Vinkeles was de zoon van de bekende graveur en tekenaar Reinier Vinkeles. Zij drukten muziek, prenten en handelsdrukwerk. In 1817 werd de zaak overgenomen door de boekhandelaar en uitgever C.G. Sulpke. Logisch dat Beyers boek ook bij Sulpke verscheen. Mogelijk verkeerde het bedrijf in financiële problemen en had Beyer schulden. Dit kan een motief zijn geweest de wijk te nemen naar Paramaribo. In de Surinaamse almanak van 1828 staat dat hij winkelier was te Paramaribo.

Hij begint hij met een uiteenzetting over welke boeken je zou moeten lezen als je iets over de geschiedenis van Suriname of het reilen en zeilen zou willen weten. Hij noemt Hartsinck, Fermin en Blom. Van Stedman heeft hij geen hoge pet op. Hij noemt Stedmans Reize naar Suirname (1796) niet meer dan ‘een hutspot zijner liefdesgeschiedenis, krijgsavonturen en twisten met zijn kolonel Fourgeoud.’ Het meeste daarvan is schromelijk overdreven en een deel onwaar, zo stelt Beyer. Het is trouwens interessant om de vraag te stellen waarom Beyers boek in de Nederlandse vertaling, in hetzelfde jaar,  wordt uitgegeven zonder vermelding van de auteursnaam terwijl de Duitse versie wel naam en toenaam vermeld (Beyträge zur Kenntniss der gegenwärtigen Zustandes der Colonie Surinam. Von Eduard Beyer. Nürnberg : Johann Leonhard Schrag, 1823).

Er zijn natuurlijk veel boeken die invloed hebben gehad op politieke ontwikkelingen, zoals bijvoorbeeld de Emancipatie, de afschaffing van de slavernij in 1863. In 1796, hetzelfde jaar waarin Stedman voor het eerst in Engeland verscheen, werd De negers van de in Duitsland enorm populaire August von Kotzebue uitgebracht.

De Nederlandse vertaling van Die Negersklaven verscheen in 1796 bij Joannes Roelof Poster te Amsteldam (sic) (gevestigd bezijden de Beurs). Dit werk, vertaald door P.G. Witsen Geysbeek, gaat over een hardvochtige planter ten tonele die wordt afgezet tegen zijn goede broer. Kotzebue heeft zich gebaseerd op werk van Franse filosofen. In het voorwoord staat : « De schrijver schaamt zich niet te bekennen, dat hij, gedurende hij dit toneelspel schreef, duizend traanen vergoten heeft. Wanneer de traanen des aanschouwers zich met de zynen vermengen, dan is zijn moeite beloond. » Het is een aanklacht tegen de slavernij en niemand kan volgens Kotzebue door geboorte een slaaf zijn. Dit toneelstuk is dan ook nooit opgevoerd in Suriname. Ook vinden we het niet in de Catalogus der Surinaamsche Bibliotheek.

Er zijn ook in Nederland talloze toneelstukken maar ook romans en gedichten die kritisch stonden t.o.v. slavernij of de uitwassen daarvan. Een aantal voorbeelden:

Hassar of de negers van Edmond Willem van Dam van Isselt (1796-1860), verscheen in 1829 bij D.R. van Wermeskerken te Tiel. Dit gaat over de tragische geschiedenis van de prins Hassar die edelmoedig en opstandig is maar uiteindelijk gedood wordt door kogel uit een plantersgeweer.

Van Dam van Isselt was abolitionist en vond dat de negers wel degelijk open staan voor het christendom. Hoewel het verhaal in Jamaica wordt gesitueerd wilde de auteur wel degelijk met zijn gedicht aandacht vragen voor de slavenmisstanden in Suriname. In de ‘Aanteekeningen’ achterin waarin hij verwijst naar de afschuwelijke toestanden in Suriname.

Anna, Schaduwbeelden uit Suriname. Gebroeders Binger, Amsterdam 1858. Anna Adriana Everdina Henrietta AMPT (Nijmegen 1832 – Nijmegen 1885)  was geboren in Nijmegen. In 1858 verscheen haar gedicht  Schaduwbeelden uit Suriname. Zij was geinspireerd door Wolter Robert van Hoëvell, een abolitionist die zijn beroemde werk Slaven en vrijen onder de Nederlandsche wet, in 1855 bij Joh. Noman en Zoon (Zaltbommel) publiceerde.

In 1813 verscheen De geschiedenis van Simon Blaauwkool. C.G. Salzmann. Amsterdam: Johannes van der Hey, 1813. Van der Hey was boekverkooper op het ‘Rokkin’, by de beurs. Het boek werd gedrukt bij H. van Munster & zoon, op de Nieuwezijds Achterburgwal, no. 350.  Christian Gotthilf Salzmann (1744-1811) was een bekende Duitse pedagoog die veel opvoedkundige werken en romans op zijn naam heeft staan.

De geschiedenis van Simon Blaauwkool is één van zijn minder bekende romans. Maar daarom niet minder belangrijk. De Duitser Simon komt min of meer toevallig in Suriname terecht. Omdat hij groot en sterk is én omdat hij kan lezen en schrijven wordt hij door de plantage-eigenaar Jessen aangenomen als blankofficier. Op de plantage worden de slaven slecht behandeld. “Het zijn honden en kunnen alleen met de zweep beteugeld worden”, zegt Jessen. Simon Blaauwkool heeft hier hele andere gedachten over. Hij behandelt ze met respect en geeft ze af en toe een ‘mutsje rum’ en laat ze ook de ruimte op hun eigen kostgrondje te werken. De slaven dragen hem op handen en werken veel harder dan bij de andere opzichters. Dat zet natuurlijk kwaad bloed. Ze beramen een aanslag op Simon Blaauwkool. Maar de slaven krijgen lucht van deze plannen en redden zijn leven. De planter Jessen overlijdt en nu eisen de opzichters van de weduwe dat Blaauwkool de laan uit wordt gestuurd. De weduwe is eigenlijk zeer tevreden over hem maar is ook bang voor de wrede opzichters. Zij vraagt Simon ten huwelijk waardoor hij nu plantage-eigenaar is. Zo wordt het ‘humane’ regime voortgezet en mogen de slaven zelfs sparen om zich vrij te kopen en zich als vrije arbeider op de plantage te vestigen. Aan het eind van het verhaal, als zijn vrouw en dochter zijn overleden, keert Simon Blaauwkool terug naar Duitsland.

De auteur Salzmann is nooit in Suriname geweest. Toch heeft hij met zijn roman bijgedragen aan de beeldvorming in Europa (Nederland en Duitsland vooral) over de slavernij in Suriname. De behandeling van de slaven die Salzmann beschrijft is bijzonder slecht. Zo slechts zelfs dat de vertaler, de Nederlandse predikant Willem Ockerse (1760-1826), zich genoodzaakt voelt om in een voetnoot duidelijk te maken dat niet alle Hollandse planters zo zijn en dat de slechte reputatie niet alleen Hollandse planters geldt. De manier waarop de vertaler hier uit zijn, normaal gesproken toch anonieme, rol stapt is toch op zijn zachts gezegd opmerkelijk te noemen. Maar Salzmanns boeken werden in zeer brede kring gelezen. En na Oroonoko (Behn), Candide (Voltaire) en Stedman zou een ongenuanceerd negatief beeld van Salzmann van de behandeling van slaven in Suriname misschien net iets te veel zijn. In 1830 verscheen een 2e Nederlandse druk bij M. de Bleijker in Rotterdam.

Dit zijn slechts een aantal voorbeelden van boeken uit de Bibliotheca Surinamica die in het hartje van Amsterdam van de drukpersen rolden. Aan de ene kant was Amsterdam dus het centrum van de de koloniale mogendheid. Vele rijke plantage-eigenaren bouwden grote herenhuizen aan de Amsterdamse grachten met het vermogen dat zij mede vanwege de slavenhandel en slavernij in Suriname hadden verdiend. De Geoctroyeerde Sociëteit van Suriname had haar hoofdzetel in Amsterdam. Meer dan de helft van de ca. 100 directeuren woonden op de Herengracht tussen de Leidsegracht en de Amstel.

Gerrit Adriaensz. Berckheyde – De bocht van de Herengracht 

In de Republiek bestond er een betrekkelijk grote vrijheid voor uitgevers. Er bestond geen staatscensuur en ook de kerkelijke macht was niet in staat haar macht aan uitgevers op te leggen. Dit in tegenstelling tot omringende landen als Frankrijk, Engeland en Duitsland. De gilden hanteerden relatief soepele regels en lieten joden, vreemdelingen en vluchtelingen toe. Veel boeken die in dit vrije klimaat verschenen (waaronder ook boeken van uitgeweken Franse Hugenoten, joden of Duitse vluchtelingen) droegen bij aan het verspreiden van kennis over wat er in Suriname gebeurde; ook de onmenselijkheid van de slavernij. Boeken speelden een belangrijke rol in het Emancipatie-proces. Amsterdam stond bekend als stad van de vrijheid maar was tegelijkertijd de thuisbasis van veel plantage- en slaveneigenaren die juist de onvrijheid van Afrikanen in Suriname in stand hielden. Is er een vreemdere paradox denkbaar?

Carl Haarnack

Share this:

  • Email
  • Facebook
  • Twitter
  • Print

Like this:

Like Loading...

Van Breugel – Dagreis naar Paramaribo (1842)

05 Monday Dec 2011

Posted by Carl Haarnack in 19th century books, Dutch books, Parbode

≈ Comments Off on Van Breugel – Dagreis naar Paramaribo (1842)

Tags

EBG, plantages, Slavery, theater

Dagverhaal van eene reis naar Paramaribo en verdere omstreken in de kolonie Suriname. G.P.C. van Breugel. Amsterdam: C.G. Sulpke, 1842.

Gaspard Philippe Charles van Breugel (1798–1888) is een bijzondere chroniqueur van het leven in Suriname in de eerste helft van de 19e eeuw. Allereerst was zijn familie, voornaam en aristocratisch, eigenaar van ondermeer de plantage Clifford Kokshoven, gelegen aan de Warrappakreek. De plantage Clifford Kokshoven was volgens de Surinaamse Almanak van 1827 500 akkers groot en produceerde koffie en katoen. Ene A.J. Comvalius jr. was directeur.

‘Twijfelt er nooit aan, mijne waarde vrienden, er zijn belooningen in den hemel, zoowel voor den slaaf als voor den vrijen man, die aanhoudend den weg der waarheid en der deugd hebben bewandeld.’

Veel 19e eeuwse plantage-eigenaren hadden nooit een voet op Surinaamse bodem gezet en lieten het besturen van hun plantages over aan hun directeuren. Breugel vertrok in 1823 naar Suriname om zelf de familie-bezittingen te inspecteren en de administrateurs te controleren. Gelukkig voor ons heeft hij zijn bevindingen en ervaringen in Suriname opgeschreven en gepubliceerd. Van Breugel stelt dat hij de slavenhandel beslist niet wil verdedigen of goedpraten. Hij wil de lezer op objectieve wijze een eerlijk beeld geven van Suriname. Uiteraard is ook Van Breugel gewoon een kind van zijn  tijd en zijn rol als plantage-eigenaar bemoeilijkt de objectieve blik behoorlijk. Maar zijn beschrijvingen geven ons een aardig inkijkje in het alledaagse leven. Zo leeft het grootste deel der mannen ‘op zijn Surinaamsch’. Dat wil zeggen dat zij met ‘hunne huishoudster’ leven als man en vrouw. Uiteraard verdient een wettig huwelijk volgens hem de voorkeur. Maar die vrouwen (lees: blanke vrouwen, ch) zijn niet makkelijk te vinden. De kinderen die uit zo’n Surinaams huwelijk zijn voortgekomen worden vaak naar Europa gestuurd om een goede opvoeding en opleiding te krijgen. Die mulattenkinderen hebben het vaak moeilijk. Ze worden door de blanken als minderwaardig gezien maar ook door de zwarte bevolking op de korrel genomen. Van Breugel haalt een liedje aan: “ De blanken hebben een Vaderland; de Zwarten hebben ook een vaderland; maar de Mulatten niet.” Dat Van Breugel tot een welgestelde rijke familie behoorde mag duidelijk zijn. Aan weinig luxe ontbrak het hem in Suriname. Voor een reisje buiten de stad nam hij o.a. mee: “Een vaatje saucijsjes, een halve ton bier, twaalf stoopen jenever, drie stoopen brandewijn, cognac, gerookte tongen, Leidsche kaas, stokvis, aardappelen,  appelen, soja, rode wijn en enige flessen fijne wijnen.”

Van Breugel was in de jaren 1823-1824 in totaal acht maanden in Suriname. Van Breugel was beslist niet een traditionele plantage-eigenaar. In 1824 woonde hij een winti-pre bij op zijn plantage; drie dagen en nachten werd er muziek gemaakt en gedanst. Ook nam hij voorwerpen mee naar Nederland zoals versierde kalebassen en andere religieuze voorwerpen. Na terugkeer in Nederland adviseerde hij zijn familie om hun plantageaandelen zo snel mogelijk te verkopen. Misschien dat zijn ervaring met de slavernij in Suriname daar in grote rol heeft gespeeld.  In 1840 werd Clifford Kocqs(Kocks)hoven door de familie Van Breugel verkocht aan de Amsterdamse koopman G. A. Kramer. In het emancipatie-register werd deze plantage al niet meer genoemd *). Van de buurplantage Kerkshoven aan de Warappakreek is in ieder geval een diorama van Gerrit Schouten bewaart gebleven (Valkhof Museum in Nijmegen).

Carl Haarnack

*) met dank aan Bernd Katt

Dit exemplaar werd verworven op de veiling van Amsterdam Bookauctions (2011)

Gaspard Philippe Charles van Breugel, C.G. Sulpke, 1842. IV, 122, (4)
p. Met 2 handgeschreven meegebonden pagina’s; de een met de uitleg van
een Surinaamsch Negerspel, de ander met verantwoording “In het jaar
1874 is door mij aan het Koloniaal Museum op het Pavillioen te Haarlem
ten geschenke gegeven (..) de publieke verkoopingen, die ik daar wel
bijwoonde van Inboedels: meubels, Vee, en Slaven en Slavinnen, daar
zulks na de afschaffing der Slavenstand thans steeds nog al curieus
blijft eens na te lezen”. Gebonden. Met stempel Boekenverzameling Willem Cornelis van Vollenhoven en ex-libris van  F.M. Wesenhagen met het motto “Recht door Zee”.

handgeschreven brief door Van Breugel

Literatuur:

  • Kijkkasten uit Suriname. De diorama’s van Gerrit Schouten. Clazien Medendorp en Eveline Sint Nicolaas. Tentoonstellingscatalogus Rijksmuseum, Amsterdam, 2008.
  • De bagage van Blomhoff en Van Breugel. Susan Legêne, Amsterdam 1998.

Share this:

  • Email
  • Facebook
  • Twitter
  • Print

Like this:

Like Loading...

Kunst & Vermaak in Suriname vóór 1900

10 Monday Oct 2011

Posted by Carl Haarnack in 19th century books

≈ Comments Off on Kunst & Vermaak in Suriname vóór 1900

Tags

kunst, theater

door Ph. A. Samson

Aantekeningen over kunst en vermaak in Suriname vóór 1900

(uit: Benoit, Voyage a Surinam, 1839)

De Encyclopaedie van Nederlandsch West-Indië noemt onder, “Tooneel” (p.683, 1916) de volgende namen van toneel-genootschappen die in Suriname hebben bestaan: Kunstliefde spaart geen Vlijt. Door IJver bloeit de Kunst. De verrezene Phoenix. Kunst wordt door Arbeid verkregen. Oefening kweekt Kunst. De Eendracht. Thalia. Polyhymnia. Melpomene. Oefening baart kennis. L’Union fait la Force. Dillettantenclub. Sociable Dramatic Club. – Hieraan kunnen wij toevoegen het genootschap ,,Honny soit qui mal y pense”, dat omstreeks 1820 toneeluitvoeringen in Paramaribo gaf. In de Encyclopaedie lezen wij verder: ,,Wat deze liefhebberij tooneelen hebben vertoond en hoe het met hen afliep, kon niet worden nagespoord”. Het doel van deze bijdrage is om de leemte in de Encyclopaedie vermeld, aan te vullen. Vooraf zij gezegd, dat van een volledig onderzoek geen sprake kon zijn, daar de krantenboeken die in Suriname te vinden zijn, vele hiaten vertonen. Uit hetgeen wij optekenden kan evenwel enig antwoord verkregen worden op de vraag welke kunstuitingen en vermaken vroeger enige afleiding brachten in het eentonige leven van het ver van alle levensgewoel liggende Suriname.

TONEEL

WOLBERS (1861, p.317) deelt ons mede dat uit het Journaal van Gouverneur JAN NEPVEU van 1773 blijkt dat op 19 Juli 1773 voor de eerste maal in Suriname een treurspel werd opgevoerd ,,Sabine en Eponia” genaamd. Het voornemen bestaat – aldus het journaal – ,,om alle maanden een vertooning te geeven, ‘t welk dienen kan om de ingezeetenen bij deeze fataale omstandigheeden van haaren miserabele staat eenigszints te distraheren”.

NEPVEU is zeer tevreden over het vertoonde en schrijft: ,,De Tragedie is zeer wel uitgevoerd, principalijk de moeijelijke rol van Eponia, die door een jongeman, genaamd Halloy admirabel uytgevoert is, synde nog ‘t wonderlijkste, dat niemandt, des onbewust, zou hebben kunnen merken, dat het geen vrouw was”.

De opmerking van de Gouverneur toont dat een vrouwenrol door een man gespeeld werd, in latere jaren kwam dit herhaaldelijk voor; het duurde lang voordat dames zich beschikbaar stelden om als actrices aan het liefhebberijtoneel mee te doen.

Het voorbeeld in 1773 gegeven vond spoedig navolging; in 1775 werd er een ,,Hollandsche schouwburg” opgericht.

Door het bestuur van deze schouwburg werd bepaald dat Joden geen toegang tot het theater mochten hebben. Als gevolg van deze maatregel richtten de Joden het daaropvolgend jaar een eigen toneelgebouw op, hunnerzijds verboden zij de toegang aan bestuur en acteurs van de Hollandse schouwburg. Gouverneur en Raden van Policie hadden er een eigen loge. In 1874 werd de Joodse schouwburg aanzienlijk verbeterd; de auteurs van de Historische Proeve vertellen ons dat er twaalf maal per jaar werd gespeeld.

In het begin van de negentiende eeuw bloeit het amateurtoneel in Suriname, vooral gedurende het Engels tussenbestuur werd veel aan toneel gedaan (1). Teneinde een idee te geven van de aard van de stukken die tussen 1800 en 1840 werden opgevoerd, doen wij een greep uit de aantekeningen die wij daarvan hielden.

De Verrezene Phoenix vertoonde op 13 Maart 1811 ,,De Geredde grenadier” voorafgegaan door een blijspel “Tafelvrienden”. Op 18 October 1811 lezen wij van de opvoering van ,,De deserteur uit Ouderliefde en Huwelijksrevolutie”, terwijl op 14 Juli 1813″De Corsikanen” van A. F. F. Kotzebue werd opgevoerd. Blijkens een advertentie in de plaatselijke bladen werden de “representaties” van de vereniging in October 1812 geschorst vanwege de dood van de oud-Gouverneur DE FREDERICI (2). Op 30 Juni 1814 werd “De Spanjaarden in Peru of de dood van Rolla”, treurspel naar het Hoogduits door Kotzebue opgevoerd. In latere jaren nemen verschillende toneelverenigingen dit stuk op het programma. In de pers wordt in April 1827 de zevende “representatie” van dit stuk aangekondigd. Een ander kasstuk was “De Zonnemaagd” van Kotzebue. In 1827 werd dit drama voor de tiende maal opgevoerd. De prijzen die De Verrezene Phoenix voor de voorstellingen vroeg waren niet laag, wij vinden toegangsprijzen van f15 en f10 geadverteerd. Van het Genootschap De Eendracht lezen wij dat het op 17 Januari 1820 opvoerde “Gesner of het Zwitsers huisgezin” toneelspel in drie bedrijven en na hetzelfde “Calasrade in het paleis van Amurath begunstigd door de tovergodin Adirah, Turks ballet in drie bedrijven.”

(1) Zie “De Surinaamse Pers gedurende het Engelse tussenbestuur” in de W.I. Gids 31, 1950, pag. 80-93.

(2) JURIAAN FRANÇOIS DE FREDERICO (1792-1802) stierf op 11 October 1812 te Paramaribo. Een fraai monument, voor hem in de Hervormde Kerk te Paramaribo opgericht, ging door de brand van 1821 verloren.

Ditzelfde toneelgezelschap kwam in Mei 1820 met een drama “Celina of het kind des geheims”, gevolgd in Juli van dit jaar door “Don Louis de Vargas”. In 1821 bracht het gezelschap ten tonele “De Oost-Indien Vaarder”, toneelspel naar het Hoogduits van C. Arresto, een stuk dat later meerdere malen gegeven werd.

Honny soit qui mal y pense gaf zoals in die tijd gebruikelijk op 4 Januari 1823 een drama en een blijspel; het drama heette “De slaapwandelaar of de Kapel van Glenthorn”; het blijspel had tot titel “De weduwe en het rijpaard”.

Oefening kweekt Kunst opende op 28 November 1808 de rij van voorstellingen met “Deugdzame armoede” gevolgd door een als ‘zedig’ aangekondigd blijspel “De schoorsteenveger prins”.

In een theater in de Gravenstraat werd in Juli 1819 “Hamlet” ‘beroernd’ treurspel in 5 bedrijven opgevoerd. Op 13 September 1820 wordt in een theater aan de Jodenbreestraat door ,,jonge liefhebbers” opgevoerd ,,De onechte dochter”, toneelspel en daarna een blijspel van Kotzebue, ,,De Vrijmetselaar”.

In 1825 komt er een stagnatie in het geven van voorstellingen door de toneelverenigingen.

Blijkbaar verlangde het publiek toneelspel, wij lezen dan ook in de Gepreviligeerde Surinaamsche Courant van Maandag 8 Augustus 1825 (gedrukt bij erven Brink) een advertentie van Weduwe KROON, geboren HILVERDINK, waarin wordt aangekondigd dat zij ,,met assistentie van eenige Heeren Liefhebberen” op 16 Augustus ,,ten tooneele zal voeren” : ,,Montigny, beroemd treurspel in vijf bedrijven, nooit alhier vertoond” en na hetzelve ,,De Vader bij toeval”, blijspel in één bedrijf. Waarschijnlijk had de weduwe succes met haar stukken; in September en December 1825 verschijnen er weer aankondigingen van opvoeringen, terwijl op 16 Maart 1826 het zo geliefde drama “Zuma, de ontdekking van de kinabast” wordt opgevoerd.

De Verrezene Phoenix begon in 1826 weer met voorstellingen, in September van dit jaar lezen wij van de opvoering van “Robert Maxwell” van Kotzebue en een blijspel in de kranten aangekondigd als “De bankroet van den schoenlapper”.

Intussen liet zich de behoefte aan een speciaal voor toneel bestemd gebouw gevoelen.

In April 1837 werd door de heren N.G. VLIER, JOH. HELB, H.F. WESENHAGEN en H.J. BLANCKE een toneelgezelschap opgericht, dat de naam van T h a l i a kreeg (1). De oprichters wendden zich met intekenlijsten tot de burgerij van Suriname om gelden te verkrijgen tot het bouwen van een theater. Een geldlening tot een bedrag van f20.000 werd binnen enkele dagen voltekend. Op 9 Juni 1838 werd door de Stadsarchitect J.A. Voigt de eertse steen van het gebouw gelegd. De eerste voorstelling in het gebouw, dat aan 700 personen plaats bood, had plaats op 20 Januari 1840.

(1) In de Surinaamsche Almanak voor 1841 staat een foto van het toneelgebouw en een uitgebreid artikel over de oprichting van Thalia. In 0ns rijk Suriname, door A.J. RIKO, 1880, vindt men enige gegevens over Thalia en een paar bijzonderheden uit de schouwburghistorie van Suriname.

Opgevoerd werd “De Oost-Indien vaarder van Arresto”, een toneelspel in vier bedrijven, gevolgd door “Het kamertje van een waschmeisje”, blijspel met zang in één bedrijf. In de jaren na de oprichting werden geregeld abonnementsvoorstellingen gegeven; men kon voor 10 achtereenvolgende “representaties” intekenen.

Het toneelgenootschap Thalia bestaat nog; het zou de moeite waard zijn een afzonderlijk artikel aan de historie van deze vereniging te wijden.

In de Surinaamse kranten vóór 1840 treft men geen recensies aan van toneelstukken.

De eerste uitzondering die ik aantrof was een bespreking van de eerste door het toneelgenootschap Thalia gegeven voorstelling in De Telegraaf van Vrijdag 24 January 1840. Onder het hoofd “Eerste Toneelvoorstelling” schrijft een Kunstminnaar een critiek. Van een der spelers schrijft hij dat deze in de trant van een redenaar sprak. Van het spel in het algemeen luidt het oordeel: “wanneer wij in aanmerking nemen, dat de meeste werkende leden voor het eerst het toneel betraden, dan moeten wij betuigen, over de uitvoering op zich zelve min of meer voldaan te zijn”.

Theater Thalia in Paramaribo; Surinaamsche Almanak, 1841

Deze critiek gaf het Bestuur van Thalia aanleiding in de Surinaamsche Courant van 26 Januari een stuk te doen opnemen waarin het dankbare publiek werd gevraagd zich niet te storen aan het ongepaste geschrijf van De Telegraaf en er op gewezen werd dat Zijne Excellentie de Gouverneur-Generaal (1) alvorens de zaal te verlaten aan de heren Comxnissarissen verzocht heeft de werkende leden zijn dank te betuigen voor het genoegen dat de voorstelling hem verschaft heeft en daarbij de verzekering voegde dat Z.E. ten uiterste voldaan was en de voordracht in het algemeen veel beter is geweest dan hij van een gezelschap van liefhebbers – waarvan zo weinigen de zo moeilijke toneelkunst practicaal beoefend hebben – had durven verwachten. Het is wel merkwaardig dat van de verdere uitvoeringen die de jaren na de eerste voorstelling werden gegeven geen critieken in de bladen wordt opgenomen.

Gelijk de gewoonte in die jaren was werd een drama en een blijspel opgevoerd. In 1840 gaf Thalia tien malen een toneelvoorstelling. Wederom doen wij een willekeurige greep uit de vele toneelstukken die in de jaren 1840-1900 aan het Surinaamse publiek werden aangeboden.

Vele van de stukken hebben een dubbele titel: ,,Don Louis de Vargas of de edele wreker” (1841); bij de laatste voorstelling die de Gouverneur- Generaal Vice-Admiraal J.C. RIJK bezocht, werd ,,Michel Adriaanz. de Ruyter”, een treurspel in vier bedrijven, gespeeld. Dit stuk werd gevolgd door ,,De verbeterde dwaas” (30 Maart 1842). ,,Lazaro, de veehoeder of Misdaad en Wraak” (1843), ,,Clemence of de dochter van den Advocaat” (1849), ,,Harridan Barbarossa Groot Admiraal van Soliman II” (1857), ,,John de klokkeluider van de Sint Pauluskerk” (1870), ,,De Bravo” (1875), ,, Janus Tulp” (1880), ,,De koopman van Antwerpen” (1883), ,,Schuld en Boete” (1888), ,,Vriend Fritz” (1891), ,,Het Goudvischje” (1897).

(1) JULIUS CONSTANTIJN RIJK (1838-1842).

Ter gelegenheid van het zestigjarig bestaan van Thalia werd ,,Catherina Howard of de twee schijndoden” opgevoerd (1897).

Het kort na Thalia (Maart 1841) opgericht toneel-gezelschap Polyhymnia gaf bij de eerste voorstelling op 22 Maart 1841 ,,De vondeling” gevolgd door ,,Het losse schot”, blijspel in één bedrijf. In 1841 en 1842 gaf dit gezelschap enige voorstellingen, daarna treffen wij geen advertenties meer van haar opvoeringen aan.

