• Postcards from Suriname
    • Black in postcards
  • Albert Helman
  • Antiquariaat Buku
  • Chinezen in Suriname
  • De negerhut
    • Illustraties in vroege edities van Oom Tom
    • Oom Tom in andere talen
  • Duitsers in Suriname
  • Ebony in Suriname
  • Edgar Cairo
  • Een begrafenis
  • Ellen Ombre
  • Galerie Buku
  • Indiase diaspora
  • Joanna & Stedman
  • Joden in Suriname
    • David Nassy’s “Furlough” and the Slave Mattheus
  • Klassieke muziek
  • Les Habitants de Suriname
    • Les Indiens
    • Les Négres de Bois
    • Les Négres Sédentaires
  • Natalie Zemon Davis
    • Judges, Masters, Diviners: Slaves’ Experience of Criminal Justice in Colonial Suriname
    • Origins and uses of the creole languages in 18th century Suriname
  • Silvia de Groot
  • Slaven aan het woord
  • Slavernij Verbeeld
  • Stereotype kinderboeken
  • Surinaamsche Mengel-poëzy
    • Annette de Vries
  • Suriname in Wolfenbüttel
  • Surinamica verzamelen
  • Swart in Nederland
  • Voedsel
  • Vrouwen van Suriname
  • Welkom bij Buku
  • Wilhelmus Dortants (1855-1906)
  • Winti
  • Bibliotheca Surinamica
    • Buku logo
    • Onzichtbaar erfgoed
    • OSO, tijdschrift voor Surinamistiek
  • Brand in Paramaribo
  • Indianen in Suriname
    • In de schaduw van de tijger

Buku – Bibliotheca Surinamica

~ Library, archives & wunderkammer

Buku – Bibliotheca Surinamica

Category Archives: 20th century books

Kolonisatie van de Portugeesch Joodsche Natie in Suriname. Fred. Oudschans Dentz (1927)

26 Monday Dec 2022

Posted by Carl Haarnack in 20th century books, Bibliotheca Surinamica

≈ Comments Off on Kolonisatie van de Portugeesch Joodsche Natie in Suriname. Fred. Oudschans Dentz (1927)

Tags

Dutch, jews, religie

De Kolonisatie van de Portugeesch Joodsche Natie in Suriname en de Geschiedenis van de Joden Savanne. Fred. Oudschans Dentz. Amsterdam: Menno Hertzberger, 1927.

Fred. Oudschans hield op 7 januari 1927 op uitnodiging van de Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde een lezing over de kolonisatie van Joden in Suriname. Deze publicatie vormt de neerslag van die voordracht. Al in 1639 waren er Portugese Joden in Suriname. De eerste kolonisten waren afkomstig uit Nederland en Italië en vestigden zich in wat ze Thorarica noemden. In 1652 kwam er een tweede groep Joodse kolonisten naar Suriname. Zij maakte deel uit van de groep Engelsen die met Lord Willoughby vanuit Barbados kwamen. De derde groep Joodse kolonisten werd gevormd door de Joden die onder leiding van David Nassy een kolonie in Cayenne hadden gesticht. Eerder waren zij door de Portugezen uit Brazilië verdreven. Toen de Fransen in 1664 Cayenne innamen verhuisden deze kolonisten naar Suriname, toen nog in handen van de Engelsen. De laatsten hadden al toestemming gegeven voor vrije uitoefening van hun godsdienst en het bouwen van een synagoge. In 1667 veroverden de Zeeuwen onder leiding van Abraham Crijnssen Suriname. De ‘voorrechten’ die de Joodse kolonisten onder de Engelsen genoten werden ook door de Zeeuwen goedgekeurd. In 1730 behoorden van de ruim 400 plantages er 115 toe aan Joodse planters.

Landkaart van het Eiland en de Volkplanting van Cayenne aan de Kust van Zuid-Amerika. Kopergravure door Isaak Tirion, ca. 1770.

Net zoals Europese planters verwekten ook Joden kinderen bij slavinnen (Oudschans Dentz spreekt van ‘inboorlingen’). Hieruit ontstond een omvangrijke groep Joodse kleurlingen. De auteur houdt zich bijzonder op de vlakte over deze vermenging tussen Joden en Afrikaanse vrouwen. Wij willen natuurlijk van de hoed en de rand weten hoe dergelijke relaties (in de regel leefden de vrouwen in slavernij) eruit zagen. Deze ‘kleurlingen’ richtten in 1759 een eigen genootschap (Siva) op die zij Darhe Jesarim noemden. Op de plek waar de Zwartenhovenbrugstraat de Domineestraat doorkruist, het Sivaplein genaamd, hadden deze ‘couleurlingen’ hun eigen gebedshuis. Dit werd in 1800 afgebroken.

Het boekje van Oudschans Dentz is zeer compact (slechts 63 pagina’s) maar biedt toch een interessant inkijkje in het Joods leven in Suriname in de 17e-, 18e- en 19e eeuw. Zo lezen we interessante zaken als het gaat om de ‘strijd’ met de marrons. Ook lezen we dat huwelijken tussen Portugese- en Hoogduitse Joden verboden waren. Een groot gedeelte ruimt hij in voor zijn beschrijving van de geschiedenis van de Jodensavanne.  Deze ligt op een gebergte aan de Surinamerivier. Op de plek waar de huizen in een vierkant gebouwd zijn lopen vier dwarsstraten. De huizen kijken aan de achterkant uit op de twee valleien van de berg en op de oever van de rivier. In het midden van het vierkant bevindt zich de synagoge. Deze is in 1685 gebouwd en staat op vier grote houten pilaren. Er is een vertrek voor vrouwen. Daar tegenover is het vertrek voor de mannen waar zich een grote kast van cederhout bevindt waar de rollen met de Joodse wetten worden bewaard. De ‘kerk’ is mooi gestoffeerd en voorzien van kaarskronen van geel koper en veel dure kandelaars. Recht tegenover de synagoge ligt de begraafplaats. De savanne die daar begint heeft een militaire post die deel uitmaakt van het Kordonpad. Op 10 september 1832 verwoestte een brand een groot deel van het dorp. Die brand was ontstaan in een onbewoond huis van de boedel van M. de la Parra dat recht tegenover de synagoge lag. Van hier sloeg het over naar het huis van Jacob de Meza dat net als het huis van Josua de la Parra en nog twee huizen volledig afbrandde.

Jooden Savannah. Chromolitho uit: Gezigten uit Neerland’s West-Indien, naar de natuur geteekend. VOORDUIN, G.W.C & J.E. van HEEMSKERCK VAN BEEST. Amsterdam, Frans Buffa en Zonen, (1860-1862)

We hebben hier helaas niet genoeg ruimte om dieper in te gaan op de belangrijke geschiedenis van de Joodse diaspora in Suriname. De eerste druk van dit boekje is onvindbaar maar dankzij Simon Emmering bestaat er een goedkope herdruk uit 1975.

Carl Haarnack

(met dank aan Reinder Storm)

zie ook:

https://bukubooks.wordpress.com/jews/

Share this:

  • Email
  • Facebook
  • Twitter
  • Print

Like this:

Like Loading...

Passie foe Hemel (1901)

06 Sunday Feb 2022

Posted by Carl Haarnack in 19th century books, 20th century books, Bibliotheca Surinamica, Sranan Tongo Books

≈ Comments Off on Passie foe Hemel (1901)

Tags

religie

Passie foe Hemel, wan begi boekoe foe den Roomsoe Katholyki Soema. Gulpen: 1901.

In de Surinaamse bibliotheek vinden we boeken uit alle uithoeken van de wereld. Het merendeel van daarvan werd geschreven in het Nederlands. Dat is niet zo vreemd omdat Suriname meer dan 300 jaar onder Nederlands bestuur viel, van 1667 tot 1975. U zult verbaasd zijn over de hoeveelheid boeken over Suriname die in het Frans, Duits of in het Engels zijn verschenen. Dan zijn er nog een aantal boeken in het Zweeds, Italiaans, Spaans of Latijn. Toch is er nóg een belangrijke taal vertegenwoordigd in de Bibliotheca Surinamica namelijk het Sranan Tongo. Al vóór de verovering door Abraham Crijnssen in 1667 had zich in het gebied dat we nu Suriname noemen een creooltaal ontwikkeld. Toen Engelse en Joodse planters zich rond 1650 vanuit het overbevolkte Barbados in Suriname vestigden namen zij hun Afrikaanse slaven mee. De contacttaal waarmee de slaven onderling en de planters met de slaven communiceerden werd vroeger aangeduid als ‘Neger-Engels’ (‘Negro-English’). Die taal ontwikkelde zich tot de huidige lingua franca van Suriname: het Sranan Tongo, ofwel, Sranan.

Plantagekerk in Suriname

Het Sranan was en is misschien nog steeds vooral een spreektaal. De eerste gedrukte bron waarin we deze taal tegenkomen is in 1718 in Beschryvinge van de volk-plantinge Zuriname van J.D. Herlein, mogelijk een Franse Hugenoot, die tussen 1707 en 1715 in Suriname verbleef. De echte boeken die volledig in het Sranan zijn geschreven dateren van de 19e eeuw. Zij komen vrijwel allemaal voor rekening van de missionarissen die in Suriname begonnen, in eerste instantie vooral van de Herrnhutters (Evangelische Broedergemeente) en later ook door de katholieke kerk.

Dit kleine boekje (8.5 x 13 cm)  Passie foe Hemel, wan begi boekoe foe den Roomsie katholyki soema (1901) is zo’n zeldzaam dat volledig in het Sranan is geschreven (op een aantal kleine teksten in het Latijn na). Het werk van de missionarissen bestond hoofdzakelijk uit het verspreiden van het geloof. Alles wat een katholiek moest leren en weten stond in de catechismus. In Suriname werd de catechismus verkort en vertaald in het Sranan. Zo verschenen er kleine boekjes zoals Pikien Katechismus (xxxx) aan de hand waarvan de priesters leerlingen konden zo onderrichten dat zij alles uit het hoofd konden leren en de teksten uit het hoofd konden opzeggen. De meeste mensen in Suriname konden niet lezen of schrijven. Bij de catechese werd uiteraard ook gezongen. Passie foe Hemel is een gezang en gebedenboek dat speciaal voor de missie in Suriname gemaakt werd. Passie foe Hemel betekent zoveel als de weg naar de hemel of de hemelse weg. Het werd gedrukt in Gulpen (Limburg) door de firma M. Alberts, opgericht in 1792. Alberts was de vaste drukkerij van veel Limburgse katholieke instituten zoals het priesterseminariaat Rolduc. Het boekje begint met Wan Lijst foe den Feesti. Dan volgen er gebeden zoals Mamatem Begi of Akte foe Berouw: “Mi Gado, mi Masra! Alla zondoe, disi mi ben doe, de hati mi foetroe….”. Er zijn vertellingen, biechten, missen, psalmen, litaniën en gezangen.

Hoewel het boekje is gemaakt om de ongeletterde bevolking van Suriname het katholieke geloof bij te brengen is het ook direct een rijke historische bron die iets laat zien van de verhoudingen tussen kerk en samenleving. Maar nog belangrijker is het feit dat het boek ons iets leert van het Sranan aan het eind van de 19e eeuw. Voor taalwetenschappers en anderen die geïnteresseerd zijn in het Sranan bevat het een schat aan informatie.

Passie foe Hemel verscheen voor het eerst in 1871 (‘s-Hertogenbosch: Lutkie & Cranenburg), gevolgd door nog een druk in 1896 (Gulpen: Alberts, 1896). Van Passie foe Hemel zijn er maar een paar exemplaren bewaard gebleven en die vinden we voornamelijk in Nederlandse universiteitsbibliotheken. Het exemplaar uit de Buku Bibliotheca Surinamica collectie behoorde ooit toe aan de vermaarde linguist/Surinamist Jan Voorhoeve (1923-1983) die in 1956 naar Suriname kwam om aan een nieuwe bijbelvertaling te werken in het Sranantongo. Hij was de drijvende kracht achter het Surinamenummer van het tijdschrift De Tsjerne (1953) en heeft verschillende publicaties over de Surinaamse taal en -literatuur op zijn naam staan.

Carl Haarnack

literatuur:

  • Arends, Jacques & Perl, Matthias. Early Suriname Creole Texts. A Collection of 18th-century Sranan and Saramaccan Documents. Madrid / Frankfurt, 1995.
  • Margot van den Berg. A grammar of early Sranan. Amsterdam, 2007.

Titelpagina

Share this:

  • Email
  • Facebook
  • Twitter
  • Print

Like this:

Like Loading...

Surinaamse herinneringen van Boer Thomas (1965).

17 Sunday Oct 2021

Posted by Carl Haarnack in 20th century books, Bibliotheca Surinamica, Dutch books, Parbode

≈ Comments Off on Surinaamse herinneringen van Boer Thomas (1965).

Tags

Dutch, plantages

Surinaamse herinneringen van Boer Thomas. Door Ths. Waller. Paramaribo: 1965.

Normaliter bespreken we in deze rubriek alleen boeken die minimaal honderd jaar geleden werden gepubliceerd. Dit keer maken we een uitzondering op die regel. Etienne Thomas Louis Waller werd geboren in Paramaribo op 24 juli 1883. Hij was een zoon van Charles Henry Waller en Marie Dorothea Le Fevre die in 1883 in het huwelijksbootje stapten. Charles Waller was directeur van de cacaoplantage De Morgenster, gelegen aan de Beneden-Saramacca. Daarnaast was hij ook kapitein van de gewapende burgerwacht van dat gebied én districts-diaken van de Hervormde Kerk. Thomas Waller verliet vroegtijdig de school en begon als leerling in de Cultuurtuin. Vervolgens werd hij leerling-opzichter op plantage Susannaasdaal en daarna opzichter op Jagtlust. De eigenaar van plantage Geyersvlijt haalde Waller over om daar directeur te worden. Hij was toen slechts 24 jaar oud. Uiteindelijk werd hij eigenaar van de plantages Guadeloupe (Commewijne) en Catharina Sophia (Saramacca). Eerder, op 13 augustus 1908, was Waller in Paramaribo in het huwelijk met Edwina Louise Meinertz. In 1918 werd Waller gekozen als lid van de Koloniale Staten.

Thomas Waller

Het was de jeugdvriend van Waller, Frits Bruijning, die hem gestimuleerd heeft zijn ervaringen en gedachten aan het papier toe te vertrouwen. Het zijn juist de kleine alledaagse vertellingen en ervaringen, waaraan alleen de ouderen onder ons herinneringen bewaren, die dit boek zo interessant maken. Wie kent de verhalen van Arabonki, het ‘kalkwitte manneke’ van nauwelijks anderhalve meter, die een kistje met snuisterijen met zich meetorste die hij aan het publiek moest zien te slijten. Hij was misdeeld en werd voortdurend bespot en geplaagd. Hij kon zich alleen verdedigen door zijn arsenaal aan scheldwoorden in te zetten. Oudere Surinamers hadden soms medelijden met hem en wenkten hem naar het raam te komen en kochten wat bij hem. Bigi Dagoe, was een zwaar gebouwde man met een rare zeer luide stem. Als men in zijn nabijheid het geluid van een hond nabootste dan moest men rennen voor zijn leven. Bigi Dagoe werd een schulpentrapper genoemd, niet meer tot nut dan als aantrapper van de schelpen waarmee in die tijd de gaten in de straat werden opgevuld. Dergelijke verhalen over kleurrijke mensen in het straatbeeld in Paramaribo hebben doorgaans de archieven niet bereikt maar verdienen wel een plek in ons collectieve geheugen.

Thomas Waller leefde in een tijd dat het Sranan ook in Suriname als minderwaardig werd beschouwd. Hij noemt het Surinaams een schone taal maar, zo schrijft hij, de Surinamers beminnen haar niet. Zo leren we veel in onbruik geraakte woorden. Een ‘krabdinki’ is letterlijk een mooie jonge kip maar het werd ook gebruikt voor een mooie jonge vrouw. De bevalling van een jong creools meisje moet hij hoog water (vloed) plaatsvinden. Bij ‘falawatra’ (eb) komen er moeilijkheden. Daarom werd er iemand naar de platte brug gestuurd om te zien of ‘a watra koti keba’. Precies om twee uur, exact zoals de vroedvrouw had voorspeld, werd een stevige creoolse jongen geboren. De ‘koemba tité’ werd met het zaad van een vruchtboom in de grond begraven. Zelf heeft Waller, zo schrijft hij, jarenlang manja’s gegeten van zijn ‘koembaboom’ op plantage de Morgenster in Saramacca.

Plantage in Suriname aan de rivier

Waller vertelt ook dat hij na afloop van een voorstelling in Thalia achter de coulissen zijn oude tekenleraar G. Rustwijk ging begroeten. Rustwijk had de decors geschilderd voor de voorstelling. Hij was volgens Waller een veelzijdig man, een schilder, die door het lot niet de kans gekregen heeft om verder te studeren in Europa en daar naam te maken. Uit eerste hand krijgen van verhalen voorgeschoteld over o.a. ‘dede-oso’, ‘aitidé dede-oso’, ‘frijari-oso’, tropische ziekten, spookverhalen en ‘sneki-koti’.

Dit boekje, Surinaamse Herinneringen van Boer Thomas, werd in 1965 gepubliceerd en bestaat uit bewerkingen van artikelen die Waller in 1963 en 1964 in de krant schreef. Hij was toen al 82 jaar oud. Boer Thomas heeft vooral naam gemaakt als politicus die het belang van de groot-landbouw telkens benadrukte. In zijn ingezonden brieven in kranten, sommige rechtstreeks geadresseerd aan de gouverneur, pleitte hij hartstochtelijk voor verbetering van de watervoorziening in Suriname. Aan de verschrikkelijke droogte zoals die van 1911/1912 en die van 1925/1926 zou iets gedaan kunnen worden als er een degelijk waterreservoir gebouwd zou zijn. Als politicus kwam hij, vanwege zijn onversneden kritiek op het bestuur, regelmatig in aanvaring met politieke tegenstanders. Maar wie zijn boek leest en zijn optreden in de Staten bestudeerd kan niet anders dan tot de conclusie komen dat boer Thomas veel liefde voor Suriname en de Surinamers had.

Plantage in Suriname

Nu wordt het langzamerhand tijd dat zijn werk als chroniqueur over het leven in Suriname van het einde van de 19e eeuw tot midden jaren ’60 grotere bekendheid krijgt. Het boek is inmiddels meer dan 50 jaar oud en in vrijwel onvindbaar. In Nederland beschikken slechts een paar universiteitsbibliotheken over een exemplaar.
Etienne Thomas Louis Waller overleed op 26 juni 1966 op 82 jarige leeftijd. Hij werd begraven op Nieuw Lina’s Rust.


Carl Haarnack

Share this:

  • Email
  • Facebook
  • Twitter
  • Print

Like this:

Like Loading...

West Indisch Plakaatboek (1667-1816). Dr. J.A. Schiltkamp en Dr. J.Th. de Smidt (1973)

03 Saturday Apr 2021

Posted by Carl Haarnack in 20th century books, Bibliotheca Surinamica, Dutch books, Law

≈ Comments Off on West Indisch Plakaatboek (1667-1816). Dr. J.A. Schiltkamp en Dr. J.Th. de Smidt (1973)

West Indisch Plakaatboek. Plakaten, ordonnnatiën en andere wetten, uitgevaardigd in Suriname. Deel I 1667-1761 + Deel II  1761-1816. Dr. J.A. Schiltkamp en Dr. J.Th. de Smidt (red.). Amsterdam: S. Emmering, 1973.

Wie de geschiedenis wil begrijpen kan natuurlijk zijn oor te luisteren leggen bij opa en oma. Die hebben vast boeiende en belangrijke verhalen die de moeite waard zijn om verteld (én opgeschreven) te worden. Voor de ‘bigger picture’ echter, voor wie de geschiedenis vanaf pak ‘m beet 1667 wil begrijpen, zijn opa en oma niet toereikend. Het geraamte van die geschiedschrijving wordt gevormd door de wetgeving. Door de eeuwen heen weerspiegelen de wetten de mores van het moment. In Suriname werden de wetgeving en bestuur door de Raad van Politie en Justitie uitgeoefend sinds de eerste jaren van het Nederlands bestuur. De gouverneur en de Raden namen allerlei beslissingen, gaven opdrachten, verboden van alles of gaven juist toestemming. Al die beslissingen werden in resoluties, notifikaties, waarschuwingen, publikaties, ordonnantiën of plakaten gepubliceerd. Die werden onder trompetgeluid opgehangen op het Fort, herbergen en plantages en andere plekken. In dit West Indisch Plakaatboek zijn al die wetten en plakaten, die tussen 1667 en 1816 werden afgekondigd, gebundeld.

Bijna iedere wet vertelt een boeiend verhaal over het leven in die tijd. Het is helaas ondoenlijk om al die honderden wetten en plakaten etc, in de beperkte ruimte die we in deze rubriek hebben, te bespreken. Een paar willekeurige voorbeelden leveren boeiende inkijkjes in het verleden. Zo werd er op 24 oktober 1684 een plakaat gemaakt over het merken van slaven. ‘Allen degenen die dese sullen sien ofte horen lesen saluyt’, zo beginnen bijna alle plakaten. Maar dan: het gebeurt, zo luidt de begin tekst, dat verscheidene weggelopen slaven (‘negers’) of door vijandelijke ‘indianen’ ontvoerde slaven weer terugkeren. Soms weet men dan niet aan wie deze slaven toebehoren omdat zij niet gebrandmerkt zijn. Daarom is het verplicht voor ‘alle coloniers, planters en ingesetenen van de revier Suriname, Commewine en resoorten’ die slaven houden of in dienst hebben, om hun slaven binnen drie maanden van een (brand-) merk te voorzien. Als dat niet gebeurt en als er na drie maanden ongemerkte weggelopen slaven teruggevonden worden dan zal de slaaf  verbeurd worden verklaard en geconfisceerd worden. En de eigenaar zal bovendien gestraft worden met een boete van 4000 pond suiker.

Een maand later op 9 november 1684 verschijnt er een plakaat waarin het verboden wordt om het ‘indianen’ handel te drijven in slaven, vaartuigen of letterhout. Tevens wordt het verboden dat slaven die van buiten komen niet in de stad mogen rondlopen. Als planters naar de stad komen dan moeten zij voortaan hun slaven in de tentboten achterlaten. Want er waren ‘meenighvuldige klachten’ over diefstal door deze slaven gepleegd.  

Deel I van het West Indisch Plakaatboek

Er zijn ook wetten die de gemiddelde lezer waarschijnlijk hogelijk zullen verbazen. Op 28 januari 1728 werd er een wet/plakaat afgekondigd waarin het verboden wordt ‘dat eenig blank vrouwspersoon, ongehuwd sijnde, vleeschelijke gemeenschap sal hebben gehouden met een neger’. Het was het gouvernement ter ore gekomen dat sommige vrouwen seks hadden met zwarte mannen. Dat was volgens de opstellers van deze wet ‘een groot schandaal voor de geheele colonie’. In de tekst van het plakaat wordt gesproken over ‘onnatuurlijke hoererijen en overspellen’. In de geschiedenisboeken en archieven zijn talloze voorbeelden te vinden van witte mannen die seksuele relaties onderhielden met zwarte vrouwen, meestal slaven. Soms leefden de mannen in een zg. ‘Surinaams huwelijk’ met hun ‘huishoudster’, anderen hadden wel drie of vier ‘geliefden’. De felheid waarmee het koloniaal bestuur de seksuele escapades van witte vrouwen met zwarte mannen (slaven) spreekt boekdelen.

Veel bijzonder interessante wetten en verboden, bijvoorbeeld dat slaven geen schoenen mogen dragen, vinden we in dit boek terug. Gedurende ruim tien jaar, van 1962 tot 1973, is door een flink aantal mensen aan dit project gewerkt. Het is een onmisbaar handboek voor een ieder die de geschiedenis niet van horen zeggen maar, op basis van de toen geldende wetgeving in Suriname, zelf wil bestuderen.

Carl Haarnack

Share this:

  • Email
  • Facebook
  • Twitter
  • Print

Like this:

Like Loading...

Emma Lashley, apotheker te Paramaribo (1909-1993).

14 Tuesday Jul 2020

Posted by Carl Haarnack in 20th century books, Bibliotheca Surinamica, Dutch books, medical

≈ Comments Off on Emma Lashley, apotheker te Paramaribo (1909-1993).

Tags

Dutch, medical

Gegevens, betreffende de Geschiedenis der Pharmacie in Suriname. Emma A.C. Lashley, apotheker te Paramaribo (1940).

De Surinaamse geschiedenis zit boordevol met interessante verhalen. Een groot deel van die verhalen blijven niet bewaard voor het nageslacht, simpelweg omdat ze nooit zijn opgeschreven. Vooral als het gaat om de rol van Surinaamse vrouwen in de geschiedenis is er sprake van een grote blinde vlek. Goed om eens één van die belangrijke maar onzichtbare Surinaamse vrouwen aan de vergetelheid te onttrekken.

EAC Groeliker- Lashley apotheker

Apotheker Emma Lashley (midden), tweede van rechts: Irene Nurmohamed gehuwd Slamat, de namen van de andere dames zijn mij helaas onbekend.

Emma Amy Clementina Lashley werd geboren op 12 september 1909 in het district Nickerie in Suriname, als dochter van Gerredina Johanna Cornelia Samuel (1876-1933) en Francis O’Neil Lashley (1872-1940). Zij was de achtste van in totaal elf kinderen. Haar vader werd kort na het afschaffen van de slavernij geboren en heeft  totdat hij volwassen was op de plantage Paradise gewoond. Deze was eigendom van Anthony Dessé. Hij heette Francis Leetz, maar heeft later de naam Lashley, de naam van zijn vader, aangenomen. Die kwam uit Barbados. Daarna is hij als Francis Oneil Lashley door het leven gegaan. Hij is in de balatahandel terechtgekomen en vergaarde daarmee zijn fortuin. Door onvoorziene omstandigheden raakte hij helaas het geld ook weer kwijt.

Emma Lashley heeft op de Emmaschool gezeten (lagere school) en heeft daarna de Hendrikschool doorlopen. Ze was een uitermate begaafde leerlinge, we zouden nu zeggen hoogbegaafd. Op de Hendrikschool bleek ze te goed voor de eerste klas en mocht ze het in de tweede proberen. Na het examen  heeft ze werk gevonden in een apotheek en is toen de apothekersassistenten opleiding gaan volgen. Daarna werd ze toegelaten tot de apothekersopleiding. Het begin van deze opleiding liep gelijk met de artsenopleiding. Hierdoor kende zij veel latere artsen goed. Ze waren tenslotte studiegenoten.

Emmaschool ca 1910 Lashley

Emmaschool Paramaribo, ca. 1915

Emma Lashley wilde graag toxicoloog worden en in het buitenland gaan studeren net zoals haar oudere broers en zus, maar tegen de tijd dat zij aan de beurt was, was er niet genoeg geld daarvoor. De jongere kinderen zijn gaan werken om de studie van de toen nog studerende oudere kinderen, te betalen.

Ze begon te werken bij Apotheek Drachten aan de Steenbakkerijstraat tegenover de Grote Kerk. Als apotheker-assistente  werkte ze bij Apotheek La Fuenta. Bij apotheek Samson in de Herenstraat liep ze stage. Ook werkte ze bij Apotheek Engelbrecht onder apotheker Essed in de Steenbakkerijstraat, tegenover Kersten. Ze heeft als provisor in een apotheek gewerkt, totdat de erven besloten die te verkopen. Dat werd de eerste apotheek van Emma Lashley, in de Noorderkerkstraat. De apotheek aan de Watermolenstraat is in  1940 geopend.

keizerstraat_aletrino

Behalve haar werk als apotheker heeft Lashley ook les gegeven op de Hendrikschool in de vakken Natuurkunde en Scheikunde, daarnaast gaf ze onderwijs aan apothekers-assistenten in opleiding. Ze was een wetenschapper met speciale belangstelling voor inheemse planten en kruiden (en natuurlijk hun medicinale werking). In haar vrije tijd was ze ook vaak in de tuin te vinden, een grote hobby van haar.

Haar bevlogenheid bleek ook in het maatschappelijk werk dat Lashley verrichtte. Zo was ze voorzitter van de Vereniging van Apothekers. Ook was ze een tijdje adviseur van de Staten van Suriname op het gebied van de farmacie. Met regelmaat stuurde ze ingezonden stukken naar kranten en tijdschriften in binnen- en buitenland om haar mening te ventileren. Ze zette zich ook in voor SOS Kinderdorpen en anderen die het op de één of andere manier minder hadden. Ze bezocht vaak ouderen op Lantigron en later in bejaardentehuizen. Dat Lashley zeer sociaal bewogen was wordt ook bevestigd door mijn eigen tante, Friede Blom (1941), die als vrijwilliger bij haar in de apotheek werkte: “Zij gaf me altijd 25 gulden. Als er iets niet goed ging dan schreef ze dat op een briefje. Ze had altijd iets liefs of iets leuks. En je kreeg altijd een glas stroop. Ze had ook een dochter, Sila.”

In 1975 sloeg het noodlot toe. Door een grote brand gingen Hotel Lashley, de daaronder gevestigde tandartsenpraktijk van tandarts Lashley én de apotheek Lashley in vlammen op. Emma Lashley was toen 65 jaar oud. Ze ging toen als apotheker werken in het St. Vincentiusziekenhuis. Ook nam zij zitting in het bestuur van het ziekenhuis.

Emma Lashley

Emma Lashley

Maar op deze plek proberen we Emma Lashley ook dankzij haar bijzonder interessante publicatie, over de geschiedenis van de farmacie in Suriname, een plekje in de geschiedschrijving te geven.

De eerste apothekers in Suriname, zo schrijft Lashley, kwamen in 1678 mee met Johannes Heinsius die tot gouverneur van Suriname was benoemd. Zij moeten werkzaam zijn geweest in het gasthuis van Paramaribo. Suriname was nog maar net onder Nederlands bestuur gekomen en bestond toen uit 27 of 28 huizen, vooral herbergen en ´smokkelaarskroegen´, afgezien dan van de twee of drie huizen van officieren. Er waren geen wettelijke bepalingen waaraan artsen en apothekers moest voldoen. Dat resulteerde in veel misstanden. Pas in 1767 bepaalde gouverneur Wigbold Crommelin in 1767 dat niemand als heelmeester in Suriname werkzaam mocht zijn zonder examen te hebben afgelegd.

In 1782 werd het Collegium Medicum opgericht onder het bewind van gouverneur Texier. Alle praktiserende artsen, chirurgijns, apothekers en vroedvrouwen moesten aan dit college hun diploma’s, getuigschriften of ‘leerbrieven’ overleggen en er ingeschreven worden. Dit Collegium Medicum bepaalde ook hoe de apotheken ingericht moesten worden. Samengestelde geneesmiddelen moesten steeds op voorraad gehouden worden. Recepten waarop vergif voorkwam mochten alleen door apothekers bereid worden en moesten in een afgesloten kast bewaard worden zodat de slaven er niet bij konden komen.

Niet alleen in de stad maar ook op de plantages waren apothekers gevestigd. Maar omdat veel medicijnen ondoelmatig werden bewaard en in papieren zakken verpakt, waren ze in veel gevallen binnen korte tijd onbruikbaar geworden. De behandeling en bereiding van medicijnen werd op de plantages meestal door ongekwalificeerde personen uitgevoerd dat er vaak vergiftigingen plaatsvonden.

Militaire Apotheek -

Lashley schrijft ook over Bernard Peters, afkomstig uit het Duitse Bremen. Hij werd in 1793 in Amsterdam als apotheker aangenomen en naar Suriname gestuurd. Peters kreeg vier dukaten als handgeld. Hij moest voor een dienstverband van zes jaar tekenen en kreeg iedere twee maanden 24 gulden. Dat Peters beslist niet de enige Duitse apotheker die in Suriname werkzaam was mag blijken uit de lijst van apothekers die in 1793 aan de Garnizoensapotheek verbonden waren: Schaubach, Liebetag, Krunitz, Baufe en Blomke.

Voor de zorg voor de armen in Paramaribo werd de stad in 1911 in vier afdelingen opgedeeld. Voor iedere afdeling werden particuliere apothekers aangewezen. Dienstdoende apothekers waren A.M. Jesserun, A.Ph. Samson, G.T. May, A.J. Bueno de Mesquita, C.A. van Spall, M.J. de la Parra, A.L. Wesenhagen, W.P. Hering en mevr. Juda-Stolting.

Dat het vak van apotheker vooral een mannen-aangelegenheid was moge duidelijk zijn. Toen Emma Lashley in het huwelijk trad kreeg ze van haar bank, de HBU, te horen dat voortaan haar man moest tekenen voor alle zakelijke opdrachten. Zij was toen 43 jaar oud en had altijd zelf de beslissingen genomen en de bank opdrachten verstrekt. Dit .liet ze niet op zich zitten en ze verhuisde haar bankrekeningen naar de Surinaamse Bank waar ze wel voor vol werd aangezien

De eerste Surinaamse vrouw die als apotheker in Suriname werd toegelaten was H.A. Gans (1883). De omstandigheden waarin Emma Lashley, gehuwd met Groeiliker, zich rond 1935 als apotheker vestigde zullen ook niet gemakkelijk zijn geweest. Lashley geeft in haar publicatie in het Pharmaceutisch Weekblad (no. 46 + 47, 1940) veel informatie die voor een bredere groep dan alleen apothekers interessant is.

Op 25 september 1993 overleed Emma Amy Clementina Groeiliker-Lashley op 84-jarige leeftijd in Paramaribo, apotheker én geschiedschrijver.

 

Carl Haarnack

 

Dit stuk had niet tot stand kunnen komen zonder de medewerking van Sila Groeiliker, dochter van Emma Lashley. Waarvoor hartelijk dank!

Share this:

  • Email
  • Facebook
  • Twitter
  • Print

Like this:

Like Loading...

Charles Douglas (1853-1943)

29 Sunday Mar 2020

Posted by Carl Haarnack in 20th century books, Bibliotheca Surinamica, Dutch books

≈ Comments Off on Charles Douglas (1853-1943)

Tags

Dutch, geschiedenis, handel, india, West-Indies

Eenige eigenaardigheden en typische merkwaardigheden, uit de geschiedenis van de planterij in Suriname, gedurende de vorige eeuwen tot heden. Charles Douglas (1853-1943). Paramaribo : ‘De Tijd” O.C. Marcus, 1936.

Mijn favoriete verhalen uit de Surinaamse geschiedenis zijn die verhalen die verteld worden door mensen die simplificatie van zwart versus wit overstijgen. In deze rubriek schreven we eerder over Egbert Jacobus Bartelink (1834-1919), een Surinaamse planter die niet ‘wit’ was maar juist, naar eigen zeggen, ‘zwart bloed’ door de aderen had stromen. De dominante gedachte is dat alle planters witte Europeanen waren. Maar in de 19e eeuw was de groep ‘kleurlingen’ aanzienlijk groter dan die van de witte Europeanen. Wie ook maar een klein beetje graaft in de archieven, literatuur en genealogieën zal ontdekken dat er veel gekleurde planters én gekleurde eigenaars van slaven waren.

Opnamedatum: 2017-09-11

Charles Douglas (1853-1943). Collectie Rijksmuseum.

Charles (Chas voor vrienden) Douglas was een veelzijdig man. Hij was planter, handelaar en handelsagent voor American Exploitation Company, een bedrijf dat zich bezighield met de exploitatie van balata en andere producten uit het binnenland van Suriname. In 1896 kreeg hij een concessie toegewezen van 5000 hectare in Nickerie om balata te winnen. Ook hield hij zich bezig met het de stoomvaartdienst die tussen Paramaribo en het binnenland van Suriname werd onderhouden. Op 17 september 1889 plaatste hij een advertentie dat de dienst voor 18 september niet zou plaatsvinden. Ook trad hij op als curator zoals bij het overlijden van Henry Ironside, gehuwd met zijn zus Mary, die op 24 augustus 1893 in Paramaribo was overleden.

Charles werd in 1853 in slavernij geboren op de aan de Surinamerivier gelegen suikerplantage De Goede Vrede. De vader én tevens eigenaar van Charles, zijn zusje en zijn moeder was James Douglas (1825-1874), eigenaar van plantage Nieuw Acconoribo (Matappica). In 1855 werd Charles samen met zijn moeder Dasiana (een huisslavin) en zus Margaret Ann (slavennaam Marguerite) gemanimutteerd. Zij kregen alle drie de familienaam Donglas die moest verwijzen naar de verwantschap met Charles Douglas. Bij manumissies was het niet toegestaan namen die al in de kolonie bestond te vergeven. In 1867 kregen Charles en zijn zus alsnog de familienaam Douglas mee. Hiervoor diende hun moeder een verzoek in. Zij bleef zelf Donglas heten. In 1880 trouwde Charles Douglas met Henriette Jacoba Arlaud (1860-1902) in Nickerie. Charles was vooral op latere leeftijd maatschappelijk actief. Hij fotografeerde stadsgezichten, schreef historische artikelen (o.a. voor de West-Indische Gids) en publiceerde over de plantage-economie. Hij schreef de Encyclopaedie der Guyana’s van 1492-1933. Deze verscheen echter nooit in druk.

Balata detail

Balata winning in Surinam (foto: Bromet, Paramaribo, ca. 1898)

In 1924 publiceerde hij Multum in Parvo (‘Alles in het kort’) waarin hij uitvoerig schreef over Paramaribo, het bestuur van de kolonie maar ook over de straten en de wijken in de stad. Ook voegde hij achterin een adreslijst toe (handig voor genealogisch onderzoek). In 1928 verscheen bij Oliviera in Paramaribo Aanteekeningen over allerlei in verband met de bevolking en den landbouw in het verleden en het heden van Suriname. Belangrijk was ook zijn bijdrage over de Hygienisch en Sanitaire toestanden van Paramaribo.

In 1936 schreef Douglas een alleraardigst boekje over de geschiedenis van de ‘planterij’. Geen lijvig wetenschappelijk werk met notenapparaat en literatuurverwijzingen. In het voorwoord schrijft hij zelf geen enkele aanspraak te maken op literaire of wetenschappelijke waarde. Alles wat hij vertelt komt voor uit wat hij uit zijn nog heldere herinnering kan putten. Hij belooft dat, als het Surinaams publiek genoeg exemplaren van dit boekje koopt, er nog een publicatie zal volgen omtrent de plantagedirecteuren en blank-officiers. Helaas is dat laatste is er nooit van gekomen. Op 19 februari 1943 overleed Chas Douglas in Paramaribo.

Douglas begint met de geschiedenis van Suriname vanaf het moment dat de Europeanen er vaste voet aan wal proberen te krijgen. Douglas heeft Wolbers en Stedman goed gelezen. Hij vertelt over het eerste ‘weglopersdorp’ aan de Bannisterkreek (Parakreek). Rond 1656 werd dit kamp door een ´Cormantijnse neger´ genaamd Jermes aangelegd. Vanuit deze plek werden ´rooftochten´ en aanvallen op de plantages uitgevoerd. Voor wie niet goed bekend is met de geschiedenis van Suriname biedt Douglas in een paar bladzijden een aardig historisch overzicht. Douglas verwijst naar Stedman´s Narrative (1796) en het feit dat de meesteressen in Suriname hun echtgenoten beschuldigen van onzedelijk gedrag. Tegelijkertijd stellen zij hun slavinnen in staat om de heren te bezoeken. De meesteressen waren volgens Douglas bijzonder ijdel en hielden van uitbundig vertoon. Vaak leefden zij met andere meesteressen in onmin. Zij vertelden dan aan hun vertrouwelingen onder hun slavinnen zaken waarmee deze liedjes maakten. De slavinnen werden vervolgens in mooie kleren gestoken en met gouden sieraden omhangen de straat opgestuurd. Zij moesten dan langs de huizen lopen om, al zingend, hatelijkheden over de meesteressen waarmee een conflict bestond te zingen.

Benoit slavinnen

Slavinnen in Suriname (detail uit litho van Benoit, 1839)

Hoe je het ook wendt of keert, Charles Douglas was een nazaat van een slaveneigenaar én van een slavin. Sterker nog, hij was zelf als slaaf geboren. Veel Surinamers stammen af van Europeanen en uit Afrika afkomstige slaven. Wat Douglas echt bijzonder maakt is dat hij de Surinaamse geschiedenis beoefende en zijn kennis aan het papier toevertrouwde. Daar mogen we best een beetje trots op zijn. In het Rijksmuseum in Amsterdam bevindt zich een foto die rond 1898 wordt gedateerd. Vermoedelijk is dit een cabinetfoto van onze Charles Douglas, die van slaaf tot planter werd.

Carl Haarnack

Boekje Douglas

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Share this:

  • Email
  • Facebook
  • Twitter
  • Print

Like this:

Like Loading...

De Vraagbaak. Almanak voor Suriname (1917).

29 Sunday Sep 2019

Posted by Carl Haarnack in 20th century books, Bibliotheca Surinamica, Dutch books, Genealogie

≈ Comments Off on De Vraagbaak. Almanak voor Suriname (1917).

Tags

Dutch, handel

De Vraagbaak. Almanak voor Suriname 1917. Paramaribo: H. van Ommeren, 1917.

Het jaar 1917 zal in de wereldgeschiedenis voor altijd verbonden blijven met de Russische revolutie. Maar wat gebeurde er in 1917 in Suriname? Wie trok daar in politiek opzicht aan de touwtjes, wie gaven er toen les op de Hendriksschool of wie was toen eigenaar van plantage Mary’s Hope in Coronie? De antwoorden op dit soort vragen, en nog veel meer, vinden de in De Vraagbaak, de Almanak voor Suriname van 1917. Almanakken werden als sinds het einde van de 18e eeuw uitgegeven. Bijna elk jaar verscheen er één.

Coronie_preview.jpeg

Coronie rond 1920

Harry Johan Van Ommeren (1876-1923) was opgeleid als landmeter maar voelde zich meer aangetrokken tot de journalistiek en het boekenvak. Zijn grootmoeder, Elisabeth Merselina Petronella van Ommeren, leefde in slavernij en werd in 1827 gemanimutteerd door Johannes Francois Arnoldus van Ommeren. Harry Johan van Ommeren was behalve eigenaar en hoofdredacteur van het Koloniaal Nieuws- en Advertentieblad ook lid van de Koloniale Staten. En hij was dus ook de uitgever van de Surinaamse Almanak.

Harry van Ommeren

De almanak begint met een uiteenzetting van de ligging, de grenzen en de geschiedenis van Suriname. De bevolking van Suriname is zeer schraal, zo lezen we. Het land telde slechts rond de 101.000 zielen. Interessant is dat vermeld wordt dat de bevolking sterk gemengd is en bestaat uit een klein aantal Europeanen en Creolen. Die laatste groep worden gevormd door afstammelingen van de joodse bevolking (Israelieten) en de afstammelingen ‘van de Europeanen en Israelieten in vereeniging met negers en indianen’. De overige bevolking bestaat uit Brits-Indiërs (22.000), Nederlands-Indiërs (Javanen) (8600), ‘negers’, ‘indianen’ en ‘boschnegers’. Dan volgt een opsomming over de economie, over de wetenschappelijk expedities in het binnenland en een uitgebreide verhandelingen over de districten. In het hoofdstuk over de stad Paramaribo wordt per wijk (A t/m F, en dan nog de twee buitenwijken). Iedere wijk heeft een aantal wijkmeesters. Zo is F.A.J. Spong, in Wijk B, wijkmeester van de Gravenstraat, Soldatenstraat, Klipsteenstraat en Heerenstraat. A.M. Samson (Wijk F) is dat o.a. voor de Zwartenhovenbrugstraat, Drambrandersgracht en Rust & Vredestraat.

Alle plantages die nog in bedrijf zijn worden opgesomd: de naam, de naam in het Sranan (‘Negernaam’), grootte, wat er werd verbouwd, hoeveel, de eigenaar, de beheerder, de beheerder en het aantal arbeiders. Hierdoor weten we dus dat D.N. Boldewijn en H.J. Feller toen eigenaar én beheerder waren van Mary’s Hope. De kans is groot dat als uw (over-) grootouders in 1917 in Paramaribo woonden u ze in deze almanak zult vinden. We vinden er namelijk een uitgebreide adreslijst van inwoners met vermelding van hun beroep en adres.

Groepsfoto Suriname 1909

Foto uit de collectie van het Rijksmuseum uit 1909 met opschrift:  ‘Pa in Suriname, Javanen’ (fotograaf anoniem)

Tevens is er een volledige lijst met alle politie-agenten gerangschikt naar hun nummers. Misschien is het laatste deel, bestaande uit advertenties gedrukt op gekleurd papier, het charmanst. Bij M.E.J. van Coblijn kan men terecht voor bouwmaterialen; Johns Simons levert het beste brood en een nieuwe fiets koopt men bij de 1e Hollandsche rijwielhandel van H. van der Voet in de Watermolenstraat.

Suriname leek in 1917, als we de almanak mogen geloven wel een klein paradijs. Zo weinig mensen in zo’n groot land. Maar een belangrijk deel van de mensen kende grote armoede en leefde onder zeer moeilijke omstandigheden. Met de Vraagbaak van 1917 in de handen krijgen we wel een soort dwarsdoorsnede van de samenleving toen. Daarom zijn deze naslagwerken van grote betekenis voor historici, genealogen en bibliofielen. De almanakken werden doorgaans in Suriname uitgegeven en waren vooral voor binnenlands gebruik. Dit betekende per definitie dat ze in kleine oplagen werden gemaakt. Ze zijn daarom bijzonder zeldzaam en, net als met andere oude boeken geldt, hoe ouder, hoe duurder.

Carl Haarnack

IMG_3934

Share this:

  • Email
  • Facebook
  • Twitter
  • Print

Like this:

Like Loading...

Na veertig jaren. Door C.P. Rier (1904)

04 Saturday Aug 2018

Posted by Carl Haarnack in 20th century books, Bibliotheca Surinamica, Dutch books

≈ Comments Off on Na veertig jaren. Door C.P. Rier (1904)

Tags

Dutch, geschiedenis, religion, West-Indies

Na veertig jaren: voorlezing gehouden op den 41sten emancipatie-jaardag van de kolonie Suriname. Door C.P. Rier. Paramaribo, 1904.

Rier photho

Carel Paulus Rier is bijna door iedereen vergeten. Bijna niemand kent hem nog maar hij is één van de eerste voorvechters van de emancipatie van de zwarte bevolking van Suriname. Hij verdient een plek in de Surinaamse geschiedschrijving.

Rier werd op 3 januari 1863 in Paramaribo geboren. Zijn vader van Jannie Paulus Rier (ca. 1824-1898) was als timmerman (in slavernij) werkzaam op de plantage Killenstein. Zijn moeder was Elisabeth Helena van Daalen, geboren in 1838. Zij was een huisbediende (slavin) van Nicolaas Box (1785-1864), koopman en administrateur van o.a. de plantages Moed en Kommer en Adrichem. Zij werd in december 1862 gemanimuteerd.

In 1888 ging Rier naar Demerara waar hij als plantage-opzichter aan de slag ging. Daar trad hij ook toe tot de American National Baptist Convention. Riers ouders waren beide EBG-ers. Maar Carel Rier volgde in 1890 samen met Cornelis Blijd een bijbelcursus bij Bromet, de oprichter van de Vrije Evangelisatie Gemeente. Zeer tot ongenoegen van zijn vader die hem onterfde. In 1898 stichtte Rier, samen met o.a. Cornelis Blijd, de gebroeders Braaf en Byron zijn Surinaamse Evangelisatie die hij ook Surinaamse Baptistenkerk noemde. Riers kerk was eerst gevestigd in de Weidestraat maar later verhuisde hij naar de Steenbakkerijstraat.

Stad Steenbakkerijstraat (Klein)

Op 1 juli 1904 hield Carel Paulies Rier (1863-1917) ter gelegenheid van de viering van ‘Emancipatiejaardag’ een lezing in de Loge Concordia in Paramaribo. De tekst van zijn voordracht werd, zo schrijft Rier in zijn inleiding, op veler verzoek én om het aan de vergetelheid te ontrukken, in boekvorm uitgegeven. Rier, die zichzelf omschrijft als ‘nakroost’ van de geëmancipeerde slaven, wilde in zijn publicatie een ‘ernstige blik werpen op het verleden, het heden en de toekomst’ om daarmee een bijdrage te leveren aan het welzijn van Land, Volk en Kroon.

De grote verdienste van Rier was dat hij een grote stimulans gaf aan de 1 juli viering. Niet langer was het een feest dat uitsluitend binnen de kerk gevierd werd maar ook in brede kringen in de samenleving. In zijn rede stond hij kritisch tegenover de Herrnhutters omdat hij de Duitse taal als een obstakel beschouwde. Hij was een groot voorstander van het bevorderen van het Nederlands als schooltaal en cultuurtaal onder wat hij de ‘negerbevolking’ noemde. Tegelijkertijd is hij juist een vurig pleitbezorger van het gebruik van het Sranan Tongo in de kerk. Juist om die bevolkingsgroep te bereiken. Zo vertaalde hij de liederen uit de bundel van Bromet (die de Engelse Sankey-liederen in het Nederlands vertaald had) en vele bijbelteksten in het Sranan Tongo. Carel Rier was één van de eerste Afro-Surinaamse nationalisten die de verheffing van Creoolse bevolkingsgroep nastreefde. Dit stond voor Rier een groot respect en ontzag voor Nederland en het koningshuis niet in de weg. Hij past moeiteloos in de traditie van Otto Huiswoud, Anton de Kom, A. Koenders, Johanna Schouten-Elsenhout, Dobru en Edgar Cairo.

Rier cover

Dit bibliofiele pareltje is ook vanwege de prachtige foto’s waardevol. Allereerst vinden we er een prachtige foto van Carel Rier (zie boven). Bijzonder is ook een foto van de Commissie van de 40 jarige Emancipatiefeestviering in 1904 en die van een groep kinderen die feestelijk zijn getooid voor de Keti-Koti viering (en, werkelijk waar, een foto van koning Willem III).

Het exemplaar in de collectie Buku Bibliotheca Surinamica is voorzien van een bijzondere, handgeschreven opdracht: “Van de Baptist Kerk ‘de Surin. Evangelisatie’ aan onzen Landvoogd A.W.F. Idenburg ten geschenke. Met hoogachting. Uw dienaar C.P. Rier. Paramaribo, 20 jan. 1906”. Idenburg was in september 1905 benoemd tot gouverneur van Suriname. In bibliotheken vinden we slechts één exemplaar van het boekje van Rier. Daarmee kunnen we het gerust als bijzonder zeldzaam kwalificeren.

Carl Haarnack

 

Share this:

  • Email
  • Facebook
  • Twitter
  • Print

Like this:

Like Loading...

Troepenmacht in Suriname (1900)

19 Sunday Nov 2017

Posted by Carl Haarnack in 20th century books, Bibliotheca Surinamica, Dutch books

≈ Comments Off on Troepenmacht in Suriname (1900)

Tags

Dutch, geschiedenis

De Troepenmacht in Suriname. Met platen en Teekeningen door F.G.J. Bosschart, Kapitein 6e Regt. Infie. Breda: Firma P.C.G. Peereboom, 1900.

Natuurlijk weet iedereen dat de geschiedenis van Suriname voor een belangrijk deel wordt gekenmerkt door de plantagesamenleving en de daarmee onlosmakelijk verbonden slavernij van Afrikanen. Maar al vóór de gedwongen komst van Afrikaanse slaven waren er militaire troepen. Begin 17e eeuw waren er natuurlijk de oorlogsschermutselingen tussen de Nederlanders, Engelsen, Fransen en Portugezen die allen zochten naar goud en andere bodemschatten maar ook naar geschikte gebieden om nederzettingen te bouwen.

troepen Suriname buku

Surinaamse krijgsmacht (1826)

Toen de Nederlanders zich vanaf 1667 heer en meester konden noemen over Suriname werden er gaandeweg steeds meer militairen ingevoerd om de kolonie te beschermen tegen aanvallen van marrons, de van de plantages weggelopen slaven. Het ging hierbij vaak om ongeregelde groepen huursoldaten die voor langere of kortere perioden werden ingezet. Het is eigenlijk vreemd dat er pas in 1900 een boek gewijd werd aan de troepenmacht in Suriname.

bosschart-francois-guill_1852

F.G.J. Bosschart

François Guilleaume Jacques Bosschart (1852-1926) werd geboren in Gorinchem. Hij begon zijn militaire carriére in Nederlands-Indië, eerst op Java (Magelang) en daarna in Atjeh. Maar in 1893 werd hij als kapitein naar Suriname uitgezonden. Daar verbleef hij tien jaar. Daar werkte hij aan dit boek. Het doel dat Bosschart er mee voor ogen had was vooral om Nederlandse officieren bekend te maken met Suriname. Voor zijn beschrijving van de geschiedenis van Suriname gebruikte de auteur een aantal belangrijke boeken zoals bijvoorbeeld Hartsinck (1770), Stedman (1796), Kappler (1887). Maar ook uit de journalen van de gouverneurs Nepveu, Texier, Wichers en Friderici, belangrijke historische bronnen, werd geput. Om de binnenlandse orde en veiligheid te handhaven waren de ingezetenen verdeeld in elf burger-Compagniën, bestaande uit planters en andere burgers, die er voor moesten zorgen dat in de verschillende districten de wetten werden nageleefd. Zo zorgden deze ervoor dat het aantal blanken en slaven boven de 12 jaar geteld werden, dat de slaven gebrandmerkt waren en dat de opbrengsten van de plantages gecontroleerd werden. Omdat in de 18e eeuw de ‘Marrons zoo geweldig te keer gingen’, zo schrijft Bosschart, werden de plantages door de compagnies-commandanten gesommeerd een aantal blanken en ‘commando-negers’ te leveren om z.g. ‘boschtochten’ te organiseren (op jacht naar marrons). Bosschart geeft veel informatie over de beloning van militairen en de rantsoenen. Voor een z.g. ‘timmer-neger’ (slaaf die als timmerman werkte) gold het volgende wekelijkse rantsoen: 2 pond vlees, 4 pond beschuit, 1 stoop gort. Dat werd nog aangevuld met twee zoopjes dram (slechte rum).

troepenmacht Suriname parbode

Koloniale Guides van Suriname.  Uit: Beschrijving hoedanig de Koninklijke Nederlandsche Troepen en alle in militaire betrekking staande personen gekleed, geëquipeerd en gewapend zijn … J.F. TEUPKEN. ‘s-Gravenhage en Amsterdam, Gebr. Van Cleef, 1823-26. 

Het ’s Lands Vrijkorps bestond uit kleurlingen (Creolen) en vrije of gemanimuteerde slaven. Iedereen tussen de 14 en 60 jaar was verplicht, indien opgeroepen, om dienst te doen. Per dag kregen ze 2 schilling soldij, provisie en kost. In geval van invaliditeit als gevolg van de dienst zou de Kolonie hen blijven verzorgen. De grootte van dit korps varieerde tussen de 125 en 150 personen. Gaandeweg werden er ook slaven gekocht voor dit korps. Bosschart geeft een schat aan informatie over de patrouilles die de verschillende troepen uitvoeren in de bossen, op jacht naar weggelopen slaven. Uit verschillende journalen blijkt hoe gruwelijk deze tochten waren. Zo ontdekte sergeant Ajax die met vier man op verkenning werd gestuurd in de bossen twee ‘negers’ die bezig waren een boom te vellen. Ajax, die al snel het nabijgelegen ‘weglopersdorp’ gevonden had, waarschuwde zijn detachement. Het dorp, bestaande uit negen huizen, werd omsingeld en aangevallen. Twee marrons werden gedood en één werd gevangen genomen; het dorp werd platgebrand. Twee handen van de gedode marrons werden als bewijs naar Paramaribo gestuurd in ruil voor het z.g. vanggeld.

troepenmacht

Titelblad De Troepenmacht in Suriname (1900)

We vinden in Nederlandse bibliotheken slechts zes exemplaren van dit uiterst zeldzame boek. De Buku Bibliotheca Surinamica collectie heeft een aantal jaar geleden een exemplaar op een veiling kunnen bemachtigen voor ca. €250,– (incl. opgeld). In 2008 verzorgde Batavia Publishing een herdruk van dit interessante boek.

Carl Haarnack

 

Share this:

  • Email
  • Facebook
  • Twitter
  • Print

Like this:

Like Loading...

Schetsen uit het leven in het kinderhuis te Alkmaar in Suriname. P. Legêne (1922)

23 Saturday Sep 2017

Posted by Carl Haarnack in 20th century books, Bibliotheca Surinamica, Dutch books, Indian diaspora

≈ Comments Off on Schetsen uit het leven in het kinderhuis te Alkmaar in Suriname. P. Legêne (1922)

Tags

Dutch, geschiedenis, hindu, Onderwijs

Lief en leed met onze kleinen : schetsen uit het leven in het kinderhuis te Alkmaar in Suriname. P.M. Legêne. IJmuiden: Van Dorp, 1922.

Het is volgend jaar precies honderd jaar geleden dat in Zeist dit kleine papieren boekje verscheen. Het is geschreven door Peter Martin Legêne (1885-1954). Aanvankelijk was hij boekdrukker en journalist maar, na een opleiding aan de zendingsschool van de Evangelische Broedergemeente (EBG) in Niesky, werd hij missionaris in Suriname. Maar voordat hij zich daar kon vestigen verbleef hij eerst in India om zich het Hindi en Urdu eigen te maken. Vervolgens trok hij naar Amsterdam om Nederlands te leren spreken. Tussen 1914 en 1930 werkte hij als zendeling onder Hindoestanen op Alkmaar. Vanaf 1935 was hij zelfs voorzitter van het Zeister Zendingsgenootschap dat de verantwoordelijkheid voor de Surinamezending van het EBG-bestuur in Herrnhut had gekregen.

plantage Alkmaar

Plantage Alkmaar aan de Commewijne

In 1916 had Legêne op Alkmaar, gelegen aan de Commewijnerivier, een kindertehuis opgericht. In dit tehuis, Sukh Dhaam (Huis van Geluk), werd onderdak en onderwijs geboden aan kinderen van ‘Brits-Indische’ kontraktarbeiders die op de plantage werkten. De arbeiders leefden onder erbarmelijke omstandigheden en er heerste grote armoede. In dit boekje, dat voor het eerst in 1918 verscheen, vertelt Legêne ons verhalen die hij als zendeling op Alkmaar had meegemaakt. Zo beschreef Legêne dat vanwege de Spaanse griep, een wereldwijde pandemie, er bijna elke dag een weeskind werd binnengebracht. Soomaria, een meisje van 9 jaar oud, had slechts één oog en ze was mager en zag er ellendig uit. Nadat haar ouders beiden aan de griep bezweken waren bleef zij met haar zusje Dhilwa alleen achter. Maar haar zusje werd de volgende dag door een man meegenomen en zij werd bij het tehuis afgeleverd. Soomaria huilde de hele dag en wilde, zolang zij niet verenigd was met haar zusje, niet eten of drinken. Legêne schreef brieven aan de Generaal-agent van de Immigratie, wendde zich tot de voogdijraad en zocht overal naar Dhilwa. Uiteindelijk werd ze na elf dagen gevonden maar niemand wist wat er met haar was gebeurd en waar ze was geweest. ‘Er zijn helaas mannen genoeg’, zo schrijft Legêne, die gaarne een mooi menschenkind met twee oogen hebben willen’. Zo’n meisje kan met gemak verkocht worden. Een meisje met slechts één oog wil niemand hebben. De meisjes werden herenigd en vielen elkaar huilend in de armen.

Kindertehuis Alkmaar Legene b

De kinderen uit het kinderhuis met hun verzorgers en verzorgsters

Het boekje bevat een aantal prachtige zwart-wit foto’s die bij het grote publiek vrijwel onbekend zijn. Zo vinden we er een aantal foto’s van de kinderen in het tehuis en hun verzorgsters. Maar de mooiste foto is natuurlijk die van  Sukhu. Paramaribo werd een tijdlang geplaagd door een zeer geraffineerde zakkenroller. In de stad leefde ook een ‘Brits-Indische’ jongen van een jaar of twaalf oud. Hij was vriendelijk en behulpzaam maar toch werd juist hij op een dag door de politie ontmaskerd als de gezochte zakkenroller. Hij werd gestraft maar iedere keer als hij weer op vrije voeten kwam begon het stelen opnieuw. Uiteindelijk werd hij door de politie naar het kindertehuis op Alkmaar gebracht. Daar ging het de eerste tijd uitstekend maar na verloop van tijd werden en steeds spullen gestolen. Sukhu werd op heterdaad betrapt en na een stevig gesprek met Legêne beloofde hij beterschap. Maar toch gebeurde het telkens opnieuw. Legêne stelde hem voor de keuze op te houden met stelen of hij zou anders op straat moeten leven. Nogmaals drukte Legêne hem op het hart dat hij alles zou kunnen krijgen wat hij maar nodig had, als hij niet zou stelen.

Sukhu Alkmaar.jpg

Sukhu

-‘Kan ik ook tabak krijgen?’, vroeg Sukhu. Nu kwam de aap uit de mouw. Als kleine jongen was hij al, net als zoveel andere Hindoestaanse kinderen, begonnen met roken. Hij was verslaafd aan nicotine; hij moest roken, en daarom had hij geld nodig. Iedere week kreeg hij van Legêne een pakje tabak en hij stal nooit meer. Sukhu was inmiddels 17 oud en was geliefd door iedereen. Hij hielp nu mee in het tehuis en rookte zelfs heel weinig. Hij vond het zonde van het geld en spaarde nu.

Dergelijke persoonlijke verhalen van lief en leed vinden we bijna nooit terug in de archieven. Hindoestaanse kontraktarbeiders waren doorgaans ongeletterd en schreven dus niets op. Dat maakt ooggetuigeverslagen, zoals deze van Legêne, des te belangrijker.

Het kwetsbare papieren boekje is slechts in een handjevol bibliotheken te vinden. De Buku Bibliotheca Surinamica collectie beschikt sinds kort ook over een exemplaar. Vorige week opgepikt op een boekenmarkt in Amsterdam voor slechts €50,–.

Carl Haarnack

 

zie ook:

Indiase Diaspora

Vier Maanden in Suriname

 

 

 

 

Share this:

  • Email
  • Facebook
  • Twitter
  • Print

Like this:

Like Loading...
← Older posts
logo

Enter your email address to subscribe to this blog and receive notifications of new posts by email.

Join 945 other subscribers

Recent

  • Tooneel des oorlogs. Lambert van den Bos (1675)
  • Kolonisatie van de Portugeesch Joodsche Natie in Suriname. Fred. Oudschans Dentz (1927)
  • Afrikanische Relikte und Indianische Entlehnungen in der Kultur der Buschneger Surinams. Lindblom (1924).
  • Nieu-Nederland versus Guajana. Otto Keye (1659/1672)
  •  Schaduwbeelden uit Suriname. Anna Ampt (1858).
  • Le Mercure historique (1750)
  • De Commandant van de Negerjagers. J.H. van Balen (1890)
  • Stedmans ´Narrative´ in de Buku collectie
  • Surinaamsche mengelpoëzy. P.F. Roos (1804)
  • Kleines Magazin von Reisen. J.G. Stedman (1800)
  • Beschrijving van Suriname. Van Sijpesteijn (1854)
  • Tagebuch einer Reise durch Holland und England. Sophie von La Roche (1788)

Koloniale Wereld Tentoonstelling Amsterdam (1883)

Wilhelmina van Eede

Categories

  • 17th century books
  • 18th century books
  • 19th century books
  • 20th century books
  • Bibliotheca Surinamica
  • Children's Books
  • Dutch books
  • English books
  • French books
  • Genealogie
  • German books
  • Indian diaspora
  • Italian books
  • Latin books
  • Law
  • medical
  • Parbode
  • Sranan Tongo Books

Paginas

  • Postcards from Suriname
    • Black in postcards
  • Albert Helman
  • Antiquariaat Buku
  • Bibliotheca Surinamica
    • Buku logo
    • Onzichtbaar erfgoed
    • OSO, tijdschrift voor Surinamistiek
  • Brand in Paramaribo
  • Chinezen in Suriname
  • De negerhut
    • Illustraties in vroege edities van Oom Tom
    • Oom Tom in andere talen
  • Duitsers in Suriname
  • Ebony in Suriname
  • Edgar Cairo
  • Een begrafenis
  • Ellen Ombre
  • Galerie Buku
  • Indianen in Suriname
    • In de schaduw van de tijger
  • Indiase diaspora
  • Joanna & Stedman
  • Joden in Suriname
    • David Nassy’s “Furlough” and the Slave Mattheus
  • Klassieke muziek
  • Les Habitants de Suriname
    • Les Indiens
    • Les Négres de Bois
    • Les Négres Sédentaires
  • Natalie Zemon Davis
    • Judges, Masters, Diviners: Slaves’ Experience of Criminal Justice in Colonial Suriname
    • Origins and uses of the creole languages in 18th century Suriname
  • Silvia de Groot
  • Slaven aan het woord
  • Slavernij Verbeeld
  • Stereotype kinderboeken
  • Surinaamsche Mengel-poëzy
    • Annette de Vries
  • Suriname in Wolfenbüttel
  • Surinamica verzamelen
  • Swart in Nederland
  • Voedsel
  • Vrouwen van Suriname
  • Welkom bij Buku
  • Wilhelmus Dortants (1855-1906)
  • Winti

buku

abolitionism Add new tag artsenij binnenland boeroes British Guiana democratie Duits Dutch EBG English expedities feest fiction flora & fauna Frans Guyana French genealogie German geschiedenis handel hindu hugenoten Illustrated Books india Indianen jews Judaica jurisdiction katholieken kinderboek Koloniale Staten koloniale tentoonstelling kolonisatie kunst Language manumissie maps marrons medical muziek Onderwijs photos plantages poetry politiek reizen religie religion Slavery Stedman stedmania theater tijdschriften travel West-Indies
  • German books

Blog at WordPress.com.

  • Follow Following
    • Buku - Bibliotheca Surinamica
    • Join 945 other followers
    • Already have a WordPress.com account? Log in now.
    • Buku - Bibliotheca Surinamica
    • Customize
    • Follow Following
    • Sign up
    • Log in
    • Report this content
    • View site in Reader
    • Manage subscriptions
    • Collapse this bar
 

Loading Comments...
 

    %d bloggers like this: