In augustus 2015 bezocht ik het stadje Wolfenbüttel in Duitsland. Het doel van dit bezoek was tweeledig. Allereerst stond de 39e International Wolfenbüttel Summer School op het programma. Dit jaar was het thema van de Summer School: Early Modern European Black Studies. Daar mocht ik aan PhD-studenten een college geven met de titel Trans-Atlantic slavery in Early German Literature (1673-1797). Ten tweede wilde ik van de gelegenheid gebruik maken om in de Herzog August Bibliothek (HAB) te zoeken naar Duitse teksten waarin Suriname een rol speelt. Dit in het kader van mijn onderzoek naar de representatie van Suriname in vroege Duitse literatuur (1673-1893).

Herzog August Bibliothek (Wolfenbüttel)
Wolfenbüttel is een klein stadje in Neder-Saksen, vlak onder Braunschweig, en telt ca. 50.000 inwoners. Als je met de auto vanuit Amsterdam naar Berlijn rijdt (over Hengelo, Osnabrück, Hannover) kun je het eigenlijk niet missen. Niemand zou het toch kunnen verzinnen?: Wolfenbüttel ligt aan het riviertje de Oker. In zijn Over de geheimen van de liefde schrijft Edgar Cairo, één van de grootste Surinaamse schrijvers, hoe zeer Suriname en de oker met elkaar verbonden zijn (De Gids, Volume 153, 1990). Maar voor wie geïnteresseerd is in de link tussen Suriname en dit kleine stadje aan de Oker (en haar omgeving) hoeft niet lang te zoeken naar aanknopingspunten.

Wolfenbüttel
In de wijde omtrek van Wolfenbüttel vinden we veel plaatsnamen die direct of indirect verbonden zijn met Suriname. Zo ligt in het zuiden van Neder-Saksen het plaatsje Goslar. Het Duitse koopvaardijschip dat in 1940 tot zinken werd gebracht in de Surinamerivier, op de rede van Paramaribo (en er nog steeds ligt) ontleent haar naam aan deze stad. Maar er zijn ook Duitse gemeenten die een directe historische verbinding hebben met Suriname die teruggaat tot in de 18e eeuw.
In 1739 kreeg Nicolaas Horstmann de opdracht om, met vier ‘vrije Creoolen’, de binnenlanden te verkennen van Essequibo, een Nederlandse kolonie in Zuid-Amerika. Deze kolonie vormde tezamen met Suriname, Demerara en Berbice Nederlands Guyana. Horstmann ondernam een expeditie op de rivier de Essequibo en zakte de rivier de Branco af, tot aan de Rio Negro.[i] Hortsman was een Duitse chirurgijn die afkomstig was uit de stad Hildesheim. Hildesheim ligt op zo’n 40 kilometer ten westen van Wolfenbüttel.
Hoe de familieband er precies uitzag tussen deze Nicolaas Horstmann en de geneesheer Friedrich Wilhelm Rudolf Horstmann die zich in 1818 in Paramaribo vestigde, moet verder onderzoek nog aantonen. Dr. F.W.R. Horstmann was in 1794 geboren in Hildesheim en had ik Göttingen geneeskunde gestudeerd. In Suriname had hij een aanzienlijk fortuin verdiend door zijn medische praktijk.[ii] In 1836 trad hij op 41 jarige leeftijd in het huwelijk met Johanna Catharina Heidweiler die toen 19 jaar oud was (zij was een dochter van de weduwe Stuger).[iii] Het echtpaar woonde in de Heerenstraat A.72 tegenover de apotheek Van Amson. De plantage Hannover, genoemd naar de gelijknamige hoofdstad van Nedersaksen (niet ver van Wolfenbüttel) was eigendom van F.W.R. Horstmann.[iv]
Schloss Salzdahlum
Een andere Surinaamse plantage die haar naam te danken heeft aan de directe omgeving van Wolfenbüttel is de plantage Saltzhalen. Deze koffieplantage, gelegen aan de Commetewanekreek, was eigendom van Frederick Coenraad Bossé. Hij was afkomstig uit Braunschweig. Interessant genoeg is dat Bossé door zijn huwelijk met de mulattin Maria Janz. in 1727 aan zijn rijkdom kwam. Zij was geboren op St. Christoper (het huidige St. Kitts) en was een slavin van Jan van Susteren die waarschijnlijk ook haar vader was. Hij nam haar mee naar Suriname waar zij in 1713 werd gemanimutteerd.[v] Elisabeth Samson, de beroemde rijkste vrije zwarte vrouw van Suriname uit de 18e eeuw, was een (half)zus van de kinderloos gebleven Maria Janz. Plantage Saltzhalen werd genoemd naar het het Lusthaus Salzthalen dat precies tussen Wolfenbüttel en Braunschweig lag. Op die plek werd later het Schloss Salzdahlum gebouwd.
Suriname kent ook een plantage met de naam Hildesheim (vernoemd naar de Duitse stad). Deze is gelegen aan de Saramaccarivier. In de Surinaamsche Almanak van 1825 vinden we Plantage Hildesheim als katoenplantage. De plantage is 1000 akkers groot. Uit een advertentie in de Geprivilegeerde Surinaamse Courant van 14 febrauri 1825 weten we dat er op deze plantage 91 slaven werkten. De eigenaar is Johan Julius Gottlieb Spilker, een kleurling. Hij was getrouwd met Anna Jacoba Helena Francina von Jeckel des Borgnes. Maar uit de Almanak van 1834 blijkt dat de plantage, nog steeds in handen van J.J.G. Spilker nog maar 500 akkers beslaat en men is overgestapt naar de verbouw van koffie. Datzelfde jaar verkoopt Spilker Hildesheim, zonder slaven, aan Jacoba Wilhelmina de Bye. In 1842 werken er nog 26 slaven op de koffieplantage Hildesheim.

Gepriviligeerde Surinaamsche Courant 14 februari 1825
Dankzij historisch onderzoek (vaak ook genealogisch onderzoek) weten we iets over de Duitsers die in de loop der eeuwen naar Nederland zijn gekomen. Veel van deze immigranten gingen een militair dienstverband aan voor uitzending overzee. Zo kwamen grote aantallen Duitse militairen terecht in het voormalige Nederlands-Indië en in Suriname. Veel van hen bleven na hun dienstverband hangen. In Suriname konden velen van hen aan de slag op de plantages. Eerst als blankofficier, waarna een aanstelling als directeur of zelfs administrateur tot de mogelijkheden behoorden.
Zo vinden we aan het einde van de 18e eeuw Suriname bijvoorbeeld Johann Heinrich Dietzel. Ergens tussen 1789 en 1799 verliet hij zijn geboorteplaats Gross-Schwülper. Schwülper maakt nu deel uit van de gemeente Papenteich, gelegen ten noorden van de stad Braunschweig. Dietzel ging via Amsterdam naar Suriname. Daar werd hij ingezet in de strijd tegen de weggelopen slaven, de marrons. Hij schopte het tot posthouder van Nickerie. Onlangs doken er brieven op die hij vanuit Suriname naar zijn familie in Duitsland stuurde. Naar deze brieven wordt op dit moment onderzoek gedaan. Meer informatie daarover volgt.
Maar niet alleen vinden we de ‘gewone man’ die dienst nam er naar Suriname vertrok. Ook op hoog adelijk/koninklijk niveau was er sprake van een directe band tussen het vorstendom Wolfenbüttel en Suriname. Op 23 februari 1763 begonnen slaven in Berbice een opstand die tot het voorjaar van 1764 duurde. Er was sprake van honger onder de slavenbevolking en de straffen waren bijzonder wreed. Berbice was toen een Nederlandse kolonie (nu Brits-Guyana) en telde 3833 Afrikaanse slaven, 244 indiaanse slaven en slechts 346 blanke Europeanen. De opstandige slaven, zo’n 3000 in getal, staken plantagehuizen in brand en namen bezit van het zuidelijk deel van de kolonie. De blanken vluchtten naar het noordelijke deel van Berbice. De hertog Lodewijk Ernst van Brunswijk-Wolfenbüttel speelde een belangrijke rol bij de strijd tegen de rebellerende slaven.

Lodewijk Ernst Hertog van Braunschweig-Wolfenbüttel (1718-1788)
Hij was veldmaarschalk en commandant van de militie der Verenigde Nederlanden. Ook was hij voogd van stadhouder Willem V. Door de Staten-Generaal werd de hertog van Brunswijk-Wolfenbüttel gevraagd een onderzoek in te stellen en met een plan van aanpak te komen. Dat plan bestond uit het sturen van zo’n 650 soldaten naar de Berbice. Met behulp van Franse- en Engelse troepen en de versterkingen uit Nederland werd de rebellie de kop ingedrukt. Bijna tweeduizend slaven en veertig blanke Europeanen werden gedood.
Nieuwe special kaart van de colonie Suriname met de tot culture gebragt zyn de landen en plantagien eerbiedigst opgedragen aan alle geinteresseerden op en ingezetenen der gemelde colonie (detail, 1801)
De meest in het oog springende band tussen Suriname en Wolfenbüttel in Duitsland is natuurlijk de plantage Wolfenbuttel. In 1737 werd voor het eerst melding gemaakt van de ‘coffiegrond Wolffenbuttel, gelegen aan het reypad’. Volgens de Surinaamsche Almanak van 1798 stond de boedel Hatterman als eigenaar van deze grond geregistreerd. De Administrateur was den Boedel Wiltens Andree. Ene Swenke was er op dat moment directeur.

Wasvrouwen op plantage Wolfenbuttel bij Paramaribo (Foto: collectie KIT)
Op deze, vlakbij Paramaribo gelegen, plantage werd in 1895 een inrichting gebouwd voor psychiatrische patiënten. In de volksmond werd Wolfenbuttel ook wel ‘Colera’ genoemd. In vroeger tijden werden de psychiatrische patiënten opgesloten in barakken waar eerder cholerapatiënten in quarantaine werden gehouden. In 1953 werd de officiële naam ’s Lands Psychiatrische Inrichting (LPI).
Wolfenbüttel is een prachtig klein stadje. De kruidenlikeur Jägermeister komt hier vandaan. Maar de stad is natuurlijk veel belangrijker vanwege het feit dat de Herzog August Bibliotheek (HAB) er gevestigd is. Deze bibliotheek, gesticht in 1572, behoort tot één van de belangrijkste in Europa. De HAB kwam voort uit de hofbibliotheek van de hertog Julius von Braunschweig-Lüneburg (1528-1589). De HAB bezit een grote hoeveelheid incunabelen en bijzondere handschriften, waaronder bijvoorbeeld de Codex Carolinus, met een fragment uit een vermoedelijke vijfde-eeuwse Gotische Bijbeltekst. Ook beschikt zij over twee Griekse handschriften van de Bijbel uit de vijfde en zesde eeuw. De HAB omvat naar schatting ca. 900.000 boeken.

Eén van de vele zalen van de Herzog August Bibliotheek in Wolfenbüttel
Maar één van de redenen voor mij om af te reizen naar Wolfenbüttel was nu juist om te kijken welke Surinamica er in de HAB te vinden is. Het onderzoek ter plaatse is niet voor niets geweest. De HAB beschikt over een schat aan boeken over Suriname, koloniale geschiedenis en slavernij waar menige bibliotheek in Nederland jaloers op zou zijn. Zo bezit zij één van de vroegste en zeldzaamste teksten in het Duits over Suriname: Aussführliche beschreibung der insul Surinam (1763). Van dit bijzonder zeldzame boekwerkje zijn slechts een paar bewaard gebleven (naast HAB beschikt ook de Harvard College Library over een exemplaar).
Een andere vroege beschrijving van Suriname die we in Wolfenbüttel vinden is: Otto Keyens kurtzer Entwurff von Neu-Niederland Und Guajana : Einander entgegen gesetzt/ Umb den Un Mohren-Tauf…. (Leipzig, 1672). Maar natuurlijk ontbreekt ook Maria Sybilla Merian niet. Zij vertrok in 1699 samen met haar dochter naar Suriname om er planten en dieren te tekenen. Een kostbaar exemplaar van haar Dissertatio de generatione et metamorphosibus insectorum Surinamensium (Gosse, 1726) vinden we in de bibliotheek.

Maria Sybilla Merian: bananenplant
Ook de eerste Duitse vertaling van Aphra Behn, de eerste roman die in Suriname speelt, behoort tot de HAB-collectie: Lebens- und Liebes-Geschichte des Königlichen Sclaven Oroonoko in West-Indien : Mit ihren wahrhafften und merckwürdigen Umständen (Hamburg, 1709). Voor de Surinamica-kenners noem ik verder Albert von Sack’s Beschreibung einer Reise nach Surinam und des Aufenthaltes daselbst in den Jahren 1805, 1806, 1807 (Berlin, 1818), verschillende titels van Philipp Fermin, de uit Berlijn afkomstige arts, die vele jaren in Suriname leefde.

Illustratie uit Fermin’s Histoire naturelle de la Hollande Equinoxale (1765)
Dit zijn slechts een paar Surinamica-titels die de HAB rijk is. De boeken en geschriften die over de Trans-Atlantische slavernij gaan, laat ik hier maar even buiten beschouwing. In dit artikel heb een indruk willen geven hoe rijk en divers het aandeel van dit stukje van Duitsland in de geschiedenis van Suriname is. Dat er een Surinaamse plantage Wolffenbuttel was is daar slechts één voorbeeld van. Het echte bewijs van die gedeelde geschiedenis blijkt uit het feit dat we in de Herzog August Bibliotheek belangrijke 17e en 18e eeuwse teksten vinden over Suriname. Voor wie iets wil leren over de geschiedenis van Suriname: op naar Wolfenbüttel!
Carl Haarnack
Noten:
[i] The Guiana Travels of Robert Schomburgk, 1835-1844: Explorations on behalf ..p. 274 en Hartsinck p. 266 + 267.
[ii] http://booksandjournals.brillonline.com/content/journals/10.1163/22134360-90000543?crawler=true (zie artikel Oudschans Dentz & Encyclopedie Nederlandsch West Indië.
[iii] idem
[iv] idem
[v] Deze informatie heb ik ontleend aan de De koffieplantage Salzhalen aan de Commetewanekreek. Phlip Dikland, 2005
Zie ook: Duitsers in Suriname