• Postcards from Suriname
    • Black in postcards
  • Albert Helman
  • Antiquariaat Buku
  • Chinezen in Suriname
  • De negerhut
    • Illustraties in vroege edities van Oom Tom
    • Oom Tom in andere talen
  • Duitsers in Suriname
  • Ebony in Suriname
  • Edgar Cairo
  • Een begrafenis
  • Ellen Ombre
  • Galerie Buku
  • Indiase diaspora
  • Joanna & Stedman
  • Joden in Suriname
    • David Nassy’s “Furlough” and the Slave Mattheus
  • Klassieke muziek
  • Les Habitants de Suriname
    • Les Indiens
    • Les Négres de Bois
    • Les Négres Sédentaires
  • Natalie Zemon Davis
    • Judges, Masters, Diviners: Slaves’ Experience of Criminal Justice in Colonial Suriname
    • Origins and uses of the creole languages in 18th century Suriname
  • Silvia de Groot
  • Slaven aan het woord
  • Slavernij Verbeeld
  • Stereotype kinderboeken
  • Surinaamsche Mengel-poëzy
    • Annette de Vries
  • Suriname in Wolfenbüttel
  • Surinamica verzamelen
  • Swart in Nederland
  • Voedsel
  • Vrouwen van Suriname
  • Welkom bij Buku
  • Wilhelmus Dortants (1855-1906)
  • Winti
  • Bibliotheca Surinamica
    • Buku logo
    • Onzichtbaar erfgoed
    • OSO, tijdschrift voor Surinamistiek
  • Brand in Paramaribo
  • Indianen in Suriname
    • In de schaduw van de tijger

Buku – Bibliotheca Surinamica

~ Library, archives & wunderkammer

Buku – Bibliotheca Surinamica

Tag Archives: travel

Reize naar Suriname. Gerardus Bosch (1843)

08 Sunday Dec 2019

Posted by Carl Haarnack in 19th century books, Bibliotheca Surinamica, Dutch books

≈ Comments Off on Reize naar Suriname. Gerardus Bosch (1843)

Tags

binnenland, Dutch, geschiedenis, religion, travel, West-Indies

Reizen in West-Indië en door een gedeelte van Amerika. Deel III: Suriname. Gerardus Balthazar Bosch. Utrecht: L.E. Bosch & Zoon, 1843.

Gerardus Balthazar Bosch (1794-1837) is één van de vele geestelijken die geschreven heeft over zijn verblijf in de ‘Nieuwe Wereld’. Al op 20 jarige leeftijd werd hij benoemd tot predikant op Curaçao. Vandaar uit reisde hij naar verschillende eilanden in het Caraïbisch gebied. Tijdens zijn verblijf daar schreef hij bijdragen in de Vaderlandsche Letteroefeningen. In 1829 publiceerde hij het eerste deel van zijn trilogie: Reizen in West-Indië en door een gedeelte van Amerika. In 1836 volgde deel twee dat hoofdzakelijk gewijd was aan Aruba en Bonaire. Kort daarop, in 1839 overleed Bosch. Toch besloot zijn broer, de uitgever L.E. Bosch, het derde deel van de serie zes jaar na de dood van de auteur uit te geven.

InkedBosch Suriname detail_LI

Illustratie uit titelblad van G.B. Bosch Reize naar West-Indië. Gouvernementsplein, het paleis en Waterkant.

Dit derde deel gaat uitsluitend over Suriname. Het bestaat uit maar liefst 30 brieven waarin Bosch ons allereerst deelgenoot maakt van zijn overtocht. Vervolgens gaat hij uitvoerig in op de geschiedenis van Suriname beginnende bij de ontdekking door Ojeda, de Vrede van Breda in 1667 en vervolgens de aanvallen van de marrons die het voortbestaan van de kolonie in gevaar brengen. Bosch heeft de literatuur over Suriname goed bestudeerd. Hij vertelt het verhaal van de beroemde ´neger´ Baron, slaaf van de Zweed Dahlberg, die één van de grote aanvoerders werd van de marrons.

De auteur gaat ook in op de Joden in Suriname. De Jodensavanne is met een school en een synagoge het hoofdverblijf van de Joden. De Joden in Paramaribo wonen in de Savanastraat. Door de blanke bevolking in Suriname worden zij zoveel mogelijk uit alle gezelschappen en vergaderingen geweerd, schrijft Bosch. Maar het anti-semitisme blijft niet tot de blanke bevolking beperkt. Ook de ´Neger´ beschouwt de ´Jood´ als een geringer wezen dan een blanke Christen, zo schrijft Bosch.

marrons2

De marrons heten bij Bosch ‘Boschnegers’ (goeie woordgrap?). Maar hij gebruikt ook de term ‘sluipnegers’. Deze term ben ik nog niet eerder tegengekomen. De marrons drijven ook handel met de inheemsen (natuurlijk heeft Bosch het over ‘indianen’). Om de Akoesi te bereiken, die aan de Boven Lawa wonen, moet men maar liefst acht dagen varen naar een plaats die Kanuli heet. Van de daar wonende inheemsen ontvangen zij schoenen die van mos gemaakt zijn. Die hebben ze nodig omdat zij nog acht dagen over de weide en savanne moeten lopen waarvan het gras hard en scherp is.

indianen.jpg

Ook over de slavenbevolking schrijft Bosch uitvoerig. Op de vraag ‘Moet de slavenhandel worden afgeschaft’ antwoord hij volmondig ‘Ja!’. Het is een mensonterende daad stelt Bosch. Over de afschaffing van de slavernij adviseert hij voorzichtig te werk te gaan. Luiheid, losbandigheid, dronkenschap en wraaklust waren in Engeland het gevolg van het ‘onbekookt’ besluit om plotseling van slaven vrije mensen te maken.

Het boek beslaat maar liefst 424 pagina’s. Bosch’ schrijfstijl is prettig leesbaar. Maar het is vooral een belangrijk boek. Het boek wordt ook door raadsels omgeven. Allereerst is het extreem zeldzaam. Onlangs verwierf de Buku Bibliotheca Surinamica collectie een exemplaar. Dat was ook de eerste keer in de afgelopen 35 jaar dat dit boek voorbij kwam. Er is slechts één exemplaar bekend in een andere privé/collectie. Wie zoekt in de ’s werelds grootste catalogus van boeken (www.worldcat.org) vindt slechts twee exemplaren: één in de UB van de Universiteit van Amsterdam en één bij de Universiteit van Leiden. In 1985 gaf de antiquaar Simon Emmering deel 1 en deel 2 in facsimilé uit. Dat gebeurde in de serie Antilliaanse reeks (op initiatief van de Hogeschool van de Nederlandse Antillen). De vraag is of Emmering het Suriname-deel ooit in handen heeft gehad. Dan is er een gedigitaliseerde versie van een exemplaar dat ooit onderdeel uit maakte van de collectie van de bibliotheek van het Instituut voor de Tropen (ik neem aan dat dit exemplaar zich nu in in Leiden bevindt). Het titelblad geeft als jaar aan MDCCCXLIIII (1844?) maar het exemplaar in de Buku collectie is gedateerd 1843 (MDCCCXLIII). Er bestaan dus of twee drukken, of de UB Leiden maakte hier een typefout.

Carl Haarnack

Bosch Suriname titelblad klein klwin

 

 

 

Share this:

  • Email
  • Facebook
  • Twitter
  • Print

Like this:

Like Loading...

Parasieten. Surinaamsche schetsen, ontsproten uit de vertellingen van een gewezen planter. H. van Berkum (1854)

06 Sunday Oct 2019

Posted by Carl Haarnack in 19th century books, Bibliotheca Surinamica, Dutch books

≈ Comments Off on Parasieten. Surinaamsche schetsen, ontsproten uit de vertellingen van een gewezen planter. H. van Berkum (1854)

Tags

Dutch, Slavery, travel

Parasieten. Surinaamsche schetsen, ontsproten uit de vertellingen van een gewezen planter. H. van Berkum, in: Gelderland. Tijdschrift voor Nederlandsche Letterkunde (3e jaargang). Tiel: Wed. D.R. van Wermeskerken, 1854.

Hendrikus van Berkum (1814-1871) was predikant in Friesland en Groningen Wolsum, Westhem, Stiens en Nieuw-Beerta. Deze dorpen liggen in de Nederlandse provincie Friesland, behalve Nieuw-Beerta, dat ligt in Groningen. In de Surinaamse bibliotheek vinden we veel publicaties van ‘Friese- en Groningse makelij’. Te denken van aan de boeken van Marten Teenstra (1795-1864) en de Tsjerne (1953). Beschryvinge van de volk-plantinge Zuriname van Herlein werd in 1718 in Leeuwarden uitgegeven; Geschiedenis der kolonie Suriname, door een gezelschap van geleerde Joodsche mannen, werd in 1791 in Amsterdam én Harlingen gepubliceerd.

1713 Ottens

De predikant van Berkum schrijft over een logé die enige jaren als planter in Suriname had doorgebracht maar nu huiswaarts was gekeerd. Deze logé zat vol met verhalen uit het onbekende Suriname maar hoezeer Van Berkum hem ook verzocht om deze op te schrijven en uit te geven, dat werd lachend weggewuifd. Daarom besloot Van Berkum om de verhalen zelf maar op te schrijven. Hier is helaas slechts ruimte voor twee verhalen.

In het eerste verhaal vertelt de planter (helaas kennen wij zijn naam niet) over ‘de Bosch-Patrouille’, de jacht op weggelopen slaven (marrons). Uncle Tom’s Cabin heeft u allen hier in het moederland, het hoofd op hol gebracht, zo begint hij zijn relaas. Ook spreekt hij over het ‘nare boekje’ van mijnheer Wolbers en hij stelt dat Teenstra’s werk over Suriname van ‘onnaauwkeurigheden en onwaarheden’ krioelt. Hij haalt herinneringen op aan de tijd toen hij als jonge blankofficier op een plantage werkte. Door het gezag werd er een patrouille georganiseerd, een zg. ‘negerjagt’. Van alle plantages in de divisie werden mannen opgeroepen deel te nemen. Voorop liepen vier ‘negers’ die met hun houwers een pad door het dichtbegroeide bos kapten. Daarachter volgde de gids Simson, een weggelopen slaaf, die de weg zou wijzen naar het ‘negerkamp’. Toen een aantal marrons de plantage waar Simson werkte overvielen, namen zij zijn geliefde mee. Daarop besloot hij ook weg te lopen om zijn geliefde te vinden. Maar toen hij haar in een marrondorp vond zag hij dat zij reeds de geliefde van een ander was. Uit wraak trok Simson naar de gouverneur en bood zich als gids aan. Dan volgde de kommandant van de patrouille en de kompasdrager. Vervolgens de blanke schutters die bestonden uit directeuren en blankofficiers van de plantages uit de divisie; de ‘schutternegers’ die kommandogeweren; de lastdragers en tenslotte de achterpatrouille.

De tocht door de dichtbegroeide bossen en door zwampen en moerassen was zwaar. De wegbereiders staken lange stokken in de grond voor hen om niet in een zg. wolfskuil te stappen. De marrons probeerden hun dorpen te beschermen door diepe kuilen te graven en deze te voorzien van kruislings gestoken bamboestaken waarvan de scherpe punten in het vuur verkoold zijn en daardoor zo hard als ijzer. Toen ze het ‘negerkamp’ hadden bereikt was het geheel met palissaden van bamboe beschermd. Ze werden al snel opgemerkt: “Bakkra dé kom!” en de marrons vluchtten weg door een ondoorwaadbare zwamp. Ergens moest er een verborgen brug van gevlochten bostouw zijn maar die bleef voor de achtervolgers onvindbaar. Onze verteller eindigt zijn verhaal door te stellen dat het doel van de patrouilles niet zozeer het gevangennemen of doden van marrons. “…..maar een neger, die weggeloopen is, is een vijand’ van de kolonie geworden. Het doel was veel meer om de marrons dieper in de bossen te dringen en te voorkomen dat ze zich te dicht in de buurt van de plantages zouden gaan ophouden.

Huygens x

Plantage Jagtlust aan de Suriname rivier. Hendrik Huygens (collectie Rijksmuseum)

Het tweede verhaal gaat over een slaaf die de naam Lakei draagt. Deze slaaf moest met andere slaven zijn ‘meester’ van de plantage aan de Beneden-Commewijne naar Paramaribo roeren. Maar omdat hij te laat is laat de plantage-eigenaar hem 25 zweepslagen geven. Lakei kromp ineen van de pijn en riep: “Genade masra! Mi masra!”. Na deze marteling moest Lakei gewoon in de boot stappen en roeien, alsof er niets was gebeurd. Maar toen midden op de rivier de boot omsloeg zwommen de roeiers naar de kant. Lakei echter hielp zijn ‘meester’ bovenop de omgeslagen boot. Hij zwom naar de kant er redde hem door hem een ‘boschtouw’ aan te reiken. De andere slaven waren niet blij en vroegen zich af waarom Lakei de wrede directeur niet had laten verdrinken. De directeur bleef even ruw en wreed. Zelf een bedankje voor Lakei, zelfs geen extra ‘soopje dram’ kon er van af. Toch liep het verhaal goed af. Op een buitengewone vergadering van het departement in Paramaribo van de Maatschappij krijgt Lakei een zilveren gedenkpenning én de vrijheid. De koloniale autoriteiten hadden bepaald dat Lakei te goed is om de slaaf van een ondankbare meester te zijn.

Parasieten werd in 1854 gepubliceerd in Gelderland Tijdschrift voor Nederlandse Letterkunde (redactie W. van de Poll). In dat jaar verscheen Slaven en Vrijen onder de Nederlandse wet van Wolter Robert baron van Hoëvell (1812-1879), dé belangrijkste aanklacht tegen de slavernij in Suriname in het Nederlandse taalgebied. De discussie over de vraag óf en hoe de slavernij moest worden afgeschaft was één van de belangrijke thema’s in die tijd. Van Herkum is van mening dat het te vroeg is daarvoor. Eerst moet het Christendom hen leren de vrijheid te gebruiken. Toch spreekt hij de hoop uit dat dat moment spoedig zal komen. Maar misschien wil hij door zijn keuze voor deze titel, Parasieten, misschien toch, zij het verbloemd, zijn kritiek op de slavernij laten horen.

Het in rood linnen gebonden exemplaar van de tweede band van Gelderland Tijdschrift voor Letterkunde is met goudopdruk versierd. Het tijdschrift moet behoorlijk zeldzaam zijn. Fysieke exemplaren zijn slechts in een handvol bibliotheken te vinden. Over deze Surinaamsche Schetsen kon ik in de literatuur niets vinden.

Carl Haarnack

 

titelpagina

titelpagina

band Gelderland.jpg

Band

Share this:

  • Email
  • Facebook
  • Twitter
  • Print

Like this:

Like Loading...

Gegevens over land en volk van Suriname. C. van Coll (1903)

10 Saturday Aug 2019

Posted by Carl Haarnack in 19th century books, Bibliotheca Surinamica, Dutch books

≈ Comments Off on Gegevens over land en volk van Suriname. C. van Coll (1903)

Tags

Indianen, religion, travel

Gegevens over land en volk van Suriname. Door C. van Coll, Missionaris in West-Indië. In: Bijdragen tot de Taal-, Land- en Volkenkunde van Nederlandsch-Indië. KITLV. ‘s-Gravenhage: Martinus Nijhoff, 1903

De auteur van dit boekje bracht zo’n vijftig jaar van zijn leven in Suriname door. Cornelius van Coll werd in 1842 in het Noord-Brabantse Nuenen geboren. Hij volgde een opleiding aan het Seminarie in Den Bosch. In 1869 trad hij toe tot Congregatie des Allerheiligsten Verlossers (Redemptoristen) te St. Truiden (België). In 1871 werd hij als missionaris naar Paramaribo uitgezonden. Daar werd hij in december 1871 tot priester gewijd. Van Coll was de auteur van Beknopte Geschiedenis der Katholieke Missie in Suriname die in 1884 verscheen. Dat deed hij op basis van niet gepubliceerde aantekeningen van Adrianus Bossers. Twee jaar later schreef hij Zeden en Gewoonten der Indianen in onze Nederlandsche Kolonie Suriname (1886). Ook verschenen er in kranten en tijdschriften artikelen van zijn hand.

Katholieke Missie

Kaart met katholieke kerken in Suriname. Uit: Beknopte Geschiedenis der Katholieke Missie in Suriname. Gulpen, 1884.

Van Coll werkte jarenlang onder de Inheemsen en de Marrons in de binnenlanden van Suriname. Dit in 1903 verschenen boek bestaat uit drie delen: ‘Suriname’s oorspronkelijke bewoners, De Boschnegers en Guiana en omwonende Bevolking. De auteur onderscheidt zich al direct van andere auteurs door de term ‘Indianen’ af te wijzen. De inheemsen beschouwen zichzelf helemaal niet als wilden en noemen zichzelf in het Caraïbisch eenvoudig Kalienja of in het Arrowaks Loekoenoe wat zoveel betekent als ‘mensen’. De Europeanen heeten paranokili wat zoveel betekent als ‘mannen van over het water.’

We leren van Van Coll dingen die we in andere publicaties over de oorspronkelijke bewoners van Suriname nauwelijks tegenkomen. Zo schrijft hij dat er onder de ´Indiaansche mannen´ er maar weinigen zijn die het ´Negerengelsch´ niet beheersen. Zij hebben die taal nodig om met de andere bevolkingsgroepen te communiceren maar ook om zich met de ´Indianen´ van andere stammen te onderhouden. De ´indiaanse´ talen verschillen onderling soms zoveel als het Nederlands van het Hebreeuws, stelt de auteur. We lezen verder interessante wederwaardigheden over de dorpen, huizen, huisraad, voeding, kleding en jacht. Er is ook aandacht voor de rol van de ´indiaanse´ vrouw.

Indiaansche kamp in de boven Para

Indiaansche kamp in de Boven Para. Ansichtkaart ca. 1902

Van Coll ondersteunt zijn beweringen door telkens te verwijzen naar literatuur. Auteurs zoals Kappler, Focke, Creveaux en zelfs Bonaparte worden aangehaald. Maar we zijn natuurlijk vooral geïnteresseerd in de daadwerkelijke interactie tussen onze missionaris en de bevolking van Suriname. De auteur verhaalt over een bezoek aan een Arrowakkendorp. Hoe doodeenvoudig deze goede mensen leven. Een 70 jaar oude vrouw zingt dan voor wat door een koor herhaald wordt. Het is 12 oktober 1892, herdenkingsjaar van de ontdekking van Amerika door Columbus. De meeste ‘indianen’ zijn bekeerd tot het Christendom. Zij brachten God dank voor die ontdekking! Hoe zeer wij Van Coll ook dankbaar moeten zijn voor alle informatie die hij voor ons heeft opgetekend, de dankbaarheid van de ‘indiaan’ door de Europeanen ontdekt te zijn is toch een gotspe van de buitencategorie?

Marrons voor 1900 (1)

Marrons in Suriname (ca. 1895)

Over de nazaten van de marrons leren we ook veel informatie uit eerste hand en uit de door Van Coll aangehaalde literatuur. Als het bijvoorbeeld gaat over het bijgeloof dan schroomt hij er niet voor terug om bijna vier pagina’s integraal over te nemen in het Engels uit ‘Sketches of African and Indian Life in Britisch Guiana (1885) van Ignatius Scoles (1834-1896), een Engelse priester die lange tijd in Suriname’s buurland doorbracht. Wij leren bij Van Coll veel over de geschiedenis en het leven van de marrons. Zo beschrijft hij het ‘negerdorp’, het Kamp van Broos. Dit dorp werd gesticht door Tata Koekoedabi, een slaaf van de plantage Rac-a-Rac. Maar wie heeft ooit van hem gehoord? Of van zijn geliefde, Alathia, die van plantage Chatillon gevlucht was en zaairijst meenam? Van Coll verwijst naar de publicatie van Maria Louisa Elisabeth Vlier (1828-1908), die het eerste schoolboek in Suriname schreef (Beknopte geschiedenis der kolonie Suriname, voor de meer gevorderde jeugd. Amsterdam, 1863). Maar dat boek kent bijna niemand meer.

katholieke-kerk-klein

Katholieke kerk in Paramaribo (Benoit, 1830)

Van Coll overleed in 1922 in Paramaribo. De uitvaart vond plaats in de Kathedraal in de Gravenstraat en hij werd op de R.K. begraafplaats begraven. Gegevens over Land en Volk van Suriname is een bijzonder aardig boek. Uiteraard is Van Coll gevormd door zijn katholieke achtergrond maar het is toch opvallend dat hij met respect over de oorspronkelijke bewoners van Suriname en de marrons praat. Voor een 19e eeuwse missionaris heeft hij toch een moderne blik op de mensen die vaak door zijn tijdgenoten als ‘minderwaardig’ en ‘achterlijk’ werden beschreven. Daar komt bij dat hij zich goed had ingelezen en bronnen had geraadpleegd die wij vandaag de dag eigenlijk niet nauwelijks nog kennen. Ook had hij zich het Sranan en de taal van de Karaïben eigen gemaakt. In 1887 liet hij een catechismus in die taal in Nederland drukken. Ook schreef hij artikelen over Suriname in Anthropos, een ethnologisch tijdschrift dat in Wenen werd uitgegeven, in het Frans en Duits. Van Coll schreef in zijn teksten steeds over ‘bij ons in Suriname’. De kranten schreven bij zijn heengaan dat pater Van Coll een ‘waar en oprecht vriend van Suriname’ was en een belangeloos werker ten bate van dit land (De Surinamer : nieuws- en advertentieblad, 20-04-1922).

Carl Haarnack

 

zie ook:

Katholieke missie in Suriname

Rooms-Catholieke missie in Suriname

 

 

 

 

Share this:

  • Email
  • Facebook
  • Twitter
  • Print

Like this:

Like Loading...

An Impartial Description of Surinam. George Warren (1667)

06 Saturday Jul 2019

Posted by Carl Haarnack in 17th century books, Bibliotheca Surinamica, English books

≈ Comments Off on An Impartial Description of Surinam. George Warren (1667)

Tags

English, flora & fauna, geschiedenis, Slavery, travel

An Impartial Description of Surinam Upon the Continent of Guiana America. George Warren. London: Printed by William Godbid for Nathaniel Brooke, 1667.

Er zijn in de Surinaamse boekenkast toch niet veel boeken te vinden die dateren uit de 17e eeuw. An Impartial Description of Surinam van George Warren verscheen in 1667, het jaar van de Vrede van Breda dat het einde van de Tweede Engels-Nederlandse oorlog markeerde. Bij die vrede werd afgesproken dat Nieuw-Amsterdam, het huidige New York, aan de Engelsen werd overgedragen en dat Suriname in Nederlandse handen bleef. Warren was een Engelsman die Suriname bezocht toen het nog in Engelse handen was.


1713 OttensDe auteur een belangrijke ooggetuige uit de beginjaren van Suriname. Hij verbleef naar eigen zeggen drie jaar in de kolonie en vertrouwt zijn ervaringen, niet zonder gevaar voor zijn eigen leven, aan het papier toe. In zijn voorwoord schrijft hij dat de geneugten van warme landen hand in hand gaan met vele gevaren. Suriname is een dapper land met een zeer vruchtbare grond en aardige vrouwen.

Het boek omvat slechts 28 pagina’s en in verdeeld in tien hoofdstukken: over de rivieren; het klimaat en het land in het algemeen; de flora; het fruit; de handelswaar; de plantages; de vogels; de slaven; giftige en gevaarlijke dieren; en over de ‘indianen’. Warren steekt zijn verbazing niet onder stoelen of banken en verhaalt over vreemde dieren en planten. Zo beschrijft hij de ‘camel-fly’ die nadat deze een tijdje heeft geleefd op de grond terecht komt, wortel schiet en in een plant verandert.

Warren titelpagina

titelpagina van 1e druk George Warren´s An Impartial Description of Surinam (1667)

Over de oorspronkelijke inwoners krijgen we een uitgebreide beschrijving voorgeschoteld. Misschien het meest opmerkelijk is de bereiding van een drank genaamd Perrinoe, die Warren omschrijft als , ‘truly good’. Deze ontstaat door cassavebrood zeer zwart te bakken. De oudste vrouwen en jonge kinderen (‘snotty nose Children’) kauwen dit en spugen het vervolgens uit in een kan. Dat laten ze even staan en zeven het brood er uit. Tenslotte worden gekauwde aardappelen toegevoegd en kan het na een aantal dagen gedronken worden.

Warren laat een bijzonder kritisch geluid horen over de behandeling van slaven. Van een goedkeurende of verzachtende toon als het gaat om slavernij, die we aan het eind van de 18e eeuw vaker tegenkomen, is hier geen sprake. Eerder getuigt zijn woordkeuze van cynisme (de slaven krijgen ‘as a great favour’ een beetje verrotte vis). Juist dit hoofdstuk over de slavernij in Suriname, speelt een belangrijke rol in de slechte reputatie die Suriname geniet als het om de behandeling van slaven gaat:

Of the Slaves: “Who are most brought out of Guinea in Africa to those parts, where they are sold like dogs, and no better esteem’d but for their work-sake, which they perform all the week, with the severest usages for the slightest fault, till Saturday afternoon, when they are allowed to dress their own gardens or plantations, having nothing but what they can produce from thence to live upon; unless perhaps once or twice a year, their masters vouchsafe them, as a great favour, a little rotten salt-fish: or if a cow or horse die of itself, they get roastmeat: their lodging is a hard board, and their black skins their covering.”

slave market.jpeg

Warren’s boek is door een groot aantal auteurs geplagieerd. Aphra Behn (Oroonoko, 1688), Adriaan van Berkel (Amerikaansche voyagien, 1695) en vele anderen maakten dankbaar gebruik van zijn beschrijvingen van het land en de oorspronkelijke inwoners. Alleen al daarom verdient hij een bijzonder plekje in de Surinaamse bibliotheek. Helaas weten we over George Warren behalve zijn naam verder eigenlijk niks. Het boek is zeer zeldzaam (net als de Nederlandse vertaling uit 1669; alleen de Duitse vertaling uit 1673 is nóg zeldzamer). Af en toe wordt er een exemplaar geveild maar voor minder dan €1500,-mag u nergens op hopen.

Carl Haarnack

Share this:

  • Email
  • Facebook
  • Twitter
  • Print

Like this:

Like Loading...

Tagebuch meiner Reise. M. Hufnagel (1822)

10 Sunday Feb 2019

Posted by Carl Haarnack in 19th century books, Bibliotheca Surinamica, German books

≈ Comments Off on Tagebuch meiner Reise. M. Hufnagel (1822)

Tags

German, kunst, religion, travel, West-Indies

Tagebuch meiner Reise von Heidelberg über Kiel, Koppenhagen, nach Schweden, England und Westindien, so wie in das Innere des holländischen Guyana, und von da zurück nach Paramaribo. In den Jahren 1812 bis 1821. Michael Hufnagel. Ansbach, W.G. Gassert, 1822.

Regelmatige lezers van deze rubriek weten dat ik een zekere voorliefde heb voor Duitse auteurs die zich met Suriname hebben beziggehouden. Eén van de redenen daarvoor is dat deze teksten in Suriname of Nederland vaak onbekend zijn. Nog belangrijker is dat de meeste Duitse schrijvers niet of nauwelijks last hadden van de ‘censuur’ die in Nederland en Suriname vaak gevoeld werd. De meeste Duitsers die in Suriname geleefd hebben schreven namelijk vaak pas ná terugkeer in hun moederland hun memoires. Zo ook Michael Hufnagel die in 1812 zijn geboortedorp Möckenau (vlakbij Ansbach in Beieren) verliet om via Denemarken, Zweden en Engeland naar Suriname te reizen. Möckenau mag eigenlijk niet eens een dorp genoemd worden. Het bestaat eigenlijk (nog steeds) uit een paar boerenhoeves (er woont nu nog iemand die ook Hufnagel heet!). Hufnagel, zoon van een arme boer, werd missionaris.

moeckenau_ansicht

Gruss aus Moekenau, ansichtkaart (collectie Buku BS)

In een advertentie in een Duits tijdschrift in 1822 lezen we hoe Hufnagel zijn te verschijnen boek aanprijst: “Door interessante gebeurtenissen en waarheidsgetrouwe weergave van de merkwaardige natuur ter zee en op land, hoop ik mijn lezers in dit werk aangenaam en nuttig te onderhouden”.

Het boekje leest ook vlot weg en auteur geeft ook een aardig beeld van de ontberingen die met zo’n reis gepaard gaan. Steeds is er de angst voor Engelse oorlogsschepen en voor de woeste zeeën. Maar het overgrote deel van het boekje is gewijd aan Suriname. Hij geeft de lezers veel informatie over de inwoners, hun gebruiken, de taal, flora en fauna, het klimaat en de koffie- en suikerplantages. Ook gaat hij uitvoerig in op de oorspronkelijke inwoners van Suriname (vooral de Arrowakken) en de uit Afrika overgebrachte slaven.

Maria Sibylla Merian, Flamingo

Rode flamingo. Maria Sibylla Merian (1705)

Zijn bewondering steekt hij niet onder stoelen of banken. Aan beide zijden van de rivier, zo schrijft hij, zijn vele suiker- en koffieplantages te zien. Hij ziet ook citroenbomen, tamarinde- en ‘kokosbomen’, duizenden papegaaien en rode flamingo’s. In de stad beschrijft hij de houten kerk met een ronde koepel, gemaakt van bruinhart, die negen jaar eerder gebouwd is. In de kerk een grafzerk voor gouverneur Bentinck. Deze hervormde kerk brandde in 1821 af en stond op dezelfde plek waar de Hervormde Kerk zich nu bevindt. Er zijn slechts een paar afbeeldingen van deze ‘koepelkerk’.

Als het gaat om de beschrijving van de slavenbevolking wordt duidelijk dat Hufnagel niet zomaar een ooggetuige is maar een heel bijzondere. Als missionaris kiest hij toch een andere invalshoek dan bijvoorbeeld een plantagedirecteur of iemand die deel uit maakte van de koloniale elite. Hoewel niet duidelijk is of hijzelf een Herrnhutter is schrijft hij uitvoerig over de missie van de Moravische Broeders. Hij stelt dat God een eeuwige vriend is van het ‘morele goede’. En dat staat op gespannen voet met de behandeling van de slaven. Indirect bekritiseert hij de slechte behandeling die zij ondervinden: “Die Sclaven werden von gütigen Herren gelind, von unbarmhezigen oft wie Thiere behandelt; denn wie jede böse Einrichtung, so musste auch dieses nothwendig sich selbst strafen” (De slaven worden goed behandeld door welwillende meesters, door onbarmhartige meesters worden ze als beesten behandeld. Maar zoals met ieder slecht systeem zal dit uiteindelijk afgestraft worden).

Slaven en straf

Litho uit Slaven en vrijen onder de Nederlandsche wet – Wolter Robert baron van Hoëvell, 1854 (collectie Buku Bibliotheca Surinamica)

Wat het reisverslag van de missionaris uit Möckenau helemaal aardig maakt is dat Hufnagel de grootste 19e eeuwse Surinaamse kunstenaar Gerrit Schouten in Paramaribo heeft ontmoet. We kennen bij mijn weten nauwelijks publicaties van reizigers die schrijven over Schouten. Hij schrijft dat Schouten een zeer kunstzinnige boom heeft vervaardigd met 125 van de meest merkwaardige Surinaamse vogels. Hufnagel schrijft dat hij zal proberen dit kunstwerk voor het museum in München aan te schaffen. Of dat ooit ook daadwerkelijk gebeurd is weet ik niet. Het lijkt me toch zeker de moeite waard eens in de kelder en archieven van dat museum rond te gaan snuffelen.

Schouten diorama Zeezigt

Diorama van plantage Zeezigt, Suriname, door Gerrit Schouten (collectie Rijksmuseum)

Hunagel werkte na terugkeer in Duitsland als tolk/vertaler Nederlands en Engels in München. Hij overleed daar later op 54 jarige leeftijd. Dit in, vele opzichten bijzondere boek van Hufnagel, is zeer zeldzaam. Van de acht exemplaren die ik kon traceren bevonden zich er zes in Duitsland (o.a. de universiteitsbibliotheek van München en Staatsbiblioteek in Berlijn). De andere in de Deense Nationale Bibliotheek en in de universiteitsbibliotheek van Bern. In Nederlandse bibliotheken kon ik geen exemplaren vinden, buiten het exemplaar dat zich in de Buku Bibliotheca Surinamica collectie bevindt. Voor de bibliofiele verzamelaars met smaak (én een gevulde beurs): er is één antiquariaat in Stockholm dat een exemplaar aanbiedt voor €600,–.

Carl Haarnack

 

hufnagel_titelblad

Titelblad boek van Michael Hufnagel (collectie Buku Bibliotheca Surinamica)

 

Share this:

  • Email
  • Facebook
  • Twitter
  • Print

Like this:

Like Loading...

Guyana. Eberhardt A. W. von Zimmermann (1819)

01 Saturday Dec 2018

Posted by Carl Haarnack in 19th century books, Bibliotheca Surinamica, German books

≈ Comments Off on Guyana. Eberhardt A. W. von Zimmermann (1819)

Tags

Dutch, flora & fauna, travel, West-Indies

Guyana. Eberhardt August Wilhelm von Zimmermann. In: De aarde en hare bewoners, volgens de nieuwste ontdekkingen : een werk ter bevordering der kennis van landen en volken en van derzelver voortbrengsels en handel. Naar het Hoogduitsch van E.A.W. von Zimmermann. Haarlem: Bij de erven François Bohn, 1819.

Eberhardt August Wilhelm von Zimmermann (1743-1815) stuurde wiskunde en natuurwetenschappen in Leiden, Halle, Berlijn en Göttingen. Hij reisde graag door Europa en schreef een aantal omvangrijke werken. Regelmatig koos hij daarbij Suriname (of de geschiedenis van Suriname) als onderwerp. Zo publiceerde hij tussen 1802 en 1813 zijn Taschenbuch der Reisen waarin hij regelmatig schreef over Suriname, slavernij (ook in Suriname) en een aantal prenten uit Stedman’s Narrative opnam.   De aarde en hare bewoners, volgens de nieuwste ontdekkingen : een werk ter bevordering der kennis van landen en volken en van derzelver voortbrengsels en handel telt maar liefst 19 delen. De  oorspronkelijke Duitse titel Die erde und ihre bewohner. Ein lesebuch für geographie, völkerkunde produktenlehre und den handel verscheen tussen 1810 en 1814. Eén deel is voor de lezers van deze website vooral interessant: Guyana!

zimmermann

Taschenbuch der Reisen (1803), met afbeelding van Joanna

De auteur begint met een uiteenzetting over de ontdekking van de Wilde Kust door de Spanjaarden, over de zoektocht naar El Dorado en Walter Raleigh die in 1595 het gebied bezocht. Zimmermann was nooit in Zuid-Amerika geweest maar hij baseerde zijn schrijfsels op de boeken van onder anderen Des Marchais, Barrere, Condamine, Ulloa, Fermin, Hartsinck, Bancroft en natuurlijk ons aller Stedman. Vervolgens is de beschrijving van klimaat, flora en fauna aan de beurt. Ook Maria Sibylla Merian en haar tekeningen van vlinders en rupsen ontbreken niet. Ook vinden we een beschrijving van de aboma en de wijze waarop deze gevangen wordt en gebruikt. Zimmermann geeft in zijn boek een afbeelding weer die hij aan Stedman heeft ontleend: ‘The Skinning of the Aboma’. Nog interessanter wordt het als hij de inwoners van Guyana beschrijft. De Europeanen zijn er volgens hem heer en meester, of beter gezegd, oppermachtig en willekeurig tiran. Maar het klimaat is hun straf. Er zijn beschrijvingen waarin melding wordt gemaakt van soms wel acht doden op één dag.

Stedman in Taschenbuch der Reisen EAW Zimmermann 1806

Illustratie uit ‘Guyana’ (naar Stedman).

Dat komt door hun ruwe levenswijze maar ook door het gebruik van ‘oranje-appelen’ en citroenen ter verkoeling en rum en water die vreselijke ‘kolijke pijnen’ veroorzaken. Paramaribo is een zeer dure stad, zo gaat Zimmermann verder. Voor een paar kamers, zonder meubelen, betaalt men wel drie of vier pond sterling per maand. Een pond vlees van tam vee kost een ‘Engelsche schelling’, een fles wijn kost drie schellingen. Alleen de vis is eigenlijk goedkoop. Citroenen en tamarinden kan men kosteloos onder de bomen oprapen.

Om zes uur ’s avonds wordt er op een schip voor de rede het geschut gelost en wordt een taptoe geslagen. De burgerwacht neemt haar plaats in en geen enkele ‘Neger of Negerin’ mag zich zonder toestemming van hun meester op straat begeven. Om tien slaan de zwarte trommelslagers een tweede taptoe en verschijnen de dames in de maneschijn. Zij schenken hun gasten wijn of sangari (een madeirawijn, water, nootmuskaat en suiker) en praten met hun minnaars. Ook spreken zij over hun echtgenoten en over hun slavinnen. Deze slavinnen worden aan goede vrienden voor een bepaalde prijs voor een week aangeboden. Zimmermann vertelt in slechts enkele zinnen iets over de promiscuïteit van vrouwen (en mannen) én over een verschijnsel waar we maar weinig over lezen bij Nederlandse auteurs, namelijk de prostitutie van slavinnen in Paramaribo. Hoewel de auteur de informatie uit tweede of derde hand heeft weet hij ons toch een bijzonder geloofwaardig beeld te schetsen van Suriname aan het begin van de 19e eeuw. Het boek is niet extreem zeldzaam en wordt soms antiquarisch te koop aangeboden voor redelijke prijzen.

Carl Haarnack

zie ook:

Taschenbuch 1803

Taschenbuch 1806

 

Share this:

  • Email
  • Facebook
  • Twitter
  • Print

Like this:

Like Loading...

Proeve over de oorzaken van verval. W.H. Lans (1829)

11 Sunday Nov 2018

Posted by Carl Haarnack in 19th century books, Bibliotheca Surinamica, Dutch books

≈ Comments Off on Proeve over de oorzaken van verval. W.H. Lans (1829)

Tags

Dutch, flora & fauna, geschiedenis, handel, Slavery, travel

Proeve over de oorzaken van verval en de middelen tot herstel der Surinaamsche plantaadjen. W.H. Lans. ’s-Gravenhage – Amsterdam: Gebroeders Van Cleef, 1829

In deze publicatie gaat Lans in op de vraag wat de oorzaak is van het verval van de kolonie Suriname die sinds het eind van de 18e eeuw in gang is gezet.

Allereerst stelt Lans dat Suriname, hoewel niet zo bloeiend als vijftig jaar geleden, nog steeds ‘eene der belangrijkste van onze overzeesche bezittingen’ is. Over de oorzaken van het verval van de plantages heeft Lans een uitgesproken mening. Eén daarvan is dat er bij de aanleg niet goed gelet werd op de deugdzaamheid van het terrein. In plaats van te kiezen voor het neerzetten van goedkope gebouwen gaf men er de voorkeur aan om woonhuizen en koffieloodsen van het duurste hout te bouwen, groter en sierlijker dan nodig was. De beschikbaarheid van krediet dat planters konden krijgen, hun ijdelheid én het belang dat de fondsen in Amsterdam hadden, die de financiering voor hun rekening namen, om hen in de schulden te steken waren daarbij de voornaamste oorzaken. Sommige planters waren niet in staat om genoeg slaven te kopen omdat ze te veel geld aan de gebouwen besteed hadden.

surinam1800map

Lans is als, inner van belastingen, er de man niet naar om het verval van Suriname niet met harde cijfers aan te tonen. Waar er in 1775 nog 18.000.000 pond koffie naar Europa werd verscheept, was daar in 1825 nog maar 4.196.575 pond van over. De productie van cacao, in 1775 nog 200.000 pond, was vijftig jaar later gehalveerd. Toch nam de productie van katoen (van 80.000 naar 2.329.607 pond) én suiker (van 15.200.000 naar 23.815.707 pond) behoorlijk toe.

Voor wat betreft de oplossingen zoekt Lans in een betere bewerking van het land, de werktuigen maar vooral de ‘werklieden’. In Suriname zijn er, zo doceert Lans, geen andere werklieden dan slaven. De indianen zijn met geen enkel middel aan het werk te krijgen (als slaven bedoelt hij natuurlijk). De ‘boschnegers’ hebben door de houthandel meer weelde dan zij aankunnen, stelt Lans. De vrije lieden zouden zich vernederd voelen door het verrichten van veldwerk en aan ‘blanke arbeiders is in het geheel niet te denken’. De conclusie is dat het voortbestaan van de kolonie volledig afhankelijk is van de slavenpopulatie. En omdat, door het verbod op de slavenhandel, er geen ‘verse’ aanvoer van ‘Afrikaansche negers’ is, gaat die populatie hard achteruit.

tropenmuseum_royal_tropical_institute_objectnumber_3581-33m_boschnegers

Marron met een pagaai (peddel), er achter staat een man in een korjaal. Ingekleurde litho naar een tekening van Th. Bray (Collectie Tropenmuseum Amsterdam, no. 21/25)

Lans is zeer stellig in zijn bewering dat het een leugen is dat de ‘negerslaaf’ overwerkt of mishandeld wordt. Hij gaat verder en stelt dat 3/5e  van de inwoners van Europa minder gelukkig is dan de slaven in de kolonie Suriname. De echte oorzaak van de achteruitgang van de slavenpopulatie is volgens Lans de ongelijke aantallen tussen mannen en vrouwen (29.162 mannen tegen 26.922 vrouwen) en die zijn ongelijk verdeeld over 500 plantages. Soms zo erg dat de verhouding op sommige plantages soms één op drie is.

Dan zijn er nog de administrateurs, soms ‘winzuchtig’ en gewetenloos, die hun eigen, korte termijn, belangen (zij krijgen 10% van de opbrengst van de plantage) boven de lange termijn belangen van de plantage stellen. Lans adviseert de eigenaren van de plantages, die zich vooral in Nederland bevinden, om zelf naar Suriname te komen en met eigen ogen te zien wat er allemaal gebeurt. Zijn devies is: hoor alles aan, spreek weinig en let op de drijfveren die mensen hebben, oordeel zelf en vertrouw niemand te veel!

De Koninklijke Bibliotheek in Den Haag heeft een exemplaar, net als vier UB’s. De Buku collectie heeft helaas geen exemplaar van dit zeldzame boekje.

Carl Haarnack

zie ook: Bijdrage tot de kennis der Kolonie Suriname. W.H. Lans (1842)

 

 

 

 

Share this:

  • Email
  • Facebook
  • Twitter
  • Print

Like this:

Like Loading...

Nieuwe algemeene beschryving van de colonie van Suriname […] Philippe Fermin (1770).

03 Saturday Nov 2018

Posted by Carl Haarnack in 18th century books, Bibliotheca Surinamica, Dutch books

≈ Comments Off on Nieuwe algemeene beschryving van de colonie van Suriname […] Philippe Fermin (1770).

Tags

Dutch, travel, West-Indies

Nieuwe algemeene beschryving van de colonie van Suriname. Description générale, historique, geographique et physique […] de Surinam. Philippe Fermin (1729-1813). Harlingen: V. van der Plaats junior, 1770.

Philip Fermin (1729-1813), medicus en schrijver, Philip Fermin  behoort tot de belangrijkste 18e eeuwse chroniqeurs van Suriname, net als bijvoorbeeld John Gabriël Stedman (1744-1797). Fermin verbleef langer in de kolonie én schreef meer boeken dan Stedman. Toch is hij veel minder bekend dan de auteur van de Narrative against the Revolted Negroes of Suriname. Fermin is geboren in Berlijn. Zijn vader was een Hugenoot, afkomstig uit het stadje Orange, in de Vaucluse (Frankrijk), net boven Avignon. In 1754 vertrok hij naar Paramaribo waar hij zich als geneesheer vestigde. Met zijn, uit Maastricht afkomstige vrouw, Marie Magdelaine Morrin, verbleef hij acht jaar in Suriname. Na zijn terugkeer naar Europa in 1762, vestigde hij zich in Maastricht. Daar werkte hij aan zijn aanzienlijke oeuvre over Suriname.

Gezicht op Port Victoria gelegen aan de Suriname rivier, Jacob Marius Adriaan Martini van Geffen, 1850

Gezicht op Port Victoria gelegen aan de Suriname rivier, Jacob Marius Adriaan Martini van Geffen, 1850 (Collectie Rijksmuseum)

In 1764 verscheen Traité des maladies les plus fréquentes à Surinam, avec une Dissertation sur le fameux crapaud pipa; gevolgd in 1765 door Histoire naturelle de la Hollande equinoxiale. Later volgden nog een zeer interessante verhandeling over de vraag of het toegestaan is slaven te houden in de koloniën in Amerika en ze als zodanig te gebruiken: Dissertation sur la question s’il est permis d’avoir en sa possession des esclaves, & de s’en servir comme tels, dans les colonies de l’Amerique (1770). In 1778 verscheen Tableau historique et politique de l’état ancien et actuel de la colonie de Surinam, et des causes de sa décadence.

 

fermin molen kl

Molen voor het persen van het suikerriet (illustratie uit Fermin’s Algemeene Beschrijving van Suriname: collectie Buku Bibliotheca Surinamica). 

In 1765 verscheen zijn omvangrijkste en belangrijkste werk: Description générale de la colonie de Surinam. Daarvan verschenen in 1770 een Duitse- en, in hetzelfde jaar, in Harlingen, de Nederlandse vertaling waarover wij hier nu berichten. Het boek bestaat uit twee delen en is heeft een aantal prachtige gravures. Zo vinden we er bijvoorbeeld één van een tentboot met acht roeiers en een suikermolen die door paardenkracht wordt aangedreven. Maar het topstuk is de uitvouwbare plantagekaart van Suriname. Op deze gedetailleerde kaart worden honderden plantages, die langs de grote rivieren zijn aangelegd, weergegeven met een nummer die corresponderen met een register in het boek waarin we de plantagenamen of namen van de eigenaren terugvinden. Zoals hierboven al gesteld: Fermin woonde en werkte een aantal jaar in Suriname. De uitgever schrijft in het boek dat Fermin door dat verblijf in staat is gesteld om ons een ‘echt en naeuwkeurig bericht mede te deelen, van al het merkwaardige dat in die Volksplanting gevonden wordt’. De schrijver heeft ‘alles met eigene oogen gezien heeft en onderzocht’. Net zoals bijna alle 18e eeuwse reisverslagen uit Suriname begint ook Fermin met een uitvoerige verhandeling van de kust van Suriname, alle rivieren, de forten en het aanzien van de stad Paramaribo. Ook een beschrijving van het klimaat in de kolonie ontbreekt niet. Ik zal de lezer, die ik veronderstel hiermee bekend te zijn, niet vermoeien met deze beschrijving.

Paramaribo Gouvernementsplein

Veel interessanter wordt het als Fermin de oorspronkelijke inwoners beschrijft, de inheemsen, die door hem indianen of inboorlingen worden genoemd. Hij was geïntrigeerd door deze bevolkingsgroep want hij wijdt er maar liefst zes hoofdstukken aan. Fermin vindt de mannen ijdel, verwaand en lui maar de vrouwen zijn een stuk minder lui. Zij zijn namelijk altijd bezig met het huishouden, het vlechten van manden, aardewerk of het maken van hangmatten. Deze beschrijving vinden we bij verschillende auteurs die vóór hem Suriname bezochten en vele die na hem kwamen. Dat valt vooral op als het gaat om de geboorte van een kind. Zodra een vrouw een kind ter wereld heeft gebracht gaat zij naar de rivier om zichzelf en het kind te wassen. De vader gaat in de hangmat liggen waar hij vervolgens zes weken rust houdt.

slaven aan het werk

Slaven aan het werk op een plantage in Suriname (anoniem, ca. 1850. Collectie Rijksmuseum)

Aan de slavenbevolking wijdt Fermin drie hoofdstukken. Fermin heeft zijn boek opgedragen aan de bewindhebbers van de kolonie Suriname. Het mag geen verbazing wekken dat Fermin geen abolitionist was. Sterker nog, hij voelt zich geroepen om de mening van ‘zekere hedendaagsche Philosoophen’, die beweren dat slavernij niet alleen in strijd is met de Christelijke liefde maar ook met Gods wetten, tegen te spreken. De Europeanen waren, volgens de auteur, gedwongen om, vanwege de ‘bovenmatige hitte’ van het land, sterke mensen te zoeken die in staat waren het land te bewerken. Zij vonden dat er niemand bekwamer waren om deze taak uit te voeren dan de Afrikanen (‘bekend onder den naam van Negers, of Zwarten’). Maar toch roept Fermin ook op tot een beter behandeling van de slaven. Hij schrijft ‘dat het van ’t uiterste belang is, de slaaven met zagtheid te behandelen, en niet te straffen op barbaarsche wyze…’ Daar hoort ook zijn waarschuwing aan de planters bij om geen geslachtsgemeenschap (‘minnenhandel’) met getrouwde slavinnen te hebben. Dit lokt namelijk wraak uit of leidt tot weglopen van de plantages door de mannen. Sterker nog: Fermin vindt dat men het de slaven aan niets moet laten ontbreken.

fermin plantages

Lijst met plantagenamen uit boek Fermin (Collectie Buku Bibliotheca Surinamica)

Het is onmogelijk hier alle onderwerpen te behandelen waar Fermin over schrijft. Voor wie iets wil leren over de vruchten, moeskruiden, geneeskruiden, het suikerriet, de koffieboom, cacao, katoen, de vogels, de vissen of hoe een uit het leven van een planter er uit zag, vindt in dit boek een grote bron van kennis.

Het behoort tot één van de beste 18e eeuwse boeken uit de Surinaamse bibliotheek. Het is een zeldzame titel die niet eenvoudig te vinden is. Voor wie overweegt een exemplaar aan te schaffen moet wel diep in de buidel tasten. De Franse editie ziet men nog wel eens bij een antiquaar voor ca. €1.500,-. De Nederlandse eerste editie is echter nóg zeldzamer. Daarvan is er op dit moment wereldwijd slechts één exemplaar te koop: vraagprijs €2.500,–. Als u dit boek al in uw bibliotheek heeft staan behoort u, net als de Buku Bibliotheca Surinamica, tot een klein gezelschap van gelukkige bibliofiele fijnproevers die de 18e eeuw in Suriname onder hand bereikt heeft.

 

Carl Haarnack

fermin kaart

Plantagekaart uit Fermin (Collectie Buku Bibliotheca Surinamica)

 

 

 

Share this:

  • Email
  • Facebook
  • Twitter
  • Print

Like this:

Like Loading...

Uit mijn verleden: bijdrage tot de kennis van Suriname. Willem Boekhoudt (1874). 

09 Sunday Sep 2018

Posted by Carl Haarnack in 19th century books, Bibliotheca Surinamica, Dutch books, Sranan Tongo Books

≈ Comments Off on Uit mijn verleden: bijdrage tot de kennis van Suriname. Willem Boekhoudt (1874). 

Tags

Dutch, geschiedenis, Slavery, travel

“Uit mijn verleden” : bijdrage tot de kennis van Suriname. Willem Boekhoudt.  Winschoten: J.D. van der Veen, 1874.

De Surinaamse geschiedenis is op vele manieren verbonden met de Nederlandse provincie Groningen. Er zijn nogal wat Groningers in de loop der eeuwen naar Suriname vertrokken. Willem Boekhoudt (Groningen 1822- Winschoten 1894) is misschien één van de minder bekende Groningers die Suriname hebben bezocht. Tussen 1845 en 1849 woonde en werkte hij in Suriname in een ‘privaat-betrekking’ bij een aanzienlijke Nederlandse familie, zoals hij zelf schreef. Hij mocht herhaaldelijk als Evangelie-dienaar optreden in de Hervormde Kerk.

IMG_2969

Frontispies uit ‘Uit mijn Verleden’ (1874)

Omdat Boekhoudt, 25 jaar na zijn terugkeer in Nederland, over zijn ‘Surinaamse jaren’ een boekje publiceerde heeft hij zich een plek verworven in de Surinaamse geschiedenis en in de Surinaamse bibliotheek. Dank zij hem kunnen we nu door de ogen van een 22 jarige Groninger kijken naar het Suriname in de nadagen van de slaventijd. We moeten om zijn verhaal te kunnen lezen wel zijn aanvankelijke xenofobie verstouwen (‘De eerste aanblik van den neger boezemde mij afkeer in. Dat domme dierlijke wat het gelaat van den Afrikaan kenmerkt, is waarlijk niet in staat den Europeeër voor hem in te nemen’).

Boekhoudt vertelt ons over de schoonheid van de plantages en de verrukkelijke aanblik van de ‘schoone stad’ waarvan de straten zijn bedekt met schelpzand en die aan weerszijden zijn beplant met ‘citroen- of oranjebomen’. Maar hij is er ook getuige van hoe twee bastiaans op een plantage aan ‘eene jeugdige negerin, opgehangen aan een boom’ zweepslagen toedienen. Boekhoudt dankte de Hemel toen hij weer in de stad was waar zijn oog voor dergelijke ‘schriktooneelen’ gespaard bleef. Het was niet beslist de bedoeling van Boekhoudt om over alle mistanden, waar hij getuige van was, te schrijven. Dat zou in zijn ogen niet eerlijk zijn ten opzichte van de families die hun slaven ‘zachtzinnig’ bejegenen. Maar hij noemt het voorval van de slavin, die op afschuwelijke wijze zweepslagen krijgt, hier toch. Hij bekritiseert direct Wolter Robert baron van Hoëvell die in 1854 in zijn belangrijke boek Slaven en Vrijen onder de Nederlandsche Wet felle kritiek levert op de behandeling van slaven.

tentboot

Van Boekhoudt leren we dingen die we in archiefstukken doorgaans niet tegenkomen. Zo schrijft hij dat elke voorname familie over tenminste zeven ‘negers’ in de bediening moet beschikken. Enkele families hebben er meer dan twintig in hun huishouden. Het gezin waar hij werkzaam is (helaas weten we nog steeds niet welke familie dit was) had als bedienden twee ‘foetoe-bois’, een ‘naaimeid’, een ‘waschmeid’, een ‘botteleriemeid’, een kokkin, twee ‘palefreniers’ oftewel ‘grasnegers’ (die elke dag met een kano de rivier af gingen om op een andere plantage gras voor de paarden te halen) en een ‘blanken koetsier’.

Boekhoudt is onder de indruk van de ‘onvermoeidheid’ en kracht van de slaven. Hij geeft als voorbeeld dat één van de slaven van plantage Jagtlust van ’s morgens zes uur tot ’s avonds zes uur op het veld werkt. Na zijn werkdag loopt hij, ondanks het verbod van zijn ‘meester’, vier uur om naar een ander plantage te lopen waar zijn meisje woont. Hij moest daarbij door het bos en vaak door het water dat tot aan de knieën rijkt. Omdat hij de volgende ochtend weer vóór zes uur ’s morgens op Jagtlust moest zijn kon hij slechts een paar uurtjes met zijn geliefde doorbrengen. Dergelijke anekdotes maken het boekje van Boekhoudt onderhoudend en interessant.

 

kaartplantagecornelisvriendschap

Gezicht op de plantage Cornelis Vriendschap in Suriname  (collectie Rijksmuseum)

Ook worden er verschillende tochten naar het binnenland ondernomen. Zo gaat Boekhoudt met zijn beschermheer L., commissaris der Inlandsche bevolking, op reis naar de Boven-Cottica om de Aucaners ernstig te onderhouden over hun strooptochten en het feit dat het verboden is om in grote getale naar de stad te komen. De heer Slengarde, assistent van de commissaris, fungeerde als tolk. De tocht bracht hem langs vele plantages en er waren vele interessante ontmoetingen. Voorbij de Barbacoeba-kreek en de Becoe-kreek ontmoetten zij de Posthouder van de ‘Aucaner-Boschnegers’, een Belg die al twintig jaar tussen deze marrons woonde.

Het lijkt alsof hij zijn xenofobie van het moment, toen hij voor het eerst met Afrikaanse slaven werd geconfronteerd, langzaam van zich heeft afgeworpen. In zijn boek neemt hij een lange lijst met odo’s op (‘van welke eenige door mij-zelven uit de mond des negers zijn opgeteekend’) omdat deze het duidelijkst de scherpzinnigheid (‘vernuft’) van ‘den Neger’ verraden. (“Kondre drai, poes-poesi njam sra” (sic) -De wereld draait, de kat eet sla: ’t is de verkeerde wereld). Aan het eind van het boek krijgen we zelfs de preek die Boekhoudt in ‘de Neger-Engelsche taal’ houdt voor de Hervormde gemeente in Paramaribo (op 8 november 1846).

Ik verzamel al meer dan dertig jaar boeken uit de Surinaamse bibliotheek. Toch ben ik dit boek van Willem Boekhoudt in die hele periode slechts één keer tegen gekomen. We vinden het boek bij een klein aantal universiteitsbibliotheken en bij de Koninklijke Bibliotheek in Den Haag maar daar houdt het dan ook direct mee op. De Buku Bibliotheca Surinamica beschikt gelukkig over een fraai exemplaar. Verzamelaars moeten veel geduld en vooral veel geluk hebben om een exemplaar te vinden. Dat is jammer want het is eigenlijk één van de leukste 19e eeuwse reisverslagen die we kennen. Voor degenen die belangstelling hebben om de tekst te lezen is er gelukkig een digitale versie op het net te vinden (www.dbnl.nl).

Carl Haarnack

 

IMG_2968

Share this:

  • Email
  • Facebook
  • Twitter
  • Print

Like this:

Like Loading...

Dutch Guiana. William Palgrave (1876)

18 Saturday Aug 2018

Posted by Carl Haarnack in 19th century books, Bibliotheca Surinamica, English books

≈ Comments Off on Dutch Guiana. William Palgrave (1876)

Tags

English, geschiedenis, travel, West-Indies

Dutch Guiana. William Gifford Palgrave. London: Macmillan and co., (1876)

Enige tijd geleden was ik in de ‘City of Londen’, het oude financiële hart van Europa. Gelukkig heeft Londen niet alleen op politiek gebied of als financieel centrum maar ook op het gebied van boeken een rijke geschiedenis. De lijst van Suriname-boeken die in Londen het licht zagen is lang. Zo begon in 1843 op 57 Aldersgate Street het uitgevershuis Macmillan. Hier werden o.a. de boeken van Lewis Carroll, Alfred Lord Tennyson, Thomas Hardy en Rudyard Kipling uitgegeven.

William_Gifford_Palgrave_by_Julia_Margaret_Cameron

William Palgrave by Julia Cameron

In 1876 verscheen Dutch Guiana van William Gifford Palgrave (1826–1888). Palgrave was door familiebanden nauw gelieerd aan Macmillan (de uitgever heet tegenwoordig Palgrave Macmillan). Hij ging na zijn opleiding naar India en diende in het 8e Regiment of Foot, Bombay Native Infantry. Daarna bekeerde hij zich tot het Rooms Katholicisme, werd hij tot priester gewijd en trad hij toe tot de orde van Jezuïten. Hij werkte in India, Italië en Syrië.

Palgrave’s  reislust bracht hem ook naar het Caraïbisch gebied. In 1875 bezocht hij, op verzoek van zijn vriend A. Cohen, ondersteund door een uitnodiging van gouverneur C.A. van Sypesteyn, Suriname. Interessant is dat Palgraves vader Sir Francis Palgrave (1788-1861) bij zijn geboorte Francis Ephraim Cohen heette. Het verblijf van William Palgrave in Suriname duurde niet langer dan twee weken. Toch is hij lyrisch over de Nederlandse kolonie. Hij vergelijkt in zijn voorwoord Suriname met het Bijbelse paradijs (‘a very pleasant place’) en noemt het  ‘the Creole paradise’.

Vanuit Georgetown in Guiana reist hij over zee naar Paramaribo. Het klimaat is gezond, schrijft hij. De stad Paramaribo, met zijn hoge huizen, wijde straten, tuinen en pleinen wordt gekenmerkt door levenshouding die Palgrave noemt: ‘Take it easy’. Maar, zo waarschuwt hij, laat u zich niet voor de gek houden. Een stad van slechts 22.000 inwoners die zoveel exporteert kan niet alleen bestaan uit dromers. Suriname is voor hem ‘Holland under another sky’ en Paramaribo is Amsterdam  aan andere wateren. Zijn ontzag voor wat de Nederlanders allemaal voor elkaar hebben gekregen is groot. De brandende vraag is dan hoe het zit met de creoolse bevolking in Suriname. Ondanks de ‘evils and degradation inseparable from slavery’ zijn de voormalige slaven er in geslaagd vliegensvlug in harmonie te emanciperen. In geen enkele West-Indische kolonie is er een parallel te vinden, volgens Palgrave.

1876_map_of_suriname

Kaart van Suriname uit het boek van Palgrave

Ook wordt er een reis gemaakt naar de Commewijne. Palgrave schrijft over plantage Voorburg. Naast 200 ‘creoles’ werken er 90 Hindostanen (‘coolies’) en 181 Chinezen. De eerder genoemde Cohen (‘her Majesty’s Consul’) coördineert de arbeid en betaling van de immigranten uit India. Zij krijgen hetzelfde betaald als hun ‘collega’s’ in Demerara. Ze krijgen goede medische zorg en zijn hier in Suriname volgens Palgrave beter beschermd dan in welke Engelse kolonie dan ook. De Chinezen wonen in een aparte sectie. Hun huizen zijn identiek aan die van de Hindostanen. Ze planten vooral kruiden en groeten. Ze zijn dol op varkens. De Creolen daarentegen verbouwen vooral aardvruchten, mango, bananen en bonen.

tropenmuseum_royal_tropical_institute_objectnumber_60006282_directeurswoning_op_plantage_voorburg

Directeurswoning op plantage Voorburg. Foto: Augusta Curiël (collectie Tropenmuseum)

Het is indrukwekkend wat Palgrave allemaal over Suriname weet te vertellen. Hij heeft er beslist niet stilgezeten. Om de lezer te informeren heeft hij de geschiedenisboeken goed bestudeerd. Ook trekt hij steeds vergelijkingen met de Engelse koloniën. Aan de marrons (‘bush negroes’) wijdt hij een heel hoofdstuk waarbij hij veel historische details vermeldt. Suriname verdient volgens de auteur een mooie toekomst. Onverschilligheid en onbekendheid met het land in Europa zijn grote obstakels. Hij eindigt zijn boek met hetzelfde enthousiasme waarmee hij begon:

Palgrave: ‘Ik heb nooit een aangenamer volk ontmoet dan ik daar aantrof, nergens heb ik mijn uren op een prettigere manier dan daar doorgebracht’.

Carl Haarnack

Share this:

  • Email
  • Facebook
  • Twitter
  • Print

Like this:

Like Loading...
← Older posts
logo

Enter your email address to subscribe to this blog and receive notifications of new posts by email.

Join 883 other followers

Recent

  • Niederländisch- Ost- Und Westindien. S. Friedman (1860)
  • De ronselaar, of De gestoorde reis naar Surinamen. G. Behacker (1818)
  • Europeesche Kolonisatie in Suriname. Pyttersen (1896)
  • De Slavernij in Suriname. J. Wolbers (1853)
  • Njoe-Jaari-Singi voe Cesaari. Utrecht: Braga (1843)
  • Het papieren erfgoed van Carl Haarnack
  • Emma Lashley, apotheker te Paramaribo (1909-1993).
  • Julius Hille, arts op Fort Nieuw Amsterdam (1831-1839)
  • Friedrich Voltz (1828-1855) in Suriname
  • Charles Douglas (1853-1943)
  • Frederik Andreas Kühn (1782-1828), chef van het Militair Hospitaal Suriname.
  • Consideratien der WIC over Suriname (1687)

Koloniale Wereld Tentoonstelling Amsterdam (1883)

Wilhelmina van Eede

Categories

  • 17th century books
  • 18th century books
  • 19th century books
  • 20th century books
  • Bibliotheca Surinamica
  • Children's Books
  • Dutch books
  • English books
  • French books
  • Genealogie
  • German books
  • Indian diaspora
  • Italian books
  • Latin books
  • Law
  • medical
  • Parbode
  • Sranan Tongo Books

Paginas

  • Postcards from Suriname
    • Black in postcards
  • Albert Helman
  • Antiquariaat Buku
  • Bibliotheca Surinamica
    • Buku logo
    • Onzichtbaar erfgoed
    • OSO, tijdschrift voor Surinamistiek
  • Brand in Paramaribo
  • Chinezen in Suriname
  • De negerhut
    • Illustraties in vroege edities van Oom Tom
    • Oom Tom in andere talen
  • Duitsers in Suriname
  • Ebony in Suriname
  • Edgar Cairo
  • Een begrafenis
  • Ellen Ombre
  • Galerie Buku
  • Indianen in Suriname
    • In de schaduw van de tijger
  • Indiase diaspora
  • Joanna & Stedman
  • Joden in Suriname
    • David Nassy’s “Furlough” and the Slave Mattheus
  • Klassieke muziek
  • Les Habitants de Suriname
    • Les Indiens
    • Les Négres de Bois
    • Les Négres Sédentaires
  • Natalie Zemon Davis
    • Judges, Masters, Diviners: Slaves’ Experience of Criminal Justice in Colonial Suriname
    • Origins and uses of the creole languages in 18th century Suriname
  • Silvia de Groot
  • Slaven aan het woord
  • Slavernij Verbeeld
  • Stereotype kinderboeken
  • Surinaamsche Mengel-poëzy
    • Annette de Vries
  • Suriname in Wolfenbüttel
  • Surinamica verzamelen
  • Swart in Nederland
  • Voedsel
  • Vrouwen van Suriname
  • Welkom bij Buku
  • Wilhelmus Dortants (1855-1906)
  • Winti

buku

abolitionism Add new tag artsenij binnenland boeroes British Guiana Duits Dutch EBG English expedities fiction flora & fauna Frans Guyana French genealogie German geschiedenis handel hindu hugenoten Illustrated Books india Indianen Judaica jurisdiction katholieken kinderboek koloniale tentoonstelling kolonisatie kunst Language manumissie marrons medical muziek Onderwijs photos plantages reizen religie religion Slavery Stedman theater tijdschriften travel West-Indies
  • German books

Blog at WordPress.com.

Cancel

 
Loading Comments...
Comment
    ×
    loading Cancel
    Post was not sent - check your email addresses!
    Email check failed, please try again
    Sorry, your blog cannot share posts by email.
    %d bloggers like this: