Tags

, , , , ,

De levende afgod, of De geschiedenis van de kankantrieboom. Een verhaal met drie platen en omslag in kleurendruk. Jan de Liefde. Amsterdam, 1891.

Jan de Liefde werd in Haarlem op 1e kerstdag 1814 geboren. Kort na zijn geboorte verhuisde het gezin naar Amsterdam waar zijn vader koster werd bij de Doopsgezinde Gemeente. Jan werd dominee in Woudsend. Vanaf 1839 werd hij godsdienstleraar in Zutphen. Hij ging zich bezig houden met evangelisatiewerk en schreef schoolboekjes met een christelijke signatuur. Hij woonde enige tijd in Londen en in Meurs (Duitsland). In 1856 richtte hij de Vrije Evangelische Gemeente op. De Liefde overleed op 6 december 1869.

Dit exemplaar is van de UB Amsterdam

Wanneer De Liefde deze novelle precies schreef is niet helemaal duidelijk maar de eerste melding vinden we in 1891 in een krantenadvertentie van Capadose, Vereeniging voor goedkope zondagsscholen. De auteur was toen al meer dan twintig jaar dood. In volgende jaren zouden er meer heruitgaven verschijnen. De auteur begint met een uiteenzetting over de Kankantrieboom. Vroeger stond er, zo begint hij, op iedere plantage zo´n boom. Die boom was mooier dan de andere bomen. De rechtop staande stam heeft een gelijkmatige dikte en diameter van 5 a 6 voet (een voet is 0,3048 meter). Ook de afgeronde kruin van de Kankantrie is van een buitengewone schoonheid. Men zou van deze boom gehouden hebben ware het niet dat hij door de ‘heidense negers’ godsdienstig werd vereerd. Hier toont De Liefde, vanwege zijn christelijke overtuiging, zijn afkeer tegen de boom. De slaven die op de plantage wonen zien de boom als hun beschermgod en brengen deze offers. Onder de boom vinden soms nachtelijke feesten plaats.

Litho van een Kankantri uit Benoit’s Voyage a Surinam (1839). Collectie Buku Bibliotheca Surinamica.

Het verhaal begint in 1699. De plantage eigenaar van een plantage aan de rivier C. (Commewijne?) besloot alle slaven, die net per schip van de Afrikaanse westkust naar Paramaribo waren gebracht, te kopen. Enkele van de slaven waren gewond geraakt bij een poging de bemanning van het slavenschip te overmeesteren. Die poging eindigde in een bloedbad. Op de plantage is er grote vreugde als de nieuwe slaven de Kankantrieboom ontdekken. Binnenkort zou er een feest gehouden worden op de plantage. De slaven namen een ritueel bad in de rivier. ’s Nachts kwamen zij bij de boom samen waar zij offers in de vorm van eten brachten. Ook vroegen ze de Kankantrie voor hen te zorgen en te voorkomen dat ze veel gestraft zouden worden.

Collectie UB Amsterdam

De Liefde heeft zich goed laten informeren over het culturele leven in Suriname want zijn kennis is meer dan oppervlakkig. Zo voert hij een Lukuman op en de Obiaman, die ook wel Tofruman wordt genoemd. Deze laatste kon op verzoek (en tegen betaling) liefde én haat tussen verschillende personen teweeg brengen. Het verhaal maakt een sprong naar het jaar 1750 waarin de slaaf Codjo wordt gemarteld en geradbraakt. Daarna volgt nog een sprong van vijftig jaar vooruit in de tijd. De eigenaar wil op de plek van de Kankantrie een voorraadschuur te bouwen. Hij vraagt aan de slaven op de plantage om daarin toe te stemmen. De boom blijft echter staan omdat een ‘negerpriester’ zich fel tegen de kap verzet. Rond 1850 als het christendom zijn intrede heeft gedaan op de plantage en hadden de ‘negers’ een ruw en wild leven ingeruild voor ‘Christelijke mildheid en zachtmoedigheid’. De slavenbevolking wordt gedoopt en de ‘leriman’ (zendeling) hakt de boom om. De auteur schrijft dat de lezers zich zullen verheugen dat de boom omgehakt is. Ik waag te betwijfelen of er vandaag de dag nog iemand is die het met hem eens is.

Dit boekje is bijzonder zeldzaam en in slechts in twee Nederlandse bibliotheken te vinden. Zelfs de Buku collectie beschikt helaas niet over een exemplaar.

Carl Haarnack