• Postcards from Suriname
    • Black in postcards
  • Albert Helman
  • Antiquariaat Buku
  • Chinezen in Suriname
  • De negerhut
    • Illustraties in vroege edities van Oom Tom
    • Oom Tom in andere talen
  • Duitsers in Suriname
  • Ebony in Suriname
  • Edgar Cairo
  • Een begrafenis
  • Ellen Ombre
  • Galerie Buku
  • Indiase diaspora
  • Joanna & Stedman
  • Joden in Suriname
    • David Nassy’s “Furlough” and the Slave Mattheus
  • Klassieke muziek
  • Les Habitants de Suriname
    • Les Indiens
    • Les Négres de Bois
    • Les Négres Sédentaires
  • Natalie Zemon Davis
    • Judges, Masters, Diviners: Slaves’ Experience of Criminal Justice in Colonial Suriname
    • Origins and uses of the creole languages in 18th century Suriname
  • Silvia de Groot
  • Slaven aan het woord
  • Slavernij Verbeeld
  • Stereotype kinderboeken
  • Surinaamsche Mengel-poëzy
    • Annette de Vries
  • Suriname in Wolfenbüttel
  • Surinamica verzamelen
  • Swart in Nederland
  • Voedsel
  • Vrouwen van Suriname
  • Welkom bij Buku
  • Wilhelmus Dortants (1855-1906)
  • Winti
  • Bibliotheca Surinamica
    • Buku logo
    • Onzichtbaar erfgoed
    • OSO, tijdschrift voor Surinamistiek
  • Brand in Paramaribo
  • Indianen in Suriname
    • In de schaduw van de tijger

Buku – Bibliotheca Surinamica

~ Library, archives & wunderkammer

Buku – Bibliotheca Surinamica

Tag Archives: muziek

Njoe-Jaari-Singi voe Cesaari. Utrecht: Braga (1843)

31 Monday Aug 2020

Posted by Carl Haarnack in 19th century books, Bibliotheca Surinamica, Sranan Tongo Books

≈ Comments Off on Njoe-Jaari-Singi voe Cesaari. Utrecht: Braga (1843)

Tags

Language, muziek

Proeve van Neger-Engelsche poezy. Njoe-Jaari-Singi voe Cesaari. In: Braga, dichterlijke mengelingen, uitgegeven door een dichtlievend gezelschap. Utrecht: Bij van Paddenburg en Comp., 1843.

‘Soema de jompo janna so?
Mi bribi na Cesaari;
Pooti, a no man voe go,
Moffina fa a haari!
Wan soro no hati toe soema, loekkoe fa a mangrie,
Daggoe habi foeloe masra a slibi nanga hangrie…..’

Zo begint het eerste gedicht dat in het Sranan in druk verscheen. Het gedicht bestaat uit tien strofen van zes regels waarbij telkens de laatste twee regels dubbel zo lang zijn als de eerste vier. In de jaren 1836 en 1837 werd het in losse bladen aan de man gebracht in Paramaribo. Mogelijk gebeurde dat door de hoofdfiguur in dit gedicht zelf, de doofstomme Cesar (Cesaari), maar daarover bestaat geen zekerheid. In 1843 werd het gedicht opnieuw afgedrukt maar nu in een Nederlands literair tijdschrift Braga. Dit tijdschrift, waarin alle teksten rijmden, werd in 1842 opgericht door Jan Jakob Lodewijk ten Kate (1819-1889) en Anthony Winkler Prins (1817-1908). Er verschenen slechts twee jaargangen. Cesar is, zo lezen we in Braga, een ‘neger’ van ongeveer 30 jaar oud. Vanwege zijn doofstomheid kan hij niet praten en brengt hij ‘akelige’ geluiden uit om zijn blijdschap, verwondering of droefheid uit te drukken. Hij verstaat echter alles wat men hem zegt uitstekend. Hij trekt sterk met zijn rechterbeen en loopt op zijn tenen. Cesar  woont in een huisje aan de rivieroever. Vanaf die plek kan hij de seinen waarnemen die de schepen uitzenden. Zodra hij een schip de Surinamerivier ziet binnenkomen informeert hij de ingezetenen van de Paramaribo en ontvangt daarvoor een kleine vergoeding.  

In het Nieuwjaarslied vraagt deze bedelaar voorbijgangers in Paramaribo om een aalmoes. Hij belooft dat iedereen die iets geeft het dubbele terug zal ontvangen. Verder wenst Cesaari voor iedereen alle goeds:

‘Mi wensi geluk na ibrie wan
Na inni da jaari dissie
Alla oeman sa venni man
Den jonkman sa venni missie..’

Maar gedicht einidgt met een smeekbede:

‘Ma, mi teeki Gaddo beggi joe,
No forgitti Cesaari!
Awassi mi pooti, tokkoe na troe,
Mi habi mi libbi voe tjaari;
Mi no habi foeloe voe wensi, mi no habi foeloe vo fredde,
Mi no habi noffo foe libbie, ma mi habi toe moessie vo dedde.’

In 1958 analyseerden Ursy M. Lichtveld en Jan Voorhoeve in Suriname: Spiegel der Vaderlandse Kooplieden (Zwolle: Tjeenk Willink, 1958) dit bijzondere gedicht. Zij wijzen Jan Jakob Lodewijk ten Kate, uitgever van Braga, aan als vertaler van het gedicht in het Sranan. In de belangrijke anthologie van de Creoolse literatuur in Suriname, Creole Drum (New Haven and London: Yale University Press, 1975) brengen Lichtveld en Voorhoeve het gedicht opnieuw ter sprake. Voor het eerst wordt melding gemaakt van de mogelijkheid dat de Surinaamse jurist H.C. Focke (1802-1856) de auteur is van het gedicht. Focke publiceerde in 1855 het Neger-Engelsch Woordenboek, een belangrijke bron voor het Sranan en de Surinaamse odo’s. Juist deze odo’s vormen een belangrijk onderdeel van onze Njoe-Jaari-Singi. Zoals bijvoorbeeld deze odo: “Kondre draai, poes-poesi njam slaa”. Deze odo vinden we terug in het woordenboek van Wüllschlägel (1856) onder odo nr. 347 (‘het is de wereld op z’n kop’, ch).

In het exemplaar van het tijdschrift Braga dat zich in de Buku collectie bevindt vinden we een interessante aantekening in potlood: ”Ten Kate ontving dit lied (gedicht en met een schip versierd) ten geschenke van mr. J.I.D. Nepveu te Utrecht en leverde daarvan de hierbij gevoegde vertaling”. Dat maakt de zaak nóg interessanter. Jan Ignatius Daniël Nepveu (1810-1887) was griffier van het provinciaal gerechtshof in Utrecht en hij was actief op letterkundig gebied. Hij was de kleinzoon van Laurens Johannes Nepveu die in 1751 in Paramaribo geboren was. Deze laatste was weer de zoon van Jean Nepveu (1719-1779), gouverneur-generaal van Suriname.

Carl Haarnack

Share this:

  • Email
  • Facebook
  • Twitter
  • Print

Like this:

Like Loading...

Aventures d’Hercule Hardi. Eugene Sue (1840)

10 Saturday Mar 2018

Posted by Carl Haarnack in 19th century books, Bibliotheca Surinamica, French books

≈ Comments Off on Aventures d’Hercule Hardi. Eugene Sue (1840)

Tags

fiction, French, muziek, travel

Aventures d’Hercule Hardi, ou, La Guyanne en 1772. Paris: C. Gosselin, 1840.

In deze rubriek zijn we altijd gek op wat we ‘Stedmania’ zijn gaan noemen: verschillende edities en vertalingen van Stedman’s Narrative against the Revolted Negroes of Surinam (1796) maar ook toneelstukken, kinderboeken en romans die gebaseerd zijn op het belangrijke boek van John Gabriël Stedman. Regelmatig vinden we nieuwe afbeeldingen die geïnspireerd zijn op de prachtige gravures van o.a. Blake en Bartholozzi uit de eerste Engelse editie.

GabrielLepaulle EugeneSue

Eugene Sue (1804-1857). Schilderij van François-Gabriel Lépaulle (1835)

Weinig mensen zijn nog bekend met de grote 19e eeuwse Franse romanschrijver Eugène Sue. Sue, die eigenlijk Marie-Joseph Sue heette, werd geboren in Parijs in 1804. Hij volgde een medische opleiding en werkte korte tijd als chirurg bij de marine. Dankzij zijn werk op Franse oorlogsschepen reisde hij in Azië, Amerika en het Caraïbisch gebied. Maar al snel legde Sue zich toe op een carrière in de journalistiek. Dankzij de snel groeiende groep van mensen die kon lezen en de goedkope publicaties van zijn verhalen die in afleveringen verschenen, werd Eugene Sue beroemd. Zijn eerste succesvolle romans waren vooral geïnspireerd op zijn zeereizen. In 1830 verscheen Kernock le pirate, gevolgd door Atar-Gull (1831) en La Salamandre (1832). Maar het grote succes kwam met de publicatie van Les Mystères de Paris dat tussen 1842 en 1843 als feuilleton verscheen. Hierin beschreef hij de ellende van de Parijzenaars die in grote armoede leefden. Beweerd wordt dat Victor Hugo voor het schrijven van zijn succesvolle sociale roman Les Misérables (1862) op het werk van Sue heeft geleund.

kappler eugene sue

Fort Zeelandia in Paramaribo omstreeks 1850

In 1840 publiceerde Eugene Sue Deux Histoires 1772-1810 met daarin Aventures d’Hercule Hardi. Hij baseerde deze novelle op de ‘Narrative’ van Stedman. Er verschijnen vele herdrukken (de laatste in 2016!) en ook werd het vertaald in het Engels (The adventures of Hercules Hardy; or, Guiana in 1772. New-York: J. Winchester, 1844) en in het Duits (Die Abenteuer des Hercules Kühn oder Guyana im Jahre 1772. Leipzig : Wigand, 1844). Sue laat slechts zijdelings blijken dat Stedman zijn inspirator is. Zo wordt er ergens een slager Stedman opgevoerd en in een voetnoot beveelt hij het boek van Stedman aan.

Hercule gaat als vrijwilliger naar Suriname om te helpen in de strijd tegen de van de plantages ontvluchtte slaven en de indianen. De gevluchte slaven worden overigens marrons genoemd. We herkennen verschillende bekenden uit de geschiedenisboeken. Zo is er een slaaf, genaamd Cupidon, die een armband draagt waarin gegraveerd staat ‘trouw aan de Europeanen’ (Granman Quassie kreeg in 1730 een zilveren borstplaat met daarop de tekst ‘Quassie, trouw aan de blanken’).  Het kost ook weinig moeite om in Major Rudchop  kolonel Fourgeoud te herkennen. De geliefde van Stedman, Joanna, heet bij Sue,  Jaguarette. De indianen komen er weer niet goed vanaf. Ze zijn wild, gevaarlijk en een aantal er van zijn kannibalen.

Quassie in Eugene Sue

The celebrated granman Quacy (detail uit gravure uit Stedmans Narrative, 1796)

De Aventures d’Hercule Hardi behoort misschien niet tot de grote wereldliteratuur zoals enkele andere boeken van Eugene Sue dat doen. Maar het onderstreept nogmaals het belang van de Narrative van Stedman. De publicatie in 1796 sloeg in als een bom. Voor het eerst in de geschiedenis kon de Europese bevolking gedetailleerd kennisnemen van de slavernij in een Europese kolonie in woord én beeld. Maar het waren vooral alle toneelstukken, romans en poëzie die van Stedmans boek (én het liefdesverhaal met de slavin Joanna) afgeleid waren die hét verhaal van de Surinaamse geschiedenis als een inktvlek verder verspreidden in het Europese collectieve bewustzijn. Vooral bij Franse antiquariaten komen we de boeken van Eugene Sue in grote getalen tegen. Gek genoeg valt het nog niet mee om vroege edities van Hercule Hardi op de kop te tikken. Mocht u er één tegenkomen weet dat u een bijzondere en zeldzame bewerking van de Narrative van Stedman in handen heeft.

Carl Haarnack

zie ook:

Joanna & Stedman

Andere Franse titels uit de Surinaamse bibliotheek

 

Hercule Hardy

Titelblad Engelse vertaling van Aventures d’Hercule Hardi.

Share this:

  • Email
  • Facebook
  • Twitter
  • Print

Like this:

Like Loading...

Korte Beschrijving van Mr. H.C. Focke (1903)

14 Saturday Mar 2015

Posted by Carl Haarnack in 19th century books, 20th century books, Bibliotheca Surinamica, Dutch books

≈ Comments Off on Korte Beschrijving van Mr. H.C. Focke (1903)

Tags

flora & fauna, kunst, marrons, muziek, tijdschriften

Korte Beschrijving van Mr. H.C. Focke. Door C.J. Hering. Paramaribo: H.B. Heyde, 1903.

In deze rubriek zijn we niet zo tuk op competities en records. Maar dit keer kan ik het niet laten: dit ‘boekje’ telt slechts acht pagina’s en is daarmee het dunste boekje uit de Surinaamsche Bibliotheek is dat ik ken. Het is één van de weinige lofredes op één enkel individu die we in Suriname kennen.

portret Focke k

Mr. H.C. Focke (1802-1865)       

De auteur Hering stelt dat geleerden in Europa beweren dat er in de Tropen geen geleerde of talentvolle mensen worden geboren. Maar hij probeert die theorie te weerleggen door te wijzen op de beroemde Surinamer François Le Vaillant ( auteur van Voyage de M. Le Vaillant dans l’Intérieur de l’Afrique par Le Cap de Bonne Espérance, dans Les années 1783, 84 & 85. Paris: Leroy, 1790) die, door zijn reizen door Afrika en de tekeningen die hij daar maakte, een plekje in de wereldgeschiedenis heeft veroverd. Toch bleef deze wereldberoemde Surinamer in Suriname zelf geheel onbekend. Maar dit boekje schrijft Hering om zijn ontzag en bewondering te tonen voor H.C. Focke die zijn sporen heeft verdiend op wetenschappelijk gebied. Door het schrijven van deze korte biografie probeert hij de verdiensten van Focke voor Suriname aan de vergetelheid te ontrukken.

Hendrik Charles Focke werd geboren in Paramaribo in 1802 als kind van Gerhard Focke en Wilhelmina Charlotte Esser. Na zijn schoolopleiding in Paramaribo stuurde zijn vader hem naar Nederland om Rechten te studeren. In 1827 promoveerde hij in de Rechtsgeleerdheid aan de Universiteit van Utrecht met het proefschrift Pretio in emtione venditione. Focke mag gerust is een ware homo universalis in de traditionele zin van het woord genoemd worden. Na zijn studie in Nederland wordt hij in Paramaribo aangesteld als advocaat. Later werd hij benoemd als Auditeur bij het Militair Gerechtshof. Ten slotte werd hij President van het Collegie van Kleine Zaken (Kantongerecht). Maar behalve zijn werk als jurist heeft Focke ook veel gedaan op het gebied van Botanie ofwel Plantkunde. Als botanist heeft hij veel bijgedragen om de kennis van de Surinaamse flora te verspreiden. Zo dragen zo’n acht planten zijn naam. In 1853 schreef hij één van zijn beroemdste bijdragen: De quibusdam Orchideis Surinamensibus (Botanische Zeitung, Leipzig, von Mohl und Schlechtendal, no. 13 & 18). Behalve rechtsgeleerde en botanist was hij ook musicus, was hij betrokken bij de oprichting van Toneelgenootschap Thalia en was hij één van de oprichters van het tijdschrift West-Indië: bijdragen tot de bevordering van de kennis der Nederlandsch West-Indische koloniën (Haarlem: A.C. Kruseman, 1856). Voor dit tijdschrift schreef hij een interessante bijdrage over Neger-engelsche muziek.

‘De Surinaamsche negermuzijk’ door Focke (1856)

‘De Surinaamsche negermuzijk’ door Focke (1856)

Maar voor degenen die zich bezighouden met het verzamelen van Surinamica zal Focke waarschijnlijk het best herinnerd worden om zijn Neger-Engelsch woordenboek dat in 1855 in Leiden verscheen.

Wat maakt dit boekje van Hering over Hendrik Charles Fock nou zo bijzonder? Het heeft een aardig fotoportret van Focke (tot op heden had ik nog geen portret van hem kunnen vinden). Het is niet alleen superdun maar het is ook superzeldzaam. Alleen de UB Leiden en het Volkenkundig Museum in Leiden beschikken over een exemplaar. Natuurlijk is Buku-Bibliotheca Surinamica ook de trotse eigenaar van een exemplaar.

Carl Haarnack

Share this:

  • Email
  • Facebook
  • Twitter
  • Print

Like this:

Like Loading...

De Lantaarn voor 1796

11 Sunday Jan 2015

Posted by Carl Haarnack in 18th century books, Dutch books

≈ Comments Off on De Lantaarn voor 1796

Tags

British Guiana, muziek, plantages, tijdschriften

West-Indische Fragmenten of losse uittrekzels uit een drietal brieven, geschreeven uit de Coloniën Suriname, Demeraeij en de Berbice. Amurath-effendi Hekim-Bachi (Pieter van Woensel). De Lantaarn voor 1796.

plantageSoms duiken op de meest onverwachte plekken en op onverwachte momenten verhalen uit Suriname op. Onlangs kreeg ik een vriendelijk mailtje van Bouwe Lunstra, eigenaar van Antiquariaat Parnassos. Hij bood mij een exemplaar aan van De Lantaarn voor 1796, een tijdschrift dat tussen 1792 en 1801 verscheen. Een klein, eigenlijk onooglijk, boekje van 9 x 12 cm met een beetje een smoezelige papieren band. Niet een boekje waar het bibliofiele hart direct sneller van gaat kloppen. De maker van dit tijdschrift was Pieter van Woensel (1747-1808), schrijver, medicus, denker en wereldreiziger. Van Woensel schreef in dit tijdschrift onder het Oosterse pseudoniem ‘Mijnheer Amurath, hoofdgeneesheer’. Van Woensel had een kritische blik en probeerde door over allerlei uiteenlopende onderwerpen commentaar te leveren de Nederlandse lezers iets van de wereld bij te brengen.

Lantaarn titelblad

Voor ons wordt het pas interessant als we weten dat Van Woensel in 1794 de Nederlandse kolonies in Zuid-Amerika, waaronder Suriname, bezocht. In de editie van 1796 vinden we onder het kopje <Suriname>: “West-Indische Fragmenten of losse uittrekzels uit een drietal brieven, geschreven uit de Coloniën Suriname, Demarij en de Berbice”. De klachten over de ondragelijke hitte, de heftige regenbuien en de muskieten nemen we maar even voor kennisgeving aan.

Interessant wordt het als we iets over het dagelijks leven leren van een ooggetuige in Suriname. Van Woensel schrijft dat de meeste plantagedirecteuren ex-soldaten zijn die hun dienstverband uitgezeten hebben. Dit zijn volgens hem mensen van ‘geringe afkomst, van gebrekkige, verwaarloosde opvoeding en van weinig kunde.’ De echte spil in de kolonie is de administrateur die in de stad woont en soms wel twintig of dertig plantages onder zijn beheer heeft. Van Woensel schrijft over de Groot-Zondag; de dag waarop, éénmaal per jaar, op alle plantages de slaven een kledingstuk, wat stof en een hoed ontvangen. Hij noemt dit de plantage-kermis; er wordt niet gewerkt, maar gedronken en gedanst. Sommigen kunnen doormiddel van een dans anderen betoveren: relata refero. Maar deze dans is ten strengste verboden.

lantaarn1

De verhandelingen van Van Woensel over Suriname, Demerara en Berbice zijn zeer lezenswaardig en geven ons nieuwe informatie over het plantageleven. Uiteraard is de auteur een kind van zijn tijd en zit hij tjokvol met vooroordelen. Hij heeft geen hoge pet op van de slaven en mulatten. Maar hij geeft ons wel zijn eigen beeld, hoe verwrongen dat dan ook mag zijn. En aangezien we zo weinig 18e eeuwse ooggetuigenverslagen uit Suriname hebben is dit er ook één om te koesteren.

Carl Haarnack

Share this:

  • Email
  • Facebook
  • Twitter
  • Print

Like this:

Like Loading...

Djuka, the Bush Negroes of Dutch Guiana. Morton C. Kahn (1931)

18 Tuesday Mar 2014

Posted by Carl Haarnack in 20th century books, English books

≈ Comments Off on Djuka, the Bush Negroes of Dutch Guiana. Morton C. Kahn (1931)

Tags

kunst, marrons, muziek, plantages

Djuka, the Bush Negroes of Dutch Guiana. Morton C. Kahn. New York: The Viking Press, 1931.

De geschiedenis van Suriname is bijzonder goed gedocumenteerd. Althans, in archieven en boeken vinden we heel veel informatie over het koloniale bestuur en de plantages, vooral de opbrengsten van koffie, suiker en katoen. Maar het gaat hier wel over historische feiten die de geschiedenis van bovenaf, die van de Europese koloniale elite, bejubelen en soms bewieroken. De geschiedenis zoals de uit Afrika aangevoerde slaven die beleefden is er weinig tot niets aan het papier toevertrouwd. En dat geldt helemaal voor de van de plantages weggelopen slaven, de marrons. Marronage vond sinds het eerste begin van de kolonisatie van Suriname door de Engelsen rond 1650 plaats. Maar het zou tot de 20e eeuw duren voordat er serieuze studies verschenen over het leven en de cultuur van de marrons.

???????????????????????????????

Morton Kahn was een Amerikaanse medicus die in 1922, 1923 en 1925 Zuid-Amerika bezocht met als doel tropische ziekten te bestuderen. Op deze reizen kwam hij in aanraking met de marrons die toen nog politiek incorrect ‘boschnegers’ (bushnegroes) heetten. Tussen  1927 en 1930 ondernam Kahn nog drie reizen naar Suriname met het doel de geschiedenis en de cultuur van wat hij de ‘Djukas’ noemt te bestuderen. Hij onderzocht vrijwel uitsluitend de Saramaccaanse ‘bush negroes’.

Kahn begint zijn verhaal bij de onmenselijk handel in slaven die begon in West-Afrika. Ook schrijft hij over de wrede martelingen van weggelopen slaven als die weer gevangen werden genomen. Aan Stedman ontleent hij het verhaal van een marron die aan een haak door zijn ribben werd opgehangen. Door zijn langdurig verblijf bij de Saramaccaanse marrons is Kahn in staat uit eigen waarneming de dansen, het gebruik van de drums, de taal, het eten, geneeskunst, magie, huwelijk en familieleven en bijvoorbeeld het houtsnijwerk te beschrijven. Het American Museum of Natural History in New York heeft naar verluidt zo’n 800 etnografische voorwerpen die Kahn uit de binnenlanden van Suriname heeft tekeningen  van houtsnijwerk, maar ook foto’s van marrons (een aantal van eigen makelij en sommige van Eugen Klein). De ‘Djukas’ hebben, zo schrijft Kahn, een gevoel voor esthetiek en beschikken in hun houtsnijwerk over een goed ontwikkelde kunstvorm.

Kahn is één van de eerste wetenschappers die grote belangstelling hadden voor de cultuur en taal van de nazaten van weggelopen slaven. Hij werd in deze traditie gevolgd door antropologen zoals Melville J. Herskovits en Frances S. Herskovits en andere wetenschappers zoals Silvia de Groot, H.U.E. Thoden van Velzen en Richard en Sally Price.

Carl Haarnack

https://bukubooks.wordpress.com/2011/08/25/suriname-folk-lore-herskovits-1936/

https://bukubooks.wordpress.com/silvia_de_groot/

Djuka cover klein

Share this:

  • Email
  • Facebook
  • Twitter
  • Print

Like this:

Like Loading...

West-Indië: bijdragen tot de bevordering van de kennis der Nederlandsch West-Indische koloniën (1856)

24 Sunday Feb 2013

Posted by Carl Haarnack in 19th century books, Dutch books

≈ Comments Off on West-Indië: bijdragen tot de bevordering van de kennis der Nederlandsch West-Indische koloniën (1856)

Tags

flora & fauna, Language, muziek, religie

West-Indië: bijdragen tot de bevordering van de kennis der Nederlandsch West-Indische koloniën. Haarlem:  A.C. Kruseman, 1856.

Dit tijdschrift werd opgericht door C. van Schaick, H.C. Focke, Ch. Landré, C.A. van Sypesteyn en F.A.C. Dumontier. Zij bekleedden allen vooraanstaande posities in het maatschappelijke leven in Paramaribo halverwege de 19e eeuw en drukten hun stempel op het culturele klimaat van de hoofdstad. Cornelis van Schaick was een predikant uit Amsterdam die in 1852 naar Suriname vertrok. Hij publiceerde ook gedichten in de Surinaamsche Courant en was voorzitter van de vrijmetselaarsloge Concordia. Hendrik Charles Focke, geboren in Suriname, was advocaat en speelde ook een grote rol in het culturele leven van  Paramaribo.

Paramaribo Gouvernementsplein

Zo publiceerde hij in 1855 het Neger-Engelsch woordenboek. Landré was stadsgeneesheer en nam het initiatief De Koloniale Bibliotheek in Paramaribo op te richten. F.A.C. Dumontier was ook arts en hoofd van de Geneeskundige Dienst in Suriname. Cornelis Ascanius van Sypesteyn kennen we natuurlijk vooral als de latere gouverneur van Suriname (1873-1882). Hij voerde in 1876 de algemene leerplicht voor kinderen van zeven tot twaalf jaar in, 25 jaar voordat deze in Nederland werd ingevoerd.

west indie 2

Omslag tijdschrift West-Indië

De oprichters van dit tijdschrift hebben voor ogen ‘het heil, den bloei en den welvaart der kolonie te bevorderen’. Daarnaast hopen zij dat het vergoten van de bekendheid van Suriname er toe zal leiden dat degene die in ‘bekrompen omstandigheden’ in Nederland leven naar Suriname zullen komen om een beter leven te vinden. Het tijdschrift is breed van opzet, de artikelen van hoog niveau en zou best de vergelijking met het moderne tijdschrift OSO kunnen doorstaan.

Mission kind

Wullschlägel, hoofd van de Evangelische Broedergemeente (EBG), schreef ‘Iets over de Neger-Engelse Taal en de bijdragen tot hare ontwikkeling en literatuur.’ “De Neger-Engelsche taal wordt gewoonlijk voor zeer arm gehouden”, zo schrijft hij. Hij is het daar echter niet mee eens. Wullschlägel: “In het gewone leven weten de Negers zich vloeiend en bondig genoeg uit te drukken, dikwijls met verrassende naauwkeurigheid, somtijds zelfs korter en kernachtiger dan wij Europeanen.” Waardevol is zijn beschrijving van de belangrijkste gedrukte teksten van EBG zendelingen. Deze Moravische broeders begonnen met het vertalen van bijbelteksten in het Sranan Tongo en vervolgens met het leren lezen en schrijven aan de Creoolse bevolking van Suriname. Dit was voor groot belang voor de emancipatie van de zwarte bevolking van Suriname die nog in slavernij leefde.

???????????????????????????????

Focke schreef het artikel ‘De Surinaamsche negermuzijk’. Focke is niet overal even complimenteus over de muzikale kwaliteit van de ‘op Surinaamschen bodem overgeplanten Afrikaan’. Het gezang verdient nauwelijks deze naam en is volgens hem bijzonder eentonig. Toch moeten we dit ongenuanceerde oordeel maar door de vingers zien want we krijgen er een prachtige beschrijving van zang, muziek en dans voor terug. Zo heeft hij maar liefst vier pagina’s met tekst en muziekbalken opgenomen. Hier zou een Surinaamse musicoloog toch van moeten gaan watertanden? Deze Banja-zang begint met:

“Arabi, na Pambo ben sennni njoesoe (2x). Soesoe tei! No broko hatti o: alla joe kondre de na reti ka-ba”. 

Focke: “De vrouwen vormen het koor; eene harer is de trokí-man, d.i. de toongeefster. Zij zingt de strophe eerst alleen en vervolgens herhaalt het koor het door haar gezongene, en zoo gaat het honderde malen voort…. De zangsters schudden met de Sakà’s en geven daarmede de achtsten der maat aan, of rammelen met de Joro-joro. Ook wuiven zij met doeken, en zijn daarbij in eene voortdurende golvende of heen en weer zwaaijende beweging, wanneer zij namelijk niet dansen. Het dansen geschiedt paarsgewijze, meestal één man en ééne vrouw te gelijk, bij welke zich nu en dan een derde, hetzij man of vrouw, voegt, om de dansenden eens aan te moedigen of een bewijs van goedkeuring en toejuiching te geven, en dan weder onder de omstanders terug te keren.”

???????????????????????????????

Titelblad West-Indië

Andere artikelen gaan over landbouw, de kolonisatie pogingen, geneeskunde, voeding en taalkunde. Zo vinden we stukken over o.a. de Arrowakken, de geschiedenis van de Hervormde Kerk, lepra in Suriname, over De La Condamine in Suriname, houtsoorten, slangen, suikerfabricage, pinda, en nog veel meer. Het tijdschrift kende ook interessante rubriek ‘Boekaankondiging’ waar nieuw verschenen boeken werden besproken. In de rubriek ‘Aantekeningen’ was ruimte voor vragen van lezers en mededelingen en opmerkingen. In de rubriek ‘Berigten’ lezen we bijvoorbeeld dat aan de monding van de Warappa-kanaal de plantages Bremen en La Rochechateau en een militaire post en stuk van plantage Alsimo zijn weggespoeld.

West-Indië: bijdragen tot de bevordering van de kennis der Nederlandsch West-Indische koloniën heeft maar korte tijd bestaan. Tussen 1854 en 1858 verschenen acht afleveringen. De exemplaren die zich bevinden in de collectie Buku Bibliotheca Surinamica zijn gebonden in twee banden met op het titelblad 1856 en 1858. Maar in de Koninklijke Bibliotheek in Den Haag bevinden zich exemplaren die gebonden zijn met de jaartallen 1855-1858. Van 19e eeuwse boeken is het al bijzonder als we ze anno 2013 nog op onze boekenplank hebben staan maar voor tijdschriften (en kranten) is dat bijna onmogelijk. Vandaar dat dit 19e eeuwse tijdschrift uitermate zeldzaam is. Het is aannemelijk dat vrijwel alleen de ingebonden exemplaren de tand des tijds hebben doorstaan. Bijzonder aan de exemplaren in de Buku – Bibliotheca Surinamica collectie is dat deze uit de bibliotheek van C.A. van Sypesteyn afkomstig zijn. Van een gouverneur van Suriname mag natuurlijk wel verwacht worden dat hij netjes op zijn boeken, ons erfgoed, past.

Carl Haarnack

???????????????????????????????

Share this:

  • Email
  • Facebook
  • Twitter
  • Print

Like this:

Like Loading...
logo

Enter your email address to subscribe to this blog and receive notifications of new posts by email.

Join 945 other subscribers

Recent

  • Tooneel des oorlogs. Lambert van den Bos (1675)
  • Kolonisatie van de Portugeesch Joodsche Natie in Suriname. Fred. Oudschans Dentz (1927)
  • Afrikanische Relikte und Indianische Entlehnungen in der Kultur der Buschneger Surinams. Lindblom (1924).
  • Nieu-Nederland versus Guajana. Otto Keye (1659/1672)
  •  Schaduwbeelden uit Suriname. Anna Ampt (1858).
  • Le Mercure historique (1750)
  • De Commandant van de Negerjagers. J.H. van Balen (1890)
  • Stedmans ´Narrative´ in de Buku collectie
  • Surinaamsche mengelpoëzy. P.F. Roos (1804)
  • Kleines Magazin von Reisen. J.G. Stedman (1800)
  • Beschrijving van Suriname. Van Sijpesteijn (1854)
  • Tagebuch einer Reise durch Holland und England. Sophie von La Roche (1788)

Koloniale Wereld Tentoonstelling Amsterdam (1883)

Wilhelmina van Eede

Categories

  • 17th century books
  • 18th century books
  • 19th century books
  • 20th century books
  • Bibliotheca Surinamica
  • Children's Books
  • Dutch books
  • English books
  • French books
  • Genealogie
  • German books
  • Indian diaspora
  • Italian books
  • Latin books
  • Law
  • medical
  • Parbode
  • Sranan Tongo Books

Paginas

  • Postcards from Suriname
    • Black in postcards
  • Albert Helman
  • Antiquariaat Buku
  • Bibliotheca Surinamica
    • Buku logo
    • Onzichtbaar erfgoed
    • OSO, tijdschrift voor Surinamistiek
  • Brand in Paramaribo
  • Chinezen in Suriname
  • De negerhut
    • Illustraties in vroege edities van Oom Tom
    • Oom Tom in andere talen
  • Duitsers in Suriname
  • Ebony in Suriname
  • Edgar Cairo
  • Een begrafenis
  • Ellen Ombre
  • Galerie Buku
  • Indianen in Suriname
    • In de schaduw van de tijger
  • Indiase diaspora
  • Joanna & Stedman
  • Joden in Suriname
    • David Nassy’s “Furlough” and the Slave Mattheus
  • Klassieke muziek
  • Les Habitants de Suriname
    • Les Indiens
    • Les Négres de Bois
    • Les Négres Sédentaires
  • Natalie Zemon Davis
    • Judges, Masters, Diviners: Slaves’ Experience of Criminal Justice in Colonial Suriname
    • Origins and uses of the creole languages in 18th century Suriname
  • Silvia de Groot
  • Slaven aan het woord
  • Slavernij Verbeeld
  • Stereotype kinderboeken
  • Surinaamsche Mengel-poëzy
    • Annette de Vries
  • Suriname in Wolfenbüttel
  • Surinamica verzamelen
  • Swart in Nederland
  • Voedsel
  • Vrouwen van Suriname
  • Welkom bij Buku
  • Wilhelmus Dortants (1855-1906)
  • Winti

buku

abolitionism Add new tag artsenij binnenland boeroes British Guiana democratie Duits Dutch EBG English expedities feest fiction flora & fauna Frans Guyana French genealogie German geschiedenis handel hindu hugenoten Illustrated Books india Indianen jews Judaica jurisdiction katholieken kinderboek Koloniale Staten koloniale tentoonstelling kolonisatie kunst Language manumissie maps marrons medical muziek Onderwijs photos plantages poetry politiek reizen religie religion Slavery Stedman stedmania theater tijdschriften travel West-Indies
  • German books

Blog at WordPress.com.

  • Follow Following
    • Buku - Bibliotheca Surinamica
    • Join 945 other followers
    • Already have a WordPress.com account? Log in now.
    • Buku - Bibliotheca Surinamica
    • Customize
    • Follow Following
    • Sign up
    • Log in
    • Report this content
    • View site in Reader
    • Manage subscriptions
    • Collapse this bar
 

Loading Comments...
 

    %d bloggers like this: