Tags

,

Gorgo of de goede neger. In: Zedelijke verhalen voor jonge lieden, ter bevordering van godsdienstzin en maatschappelijke deugden. Door H. Zeeman, instituteur te Amsterdam. Amsterdam: G.M.P. Londonck, 1834.

Op deze site schreven we vaker over verhalen waarin het land Suriname niet met name genoemd wordt maar die wel heel veel overeenkomsten vertonen met de geschiedenis van Suriname. De zuidelijke staten van Amerika, de eilanden in het Caraïbisch gebied, Guyana, Frans Guyana en Suriname delen voor een belangrijk deel dezelfde geschiedenis, vooral waar het gaat om slavernij. De achttiende en negentiende eeuwse literatuur over deze gebieden, of die nou van Franse-, Engelse-, Duitse- of Nederlandse makelij is, sluit heel erg op elkaar aan. Door de eeuwen heen zien we dat dezelfde verhalen telkens in de verschillende taalgebieden opduiken. Het verhaal Gorgo of de goede neger vormt daar een uitstekend voorbeeld van. Dit verhaal verscheen in 1834 voor het eerst in Nederland. Het verscheen in een verhalenbundel die ‘geschreven’ werd door Henri Zeeman (1811-1889). Zeeman werd geboren in Amsterdam. Hij was gedurende een periode van veertig jaar kostschoolhouder. Hij publiceerde verschillende boeken en verhalen.

Eén van die verhalen heeft onze speciale aandacht omdat het zich afspeelt tijdens de slavernijperiode. Karel Vilveld en zijn zus Maria zijn respectievelijk acht en zes jaar oud. Hun vader is overleden en omdat hij als koopman grote verliezen had geleden dreigen schuldeisers zijn weduwe en kinderen aan de bedelstaf te brengen. Mevrouw Vilveld heeft een rijke broer in ´Amerika´ die haar en de kinderen uitnodigt om naar hem toe te komen. Tijdens de overtocht overlijdt de moeder van Karel en Maria. Bij aankomst lopen de kinderen hun oom Godfried mis. Zij waren in een vreemd land ´onder negers, die hen niet verstaan konden.´ Zij liepen en liepen en kwamen in een dicht bos terecht. Na verloop van tijd ontmoeten zij Gorgo, een slaaf die hen onderdak biedt in zijn schamele hut. Hij maakt voor hun een bed van zeegras bedekt met een mat van suikerriet. Gorgo ging dagelijks werken op de plantage én hij zorgde voor de kinderen. Karel vlocht mandjes van riet die Gorgo in de stad verkocht. Daarmee verdienden ze een aardig kapitaal. Dat wekte jaloezie bij andere slaven op de plantage. Die begonnen een samenzwering en vertelden de blankofficier dat Gorgo hen had aangezet een opstand te ontketenen.

Gorgo keerde op een avond niet terug uit de stad. Mede door het slechte weer was hij verdwaald. Toen hij eindelijk weer de plantage terug vond wachtte hem een zware straf. De eigenaar van de plantages geloofde alle leugens die over Gorgo verteld waren en veroordeelde hem tot de doodstraf. Karel en Maria besluiten naar de planter toe te stappen en vertellen hoe Gorgo hen liefdevol heeft verzorgd in zijn hut. Als Karel zijn achternaam, Vilveld, noemt, kan de planter het niet geloven en roept uit: “Mijne kinderen! Mijn waarde kinderen! Komt in mijne armen en verlaat mij niet meer; want ik ben uw oom Godfried”. Gorgo mag vanaf dat moment in het huis van de plantage-eigenaar wonen en hoefde niet meer te werken. Als de planter overlijdt zijn de kinderen zijn enige erfgenaam. Gorgo werd zelf planter.

Het verhaal werd geschreven door de Engels-Ierse Maria Edgeworth (1768-1849). We vinden het in 1839 in de Duitse literatuur terug als Gorgo, oder der gute Neger. In het Frans verschijnt het als Le Bon nègre. In Nederland vinden we het boek in een beperkt aantal universiteitsbibliotheken. Het verhaal van Gorgo heeft bijgedragen aan de beeldvorming over slavernij in de eerste helft van de 19e eeuw.

Carl Haarnack