Oefening baart Kennis voert in 1888 op ,,De bloedvlek of de zegepraal op het vooroordeel”. Melmopene bracht “Deborah” in hetzelfde jaar, terwijl in dat jaar de militaire toneelvereniging L’Union fait la Force een toneelspel in 4 bedrijven ,,De vergelding” opvoerde, gevolgd door tableaux vivants, scenes uit de Atjeh-oorlog.

In de Volksbode van 10 Augustus 1890 verscheen een vrij grote recensie van een door Oefening baart Kennis opgevoerd toneelstuk “Onder valsche Vlag”.

In die dagen heerste er een scherpe partijstrijd tussen twee groepen die pro en contra Gouverneur DE SAVORNIN LOHMAN(1) waren.

In de bedoelde recensie wordt speciaal melding gemaakt van een scene in het stuk, waarin de hoofdrol een booswicht toeriep: ,,Werp thans Uw masker af, vaar niet langer onder valse vlag”. Deze woorden zijn met vette letters aangegeven.

Thalia heeft in de loop der jaren verschillende historische drama’s opgevoerd; het is typisch dat juist in 1891 toen de beschuldiging werd geuit dat een deel der Staten tegen het Nederlands gezag demonstreerde, twee historische spelen ten tonele werden gebracht; op 9 Juli 1891 “Joan Wouterz.”, groot historisch drama in 5 bedrijven; op 9 December 1891 “George Lalaing, Graaf van Rennenberg”.

BUITENLANDSE GEZELSCHAPPEN EN PERSONEN

In de loop van de jaren hebben verschillende gezelschappen of personen uit het buitenland Suriname bezocht, teneinde er op verschillend gebied voorstellingen te geven.

Zoals tevoren gezegd is het niet mogelijk een volledige opsomming te publiceren; uit het navolgende in chronologische volgorde bijeengebracht materiaal kan echter een denkbeeld worden gevormd van hetgeen het Surinaamse publiek te genieten kreeg.

In de Nieuwe Surinaamsche Courant en Letterkundig Dagblad van Vrijdag 10 Januari 1834 kondigt A. MULLER, Mechanicus, zijn eerste voorstelling aan; hij vermeldt in zijn advertentie dat hij in Nederland en Curaçao met groot succes is opgetreden.

De voorstellingen betroffen:

1. Tour d’adressen en behendigheden.

2. Mechanische kunststukken.

3. Geestverschijningen.

De “geesten” die werden vertoond waren Prins Willem I, Michiel Adriaanz. de Ruyter, van Speyk, de ouderdom, enz. Daarbij werd Chinees vuurwerk vertoond. De prijzen oorspronkelijk op f4 en f2.50 gesteld, werden later verminderd.

(1) Jhr. Mr MAURITS ADRIAAN DE SAVORNIN LOHMAN (1888-1891).

In Januari 1846 geniet Suriname het voorrecht door een Italiaans operagezelschap te worden bezocht. Opgevoerd werden o.m. Romeo en Julietta, Norma, De Barbier van Sevilla, Lucia di Lammermoor. De prijzen lagen tussen f 5 en f 2.50. Eerst in begin 1847 vertrok het gezelschap uit Suriname.

In hetzelfde jaar kwam een ,,Olympische” circus in Paramaribo; het gezelschap bestond uit 33 personen en 14 ,,fraaie en uitermate schoone paarden”; de eerste voorstelling werd op 24 Januari 1846 in een tent aan de Keizerstraat gegeven.

Een Frans toneelgezelschap ,,Les artistes réunis” bezocht in 1848 Suriname. Opgevoerd werden ,,La grace de Dieu”, ,,Le gamin de Paris” en “Caesar de Bazan”.

In Augustus 1853 komt er weer een gezelschap van “Italiaanse operisten” in Suriname; het is mogelijk dat dit hetzelfde gezelschap was dat enige jaren tevoren Suriname bezocht, doch zeker is dit niet. De bladen zijn vol lof over het gepresteerde; geschreven werd dat het Surinaams publiek het als een bijzonder voorrecht mocht waarderen wederom kunstenaars wier talenten bewondering wekken, in hun midden te hebben. Op het programma stonden: ,,Linda, ,,La grace de Dieu”, ,,De barbier van Sevilla”, ,,Lucia di Lammermoor”, ,,Lombardi. In de nieuwsbladen wordt ter voorlichting van het publiek een korte inhoud van de te vertonen opera opgenomen; de toegangsprijzen waren f3.50 – f1.50. Het gezelschap bleef tot October 1853 in Suriname en vertrok toen naar Brits-Guyana.

Reeds het volgend jaar kwamen de “Amerikaansche Ethiopische Minstreels” in Suriname; er waren zangers bij en een olifant, Hannibal genoemd, vertoonde “buitengewone” kunsten.

Het duurt tot 1862 voor wij weer een gezelschap uit het buitenland aangekondigd vonden.

Nu kwam een ster van Europeese vermaardheid, Madame INEZ FABBRRI, prima Donna van theaters in Weenen, Milaan, Berlijn, New York, Boston en Philadelphia. In het gezelschap bevonden zich verder een dame en een heer. Deze heer, R. MULLER, wordt in de programma’s aangeduid als Pianist-Componist van H.M. de Koningin Moeder der Nederlanden.

In Thalia werd op 14 Juni 1862 de eerste opvoering gegeven, de toegangsprijzen waren moderaat f3, f1.50 en f1. Het programma van de eerste voorstelling drukken wij hieronder geheel af.

Tooneel-Gebouw THALIA

Zaturdag, 14 Junij 1862

Eerste optreding van de beroemde Lyrische Tragédienne

Mdme. INEZ F A B B R I ,

Prima Donna van de Theatres van Weenen, Milaan, Berlijn, New York, Boston en Philadelphia,

GROOT LYRISCH INSTRUMENTAAL CONCERT,

in costuum.

Artistes.

Mad. INEZ FABBRI . . . . . . . Soprano.

Mr. ADAMS . . Tenor.

Madlle. ROSETTI . . . . . . Mezzo Soprano.

Mr. R. MULDER Pianist Componist van H.M. de Koninginne-Moeder der Nederlanden.

PROGRAMMA.

Eerste gedeelte

ERNANI. Grand air et récitative (Verdi), gezongen in Costuum door Mad. INEZF ABBRI.

MARTHA Grande Romance (Flotow), gezongen door den Heer ADAMS.

LA SOMNAMBULE. Fantasie de Concert, gecomponeerd en uitgevoerd door den Heer MULDER.

L I N D A   D I   C H A M O U N I X

(In Costuum)

Opera Seria del Maëstro – DONIZETTI.

Gedeelte van de 1e acte.

LINDA. (een landmeisje) . . . . . . . . . . . Mad. INEZF ABBRI.

PIEROTTO(een Savoijaard) . . . . . . . . . Madlle. ROSETTI.

CARLO DE SIRVAL (bekend bij Linda als schilder), Mr. ADAMS.

Tweede gedeelte.

N O R M A

(In Costuum)

Opera Seria del Maëstro – BELLINI.

Gedeelte van de 2e acte.

NORMA. Priesteres der Druïden . . . . . . . . Mad. INEZ FABBRI.

ADALGISA. Jonge Priesteres . . . . . . . . . Madlle. ROSETTI.

Twee kinderen van Norma.

Derde gedeelte.

LE CARNAVAL UNIVERSEL. Caprice burlesque voor de Piano, gecomponeerd en uitgevoerd door den Heer MULDER.

ICH WIRDE BLUME DICH NENNEN! – Duitsch lied van Richard Mulder, gezongen door . . . . Madlle ROSETTI.

Du BIST MIR NAH UND DOCH SO FERN, Duitsch lied van Reichard, gezongen door den Heer ADAMS.

LA TRAVIATA. ( V e r d i )

(In Costuum)

Groote Aria en Scène, gezongen door Mad. INEZ FABBRI.

Prijzen der plaatsen.

Loge f3. Familie-biljetten van 3 en meer personen f 2.50 per persoon.

Stalles d’Orchestre f3.

Balcon f2. Familie-billetten van 3 en meer personen f1.50 per persoon.

Parterre f 1.

Tot het bespreken van plaatsen vervoege men zich bij den Heer J. DE VRIES, bij wien van heden af Biljetten verkrijgbaar zijn, en op den Speeldag aan het Toneel gebouw en in het Hotel Lyons.

NB. Familie-billetten zijn alleen toegankelijk voor leden van hetzelfde huisgezin. Men wordt beleefdelijk verzocht om de billetten aan den hoofdingang te vertoonen.

Z. LIONARONS.

Agent Fabbri.

De Surinaamse Pers is unaniem in lof over het vertoonde. Gezongen werden delen uit: I Masnadieri (de rovers) van Verdi; Il Trovatore, Ave Maria van Kuchen, Lucia di Lammermoor, Der Freischutz, Lucretia Borgia. De beroemde opera van Verdi, La Traviata, werd op 12 Juli geheel ten gehore gebracht. Mad. FABBRI zong de rol van Violetta; de verslaggever van een der Surinaamse bladen schrijft dat een beschrijving van de uitvoering onmogelijk is.

De echtgenoot van madame FABBRRI, RICHARD MULDER, was een Nederlander die 20 jaar tevoren zijn geboorteland had verlaten. Ter gelegenheid van de tweede voorstelling van het gezelschap, die op 17 Juni, de verjaardag van H.M. de Koningin viel, werd door Mulder in een overvolle zaal het Oranjehuis gehuldigd. Een feestmars door hem gecomponeerd, werd op de piano uitgevoerd; Mad. FABBRI zong het Wien Neerlands bloed; MULDER speelde de Sophia Frederika Mathilda Polka, door hem gecomponeerd. Een door de Gouverneur afgestaan portret van de Koningin prijkte in de zaal. De afscheidsvoorstelling werd op 23 Augustus 1862 gegeven; La Traviata werd toen gezongen.

In November 1862 werd in het Gouvernements Advertentieblad een bericht uit het Handelsblad overgenomen over door Mad. FABBRI in Amsterdam met succes gegeven voorstellingen.

Van Februari tot April 1865 vertoefde een “paardenspel” onder directie van ALEXANDER LUANDE in Suriname; er werden evenwichtstoeren, manoevres te paard en gymnastische oefeningen vertoond; het muziekcorps van het garnizoen verleende medewerking.

1865 was een goed jaar voor de Surinaamse kunstminnaars; niet minder dan twee Franse sterren waren tegelijk in Paramaribo.

Op 11 November 1865 gaf de Prima Donna Mad. CHEVALLIER haar eerste concert in Thalia. In de aankondiging lezen wij : “Zij vleit zich, dat haar talent niets te wenschen zal overlaten en zij alhier evenveel succes zal maken als in Colmar, Straatsburg en andere plaatsen”. Op het programma stond een ouverture uit de opera ,,Der Teufel ist los” van Balfe, een aria uit de opera “La Favorit” van Donizetti, een aria uit ,,Le diable” van Meyerbeer, alsmede stukken uit ,,Lucia di Lammermoor” van Donizetti.

Van Madame CHEVALLIER heb ik slechts één concert aangekondigd gevonden. Waarschijnlijk werd haar ster verduisterd door Mad. PEPPITAS, die zich als volgt aankondigde: “Eerste Chanteuse van de voornaamste schouwburg van Frankrijk en België, bekroond met den eersten prijs van het Conservatoire, lid van de Kapel van Z.M. de Keizer der Franschen”. Haar eerste concert op 14 November 1865 in het toneelgebouw Thalia werd door een groot publiek bijgewoond; op het programma stond o.m. Ouverture uit de opera Le Barbier de Sevilla van Rossini, grote scene uit Il Travatore, in costuum gezongen, Ouverture uit de opera Romeo en Julietta van Bellini. Prijzen der plaatsen waren f3, f2 en f1.

In het Gouvernements Advertentieblad verschenen recensies van de voorstellingen; de verslaggever schrijft dat de romance uit Guillaume Tell door haar onbekendheid niet ten volle is begrepen. Het derde en laatste concert werd op 30 November gegeven; op het programma stonden o.m. ,,het lachlied” van Aubert en twee grote arias uit Semiramide en Attila.

In het G.A.B. van 22 Augustus 1885 verscheen een aankondiging van THEODOOR NEUMANN-CORDUA, Pianist en Componist, Erelid van het Academisch muziekgenootschap Richard Wagner te Weenen, laatstelijk Professor aan het Conservatoire te Bern, voor korten tijd alhier vertoevende, waarin hij het voornemen te kennen geeft drie concerten in Thalia te geven.

Het eerste concert werd op Zaterdag 22 Augustus gehouden. In het G.A.B. van Dinsdag 25 Augustus verscheen een ingezonden stuk over het eerste concert, waarin staat dat de heer NEUMANN een Surinamer van geboorte is, 23 jaar oud.

Het verslag is zeer enthousiast gesteld, er blijkt uit dat NEUMANN Citronen Blühen, de trio van Neurnann, en het groot concert voor piano van Scharmenka uitvoerde. Hij werd door enige personen bijgestaan, nl. W.L. LOTH, RODRIGUES, HELSTONE en VAN DIJK Jr.

Terwijl het programma van het eerste concert niet is opgegeven, vinden wij in het G.A.B. van 15 October het programma van het 2de concert, dat wij hier letterlijk laten volgen:

Eerste deel.

1 Trio voor piano, viool en violoncel van Th. Neumann Cordua.

2. a. Humoresken van Grieg.

b. Bourrbe van Tours.

c. Larghett van Henselt.

3. Erlkönig van Schubert.

4. Romance voor viool van Singer.

5. Allegro Scherzando van Moskowsky.

Tweede deel.

6. Sonate voor Piano van Th. Neumann Cordua.

7. a. Das verlassene Magdlein }

b. Ich traumte van Koningskind } van Neumann Cordua’

8. Polonaise van Liszt.

9. Legende van Wieniawsky.

10. Concert van Scharwenka.

De liederen onder 7 werden voorgedragen door de heer S. H. SAMSON. Na afloop werd de kunstenaar een ovatie gebracht, een vijftig tal flambouwen met het muziekcorps der troepen brachten hem naar de Buiten Societeit, alwaar ,,bengaals licht het vrolijk toneel alleraardigst bescheen”. Van het derde concert heb ik geen gegevens kunnen vinden.

In de Surinaamsche Courant en het G.A.B. van 1 Juni 1872 wordt een voorstelling van KARL STEELE, een pianist van het Groot Conservatorium van Leipzig, tezamen met W. NORTON, een New Yorkse zanger, aangekondigd.

Drie jaren later verschijnt er in de Surinaamsche Courant en het G.A.B. een grote advertentie om 2 artisten de heer en Mevrouw PHILION, die een kunstreis door de wereld maken, aan te kondigen. Het echtpaar werd bijgestaan door ROBERT DARTON, toneelkunstenaar, komiek, vocalist en pianist, laatstelijk directeur van de Shiel Barry Comedy Compagnie. De eerste voorstelling werd op 4 December 1875 in Thalia gegeven, het programma bevatte lucht- en goocheltoeren, vuureten, toeren van Hindostanse en Japanse behendigheid. Een kluchtspel “De echtgenoot onder de pantoffel” besloot de voorstelling.

In Januari 1888 kwamen de gebroeders JOHN en ALEXIS VILAIN in Suriname en gaven met welwillende medewerking van enige dilletanten concerten.

Tijdens de woelige Meidagen van 1891 was er een Braziliaans circus in Paramaribo, het circusgezelschap bestond uit 7 dames, 10 heren, 8 paarden, 2 steenezels en 31 honden. De nieuwsbladen die wij van die dagen raadpleegden staan vol berichten over de politieke toestand en de gespannen verhoudingen, slechts in een blad van 24 Mei verscheen het bericht dat de redactie een voorstelling van het circus op het Vaillantsplein had bijgewoond, dat de tent vrijwel bezet was en het paarden- en hondenspel het publiek veel genoegen verschafte.

Minder succes had de Dominion Concert Company, die in Augustus 1891 concerten en zangnummers bracht. O.a. werd “Gloria in excelsis” van Mozart gegeven.

In November 1891 bracht een ander gezelschap van paardenrijders en acrobaten onder directie van zekere GARDNER een bezoek aan Suriname, welk bezoek in Maart 1893 werd herhaald. In het laatstgenoemde jaar bezocht een pianist Prof. MOREIRA DE SA Suriname.

Ook in 1892 konden de inwoners van Paramaribo van een operagezelschap genieten; in Juni kwam hier het “Hamilton en Rial Grand Opera gezelschap” aan. Van de vertoonde opera’s noemen wij Maritana, Fra Diavolo, The Bohemian girl, Girofle-Girofla, Les Cloches, Faust en Il Trovatore en Mascotte. Hetzelfde jaar gaf een Spaans circus hier opvoeringen. WILLEM COENEN, die zich in 1892 in Suriname bevond, liet zich, naar een krantenbericht in die dagen, overhalen hier op 14 September een concert te geven. Het programma bevatte o.a. Prélude en Fuge E. Moll, Opus 35 No. 1 van Mendelssohn, een sonate van Beethoven en stukken van Chopin, alsmede Rhapsodie Hongroise van Liszt. Na afloop van het concert werd de pianist onder fakkellicht en muziek naar de Buiten Societeit , “Het Park” geleid, waar Mr D. JUDA, President van het Hof van Justitie hem namens de aanwezigen toesprak.

In Juni 1893, bezoekt de heer JOSEF HEINE met gezelschap Suriname om concerten te geven. De door hem geplaatste advertenties verschijnen in de Engelse taal met zijn foto; in die advertenties wordt vermeld dat Heine violist is van ,,Keizer Don Pedro” te Rio de Janeiro en zijn vlool f4.3000 waard is. Op het programma komen stukken van Chopin, Mendelssohn, Rossini en Heine voor.

De West-Indiër van 13 December 1893 vermeldt dat Prof. JESSURUN en gezelschap een vocaal en instrumentaal concert in Paramaribo gaf, gevolgd door de vertoning van magische en goocheltoeren. Als bijzonderheid wordt nog verteld dat de professor een door hem zelf vervaardigd instrument “the tobacco box” bespeelde. Dit instrument had slechts één snaar en gaf de zuiverste en meest welluidende tonen weer.

Ten slotte weten wij uit een bericht in de Surinaamsche Almanak 1894 dat op 26 November 1894 de Salambo’s New York Vaudeville Company, bestaande uit zangers, dansers, goochelaars en acrobaten, Suriname bezocht.

MUZIEK

Gegevens omtrent concerten gegeven door amateurs zijn schaars. A. VON SACK schrijft in Reise nach Suriname (1821): Verscheldene heren, die smaak voor muziek hebben geven bijna alle weken een concert, waartoe zij gezelschap vragen.

In 1835 kwamen de gebroeders Pos in Suriname aan, aanvankelijk voor een kort verblijf, doch zij bleven hier. Prins WILLEM FREDERIK HENDRIK die in dat jaar Suriname bezocht woonde een door de heren Pos gegeven soiré musicale bij. De heren voerden omstreeks 1840 in Thalia de eerste acte van “De barbier van Sevilla” op.

Hierna ontstond het muziekgezelschap “Cecilia” dat hier heren en dames concerten gaf; de entree was niet laag, niet minder dan f15 moest voor een plaats worden betaald.

In Pro Arte een door de heer en mevrouw FEINLAND gegeven tijdschrift aan de kunst gewijd, publiceerden wij in 1941 een programma van een op 17 Augustus 1843 gegeven concert, waarin de heer M. POS optrad in “Fantasie voor de viool” van Kalliwoda. Het concert werd gegeven door G. F. SOMMER, die een aria uit ,,le Chalet” van Adam en met ,,een liefhebber” een duet uit Belisario van Donizetti zong. FEINLAND schreef dat de werken in het programma vermeld, blijk geven dat de concertgevers volkomen op de hoogte van de muziek ult die tijd waren en de samenstelling van het programma gelijk staat met concertprogramma’s uit die dagen in de Europeese landen.

In 1876 werd Sempre Crescendo opgericht, deze vereniging telde haar

leden uit de beste klassen van de Surinaamse samenleving: een zangtrio bestaande uit de heren SCHIMMELPENNINCK, LOTH en BREMEN, respectievelijk Administrateur van Financien, Gouvernements Landmeter en Controleur der Belastingen werkte met de vereniging mede.

In November 1890 gaf de vereniging Philotechnic, met medewerking van de muziekmeester J.N. HELSTONE, een concert in Thalia. De heer HELSTONE vertrok in 1899 naar Leipzig waar hij o.a. bij prof. Weidenbach aan het Conservatorium studeerde. Na zijn terugkomst in Suriname heeft hij het muziekleven hier sterk beïnvloed. Een monument werd in 1948 ter ere van deze Surinaainse pianist en componist in Paramaribo opgericht.

VERMAAK

Behalve concerten, opera’s en toneelvoorstellingen lezen wij van andere vermakelijkheden, die in de loop der tijden aan het Surinaams publiek werden geboden. Op 12 Januari 1820 werd in een theater aan de Saramaccastraat door ,,jonge liefhebbers” een voorstelling gegeven waarin op het stijve en slappe koord werd gedanst. In de Surinaamse Courant van 13 September 1826 kondigt E. NAHAR aan dat in de Burenstraat een “Theatre Optique” is gevestigd, waarin voorstellingen worden gegeven. Het programma van de eerste voorstelling vermeldt de vertoning van een stad in Zuid-Holland, een Turks landschap, het bombardement van Algiers op 27 Augustus 1816, de intocht der Franse troepen in het Kremlin en de brand van Moscou. De toegangsprijzen waren zeer hoog van f 10 tot f 5, maar werden later matiger.

In April 1829 beveelt een zekere BOAS een ,,toneel van mechanique gogelkunst” aan. In 1835 lezen wij van een theater van variétés van G. VILALLAVE, waarin kunstsprongen op het gespannen koord worden uitgevoerd en gezichten van de stad Napels worden vertoond. Door een zekere BLANK werd in 1847 een caroussel voor het publiek opengesteld.

In 1892 werd voor het eerst een kinderballet opgevoerd in een voorstelling ten bate van de armen der Ned. Portugees Israelietische Gemeente. Onder leiding van de heren G. RUSTWIJK en J. W. BUENO DE MESQUITA stond een in Maart 1896 door 80 kinderen van 6-15 jaar tot vier malen toe opgevoerde operette ,,Prim van Sind”. Gouverneur VAN ASCH VAN WIJCK (1) onthaalde de kinderen die aan de operette hadden deelgenomen ten Gouvernementshuize.

In het jaar 1899 deed de cinematograaf zijn intrede in Suriname (2).

Ten slotte zij vermeld dat TEENSTRA in de Negerslaven in de kolonie Suriname (1842) mededeelt dat de meest gezochte uitspanning bij de beschaafde standen in zijn tijd het Ombre-spel was. Hij becritiseert de zucht tot spelen in Suriname en zegt dat er zelfs plantages bij het kaartspel verloren werden. Typisch is zijn mededeling: “Zonder de twee en vijftig kaarten zou men de twee en vijftig weken niet kunnen omkrijgen.”

(1) Jhr. Mr T. A. J. VAN ASCH VAN WIJCK (1891-1896)

(2) Zie de “Geschiedkundige sprokkelingen” in de W.I. Gids 30, 1949, p. 317.

Summary

The Encyclopedia for the Netherlands West Indies (1916) makes reference to various theatrical companies which gave performances in Surinam in former years; it further records the following: What was produced by these amateur actors and what results they achieved cannot be traced back.

The author trys to fill this gap by giving an account of plays and examples of the entertainments in Surinam prior to the year 1900. He deals successively with: 1) Drama. 2) Foreign companies of players. 3) Music. 4) Entertainments.

In the first part he summarizes plays given by various amateur clubs, and gives a short description regarding the establishment of the Dramatic Association “Thalia” that is still active and which gave its first performance in 1840.

Furthermore, he indicates the arrival of opera-producing companies from abroad and the works they rendered, foreign concert virtuosos, and circuses which visited here.

In the third part of the article attention is drawn to local musical associations and their propaganda.

In conclusion the writer has explained about various kinds of diversions with which our ancestors amused themselves.

Dit artikel is overgenomen uit :

De West-Indische Gids 35e Jaargang. No. 3. Den Haag: Martinus Nijhoff, 1954

Share this:

  • Email
  • Facebook
  • Twitter
  • Print

Like this:

Like Loading...
logo

Enter your email address to subscribe to this blog and receive notifications of new posts by email.

Join 945 other subscribers

Recent

  • Tooneel des oorlogs. Lambert van den Bos (1675)
  • Kolonisatie van de Portugeesch Joodsche Natie in Suriname. Fred. Oudschans Dentz (1927)
  • Afrikanische Relikte und Indianische Entlehnungen in der Kultur der Buschneger Surinams. Lindblom (1924).
  • Nieu-Nederland versus Guajana. Otto Keye (1659/1672)
  •  Schaduwbeelden uit Suriname. Anna Ampt (1858).
  • Le Mercure historique (1750)
  • De Commandant van de Negerjagers. J.H. van Balen (1890)
  • Stedmans ´Narrative´ in de Buku collectie
  • Surinaamsche mengelpoëzy. P.F. Roos (1804)
  • Kleines Magazin von Reisen. J.G. Stedman (1800)
  • Beschrijving van Suriname. Van Sijpesteijn (1854)
  • Tagebuch einer Reise durch Holland und England. Sophie von La Roche (1788)

Koloniale Wereld Tentoonstelling Amsterdam (1883)

Wilhelmina van Eede

Categories

  • 17th century books
  • 18th century books
  • 19th century books
  • 20th century books
  • Bibliotheca Surinamica
  • Children's Books
  • Dutch books
  • English books
  • French books
  • Genealogie
  • German books
  • Indian diaspora
  • Italian books
  • Latin books
  • Law
  • medical
  • Parbode
  • Sranan Tongo Books

Paginas

  • Postcards from Suriname
    • Black in postcards
  • Albert Helman
  • Antiquariaat Buku
  • Bibliotheca Surinamica
    • Buku logo
    • Onzichtbaar erfgoed
    • OSO, tijdschrift voor Surinamistiek
  • Brand in Paramaribo
  • Chinezen in Suriname
  • De negerhut
    • Illustraties in vroege edities van Oom Tom
    • Oom Tom in andere talen
  • Duitsers in Suriname
  • Ebony in Suriname
  • Edgar Cairo
  • Een begrafenis
  • Ellen Ombre
  • Galerie Buku
  • Indianen in Suriname
    • In de schaduw van de tijger
  • Indiase diaspora
  • Joanna & Stedman
  • Joden in Suriname
    • David Nassy’s “Furlough” and the Slave Mattheus
  • Klassieke muziek
  • Les Habitants de Suriname
    • Les Indiens
    • Les Négres de Bois
    • Les Négres Sédentaires
  • Natalie Zemon Davis
    • Judges, Masters, Diviners: Slaves’ Experience of Criminal Justice in Colonial Suriname
    • Origins and uses of the creole languages in 18th century Suriname
  • Silvia de Groot
  • Slaven aan het woord
  • Slavernij Verbeeld
  • Stereotype kinderboeken
  • Surinaamsche Mengel-poëzy
    • Annette de Vries
  • Suriname in Wolfenbüttel
  • Surinamica verzamelen
  • Swart in Nederland
  • Voedsel
  • Vrouwen van Suriname
  • Welkom bij Buku
  • Wilhelmus Dortants (1855-1906)
  • Winti

buku

abolitionism Add new tag artsenij binnenland boeroes British Guiana democratie Duits Dutch EBG English expedities feest fiction flora & fauna Frans Guyana French genealogie German geschiedenis handel hindu hugenoten Illustrated Books india Indianen jews Judaica jurisdiction katholieken kinderboek Koloniale Staten koloniale tentoonstelling kolonisatie kunst Language manumissie maps marrons medical muziek Onderwijs photos plantages poetry politiek reizen religie religion Slavery Stedman stedmania theater tijdschriften travel West-Indies
  • German books

Blog at WordPress.com.

  • Follow Following
    • Buku - Bibliotheca Surinamica
    • Join 945 other followers
    • Already have a WordPress.com account? Log in now.
    • Buku - Bibliotheca Surinamica
    • Customize
    • Follow Following
    • Sign up
    • Log in
    • Report this content
    • View site in Reader
    • Manage subscriptions
    • Collapse this bar
 

Loading Comments...
 

    %d bloggers like this: