• Postcards from Suriname
    • Black in postcards
  • Albert Helman
  • Antiquariaat Buku
  • Chinezen in Suriname
  • De negerhut
    • Illustraties in vroege edities van Oom Tom
    • Oom Tom in andere talen
  • Duitsers in Suriname
  • Ebony in Suriname
  • Edgar Cairo
  • Een begrafenis
  • Ellen Ombre
  • Galerie Buku
  • Indiase diaspora
  • Joanna & Stedman
  • Joden in Suriname
    • David Nassy’s “Furlough” and the Slave Mattheus
  • Klassieke muziek
  • Les Habitants de Suriname
    • Les Indiens
    • Les Négres de Bois
    • Les Négres Sédentaires
  • Natalie Zemon Davis
    • Judges, Masters, Diviners: Slaves’ Experience of Criminal Justice in Colonial Suriname
    • Origins and uses of the creole languages in 18th century Suriname
  • Silvia de Groot
  • Slaven aan het woord
  • Slavernij Verbeeld
  • Stereotype kinderboeken
  • Surinaamsche Mengel-poëzy
    • Annette de Vries
  • Suriname in Wolfenbüttel
  • Surinamica verzamelen
  • Swart in Nederland
  • Voedsel
  • Vrouwen van Suriname
  • Welkom bij Buku
  • Wilhelmus Dortants (1855-1906)
  • Winti
  • Bibliotheca Surinamica
    • Buku logo
    • Onzichtbaar erfgoed
    • OSO, tijdschrift voor Surinamistiek
  • Brand in Paramaribo
  • Indianen in Suriname
    • In de schaduw van de tijger

Buku – Bibliotheca Surinamica

~ Library, archives & wunderkammer

Buku – Bibliotheca Surinamica

Tag Archives: religie

Passie foe Hemel (1901)

06 Sunday Feb 2022

Posted by Carl Haarnack in 19th century books, 20th century books, Bibliotheca Surinamica, Sranan Tongo Books

≈ Comments Off on Passie foe Hemel (1901)

Tags

religie

Passie foe Hemel, wan begi boekoe foe den Roomsoe Katholyki Soema. Gulpen: 1901.

In de Surinaamse bibliotheek vinden we boeken uit alle uithoeken van de wereld. Het merendeel van daarvan werd geschreven in het Nederlands. Dat is niet zo vreemd omdat Suriname meer dan 300 jaar onder Nederlands bestuur viel, van 1667 tot 1975. U zult verbaasd zijn over de hoeveelheid boeken over Suriname die in het Frans, Duits of in het Engels zijn verschenen. Dan zijn er nog een aantal boeken in het Zweeds, Italiaans, Spaans of Latijn. Toch is er nóg een belangrijke taal vertegenwoordigd in de Bibliotheca Surinamica namelijk het Sranan Tongo. Al vóór de verovering door Abraham Crijnssen in 1667 had zich in het gebied dat we nu Suriname noemen een creooltaal ontwikkeld. Toen Engelse en Joodse planters zich rond 1650 vanuit het overbevolkte Barbados in Suriname vestigden namen zij hun Afrikaanse slaven mee. De contacttaal waarmee de slaven onderling en de planters met de slaven communiceerden werd vroeger aangeduid als ‘Neger-Engels’ (‘Negro-English’). Die taal ontwikkelde zich tot de huidige lingua franca van Suriname: het Sranan Tongo, ofwel, Sranan.

Plantagekerk in Suriname

Het Sranan was en is misschien nog steeds vooral een spreektaal. De eerste gedrukte bron waarin we deze taal tegenkomen is in 1718 in Beschryvinge van de volk-plantinge Zuriname van J.D. Herlein, mogelijk een Franse Hugenoot, die tussen 1707 en 1715 in Suriname verbleef. De echte boeken die volledig in het Sranan zijn geschreven dateren van de 19e eeuw. Zij komen vrijwel allemaal voor rekening van de missionarissen die in Suriname begonnen, in eerste instantie vooral van de Herrnhutters (Evangelische Broedergemeente) en later ook door de katholieke kerk.

Dit kleine boekje (8.5 x 13 cm)  Passie foe Hemel, wan begi boekoe foe den Roomsie katholyki soema (1901) is zo’n zeldzaam dat volledig in het Sranan is geschreven (op een aantal kleine teksten in het Latijn na). Het werk van de missionarissen bestond hoofdzakelijk uit het verspreiden van het geloof. Alles wat een katholiek moest leren en weten stond in de catechismus. In Suriname werd de catechismus verkort en vertaald in het Sranan. Zo verschenen er kleine boekjes zoals Pikien Katechismus (xxxx) aan de hand waarvan de priesters leerlingen konden zo onderrichten dat zij alles uit het hoofd konden leren en de teksten uit het hoofd konden opzeggen. De meeste mensen in Suriname konden niet lezen of schrijven. Bij de catechese werd uiteraard ook gezongen. Passie foe Hemel is een gezang en gebedenboek dat speciaal voor de missie in Suriname gemaakt werd. Passie foe Hemel betekent zoveel als de weg naar de hemel of de hemelse weg. Het werd gedrukt in Gulpen (Limburg) door de firma M. Alberts, opgericht in 1792. Alberts was de vaste drukkerij van veel Limburgse katholieke instituten zoals het priesterseminariaat Rolduc. Het boekje begint met Wan Lijst foe den Feesti. Dan volgen er gebeden zoals Mamatem Begi of Akte foe Berouw: “Mi Gado, mi Masra! Alla zondoe, disi mi ben doe, de hati mi foetroe….”. Er zijn vertellingen, biechten, missen, psalmen, litaniën en gezangen.

Hoewel het boekje is gemaakt om de ongeletterde bevolking van Suriname het katholieke geloof bij te brengen is het ook direct een rijke historische bron die iets laat zien van de verhoudingen tussen kerk en samenleving. Maar nog belangrijker is het feit dat het boek ons iets leert van het Sranan aan het eind van de 19e eeuw. Voor taalwetenschappers en anderen die geïnteresseerd zijn in het Sranan bevat het een schat aan informatie.

Passie foe Hemel verscheen voor het eerst in 1871 (‘s-Hertogenbosch: Lutkie & Cranenburg), gevolgd door nog een druk in 1896 (Gulpen: Alberts, 1896). Van Passie foe Hemel zijn er maar een paar exemplaren bewaard gebleven en die vinden we voornamelijk in Nederlandse universiteitsbibliotheken. Het exemplaar uit de Buku Bibliotheca Surinamica collectie behoorde ooit toe aan de vermaarde linguist/Surinamist Jan Voorhoeve (1923-1983) die in 1956 naar Suriname kwam om aan een nieuwe bijbelvertaling te werken in het Sranantongo. Hij was de drijvende kracht achter het Surinamenummer van het tijdschrift De Tsjerne (1953) en heeft verschillende publicaties over de Surinaamse taal en -literatuur op zijn naam staan.

Carl Haarnack

literatuur:

  • Arends, Jacques & Perl, Matthias. Early Suriname Creole Texts. A Collection of 18th-century Sranan and Saramaccan Documents. Madrid / Frankfurt, 1995.
  • Margot van den Berg. A grammar of early Sranan. Amsterdam, 2007.

Titelpagina

Share this:

  • Email
  • Facebook
  • Twitter
  • Print

Like this:

Like Loading...

