Winti

(uit: Voyage a Surinam, P.J. Benoit, Bruxelles, 1839)

door Ch. J. Wooding 

Inleiding

Leden van diverse West-Afrikaanse stammen die gedurende de slavernij naar Suriname zijn gebracht, vormen in de huidige maatschappij de bevolkingsgroep die Creolen wordt genoemd. Zij kwamen uit koninkrijken die in religieus opzicht grote overeenkomsten vertoonden, zoals het geloof in een oppergod die ver van de mensen is gaan wonen, de wereld achterlatend aan goden die minder machtig zijn dan hij; het geloof in een onsterfelijke menselijke ziel en de daarmee verbonden vooroudercultus. De negers, die in de maatschappij een nederige positie innamen, kwamen op open plekken in de bossen bij elkaar om hun godsdienst te belijden, en zo groeide niet alleen een hecht solidariteitsgevoel, maar droeg iedere stam de specifieke elementen bij aan die rituele bijeenkomsten. Deze elementen maakten een eigen ontwikkeling door en het resultaat was een nieuwe godsdienst: Winti met aanbiddings- en gedragspatronen die sterk leken op de West-Afrikaanse.

Het was de negers aanvankelijk verboden de westerse godsdienst te belijden, opdat ze niet zouden leren dat voor God alle mensen gelijk zijn. Ze mochten hun godsdienst, die door de blanken een ‘heidense’ godsdienst werd genoemd, ook niet belijden, maar ze deden dat toch in het geheim, en daardoor kreeg Winti een geheimzinnig karakter.

De godsdienst werd ook geassocieerd met een lage sociale status en wanneer wij een dansritueel observeren, valt op dat de deelnemers tot het laagste sociale stratum van de maatschappij behoren. In de laatste tijd is bij de Creool een herwaardering van zijn godsdienst plaats gaan vinden als gevolg van het zoeken naar een eigen identiteit, en daardoor zijn ook de beter gesitueerden tot op zekere hoogte gaan participeren.

Winti is dus een Afro-amerikaanse godsdienst waarvan het complexe geloof in goden en magisch religieuze praktijken het leven van de Volkscreool in sterkere mate beheerst dan dat van de beter gesitueerde. In het dagelijks spraakgebruik betekent ‘winti’ ‘wind’, en men bedoelt ermee dat de zich snel verplaatsende onzichtbare goden bezit kunnen nemen van mensen die daarna in een godentaal gaan spreken. De in bezit genomen heet ‘hassi’ (paard). Men noemt deze godsdienst ook ‘avodu’ naar het Dahomese woord ‘vodu’ voor god, en ‘afkodré’ dat afgeleid is van het Nederlandse woord ‘afgoderij’. De goden noemt men net als de godsdienst ‘winti’, of ‘gado’, of bij de Afrikaanse namen ‘jeje’ en ‘wenu’ die engel betekenen. Zij zijn geschapen door God of Anana die behalve het zichtbare ook het onzichtbare leven heeft geschapen. De goden zijn net als Anana superintelligent, maar minder machtig; daarom is duidelijk waarom zij op aarde heer en meester zijn over de mens. Zij zijn antropomorf en wonen in godenmaatschappijen die in vier godenrijken en godenpantheons worden verdeeld, namelijk:

1. Luchtgoden of Tapu Kromanti: Het pantheon der luchtgoden wordt aangevoerd door Opete, een Ashanti woord voor ‘aasgier’.

2. Aardgoden of Gronwinti: De oppergod is de aardse godin Mama Aisa of Gronmama. Haar man is Tata Loko.

3. Bosgoden of Busi-wenu: Hiertoe behoren Busi Mama en Tata Busi die even hoog zijn als de aardse godin. De grootste boosdoener onder de winti is de Apuku, een bosgod die de knecht is van de meeste hogere goden.

4. Watergoden of Watra-wenu: Dit pantheon wordt aangevoerd door Watra Mama die ook wel Mama Tobosi en Mama Bosu wordt genoemd. Haar man is Tata Bosu.

(foto: Silvia de Groot)

 Materialisatie

Wanneer goden en geesten willen, materialiseren zij zich, dat wil zeggen dat zij een verschijningsvorm aannemen; zij dringen dan met hun astraal lichaam het lichaam van een levend wezen binnen. Men ziet ze vooral in de slaap wanneer ze aan hun uitverkorene een boodschap willen geven, waneer zij aan het ‘wandelen’ zijn of wanneer zij blijk willen geven van hun aanwezigheid ergens. Aio en Loco manifesteren zich in een slang, bij voorbeeld in een dauwen of in een vod, Bos in een kaaiman of in een Aboma (boaslang). Opete kan zich laten zien als een aasgier, maar verschijnt meestal als een zwarte man in officiersuniform; en Pauk neemt de gestalte aan van een baby, een kleine jongen of een grote kikker. Wanneer hogere goden in de slaap een boodschap komen brengen ziet men de mannelijke als een man in officierstenue en de vrouwelijke als een vrouw gekleed in ‘koto’ en ‘jakki’ (rok en blouse vroeger gedragen door oudere Creoolse vrouwen).

Het zielsconcept

Een analyse van het zielsconcept van de neger zal de relatie tussen de mens enerzijds en goden en geesten anderzijds wellicht kunnen verduidelijken. De mens is in de psychologie van de neger een spiritueel en biologisch wezen. Het spirituele deel is dualistisch en bestaat uit ‘kra’ en ‘jorka’ die beide onsterfelijk zijn. De kra is de denk- en stuwkracht van de geest en wordt soms ook ‘jeje’ genoemd. Na de dood gaat de kra (term uit Ghana) naar zijn bovennatuurlijke vader en moeder, de ‘djodjo’ (term uit Dahomé), terug en kan reïncarneren. De jorka gaat naar het dodenland of ‘jorka kondré’. Kra en djodjo zijn biseksueel, met andere woorden ze bestaan uit een mannelijke en een vrouwelijke helft die een twee-eenheid vormen. Wil men gezond en voorspoedig leven, dan moet men de kra en de djodjo verzorgen. De kra doet de mens groeien en bloeien en de djodjo doet daar een schepje bovenop. De djodjo is een winti en is niet alleen de bovennatuurlijke ouders van de mens, maar ook zijn beschermengel of schutspatroon. Uit het bovenstaande blijkt, dat de mens door middel van zijn ziel in de godenwereld is geïntegreerd en wordt het duidelijk waarom een winti die met zijn astraal lichaam alles kan binnendringen, bezit neemt van de mens.

Magie en genezing

Met zwarte magie, in het Sranan, de taal der Creolen, genoemd ‘wisi’, kan men een tegenstander met behulp van boze geesten (een slechte jorka of een Apuku) ziek maken. Deze geesten handelen op commando van een zwarte magiër, de ‘wisi-man’, die ten eigen bate of ten bate van een consultant handelt. Deze vorm van ziekte noem ik ‘magische ziekte’, omdat zij veroorzaakt wordt door een boos wezen door tussenkomst van de mens. Een winti die men van zijn voorouders heeft geërfd veroorzaakt ook ziekten, maar niet door tussenkomst van een mens maar uit zichzelf. Deze ziekten die door de goden zelf veroorzaakt worden, noem ik ‘etherische ziekten’. Iemand die ziek is consulteert een priester (‘bonu-man’) die de oorzaak vaststelt en de ziekte geneest met kruidenbaden. De bonu-man is een witte magiër wanneer hij als tegenpool van de wisi-man een magische ziekte geneest. Hij vervult de rol van priester wanneer hij de consultanten geneest van een etherische ziekte. Na de genezing stemt men de goden gunstig met een dansritueel, een ‘winti-pre’.

Psychologische betekenis van Winti

De psychologische betekenis van Winti kan niet los gezien worden van de historische achtergrond van de neger, die in de bossen zijn verloren individualiteit en psychologische zekerheid terugvond wanneer hij door zijn god is bezit was genomen. Hij was dan niet meer de ondergeschikte die onder dwang moest leven, maar een ander en hoger ego, hoger dan de blanke meester. De cultuurelementen uit de verschillende Afrikaanse groepen versmolten tot een nieuwe godsdienst, die zich in de huidige maatschappij heeft weten te handhaven, hetgeen toegeschreven kan worden aan het opvoedingspatroon van de oude negers. De kinderen moesten zich aanpassen aan het cultuurpatroon van hun ouders en dat betekende automatisch adaptatie aan de Winti-godsdienst. De priester of bonu-man vervult de rol van psychiater, van wie hij verschilt omdat hij met behulp van zijn god(en) geneest, maar met wie hij overeenkomt waar hij gebruik maakt van positieve suggestie door tegen zijn patiënt te zeggen dat hij beter zal worden wanneer hij zijn winti gunstig stemt. Tenslotte moge worden opgemerkt, dat de belangrijkste betekenis van de Winti-godsdienst ligt in de gelegenheid die zij de neger biedt zijn dagelijkse beslommeringen te vergeten en zijn opgekropte psychische spanningen te ontladen met de wenu als uitlaatklep in zijn rituele gedragingen op de winti-pré.

Ch. J. Wooding

(Eerder verschenen in De Gids. jrg. 133, nummer 9 (1970)

Deze tekst is zonder toestemming van de auteur geplaatst. We hebben getracht contact te leggen. Als u een tip heeft op welke wijze wij de heer Wooding kunnen bereiken dan horen we graag van u: surinamica@gmail.com

Granman Quassy (uit: Stedmans Narrative, 1796)

Verder lezen:

Winti: Een Afroamerikaanse godsdienst in Suriname. Een cultuur-historische analyse van de religieuze verschijnselen in de Para. C.J. Wooding. Meppel, Krips Repro. 1972. Proefschrift. Met lit. opg. – Met een samenvatting in het Engels VIII, 304 p. : ill. ; 24 cm.ISBN: 90-800163-1-4.

Winti : levenshouding en religie. Henri J.M. Stephen. Kampen : Kok, 2002. Wegwijs. Omslagtitel: Winti. Met lit. opgave. 108pp. ; 21 cm. ISBN: 90-435-0495-5.

Winti-religie in Suriname en Nederland : een bibliografie (1970-1991). Mildred Raijmann. Amsterdam : Stichting Discom,1992. Nederlandse bibliografische studies. SN 0920-3648 ; nr. 11. Omvang: 28 p. ; 30 cm. ISBN: 90-73971-08-X.

Winti : Afro-Surinaamse religie en magische rituelen in Suriname en Nederland. Henri J.M. Stephen ; (Tekst C. Schuring … et al.). Amsterdam : Karnak, 1985. Met lit. opgave. 131pp. : ill., krt. ; 22 cm. ISBN: 90-6350-029-7.

Winti : Afro-Surinaamse religie en magie bij Surinamers in Suriname en Nederland. Henri J.M. Stephen ; (tek. C. Schuring, R. Maynard). Amsterdam : Stephen, 1983. Met bibliografie. 132pp. : ill,krt. ; 21 cm. ISBN: 90-9000395-9.

The great father and the danger : religious cults, material forces, and collective fantasies in the world of the Surinamese maroons. H.U.E. Thoden van Velzen and W. van Wetering. Koninklijk Instituut voor Taal-, Land- en Volkenkunde, Leiden, 1988. Dordrecht [etc.] : Foris Publications, 1988. Caribbean series, ISSN 0921-9781 ; 9. Annotatie: Met lit. op., index. XIV, 451 p. : ill. ; 22 cm. ISBN: 90-6765-234-2.

De macht van de fodoe-winti : fodoe-rituelen in de winti-kultus in Suriname en Nederland. Henri J.M. Stephen. Amsterdam : Karnak, 1986. Met lit. opgave. 208pp. ill. ; 22 cm. ISBN: 90-6350-034-3.

De kerstening van de slaven van de Surinaamse plantage Vossenburg : 1847 – 1878. Humphrey Ewald Lamur. msterdam : Universiteit van Amsterdam, Antropologisch-Sociologisch Centrum, 1985. Uitgave ; 23. Met lit. opgave. 68pp. ; 21 cm.

Aantekeningen over de geschiedenis van de Kwinti en het dagboek van Kraag (1894-1896) / Chris de Beet, Miriam Sterman ; Instituut voor Culturele Antropologie, Centrum voor Caraïbische Studies. Centrum voor Caraïbische Studies, Utrecht. Utrecht : Rijksuniversiteit, 1980. Bronnen voor de studie van Bosneger samenlevingen, ISSN 0922-3657 ; dl. 6. Lit. opg.: p. 71-74. 76pp. : krt. ; 25 cm.

De Tapanahoni Djuka rond de eeuwwisseling : het dagboek van Spalburg (1896-1900) / J.G. Spalburg ; ingel. door H.U.E. Thoden van Velzen en Chris de Beet ; Instituut voor Culturele Antropologie, Centrum voor Caraïbische Studies. J.G. Spalburg. (Mmv. Hendrik Ulbo Eric Thoden van Velzen 1933-; Christoffel de Beet 1944-). Rijksuniversiteit Utrecht. Instituut voor Culturele Antropologie. Centrum voor Caraïbische Studies, Utrecht. Utrecht : Rijksuniversiteit,1979. Bronnen voor de studie van Bosneger samenlevingen, ISSN 0922-3657 ; dl. 5. Annotatie: Lit. opg.: p. 126-129. 129pp. : krt. ; 25 cm.

Zendingsarbeid in Aurora onder de Saramaka Bosnegers van 1891 tot 1896. Izaak Albitrouw ; bew. en ingel. door Miriam Sterman ; Instituut voor Culturele Antropologie, Centrum voor Caraïbische Studies. Centrum voor Caraïbische Studies, Utrecht. Utrecht : Rijksuniversiteit, 1979. Bronnen voor de studie van Bosneger samenlevingen, ISSN 0922-3657 ; dl. 3. Lit. opg.: p. 165-168. 168pp. : krt. ; 25 cm. 2e, vrijwel ongew. Opl. Noot: 1e uitg.: 1978.

De negerslaven in de kolonie Suriname en de uitbreiding van het Christendom onder de heidensche bevolking. Marten Douwes Teenstra 1795-1864. Uitgever: Dordrecht : H. Lagerweij, 1842. Omvang: XVIII, 380 p. : portr. ; 24 cm.

Bex, A. CssR, Uit het Geestenrijk van Suriname, 1926, Paramaribo, very rare ca. 80p.

Derveld, F.E.R. Winti religie, 1988, Amersfoort, 188 p.

Doth, R.E.C. e.a., Kondre sa jere, 200 jaar zending onder de bosnegers , 1965, Zeist, 66 p.

Legene, P.M. Het Leven en sterven der Bosnegers in de binnenlanden van Suriname, n.d. , Zeist, EBG, original wrappers, nice photo’s, 48p

Lier, W.F. , Aanteekeningen over het geestelijk leven en de samenleving der Djoeka’s 1940.

Lindblom, Gerhard Afrikanische relikte und Indianische Entlenungen in der Kultur der Bushneger Surinams, 1924, Göteborg,modern boards, 120p.

Penard, F. P. en A., De Menschetende Aanbidders der Zonneslang, 1907/ 1908, Paramaribo, , 2 vol.

Pollak-Eltz, A. Afro-Amereikaanse godsdiensten en culten, 1970, Roermons, 221 p. 30 afbeeldingen

Riemer, J. A. Missions-Reise nach Surinam und Barbice, 1833, Zittau, 510p.

Scholtens, B. e.a. Gaama, Duumi, Buta Gaama, Overlijden en opvolging van Aboikoni, 205p.

Simons, dr. R.D.G. Bijgeloof en Lepra in de Atlantische negerzones, 1959, Paramaribo

Stephen, Henri J.M. Dede Oso, de dood en rouwverwerking bij Creoolse Surinamers i 1992, 126p.

Stephen, Henri J.M. Winti, (met opdracht auteur)

Stephen, Henri J.M. Winti, 1985, 2e druk, 132 p.

Triebels, L.F. Einige aspecten van de regenboogslang, 1958, Nijmegen, 141p.

Velzen, Thoden van, The great Father and the danger, 1988, 451p.