Tags

, ,

Mr. Jan Jacob Mauricius, gouverneur-generaal van Suriname, van 1742 tot 1751. door C.A. van Sijpesteijn. ‘s Gravenhage : Van Cleef, 1858.

In 1858 publiceerde Cornelis Ascanius van Sijpesteijn (1823-1892) dit boek over gouverneur Mauricius. Van Sijpesteijn zou later, in 1873, ook gouverneur worden van Suriname. Mauricius is zondermeer de kleurrijkste gouverneur die Suriname gekend heeft. Vaak wordt hij getypeerd als de man die de Verlichting naar Suriname bracht. Dat klinkt mooi maar daar valt het één en ander op af te dingen. Mauricius had zelf honderden slaven en had het systeem van de slavernij nooit openlijk in twijfel getrokken. Daarover een andere keer meer.

Gouverneur J.J. Mauricius

Laten we beginnen bij de jeugd van Mauricius. Hij werd in 1692 in Amsterdam geboren. Wat als een paal boven water staat is het feit dat hij op jonge leeftijd zich al onderscheidde van leeftijdgenoten. Van Sijpesteijn kan zijn bewondering voor Mauricius nauwelijks onderdrukken. Zo hield hij in januari 1699 een zelfgeschreven preek in de Gasthuiskerk in Amsterdam. Hij was toen nog geen zeven jaar. Op achtjarige leeftijd schreef hij verzen in het Latijn en had hij een levendige correspondentie via brieven. Ook schreef hij op jonge leeftijd gedichten. Op 16 jarige leeftijd promoveerde hij tot doctor in de rechten en toen hij 18 was werd hij beëdigd als advocaat bij het Hof van Holland. Eerst kocht hij een landhoeve bij Nijmegen maar door grote tegenspoed besloot hij die te verkopen en in de Beemster, bij Purmerend, een aanzienlijke boerderij te kopen. Zijn carrière verliep voorspoedig want hij werd in 1719 schepen en pensionaris van de stad Purmerend en uiteindelijk burgemeester. Aan ambitie had onze ‘dichter’ geen gebrek. Tegen een vorstelijke vergoeding van fl. 5000,– per jaar aanvaarde hij de rol van resident (gezant) van de Staat der Verenigde Nederlanden in Hamburg.

Wapen van de Sociëteit van Suriname

In 1742 kreeg hij van de directeuren van de Geoctrooijeerde Sociëteit van Suriname het aanbod om als Gouverneur Generaal naar Suriname te gaan. Voor het geld hoefde hij het misschien niet te doen maar het vooruitzicht om daar misschien plantages te stichten of als administrateur voor andere eigenaren op te treden was verleidelijk. Mauricius zelf noemde vooral als reden dat het warme klimaat goed zou zijn voor zijn borstkwaal. Van Sijpesteijn schetst de moeilijke situatie waarin Suriname zich bevond. In 1712 was de Franse admiraal Cassard de Surinamerivier opgevaren en had gedreigd de hele kolonie te vernietigen. Alleen door betaling van een grote brandschatting kon dit voorkomen worden. Tientallen jaren later zuchtte de kolonie nog steeds onder deze financiële last. Wat de overval van Cassard duidelijk had aangetoond was dat de verdediging van Suriname sterk te wensen overliet. Het was vooral de taak van Mauricius om hierin verbetering te brengen. Er was natuurlijk voortdurende strijd tussen de gouverneur en de planters die een groot deel van de kosten voor de verdedigingswerken voor hun rekening moesten nemen. Ook hadden zij de plicht om slaven af te staan die moesten helpen bij het bouwen van de forten. Zo had Mauricius het plan opgevat om tegenover Fort Nieuw-Amsterdam een redoute aan te leggen zodat de rivier nog beter tegen vijandige mogendheden kon worden beschermd. Uiteraard kreeg deze redoute de naam Purmerend.

Fort Nieuw Amsterdam (Atlas of Mutual Heritage collectie).

Het overgrote deel van het boek gaat over de tijd van Mauricius in Suriname. Aan de hand van brieven, toespraken en publicaties doet Sijpesteijn uit de doeken hoe het kwam dat gouverneur Mauricius steeds in aanvaring kwam met een grote groep planters in Suriname, waaronder Salomon de Plessis. Voor wie een goed begrip wil krijgen van de strijd tussen Mauricius en de ‘Cabale’, en daarmee van die ingewikkelde achttiende eeuw in Suriname, is dit boek onmisbaar.

Carl Haarnack