Roomsch-Catholijke Catechismus (1847)

12 Saturday Nov 2016

Posted by Carl Haarnack in 19th century books, Bibliotheca Surinamica, Sranan Tongo Books

≈ Comments Off on Roomsch-Catholijke Catechismus (1847)

Tags

Language, Onderwijs, religie

Roomsch-Catholijke Catechismus of Kort Begrip der Christelijke Leering in de Neger-Engelsche Taal voor de Kolonie Suriname met de Gebeden van den Nooddoop de Morgen en Avondgebeden [….] Amsterdam: C.L. van Langenhuysen, Singel, in den Berg Tabor, no. 465, 1847.

In het jaar 1735 kwamen de eerste Moravische Broeders, de Herrnhutters, aan in Suriname. Dat kon gebeuren omdat Graaf Nikolaus von Zinzendorff, de leider van deze piëtistische beweging, bevriende relaties had het bestuur van de Geoctroyeerde Sociëteit van Suriname. Kort daarna, in 1740, gaf de gereformeerde kerkenraad in Amsterdam toestemming voor de oprichting van een Lutherse gemeente in Paramaribo. Suriname werd door velen gezien als een protestantse kolonie en moest dat vooral blijven. Pas aan het eind van de 18e eeuw kreeg de Rooms-Katholieke kerk in Suriname voet aan de grond. Voorwaarden voor de vestiging van een katholieke gemeente waren dat hun kerk er niet als kerk uit mocht zien, zij uit de buurt van gereformeerden en luthersen moesten blijven én zij zich niet met de slaven mochten bemoeien.[i]

katholieke-kerk-klein

Katholieke Kerk in Paramaribo en een begrafenis processie (1839)

Op 21 november 1817, binnenkort 200 jaar geleden, arriveerde de Amsterdamse priester P. Wennekers in Paramaribo. Hoewel Wennekers al in 1823 in Suriname overleed heeft hij toch in belangrijke mate zijn stempel op de katholieke kerk in Suriname kunnen zetten. Hij richtte in Nederland een liefdefonds op om in Paramaribo een school te stichten en om slaven vrij te kopen. Ook leerde hij Sranan Tongo om met de slavenbevolking te kunnen communiceren. Aan hem hebben we dan ook dit prachtige Sranan Tongo-boekje te danken. Het is in een groen linnen bandje gevat en de bladsneden zijn verguld.

Zoals te verwachten vinden we in het boekje teksten als:

“Mi Gado, mi Masra! Alla ogri disi mi ben doe, dee hatti mi foetroe, bikasi nanga datti mi ben trobbi joe, mi Gado!”

Maar het boekje bevat ook aanwijzingen voor de missionarissen die in het Nederlands zijn opgesteld:

“Indien het een nieuwe Neger is, die de taal nog niet goed verstaat, brengt men hem inde opene lucht, wijst men met hand naar den Hemel, om hem God in zijne groote werken te doen kennen …..”.

Dit maakt het boekje niet alleen interessant voor taalkundigen die het Sranan Tongo bestuderen maar ook voor historici die iets proberen te begrijpen van het leven in de slaventijd.

kankantrie

Kankantrieboom Suriname (Benoit, 1839)

Dat het katholicisme niet altijd door alle slaven met gejuich zal zijn ontvangen mag blijken uit het volgende. Op 24 juli 1821 werd op de plantage La Ressource een Kankantri omgehakt. Deze katoenboom (na Busi Gado) werd door slaven vereerd. Wennekers noemde deze boom een Afgoderij Boom. Op de plek waar de boom stond werd het Heilige Kruis geplant. In zijn boekje publiceerde hij Gezang ter Eere van het H. Kruis (Na Kownu fraga tiki), een vertaling van het Latijnse Vexilla Regis. Hij droeg dit lied op aan Mejufrrouw Anna Martina van Gelderland, eigenares van La Ressource aan de Saramacca.

de-berg-thabor-boekenwinkel-langenhuyzen-hoek-van-singel-434-en-de-beulingstraat-beeldbank-stadsarchief-amsterdam

In den Berg Tabor. De boekwinkel/uitgeverij van C.L. van Langenhuyzen op de hoek van de Singel (nu no. 434) en de Beulingstraat (Beeldbank Stadsarchief Gemeente Amsterdam)

Het boekje werd in 1847 uitgegeven door C.L. van Langenhuysen die gevestigd was aan het Singel 434 in Amsterdam (hoek Beulingstraat). Het is herdruk van het boekje dat Wennekers in 1822 bij Tetroode in Amsterdam liet verschijnen. Dit exemplaar uit de Buku-collectie werd, zo blijkt uit de handgeschreven ex-dono op het titelblad, geschonken door Jacobus Groof (die meer dan twintig jaar in  Suriname werkte) aan frater J. van Vree. Deze laatste was president van het seminarie van Warmond waar Grooff theologie gestudeerd had. Dat is ook direct het geheim hoe het kan dat dit boekje in zo’n goede staat bewaard is gebleven: het is nooit blootgesteld aan de Surinaamse klimatologische omstandigheden. Er zijn maar weinig gedrukte bronnen met teksten die in het Sranan Tongo zijn geschreven. Daar moeten we zuinig op zijn. In Suriname zijn de exemplaren die ooit door katholieke missionarissen zijn meegebracht allang verdwenen. In Nederland beschikken alleen de bibliotheken van de universiteit van Leiden en Maastricht over een exemplaar.

Carl Haarnack

[i] Zie: Joop Vernooij, De regenboog is in ons huis. De kleurrijke geschiedenis van de r.k. kerk in Suriname. p. 14 e.v.

titelblad

Share this:

  • Email
  • Facebook
  • Twitter
  • Print

Like this:

Like Loading...

Iets over de Hindoe-vrouw door C. van Drimmelen (1912)

15 Saturday Oct 2016

Posted by Carl Haarnack in 20th century books, Bibliotheca Surinamica, Dutch books

≈ Comments Off on Iets over de Hindoe-vrouw door C. van Drimmelen (1912)

Tags

Dutch, hindu, india, religie, West-Indies

Iets over de Hindoe-vrouw: bijdrage tot de kennis van het leven, de zeden en de gewoonten van het volk, waartoe de Britsch-Indische immigranten in Suriname behooren. C. van Drimmelen. Paramaribo: Immigratie-Departement, 1912.

eunoobia

Eunoobia, Paramaribo (ca. 1908)

Misschien dat de term ‘boek’ voor deze titel enigszins overdreven is. Het werkje bestaat uit niet meer dan 15 pagina’s. Maar er zijn genoeg redenen om voor deze titel op deze plek aandacht te vragen. Doorgaans schrijven we hier over boeken die minimaal honderd jaar oud zijn. Dat betekent dat er relatief weinig aandacht is voor bijvoorbeeld de immigranten uit wat vroeger Brits-Indië heette. De vroegste titel die die betrekking heeft op de ‘Hindostanen’ in Suriname die we in de Koninklijke Bibliotheek in Den Haag vinden dateert van 1930 (De Britsch-Indiërs in Suriname: een korte schets benevens een handleiding voor de beginselen van het Hindi door Rudolf Karsten). Omdat er in Nederlandse bibliotheken slechts vier exemplaren van ‘Iets over de Hindoe-vrouw’ te vinden zijn mogen we dit boekje gerust zeldzaam noemen.

nickerie-1835

detail van kaart Generale Kaart van Suriname. M.D. Teenstra (Landbouw in de Kolonie Suriname, 1832)

Corstiaan van Drimmelen (1860–1935) leefde tussen 1884 en 1921 in Suriname. Hij kwam daar als luitenant en vervulde na zijn diensttijd verschillende bestuurlijke functies. Eerst was hij lange tijd districtscommissaris van Nickerie om vervolgens, in 1902,  hoofd van het departement Immigratie te worden. Hij nam deel aan een aantal wetenschappelijke expedities naar de binnenlanden van Nickerie. Hij vernoemde de waterval in de Boven-Nickerie naar zijn vrouw Blanche-Marie. In 1914 werd in Nickerie een polder aangelegd die haar naam aan hem ontleende: De Van Drimmelenpolder.

Tijdens zijn baan als agent-generaal voor de Immigratie schreef hij Iets over de Hindoe-vrouw. In Hindostan wonen, zo schrijft Van Drimmelen, niet minder dan 250 miljoen mensen. Men vindt er Hindoes, Mahomedanen, Budhisten, Animisten, Christenen en Joden. Maar meer dan drie-vierde van de bevolking belijdt de Hindoe-godsdienst. Zij geloven volgens de auteur in een opperste wezen die zij Paramatma noemen. Ook de onsterfelijkheid van de ziel maakt onderdeel uit van dit geloof. Ook het kaste-systeem (afgeleid van het Portugese ‘casta’) komt aanbod. Bovenaan de Brahmanen en de Kshattryas, gevolgd door de  Vaisyas (kooplieden en landbouwers en handwerkslieden).  De vierde groep werd gevormd door de ‘dienstbaren’, de Soedra’s. De laagste volksklasse waren de paria’s waar men straatvegers en vuilophalers.

janki-detail

Janki, ca. 1900

In het wetboek van Manoe staat dat een dochter gelijk is aan een zoon. Maar Van Drimmelen is er van overtuigd dat man en vrouw pas gelijk zijn als de vrouw een zoon heeft gebaard. Vaders wensen volgens hem geen dochters te bezitten omdat die later toch van iemand anders zullen zijn. Onvruchtbare vrouwen of vrouwen die alleen dochters konden baren kunnen soms verstoten worden. De opvoeding van vrouwen waarin geestelijke verzorging (onderwijs, ch) geen rol speelt vormt volgens onze auteur een obstakel op de weg naar beschaving. Ook de voorschriften met betrekking tot het huwelijk worden door hem bekritiseerd. Alle meisjes moeten worden uitgehuwelijkt, het liefst met iemand uit een hogere kaste maar in elk geval nooit met iemand van een lagere geboorte. In Noordoost-India trouwen Brahmanen uit de hoogste stand soms met tien, twintig of soms zelfs wel met honderd meisjes. En als de vrouw eindelijk getrouwd is dan is er een grote lijst met plichten en geboden. Zo eet zij nooit voor dat de man gereed is en als de ouders of familie van de man op bezoek zijn spreekt zij zeer zachtjes tegen hen. Bij het wandelen blijft zij op gepaste afstand achter haar man. Met de buitenwereld komt zij nog nauwelijks in aanraking. En als het allemaal nog niet erg genoeg is schrijft Van Drimmelen over het tragische lot van weduwen. Deze worden veracht en verwaarloosd en mogen slechts één keer per dag eten. Als gevolg van deze slechte behandeling zoeken weduwen soms hun heil in zelfmoord.

hindostaans-huwelijk-tafereel

Hindostaans huwelijksgebruik. Foto: Willem van de Poll (1949) – Geheugen van Nederland

Schrijft de auteur dan helemaal niets positiefs en opwekkendst over de rol van de Hindoe-vrouw in de samenleving? Nee, ik heb er echt naar gezocht maar kon niets opbeurends vinden. Laten we hopen dat hij schromelijk overdrijft en in hoge mate generaliseert. Is dit een eenzijdige visie van een Europese bestuurder op de ‘Ander’, in dit geval de migranten uit India, die naar Suriname gelokt werden?  Zijn boekje zegt helaas niets over de specifieke positie van de Hindostaanse vrouwen in Suriname. We leren niets over de emancipatie van de Hindostaanse vrouw die zich ook in Suriname heeft voorgedaan. Het zou interessant zijn als we verhalen zouden kunnen vinden van een Hindostaanse die aan het begin van de 20e eeuw verhalen over haar leven in Suriname aan het papier heeft toevertrouwd. Zoekt u naar dagboeken of brieven van uw Nani of uw  Adjie. En als die er niet zijn vraag ze dan het hemd van het lijf en schrijf het op: in het belang van de Surinaamse geschiedschrijving.

Carl Haarnack

koelivrouw-feestgewaad

Hindostaanse in Suriname, ca. 1907

 

 

surinamica @ gmail.com

Share this:

  • Email
  • Facebook
  • Twitter
  • Print

Like this:

Like Loading...

Natural history of Guiana. Edward Bancroft (1769)

21 Sunday Aug 2016

Posted by Carl Haarnack in 18th century books, Bibliotheca Surinamica, English books

≈ Comments Off on Natural history of Guiana. Edward Bancroft (1769)

Tags

British Guiana, flora & fauna, Indianen, plantages, religie, West-Indies

An essay on the natural history of Guiana, in South America : containing a description of many curious productions in the animal and vegetable systems of that country. Together with an account of the religion, manners, and customs of several tribes of its Indian inhabitants. Interspersed with a variety of literary and medical observations. In several letters. London: Edward Bancroft. T. Becket and P. A. de Hondt, 1769.

Bancroft-pic

Edward Bancroft (1745-1821)

Eén van de belangrijke doelstellingen van deze rubriek is om u kennis te laten maken met onbekende boeken uit de Surinaamse bibliotheek. Deze is uitgebreider en diverser dan doorgaans wordt aangenomen. An essay on the natural history of Guiana is zo’n titel die door wetenschappers en verzamelaars vaak over het hoofd wordt gezien. Edward Bartholomew Bancroft werd geboren in Westfield, Massachusetts, in 1745. Hij werd opgeleid tot arts en chemicus maar hij liep weg van zijn baantje als leerling-arts. Over zijn rol als dubbelspion voor de Amerikanen en Engeland is al veel geschreven. Wij beperken ons hier tot zijn tijd in Nederlands Guiana en zijn boek. Op 19 jarige leeftijd kwam hij in de Nederlandse koloniën terecht waar hij in 1763 als arts op een suikerplantage werd aangesteld. Hij verliet Zuid-Amerika weer in 1766. Drie jaar na zijn vertrek publiceerde hij in 1769 zijn boek An Essay on the Natural History of Guiana.

Marowijne

Bancroft schrijft over de Nederlandse bezittingen in Zuid-Amerika die zich uitstrekken van het stroomgebied van de rivier de Pomeroon, in het huidige Guiana, tot aan onze eigen Marowijnerivier. Het boek is een bundeling van vier brieven die Bancroft in 1766 stuurde aan zijn broer Daniël. In de eerste brief schrijft hij vooral over de bomen en gewassen (cacao, koffie, katoen, cassave en bananen bijvoorbeeld). In zijn tweede brief gaat hij vooral in op de fauna in het gebied. Hij schijft over de vogels zoals papagaaien en valken maar ook over tijgers en vleermuizen. Daar zullen vooral biologen, ornithologen en andere liefhebbers van genieten. Maar is de derde brief zijn de oorspronkelijke inwoners aan de beurt. Hij beschrijft de ‘indianen’ van de Guiana’s en onderscheidt vier stammen: de Carribbees, Accawaus, Worrows en Arrowauks. De indianen hebben vele weggelopen slaven gedood en werden rijkelijk beloond, door het koloniaal gezag,voor elke afgehakte hand die getoond kon worden. Daar aan voegt hij toe dat de indianen de gewoonte hadden om hun vijanden, die zij in de strijd gedood hadden, op te eten. Tot dan toe was er over het leven en gewoonten van indianen weinig geschreven. Bancroft weet veel te vertellen over de gebruiken en gewoonten van de inheemse bevolking.

Prent indianen Gallina 1825

‘Indianen’ door Gallina (1825)

De slavenopstand in Berbice in 1763 wordt uitvoering behandeld. Honderden van de opstandige slaven werden verbrand of geradbraakt met alle verschillende vormen van wreedheid waarvoor de Nederlanders bekend stonden, zo schrijft Bancroft. Net als in de andere West-indische koloniën neemt de slavenstand snel af als deze niet wordt aangevoerd met aanvoer van nieuwe slaven uit Afrika. De zware arbeid en de onderdrukking zijn de belangrijkste redenen daarvoor volgens de auteur. Als laatste gaat Bancroft in op verschillende ziekten die zich voor doen, zoals lepra.

Om de geschiedenis van Suriname te kunnen begrijpen is het belangrijk om het ook in de bredere context van de Nederlandse koloniale politiek in heel Guiana te bekijken. De geschiedenis van Demerara, Essequibo en Berbice (die nu tezamen buurland Guiana vormen) kunnen niet los worden gezien van die van Suriname.

Carl Haarnack

 

titelpagina Bancroft

?

 

 

 

Share this:

  • Email
  • Facebook
  • Twitter
  • Print

Like this:

Like Loading...

De menschetende aanbidders der zonneslang. Gebr. Penard (1907)

10 Sunday Jul 2016

Posted by Carl Haarnack in 20th century books, Bibliotheca Surinamica, Dutch books

≈ Comments Off on De menschetende aanbidders der zonneslang. Gebr. Penard (1907)

Tags

flora & fauna, Indianen, kunst, Language, religie, West-Indies

De menschetende aanbidders der zonneslang. F.P. Penard en A.P. Penard. Paramaribo: Heyde, 1907/1908.

De broers Frederik Paul Penard (1876-1909) en Arthur Philip Penard (1880-1932), behoorden tot een welvarende familie in Suriname. Vader, Frederik Paul Penard Sr. (1801-1849), maakte een fortuin in de handel in hout. Hun moeder, Philippa Salomons (1850-1926), was mogelijk een nazaat van Alexander Salomons, vendumeester in Paramaribo. De broers gingen van jongs af aan met hun vader mee op zijn tochten door de binnenlanden van Suriname. Op jonge leeftijd werden Frederik en Arthur echter getroffen door lepra waardoor zij aan huis gekluisterd waren. Door intensieve contacten met de Caraïben (ook wel Kalihna of Kari’na) konden zij een grote ornithologische verzameling aanleggen en de taal en cultuur van de oorspronkelijke bevolking van Suriname bestuderen. Door hun ziekte werden beide blind. Desondanks publiceerden Frederik en Arthur in 1908 De vogels van Guyana (Suriname, Cayenne en Demerara), dat jarenlang hét ornithologisch standaardwerk zou blijven.

penard cover

Originele papieren band van De Menschetende Aanbidders der Zonneslang (1907/1908)

Een jaar eerder verscheen De menschetende aanbidders der zonneslang, waarin de folklore en religie van de Caraïben centraal stond. In hun voorwoord schrijven de auteurs dat hun motivatie om over ‘de indianen’ te schrijven voorkomt uit het feit dat er tot dan toe alleen oppervlakkig over hen geschreven werd. Het is een ‘psychologische studie over de innerlijke gedachten, wereldbeschouwing en logica van een volk van dichters, van vrije mensen die ‘zullen uitsterven zonder ooit den blanken onderdanig te zijn geweest.’ Uitvoerig wordt stilgestaan bij de geschiedenis van de Caraïben sinds de ‘ontdekking’ van Amerika door Columbus. De Penards kennen hun klassiekers en noemen de werken van o.a. La Condamine, Von Humboldt, Brett, Schomburgck, Kappler, Van Coll en De Goeje.

indianen brits-guiana

Maar de echte toegevoegde waarde van de broers zit hem vooral in het feit dat zij veel verhalen die jarenlang door mondelinge overlevering bewaard bleven hebben opgeschreven. Zo kunnen wij nu lezen over de Legende van de Kanibaal-Priester, over het Gevecht van een Piaaiman met een Priestergeest, Legende van Onone, Legende van Jorobodie, Legende van den Bloeddrinkenden Neger. Deze laatste legende gaat over een zwarte man genaamd Boesibaroenoe. Hij was een verrader want hij gaf zijn ‘rasgenoten’ aan bij de blanken. Hij zoog het bloed uit zijn slachtoffers en gooide hun lichamen naar de slangengeest. Een Arrowakse piaiman, Joeni (de Geweldige) maakte hem onschadelijk door hem onderwater vast te binden. Dit verhaal, zo geven de Penards aan, gaat over Quassie van Timotibo. Deze had van de indianen de kruiden geleerd die ziekten zoals lepra konden genezen. Quassie speelde als vrijgemaakte slaaf een dubbelrol en hielp het koloniale gezag regelmatig van de plantages weggelopen slaven terug te vinden. Maar de naam Boesibaroenoe kan ook een verbastering zijn van Bos-Baron. Baron was één van de meest gevreesde leiders van de marrons in de 2e helft van de 18e eeuw.

quassia

Quassie van Timotibo 

Het boek staat boordevol met verhalen en anekdotes. We leren bijvoorbeeld ook over het voedsel, de jacht en de visserij. Het huwelijksleven van de Caraïben en  polygamie, liefde voor ouders en kinderen, opvoeding, hun drankgebruik en feesten, rituelen rond de dood, komen ook uitvoerig aan bod. Daarnaast vinden we er ook veel informatie en afbeeldingen van inheemsen en hun kunst- en gebruiksvoorwerpen zoals aardewerk en vlechtwerk. In 1908 verschenen deel II Het woord van den Indiaanschen Messias en deel III Neo-Sophia of de cirkelleer van tijd en ruimte. In 2013 werd in het Museum Volkenkunde in Leiden bij de verbouwing van de bibliotheek manuscripten bestaande uit 6500 handgeschreven fiches gevonden.  Deze bevatten waardevolle informatie over de geesteswereld van de Surinaamse ‘indianen’. De gebroeders Penard schreven in 1907 met eerbied over de geschiedenis en folkore van de oorspronkelijke inwoners van Suriname, iets wat tot dan toe ongebruikelijk was. Zij verdienen een ereplaatsje in het Surinaams museum én de Surinaamse bibliotheek.

Carl Haarnack

 

titelblad

Titelblad

 

Share this:

  • Email
  • Facebook
  • Twitter
  • Print

Like this:

Like Loading...

Ma Kankantri. H.F. Rikken (1907)

12 Saturday Mar 2016

Posted by Carl Haarnack in 20th century books, Bibliotheca Surinamica, Dutch books

≈ Comments Off on Ma Kankantri. H.F. Rikken (1907)

Tags

Dutch, EBG, fiction, plantages, religie, Slavery

Ma Kankantri. Een verhaal uit de slaventijd rond 1800. Door François Henri Rikken (1907).

Het is nu meer dan 150 jaar geleden dat de slavernij werd afgeschaft. Dat betekent dat er geen mensen meer in leven zijn die de slavernij als ooggetuige hebben meegemaakt. Om ons een voorstellingen te kunnen maken van deze geschiedenis zijn er wel tal van historische bronnen. Er is opvallend weinig Nederlandstalige literatuur waarin het leven in een slavensamenleving centraal stond. Slechts weinig van deze bronnen werden opgeschreven door Surinamers. Ma Kankantri is een verhaal uit de slaventijd dat geschreven werd door een Surinamer.

Rikken

Pater Henri F. Rikken

Henri François Rikken werd een maand voor de afschaffing van de slavernij (mei 1863) geboren in Paramaribo. Zijn vader was Jacobus Henricus Rikken en zijn moeder was de ‘kleurling’ Elisabeth Maria Jantke die rond 1825 geboren is. In 1877 werd Rikken, toen 15 jaar oud, naar Nederland gestuurd om een priesteropleiding te volgen. Daar schreef hij onder andere voor de Katholieke Illustrator. In 1892 ging hij terug naar Suriname waar hij als redemptorist ging werken in Coronie, Para en Nickerie.

Rikken bestudeerde de geschiedenis en folklore van Suriname en verdiepte zich in het Sranan Tongo. In totaal schreef hij drie historische romans die als feuilleton verschenen in dagbladen en tijdschriften. In 1901 publiceerde hij Tokosì of Het Indiaansch meisje. Codjo, de brandstichter verscheen in 1902 en was het enige verhaal dat in boekvorm verscheen (in 1904, en een herdruk). Ma Kankantrie, een verhaal uit de Slaventijd rond 1800 verscheen in 1907 in de het Katholieke dagblad De Surinamer. Dankzij de onvolprezen Nel Sedoc, oprichter van de Stichting Rust en Troost, die zich ten doel stelt de Surinaamse cultuur te bevorderen, verscheen dit verhaal in 2007 alsnog in boekvorm.

ma kankantrie

Omslag Ma Kankantri

Vaak als we iets lezen over slavernij gaat het over het zware veldwerk op de plantages. De kracht van Ma Kankantri is dat het ook een andere kant van de slavernij laat zien. De nadruk ligt op mensen, die weliswaar in slavernij leefden, maar die ook een rijke cultuur, taal en gewoonten hadden. Zo begint het verhaal met een wedstrijd tussen de verschillende Doe-gezelschappen. De Doe’s van de mensen van de plantages (Pranasi-doe) concurreerden hevig met die Paramaribo (Foto-Doe). Deze laatsten beschikten vaak over meer geld en konden zich mooier kleden dan de slaven die op de plantages werkten. Zij tooiden zich met prachtige namen zoals Boen nem de gi grani (Een goede naam is eervol); Boen nem na wan sanni (Een goede naam is een goede zaak); Misgeene, (Afgunst); Falsi lobi (Valse liefde); Vertrouwminsi –soema no de moro (Vertrouwde mensen bestaan er niet meer). De beschermvrouwen van deze Doe’s, zo schrijft Rikken, waren niet altijd gemanimutteerden (slaven die hun vrijheid kregen) maar soms ook afkomstig uit de vooraanstaanden van de stad.

benoit doe 1858

Doe op een plantage in Suriname (Benoit, Voyage a Surinam, 1839)

Rikken laat in het boek zien dat hij veel weet van het creoolse culturele leven. Ook begrafenis- en rouwrituelen komen uitvoerig aan bod. Bij het overlijden van Caro werd het lijk gereinigd met water waarin oranjebladeren waren gekookt omdat er geen zure oranje voorhanden was. Haar haar werd gewassen en gevlecht. Een oud gebruik schreef voor dat het lijk, in de beste witte kleding werd uitgedost, op een stoel geplaatst. Familieleden en vrienden namen in een kring om het lijk plaats. Papaja werd op de grond gelegd bij het lijk gelegd en er werd een kaars ontstoken die pas op de achtste dag om een uur of tien ’s avonds werd uitgeblazen. De schilderijen en spiegels aan de wanden werden omgedraaid zodat de geest zich daarin niet zou spiegelen. Vervolgens werd het lijk in een eenvoudige witte kist gelegd. Er werd gezongen en in de handen geklapt. Vooral voor de mannen, vooral de dragers van de kist, werd er rijkelijk dram geschonken.

begrafenis

Begrafenisprocessie Paramaribo (ca. 1910)

Vlak voor dat de kist dicht ging werden alle aanwezigen kinderen van het voorhoofd tot aan de punt van de neus met zwart roet bestreken. Eén van de volwassenen nam een kind op en sprak tot het lijk: “Joe sie na pikien? A de pratti nanga joe, jere! Effi wan maka de na hem passi, poeloe hem gi hem, opo passi gi hem” (Zie je het kind? Het neemt afscheid van je, hoor! Als een doorn op zijn weg ligt (als er gevaar dreigt), neem hem weg (wend het af), ga het op zijn wegen vooruit (baan ‘t de weg). Het kind werd drie maal over het lijk heen getild. Dat gebeurde met alle kinderen. Nu werd voor elk één een stuk katoen afgesneden dat net zo lang was als het kind, en in de kist gedaan. Twee slaven spijkerden de kist dicht en de stoet zette zich in beweging onder het zingen van: “Boko dede kom go beri man”. Op de hoek van de Watermolenstraat werd dram op de grond geplengd en werd er uitbundig gezongen en gedanst. De begraafplaats aan de Rust en Vredestraat, ook wel Savanne genoemd, was speciaal bestemd voor slaven. Daar werd de kist onder luid gezang in het graf neergelaten en werd op de weer aangestampte aarde gedanst. De voorman van de dragers riep: “No wan soema moe tjarie krei komopo ini a beripe” (Niemand mag wenend het kerkhof verlaten). In grote stilte ging men heen en iedereen keek strak voor zich uit. Omdat, als men om zou kijken, de jorka (geest) je voor je onbescheidenheid zou straffen.

Begrafenis Joannes Vitus Janssen

Het afgezonderde deel van de begraafplaats aan de Rust en Vredestraat waar slaven werden begraven (detail van schilderij De begrafenis van Joannes Vitus Janssen te Paramaribo in 1843 (collectie: Rijksmuseum)

Natuurlijk was Rikken een vertegenwoordiger van de katholieke kerk en had hij daardoor zo zijn bedenkingen over winti en bijgeloof. Maar hij getuigde van grote kennis van de Surinaamse cultuur van de ‘gewone mensen’ en van de Surinaamse geschiedenis. Hij schreef speciaal voor breed een Surinaams publiek, niet voor de koloniale bovenlaag. Henri François Rikken behoorde tot de kleine groep van Surinamers die de geschiedenis en cultuur vooral vanuit de eigenheid benaderden.

Carl Haarnack

zie ook:

De begrafenis van Joannes Vitus Janssen in Paramaribo (1843)

 

Share this:

  • Email
  • Facebook
  • Twitter
  • Print

Like this:

Like Loading...

Kurzgefasste Neger-Englische Grammatik (1854)

19 Saturday Dec 2015

Posted by Carl Haarnack in 19th century books, Bibliotheca Surinamica, German books

≈ Comments Off on Kurzgefasste Neger-Englische Grammatik (1854)

Tags

Duits, EBG, German, Language, religie

Kurzgefasste Neger-Englische Grammatik. H.R. Wullschlägel. Bautzen: Ernst Moritz Monse, 1854.

Heinrich Rudolf Wullschlägel (1805-1864) werd uit Duitse ouders geboren in Sarepta, nu onderdeel van Volgograd in Rusland. De Moravische Broeders (Evangelische Broedergemeente of Herrnhutters) hadden Sarepta in 1765 opgericht. Wullschlägel werd opgeleid aan de opleidingsinstituten van de Evangelische Broedergemeente in Niesky (Saksen) en Gnadenfeld (Silezië). In 1844 vertrok hij als missionaris naar het Caraïbisch gebied. Eerst werkte hij van 1844 tot 1847 in Antiqua en vervolgens in Jamaica. Maar vanaf 1849 werkte hij in Paramaribo waar hij het hoofd werd van de Evangelische Broedergemeente (EBG) in Suriname.

Missie gebouw Paramaribo

Gebouwen van de Missie in Paramaribo (ansichtkaart ca. 1910)

Wullschlägel was behalve missionaris ook botanicus en taalkundige. Voor ons is vooral dat laatste interessant omdat we twee belangrijke Sranan Tongo taalboeken aan hem te danken hebben. In 1854 schreef hij Kurzgefasste Neger-Englische Grammatik, waarin hij een overzicht geeft van de grammatica van het Sranan Tongo. Hij vergelijkt de regels van de taal met die van zijn eigen moedertaal het Duits. Het werd in 1965 door de Amsterdamse antiquaar Simon Emmering opnieuw in facsimile uitgegeven. Slechts twee jaar later publiceerde Wullschlägel een Duits-Sranan Tongo woordenboek: Deutsch-Negerenglisches Wörterbuch. In dit woordenboek neemt hij een lijst op met maar liefst 707 odo’s. Van deze lijst hebben latere odo-boeken dankbaar gebruik gemaakt.

Kurzgefasste

Titelblad Kurzgefasste Neger-Englische Grammatik  (Bautzen: 1854)

De Surinaamse taal is, zo schrijft Wullschlägel, een mengeling van Engels, Nederlands, Portugees, Frans, Duits en enkele ‘Negerworten’. De taal leert men het beste door deze te spreken. Maar voor diegenen die hiervoor niet in de gelegenheid zijn (zoals missionarissen die zich in Duitsland voorbereiden op een verblijf in Suriname, ch) heeft hij dit boekje gemaakt. De R en de L worden, volgens Wullschlägel, voortdurend door elkaar gehaald en het is bijna onmogelijk het onderscheid in uitspraak tussen deze twee letters aan de bevolking van Suriname (‘Die Neger’) uit te leggen. Misschien dat we uit de zinnetjes die Wullschlägel gebruikt om de grammatiek uit te leggen iets kunnen leren uit het dagelijks leven in 1854?: ‘Da boi, disi no wan soema kan poeloe da stoutoe na hem hede’. Wat moeten we bijvoorbeeld denken van: ‘Da oema no de da soema, disi joe denke’?

Saron (meisjes in de bloementuin)

Meisjes in kindertehuis Saron van de Evangelische Broedergemeente Paramaribo (ca. 1920)

Kurzgefasste Neger-Englische Grammatik is niet geschreven voor Surinaamse schoolkinderen. Het was echt bedoeld voor Duitsers die zich het Sranan Tongo eigen willen maken. Het ging hier natuurlijk niet om 19e eeuwse toeristen die naar Suriname gingen. Want dan zou een beetje kennis van het Nederlands of Engels ruim voldoende zijn om je in Suriname te redden. Het belang van de Duitse missionarissen om het Sranan Tongo te leren zat ‘m in het communiceren met de slavenbevolking van Suriname. De Herrnhutters, die al vanaf 1735 in Suriname actief waren, kregen pas aan het begin van de 19e eeuw mondjesmaat toestemming om de slavenbevolking van Suriname te kerstenen. Het onderwijs vormde natuurlijk een belangrijke stap in het emancipatieproces. Het begon met het vertellen van Bijbelverhalen in het Sranan Tongo. Daarna volgden de vertalingen van Bijbelteksten die de bevolking van Suriname zelf kon gaan lezen. Dit eenvoudige grammaticaboekje is uiterst zeldzaam. Het heeft een belangrijke rol gespeeld in het emancipatieproces van de slavenbevolking van Suriname.

Carl Haarnack

zie ook:

Boeken over taal

Tori vo da Santa Bybel

Tori vo wi Masra en Helpiman

Da tori vo Pina-Wiki

Tori vo wi Masra

Share this:

  • Email
  • Facebook
  • Twitter
  • Print

Like this:

Like Loading...

Christlieb Quandt: Nachricht von Suriname (1807)

05 Saturday Oct 2013

Posted by Carl Haarnack in 19th century books, German books

≈ Comments Off on Christlieb Quandt: Nachricht von Suriname (1807)

Tags

Duits, EBG, flora & fauna, German, Indianen, marrons, plantages, religie, Slavery

Nachricht von Suriname und seine Einwohnern. Christlieb Quandt. Görlitz, 1807.

Christlieb Quandt verbleef tussen 1768 en 1780 in Suriname. Als missionaris van de Moravische Broeders (Evangelische Broedergemeente) werd hij eerst aangesteld op Saron aan de Saramaccarivier. Hier begon hij om Arrowakken te bekeren tot het christendom. In 1774 vestigde hij zich op de missiepost Hoop gelegen aan de Corantijn.

biddende marron

Gedurende zijn twaalfjarig verblijf hield hij een dagboek bij. In 1807 publiceerde hij op basis van zijn dagboekaantekeningen een boek waarin hij ons een nauwkeurige beschrijving van het leven in Suriname voorschotelt. In 22 ‘brieven’ beschrijft hij zijn werk en leven onder de ‘indianen’, hun taal en etnografie en de flora en fauna van Suriname. Quandt kocht zelf ook, net als andere missionarissen in de kolonie, slaven om allerlei werkzaamheden te verrichten. Tegelijkertijd pleitte hij ook voor een betere behandeling van slaven.

???????????????????????????????

Quandt schrijft op nuchtere en soms afstandelijke wijze over zijn belevenissen in Suriname. Dankzij hem lezen we over zaken die in archieven niet beschreven worden. Zo schrijft hij dat op 28 januari 1770 enige ver bovenaan de rivier wonende marrons zijn dorp Saron voorbij voerden. Deze marrons werden aangeduid als ‘Freyneger’ en hun kapitein heette Massinga. In vier korjalen voeren ze de rivier af op weg naar Paramaribo. Zij hadden twaalf gevangenen bij zich die zij in de stad aan het gezag gingen overdragen. Nog maar een aantal jaren eerder hadden zij deze gevangenen ertoe bewogen weg te lopen van hun eigenaren en zich bij de marrons aan te sluiten. Vanwege de vredesverdragen die zij met het koloniale gezag gesloten hadden moest zij deze weggelopen slaven weer teruggeven. Quandt merkt wel terloops op dat zij alleen de incompetente en onbruikbare weggelopen slaven terugbrachten.

Corantijn

Wat dit boek zo interessant en aardig maakt is dat we nu eens niet een beschrijving van het leven in de stad krijgen maar van afgelegen plekken als Saron en de missiepost aan de Corantijn. Juist de rijke beschrijving van de taal en cultuur van de inheemse bevolking van Suriname, de ‘indianen’, is bijzonder waardevol. Ook leren we veel over het contact tussen marrons en de inheemsen. Dat de marrons en inheemsen niet altijd met elkaar in vrede leefden mag blijken uit anekdotes waarbij regelmatig inheemse kinderen ontvoerd werden. In 1761 hadden de zg. ‘Freyneger’ Saron overvallen, acht mensen gedood, de huizen platgebrand en een totaal van elf inheemse vrouwen en kinderen meegenomen. Onder hen was Gottfried, een jonge ‘indiaan’. Zo’n tien jaar later keerde Gottfried terug naar Saron maar stierf korte tijd later waarbij de verdenking gerezen was dat de marrons hem vergiftigd hadden. Mogelijk uit angst dat Gottfried aan de koloniale gezaghebbers de weg naar het dorp van de marrons zou kunnen verraden.

marrons

In 1780 moest Quandt, noodgedwongen door de ziekte van zijn vrouw, terugkeren naar Europa. Hij vestigt zich in Herrnhut en zou daar tot aan zijn dood in 1824 aan de vertaling van het Nieuwe Testament in de Arrowakse taal werken.

Carl Haarnack

 

zie ook:

https://bukubooks.wordpress.com/2012/05/27/king/

https://bukubooks.wordpress.com/2012/01/29/tori-2/

 Quandt Titelpage

Share this:

  • Email
  • Facebook
  • Twitter
  • Print

Like this:

Like Loading...

Anthony Blom (1786)

21 Sunday Jul 2013

Posted by Carl Haarnack in 18th century books, Dutch books

≈ Comments Off on Anthony Blom (1786)

Tags

flora & fauna, kolonisatie, plantages, religie

Verhandeling over den Landbouw in de Colonie Suriname. Volgens eene negentienjaarige ondervinding zamengesteld door Anthony Blom; in orde gebracht; en met de noodige ophelderingen en bewysredenen voorzien door Floris Visscher Heshuysen. Haarlem: Cornelis van der AA, 1786.

Gezicht op plantage Meerzorg

Gezicht op de koffieplantage Meerzorg. door Willem de Klerk (1876).   Collectie: Rijksmuseum

In de Surinaamse boekgeschiedenis neemt het boek van Anthony Blom een bijzondere plaats in. Er bestaan er namelijk twee edities van min of meer hetzelfde boek. Anthony Blom (Bloemendaal, 1747 – Paramaribo, 1807) werd in 1766 aangesteld als tuinman en blankofficier op de koffieplantage Meerzorg in Suriname. Deze plantage was eigendom van Dirk Jan Willem Hatterman. De opbrengsten van de plantage namen door de kundigheid van Blom snel toe. Het zware werk gedaan door 144 slaven, 48 mannen, 54 vrouwen en 42 jongens en meisjes jonger dan twaalf jaar. Al snel werd Blom gepromoveerd tot plantagedirecteur.

kaart Sypesteijn 3

Volgens de almanak van 1793 was hij administrateur van de Sociëteitsgrond (Kwatta) en directeur van de plantage Weltevreden aan de Surinamerivier. Later kreeg hij ook het beheer over de houtgronden Remoncourt en Maastricht, de koffieplantage Schoonauwen aan de Perica, plantage Manheim, Elk ’t Zijn en De Vreede (aan de Cottica). Administrateurs voerden het beheer over plantages voor eigenaren die doorgaans in Nederland woonden. Zij kregen doorgaans 10% van de opbrengst van de plantage. Blom zal geen armlastig man geweest zijn.

Ook Floris Visscher Heshuysen was een man in goeden doen. Hij was eigenaar van de plantage Helena Christina en daarnaast administrateur van twaalf andere plantages. De familie Heshuysen was tevens een grote financier van plantage-eigenaren in de West-Indische koloniën en zelf eigenaar van de suikerplantage Nahamoe. Anthony Blom schreef een boek over de landbouw in Suriname om zijn brede kennis over het beheer van een plantage te delen. Een andere reden was omdat hij het boek van Fermin, Nieuwe algemeene beschryving van de colonie van Suriname (1770) maar niks vond. Het was ‘kinderagtig, onwaar en nog het meest gecopieerd uit Pater Labat’.

Pater Labat

 

Jean-Baptiste Labat (1663 – 1738): missionaris, plantage-bezitter en schrijver 

Toen zijn vriend Heshuysen in 1784 een reis naar Nederland maakte gaf hij zijn manuscript mee met de bedoeling dat deze de taal en schrijffouten er uit zou halen. In 1786 verscheen er bij Cornelis van der AA in Haarlem een boek over de landbouw in Suriname geschreven door Anthony Blom en ‘aangevuld’ door Heshuysen. Dit gebeurde buiten medeweten van Blom om. Deze liet het niet op zich zitten en plaatste advertenties in Nederlandse kranten waarin hij dit recht probeerde te zetten. In 1787 publiceerde Blom Verhandeling van den Landbouw in de Colonie Suriname. Beide titels bevatten een schat aan informatie over het reilen en zeilen op de plantage, het leven van de plantagedirecteur en blankofficiers en de slaven.

Carl Haarnack

Blom Landbouw kl

Share this:

  • Email
  • Facebook
  • Twitter
  • Print

Like this:

Like Loading...

Johann Wilhelm Kals (1700-1781)

04 Tuesday Jun 2013

Posted by Carl Haarnack in 18th century books, Dutch books

≈ Comments Off on Johann Wilhelm Kals (1700-1781)

Tags

religie, Slavery

Neerlands hooft- en wortelsonde.  Jan Willem Kals. Leeuwarden: Pieter Koumans, 1756.

Slavernij was in het  18e eeuwse Suriname een alledaags verschijnsel. Maar wie goed zoekt zal ontdekken dat er al vanaf het begin van de invoering van de slavernij er ook critici waren. Eén van hen was  Johann Wilhelm Kals (1700-1781). Kals werd geboren in Düren in Duitsland, gelegen ten westen van de stad Keulen. Op 22 jarige leeftijd vertrok hij naar Amsterdam waar hij als koopman probeerde de kost te verdienen. Maar zijn hart lag bij de zending. Nadat hij in Utrecht theologie had gestudeerd vertrok hij in 1731, samen met zijn vrouw Anna Twisker, naar Suriname met het voornemen de heidense slaven te bekeren. Daar werd hij tot predikant benoemd in het veraf gelegen Cottica-Perica gebied. De planters en de koloniale elite in Paramaribo zaten niet te wachten op een predikant die hen de les kwam lezen. En nog erger, Kals riep de witte koloniale bovenlaag op om met hun zwarte broeders en zusters in vrede te leven.

Kerk van Betania

Kals stelt dat de planters de bekering van slaven en vrije zwarten stelselmatig trachten te belemmeren. Zo schrijft hij over de slavin Isabella die gedoopt was en later zelfs gemanumitteerd. Maar al snel bleef zij weg uit de kerk. Isabella zegt: “… de Blankken hebben my veragt en bespot, wanneer ik mede ter Kerke kwam en ten Avondmaal ging.” Ook dwongen ze haar om het hun in ontucht te leven en wanneer zij weigerde scholden zij haar uit voor een ‘swart Beest’.  Dankzij Kals horen we een Surinaamse vrije zwarte vrouw aan het woord. Daar zijn begin 18e eeuw maar weinig gevallen van bekend. Volgens Kals  mishandelen de kolonisten de slaven en geven ze zich over aan dronkenschap en aan de zonde van“hoerereije ende egtbreuk” met negerinnen en indiaanse vrouwen. Hij noemde de wijze waarop blanken mannen negermeisjes uitzoeken op de slavenmarkt, stuitend.

Creoolsche vrouw

Kals wordt binnen twee jaar Suriname uitgezet. In Amsterdam diende hij een klacht bij het kerkbestuur over de bedorven zeden van de kerkelijke voorgangers en koloniale bestuurders. In 1756 publiceert hij ‘Neerlands Hooft- en Wortel-sonde, het verzuym van de bekeringe der Heydenen’. Deze publicatie bestond uit een verzameling geschriften, preken, brieven en voordrachten waarin hij het Nederlandse publiek informeerde over de wantoestanden in Suriname. Kals sprak zich misschien niet expliciet uit tegen de slavernij  maar hij was bijzonder fel gekant tegen de manier waarop slaven werden behandeld.  En hij veroordeelde de veelwijverij, een alledaags onderdeel van die slavenmaatschappij, in zeer scherpe bewoordingen. Uiteindelijk vluchtte hij in 1749 naar Engeland toen een verhouding met een jonge vrouw, die in zijn huishouding werkte, aan het licht kwam.

bijbel

Het boek van Kals is uitermate zeldzaam. Er zijn slechts drie exemplaren bekend: één bij de Koninklijke Bibliotheek, één bij de universiteitsbibliotheek in Leiden en één in Amsterdam. Het anti-koloniale erfgoed is kwetsbaar.

Carl Haarnack

————————————
De foetoe-boi

Door Henny Molhuysen

‘s-Hertogenbosch is altijd al een stad geweest die kennis heeft gemaakt met vreemdelingen. Lombarden, huursoldaten en vluchtelingen; velen hebben een gastvrij onderdak gevonden in de Hertogstad. Al wil dat natuurlijk niet zeggen dat vreemdelingen niet opvielen. Neem bijvoorbeeld Duren, de zwarte voetbode (foetoe-boi) van dominee Kals.
Jan Willem Kals was in 1702 in Duren geboren. Oorspronkelijk was hij katholiek, later ging hij naar het protestantisme over. In 1730 vertrok hij naar Suriname. Hij had daar geen gemakkelijk leven, omdat hij zich keerde tegen het materialisme, de machtswellust en de verachting die er tegen kleurlingen bestond. Regelmatig had hij daarover sterke meningsverschillen met de koloniale autoriteiten en andere dominees. Zij waren het niet die hem de bijnaam de advocaat van indiaan en neger gaven. Tenslotte moest hij Suriname verlaten… Dominee Kals kwam met zijn vrouw in ‘s-Hertogenbosch.
Kals had een huisknecht bij zich, die hij Duren (naar zijn geboorteplaats) noemde. Duren was vroeger in Suriname een slaaf geweest en kennelijk door de dominee bevrijd of misschien zelfs vrijgekocht. Omdat Kals geen vast inkomen had, kon hij zijn ‘foetoe-boi’ niet meer onderhouden. Daarom ging Duren over in dienst van de Bossche gouverneur, de prins van Holstein.
Opmerkelijk was, dat toen pas bleek dat de advokaat van indiaan en neger zijn eigen huisgenoot Duren niet had gedoopt. Daar kwam verandering in. De gouverneur stuurde Duren naar katechisatie en kennelijk leerde hij vlug, want al binnen een jaar zou hij gedoopt worden.
Duren gaf zich bij de kerkeraad aan als iemand, afkomstig uit het Afrikaanse Angola! Hij wist zeer zeker dat hij geboren was in Suriname, maar hij had daar gehoord dat in Angola de jongeren veel eerbied hadden voor de ouden van dagen. Duren besefte kennelijk dat daar zijn roots lagen. Op 5 januari 1742 werd hij in de Sint-Jan – die toen in hervormde handen was – gedoopt. Duren kreeg toen ook een andere naam; voortaan Kristiaen Steinholt. Enkele dagen later werd hij tevens ingeschreven in het lidmatenregister.
In het doopboek van de Nederlands Hervormde gemeente kwam te staan: Gedoopt door de Prof. Clemens een swarte uit Angola, in dienst van zijn Hoogheid Antoni G. Prins van Holstein, gouverneur alhier, die als Gevader (= peetvader) over den doop heeft gestaan, gepresenteerd door den Heer Daniel Mobachius Quaat, M.D. en Prof. in de Illustere School, mitsgaders Oud-scheepen dezer stadt. Hij is genoemd door zijn Hoogheid Kristiaen Steinolt.
Drie dagen later wordt hij officieel lidmaat en in de notulen van de Kerkeraad lezen we daarover: die Moor (een veel voorkomende naam in de 18e eeuw voor Afrikanen en Surinamers) is door dominee Clemens gedoopt en is nu ingelijfd in deze christelijke gemeente.
Brabants Dagblad donderdag 15 november 1990
Bossche Encyclopedie | A.F.A.M. (Ton) Wetzer © 2003-2013 versie 9.0

Share this:

  • Email
  • Facebook
  • Twitter
  • Print

Like this:

Like Loading...
← Older posts
logo

Enter your email address to subscribe to this blog and receive notifications of new posts by email.

Join 924 other followers

Recent

  • Schets van de Marowijne. Johan Spalburg (1899)
  • Passie foe Hemel (1901)
  • Nederlandsch-Guyana. August Kappler (1883)
  • Welt-Fahrten. Wilhelm Joest (1895)
  • Surinaamse herinneringen van Boer Thomas (1965).
  • Surinam und seine Bewohner. J.D. Kunitz (1805)
  • Korte en Zakelyke Beschryvinge van de Colonie van Zuriname. Thomas Pistorius (1763)
  • Onze West. A.H. Pareau (1898)
  • West Indisch Plakaatboek (1667-1816). Dr. J.A. Schiltkamp en Dr. J.Th. de Smidt (1973)
  • Florentin van Fahlendorn. Jung Stilling (1790).
  • 25 jarig jubilé Koloniale Staten Suriname, 1866-1891.
  • Niederländisch- Ost- Und Westindien. S. Friedman (1860)

Koloniale Wereld Tentoonstelling Amsterdam (1883)

Wilhelmina van Eede

Categories

  • 17th century books
  • 18th century books
  • 19th century books
  • 20th century books
  • Bibliotheca Surinamica
  • Children's Books
  • Dutch books
  • English books
  • French books
  • Genealogie
  • German books
  • Indian diaspora
  • Italian books
  • Latin books
  • Law
  • medical
  • Parbode
  • Sranan Tongo Books

Paginas

  • Postcards from Suriname
    • Black in postcards
  • Albert Helman
  • Antiquariaat Buku
  • Bibliotheca Surinamica
    • Buku logo
    • Onzichtbaar erfgoed
    • OSO, tijdschrift voor Surinamistiek
  • Brand in Paramaribo
  • Chinezen in Suriname
  • De negerhut
    • Illustraties in vroege edities van Oom Tom
    • Oom Tom in andere talen
  • Duitsers in Suriname
  • Ebony in Suriname
  • Edgar Cairo
  • Een begrafenis
  • Ellen Ombre
  • Galerie Buku
  • Indianen in Suriname
    • In de schaduw van de tijger
  • Indiase diaspora
  • Joanna & Stedman
  • Joden in Suriname
    • David Nassy’s “Furlough” and the Slave Mattheus
  • Klassieke muziek
  • Les Habitants de Suriname
    • Les Indiens
    • Les Négres de Bois
    • Les Négres Sédentaires
  • Natalie Zemon Davis
    • Judges, Masters, Diviners: Slaves’ Experience of Criminal Justice in Colonial Suriname
    • Origins and uses of the creole languages in 18th century Suriname
  • Silvia de Groot
  • Slaven aan het woord
  • Slavernij Verbeeld
  • Stereotype kinderboeken
  • Surinaamsche Mengel-poëzy
    • Annette de Vries
  • Suriname in Wolfenbüttel
  • Surinamica verzamelen
  • Swart in Nederland
  • Voedsel
  • Vrouwen van Suriname
  • Welkom bij Buku
  • Wilhelmus Dortants (1855-1906)
  • Winti

buku

abolitionism Add new tag artsenij binnenland boeroes British Guiana democratie Duits Dutch EBG English expedities feest fiction flora & fauna Frans Guyana French genealogie German geschiedenis handel hindu hugenoten Illustrated Books india Indianen Judaica jurisdiction katholieken kinderboek Koloniale Staten koloniale tentoonstelling kolonisatie kunst Language manumissie marrons medical muziek Onderwijs photos plantages politiek reizen religie religion Slavery Stedman theater tijdschriften travel West-Indies
  • German books

Blog at WordPress.com.

  • Follow Following
    • Buku - Bibliotheca Surinamica
    • Join 924 other followers
    • Already have a WordPress.com account? Log in now.
    • Buku - Bibliotheca Surinamica
    • Customize
    • Follow Following
    • Sign up
    • Log in
    • Report this content
    • View site in Reader
    • Manage subscriptions
    • Collapse this bar
 

Loading Comments...
 

    loading Cancel
    Post was not sent - check your email addresses!
    Email check failed, please try again
    Sorry, your blog cannot share posts by email.
    %d bloggers like this: