• Postcards from Suriname
    • Black in postcards
  • Albert Helman
  • Antiquariaat Buku
  • Chinezen in Suriname
  • De negerhut
    • Illustraties in vroege edities van Oom Tom
    • Oom Tom in andere talen
  • Duitsers in Suriname
  • Ebony in Suriname
  • Edgar Cairo
  • Een begrafenis
  • Ellen Ombre
  • Galerie Buku
  • Indiase diaspora
  • Joanna & Stedman
  • Joden in Suriname
    • David Nassy’s “Furlough” and the Slave Mattheus
  • Klassieke muziek
  • Les Habitants de Suriname
    • Les Indiens
    • Les Négres de Bois
    • Les Négres Sédentaires
  • Natalie Zemon Davis
    • Judges, Masters, Diviners: Slaves’ Experience of Criminal Justice in Colonial Suriname
    • Origins and uses of the creole languages in 18th century Suriname
  • Silvia de Groot
  • Slaven aan het woord
  • Slavernij Verbeeld
  • Stereotype kinderboeken
  • Surinaamsche Mengel-poëzy
    • Annette de Vries
  • Suriname in Wolfenbüttel
  • Surinamica verzamelen
  • Swart in Nederland
  • Voedsel
  • Vrouwen van Suriname
  • Welkom bij Buku
  • Wilhelmus Dortants (1855-1906)
  • Winti
  • Bibliotheca Surinamica
    • Buku logo
    • Onzichtbaar erfgoed
    • OSO, tijdschrift voor Surinamistiek
  • Brand in Paramaribo
  • Indianen in Suriname
    • In de schaduw van de tijger

Buku – Bibliotheca Surinamica

~ Library, archives & wunderkammer

Buku – Bibliotheca Surinamica

Tag Archives: Stedman

Guyana; Ein Gemälde der Entdeckung und Colonisierung. Ferdinand Denis (1829)

17 Tuesday Feb 2015

Posted by Carl Haarnack in 19th century books, Bibliotheca Surinamica, French books, German books

≈ Comments Off on Guyana; Ein Gemälde der Entdeckung und Colonisierung. Ferdinand Denis (1829)

Tags

British Guiana, Duits, Frans Guyana, French, Indianen, marrons, Slavery, Stedman

Guyana; Ein Gemälde der Entdeckung und Colonisierung des jetzigen natürlichen und politischen Zustandes, und der verschiedenen Bewohner dieses Theils von Süd-Amerika. Ferdinand Denis. Leipzig: Hartleben, 1829.

In deze rubriek proberen we onbekende en zeldzame boeken waarin Suriname centraal staat onder de aandacht te brengen. Eén maatstaf om te bepalen of een boek daadwerkelijk zeldzaam is door te kijken hoe vaak het in bibliotheken voorkomt of hoe vaak het te koop wordt aangeboden. Dit boekje van Ferdinand Denis (1798- 1890) verdient zonder meer het predikaat zeldzaam. Alleen bij de Koninklijke Bibliotheek in Den Haag vinden we de eerste Franse editie (La Guyane, ou histoire, mœurs, usages et costumes des habitans de cette partie de l’Amérique : édité par Nepveu en 1823). Van de Duitse vertaling bestaan er twee drukken. Van deze vertalingen vinden we een handje vol exemplaren in Duitse universiteitsbibliotheken en een paar in de VS. De collectie Buku- Bibliotheca Surinamica beschikt over zowel de Franse- als de Duitse editie. Alleen al de afbeeldingen maken het de moeite waard dit boek eens beter te bekijken.

Ferdinand Denis

Ferdinand Denis

 

Ferdinand Denis werd geboren in Parijs en was historicus en bibliothecaris. Op 18-jarige leeftijd reisde hij met zijn ouders naar Rio de Janeiro in Brazilië. Denis ontpopte zich als veelschrijver. Hij schreef veel artikelen en boeken over Portugese literatuur en over de geschiedenis van Brazilië. Maar ook voor bibliofielen, historici en andere geïnteresseerden in de geschiedenis van Suriname mag Denis geen onbekende blijven. In zijn boek behandelt Denis alle Guyana’s: Frans-Guyana, Nederlands-Guyana (Suriname), Brits-Guyana (Essequibo, Demerara en Berbice), Spaans Guyana en Portugees Guyana (Brazilië). Interessant is dat hij geschiedenis maar ook de natuur, het klimaat, de flora en fauna van deze gebieden in samenhang beschrijft. Verder heeft hij veel aandacht voor de oorspronkelijke inwoners, de indianen. Vooral de indianen van Galibi komen ruim aan bod. Maar een groot deel van het boek is exclusief aan Suriname gewijd.

Guyana Denis 1824 tijger

In Suriname vindt men, zo schrijft Denis, een haast onvoorstelbare verscheidenheid van huidskleuren variërend van het glanzende zwart van de ‘negers’ tot de bijna witte kleur van de ‘Quarterons’. Deze laatste benaming gebruikte men voor mensen met een Europese vader en een moeder die ‘mulat’ (kind van een zwarte moeder en een witte vader) is. Denis is onder de indruk van het grote aantal ‘Quarterons’ dat men in Suriname vindt. De vrouwen uit de groep zijn volgens hem mooi en welgevormd. Hij is niet ongevoelig voor de mode uit die tijd en geeft ons een beeld van de kleding van de ‘Quarterons’.  Zij dragen normaliter een zijden rok versierd met een rand van dundoek, een kort strak corset dat van voren open is zodat een mooi hemd zichtbaar is. Schoenen en kousen dragen zij niet want die zijn alleen aan vrije personen voorbehouden. Omdat te compenseren dragen zij versieringen aan hun voeten en veel juwelen om hun schoonheid te vergoten. Ten slotte dragen ze een hoed met een brede rand om hen voor de zon te beschermen. Heel anders gaan de ‘zwarte’ slavinnen gekleed. Hun bovenlichaam blijft onbedekt en ze verbergen hun naaktheid alleen met een eenvoudig kort schort dat aan de achterkant gesloten is.

Ruime aandacht besteedt de auteur ook aan de akkerbouw in Suriname. De welstand van de Europeanen is overal in de kolonie waarneembaar maar juist in Suriname, zo stelt Denis, horen we (meer dan in andere koloniën) het geweeklaag van de slaven. Maar het is volgens hem juist aan deze ongelukkige slaven te danken dat de akkerbouw (lees: de plantage-economie, ch) zo floreert. Suriname, zo gaat Denis verder, is één van de landen waar de ongelukkigste Afrikanen, onttrokken aan hun vaderland, vreemde bodem bewerken terwijl ze de slechtste behandeling ondervinden. De slaven in Suriname hebben het zo vele malen slechter dan die in Brazilië. Niet alleen worden ze met werk overladen, ze hebben ook zelden het recht zich vrij te kopen. Vervolgens worden een aantal gruweldaden opgesomd die Denis heeft ontleent aan het verhaal van Stedman (Narrative against the Revolted Negroes, 1796). Zo komt een korte beschrijving aanbod van een slaaf die levend aan zijn ribben opgehangen wordt. Ook het afschuwelijke verhaal van Susanna du Plessis die de baby van een slavin, omdat het kind huilt, zo lang onderwater houdt zodat het verdrinkt, ontbreekt hier niet. Stedman wordt hier ook met naam genoemd als de bron waar door verschillende gruweldaden aan de vergetelheid zijn ontrukt. Dennis gebruikt in zijn publicatie ook afbeeldingen die hij aan het boek van Stedman ontleent heeft.

Het persen van de manioc

Het persen van de manioc

Uitgebreid gaat hij in op de opstand van de Marrons die tussen 1726 en 1728 in opstand kwamen, plantages overvielen en probeerden om wapens en munitie. De rebellen, aangevoerd door de ‘mulat’ Adoe, sloten in 1749 vrede met het koloniaal bestuur dat onder leiding van gouverneur Mauricius stond. Ook dit verhaal vinden we terug in Stedman’s verhaal.

Behalve Stedman noemt Denis ook auteurs als Fermin en Malouet. Wij weten dat Denis zelf een aantal jaren in Brazilië is geweest. Daarover schrijft hij dan ook op basis van zijn eigen ervaringen. Uit zijn relaas over Suriname blijkt niet dat hij zelf in het land is geweest. Maar de vergelijkingen die hij trekt met de andere Guyana’s maken zijn verhaal bijzonder interessant.

Carl Haarnack

Het raspen van manioc

Het raspen van manioc

Share this:

  • Email
  • Facebook
  • Twitter
  • Print

Like this:

Like Loading...

Judges, Masters, Diviners: Slaves’ Experience of Criminal Justice in Colonial Suriname

01 Thursday May 2014

Posted by Carl Haarnack in English books

≈ Comments Off on Judges, Masters, Diviners: Slaves’ Experience of Criminal Justice in Colonial Suriname

Tags

plantages, Slavery, Stedman, West-Indies

NATALIE ZEMON DAVIS

“Two negroes hanged,” John Gabriel Stedman wrote in his Suriname journal for March 9, 1776, and then two days later, among his purchases of“soap, wine, tobacco, [and] rum” and his dinners with an elderly widow, he records, “A negro’s foot cut off.”1 Stedman expanded on these events in the later Narrative of his years as a Dutch–Scottish soldier fighting against the Suriname Maroons: And now, this being the period of the [court] sessions, another Negro’s leg was cut off for sculking from a task to which he was unable, while two more were condemned to be hang’d for running away altogether. The heroic behavior of one of these men deserves particularly to be quotted, he beg’d only to be heard for a few moments, which, being granted, he proceeded thus––

“I was born in Africa, where defending my prince during an engagement, I was made a captive, and sold for a slave by my own countrimen. One of your countrimen, who is now to be my judge, became then my purchaser, in whose service I was treated so cruelly by his overseer that I deserted and joined the rebels in the woods . . .”

To which his former master, who as he observed was now one of his judges, made the following laconick reply, “Rascal, that is not what we want to know. But the torture this moment shall make you confess crimes as black as yourself, as well as those of your hateful accomplices.” To which the Negroe, who now swel’d in every vain with rage [replied, holding up his hands], “Massera, the verry tigers have trembled for these hands . . .and dare you think to threaten me with your wretched instrument? No, despise the greatest tortures you can now invent, as much as I do the pitiful wrech who is going to inflict them.” Saying which, he threw himself down on the rack, where amidst the most excruci ating tortures he remained with a smile and without they were able to make him utter a syllable. Nor did he ever speak again till he ended his unhappy days at the gallows.2

Stedman’s heroic runaway slave is given the sentimental expression so appreciated by English readers of his day, including an elevated translation of the lively Creole (Neger Engelsche, or Sranan as it is now called) that the African would actually have spoken before his judges.3 But Stedman did witness the event (he visited the man with the mutilated limb a few days later4) and his account includes some of the features of criminal justice that would be important for Suriname slaves in the eighteenth century: the link between judges and slave owners, the use of an extreme form of torture, the imposition of the death penalty for running away, and the memory of Africa.

Rack

Figure 1. A runaway slave being executed on
the rack in 1776. Source: John Gabriel
Stedman, Narrative of a Five Years’ Expedition
against the Revolted Negroes of Surinam
(London: J. Johnson, 1796), vol. 2, facing
p. 296.

In this article I describe the varieties of criminal justice experienced by slaves in Suriname in the late seventeenth, eighteenth, and early nineteenth centuries, both those endured under their masters and the colonial government, and that which they created themselves on their plantations. I am addressing here certain gaps in the history of slavery in those centuries and also in the history of criminal law and prosecution. Studies of slavery in the Americas and the Caribbean, immensely rich as they have been, have described the disciplinary regimes on plantations and the harsh punishments meted out for revolt.5 The various law codes governing the status of slaves, their conduct, and the conduct of their owners toward them have been examined, Elsa Goveia’s West Indian Slave Laws of the 18th Century (1970) being the pioneering venture.6 But the whole cluster of activities considered as “crime” in regard to slavery, their detection, and their punishment—including the slaves’ own efforts at policing—have been little treated as such. Therefore, my intention in “Judges, Masters, Diviners” is to expand for Suriname the paths opened by Philip J. Schwarz in regard to slaves and the criminal law in Virginia; by Mindie Lazarus-Black in regard to slave laws, slave courts, and slave resistance in Antigua and elsewhere in the British Caribbean; and by Diana Paton in regard to the affirmation of masters’ power in the slave courts of Jamaica.7 As for the African past, innovative studies have unearthed continuities from or transformations of African beliefs and practices in the realms of slave healing, religion, and agriculture.8 I will go on here to suggest possible carry-overs or creolization in detecting, judging and punishing crime. Memory will play a role in my account: memories from the African societies from which slaves had been wrenched and memories of slave experience bequeathed to future generations.

Historians of European criminal law and prosecution have rarely made the crime and punishment of slaves in the colonies part of their story, even though most settlers and plantation owners and their law codes were European. Studies of the early modern Netherlands have taught us much about the experience of working people and the poor in the criminal courts there and about the reform of criminal law and public execution in the eighteenth and early nineteenth century, but have not extended themselves to comparison with the busy Dutch slave world.9 Cross-cultural reviews of colonial law tend to pick up the account in the nineteenth century where the “creating a docile, disciplined labor force” by imperial governments is discussed primarily in terms of “groups released from the control of masters, owners or chiefs.” With a longer historical perspective, Lauren Benton has incorporated polities with slave systems into her Law and Colonial Cultures, and they add much to her analysis of “legal pluralism.” 10 I hope “Judges, Masters, Diviners” will provide an example helpful for her approach and also suggest further ways to think about relations between the practice of criminal law in the slave colonies and in Europe during the early modern period.

Founded initially as an English settlement, Suriname had passed to the Dutch after the 1667 Treaty of Breda and was eventually owned by the chartered Society of Suriname, the Society’s shares being divided between the West India Company, the city of Amsterdam, and the well-born Sommelsdijck family. Under the sovereignty of the States-General, the “exalted” Directors of the Society oversaw the colony’s activities from the Netherlands, appointing the governor and sending him directives on the Dutch boats that plied the Atlantic during the sailing season.11

Around 1700, some 700 people of European origin were living in the town of Paramaribo and the plantations along the Suriname, Commewijne, and Cottica Rivers: Dutch, Portuguese Jews, Huguenots from France and the Netherlands and other places where they had taken refuge after the revocation of the Edict of Nantes, and English men and women who stayed on from the initial settlement. Some 8,500 people from Africa were producing sugar as slaves on the plantations, and already, approximately 1,000 more Africans had escaped to the rain forests to live as Maroons, sharing that space with indigenous Caribs, Arawaks and Wayanas.

By the 1780s, the European population had increased to approximately 2,000–3,000 persons, with Swedes, Germans, and Swiss added to the mix and with Portuguese and German Jews representing approximately a third of the settlers. To the sugar so arduously produced on the plantations had been added coffee, chocolate, cotton, and timber. The slave population raising these crops had multiplied sixfold to more than 50,000 people, and now some 5,000 Maroons were living in forest villages, divided into three tribes with their own kings and headmen.12

Although the word “criolo”—that is, born locally—was appearing more often next to a slave’s name on the plantation inventories after the middle of the eighteenth century, the majority of slaves were still born in Africa. From 1730 to 1780, more than 124,000 persons were transported to Suriname on the slave boats.13 Some had been brought up in the Central African kingdoms in Angola and the Kongo, where the Bantu Kikongo languages were spoken, others in the Akan and Asante kingdoms of the Gold Coast (present-day Ghana). Many more had come from the Slave Coast, that is, from the polities of the Gbe-speaking peoples along the Bight of Benin (in present-day Benin, Togo), such as the coastal kingdoms of Arda and Hueda and the powerful inland kingdom of Dahomey. Others yet were Yoruba-speakers from the ancient kingdom of Oyo and elsewhere west of the Niger River. Although some children were on board and survived the Middle Passage, most of the people crammed into the slave decks were in the preferred age range of fifteen to thirty-five.14

Let us first consider the notions of crime, its detection, and its punishment, which these Africans brought with them to Suriname—as well as we can know them from late seventeenth- and eighteenth-century sojourners and slavers among the farmers, merchants, fishermen, and warriors of the coastal kingdoms of west Africa. Our sources will be the memoirs and accounts of men such as Giovanni Antonio Cavazzi, Capuchin missionary to the kingdoms of Kongo and Angola in the mid-seventeenth century; Willem Bosman, factor for the Dutch West India Company on the Gold and Slave Coasts for fourteen years in the late seventeenth and early eighteenth centuries, and Ludewig Ferdinand Rømer, factor for the Danish West India and Guinea Company on the Gold Coast in the 1740s; William Snelgrave, who began as a young sailor on his father’s slaver in 1704 and then captained his own English slave boat on into the 1730s, and the surgeon John Atkins, who served on an English slave ship in the early 1720s; Olaudah Equiano, who lived as a boy among Igbo-speaking villagers in what is now southeastern Nigeria in the late 1740s and early 1750s until he was kidnapped and forced to endure the Middle Passage as a slave; and the Moravian Brother Christian Oldendorp, who in the late 1760s interviewed slaves on Saint Croix and other Danish islands about their African past.15

The actions named as “crimes” were murder, poisoning, witchcraft, theft, adultery (a serious crime in these polygynous societies), kidnapping, and major physical injury. “Trivial crimes” included beating someone, especially a young man beating another, and reviling another person, a troubling act in kingdoms where mutual deference and politeness were required in even a brief encounter. In some places lying could be punished as an offense.16

Along the whole range of the Guinea Coast and inland kingdoms, the gods were always drawn upon for divination and detection—not the high god who ruled more distantly over all, but one of the pantheon of responsive lesser gods, the voudun or orisha, who ruled realms of the sea or the air, were embodied in a special kind of tree or snake, or were more intimately connected to an ancestral spirit. The diviner’s rod or “fetish” as the Europeans called it, encapsulated the god’s presence, often a wooden rod filled with earth, oil, bones, feathers, hair, or other objects imbued with divine aura.

Seers/diviners were called in at the earliest stages of crime detection, including when the victim and others were unsure who had been the perpetrator. An Akan diviner could conjure the power of a god into some food or drink and leave it in place where it would entrap a thief whose identity was unknown. Death was usually assumed to be “unnatural,” that is, to have a source in some human or divine agency, and the dead person was asked to assist in uncovering it. To catch an unknown poisoner, as Olaudah Equiano remembered from his Igbo village, the diviner ordered the corpse to be carried toward the grave, whereupon instantly the bearers were compelled to run to a house in which the poisoner lived. In upper Guinea, among the Mende and Temne peoples of the Sierra Leone region, the bearers questioned the corpse about a possible witch or poisoner responsible for his or her death and were impelled toward a special bough if they hit upon a suspicious name.17 Meanwhile in the kingdom of Akim along the Gold Coast, an accuser alerted the village drummer to assemble the inhabitants and made his or her charge in public.18

Once accused of a crime—for example, theft, murder, adultery, poisoning, kidnapping—a person who wanted to establish his or her innocence had to go through a test with the diviner. The rite was sometimes witnessed by only the accusers and kin of the accused, other times it was enacted before many spectators. Three major ordeals were used. One combined oath-taking with imbibing a special drink or sometimes food. In an Akan polity along the Gold Coast, the accused took a drink before the diviner’s sacred rod, was smeared with supernaturally powerful ingredients, and then called on the god for death in various horrible ways if he or she was guilty. In the Kongo region, the nganga (the priest–diviner) prepared the drink of “purification” or “purging” from the red bark of an ordinarily poisonous tree; he then intoned before the gods and those present that an in  nocent person would drink it and remain well.19 A second ordeal used heat to test the flesh of the accused. In Kongo, the diviner put a rock in a pot of boiling water, which the suspect had to remove; along the Sierra Leone River, the diviner might add a special bark to the boiling water to make it stronger; in a region of the Gold Coast, a cowrie shell had to be retrieved from a pot of boiling oil. If the person was guilty, the arm would become ulcerated.20 Yet a third ordeal put to test the suspect’s tongue. In the kingdom of Benin, the diviner passed a cock’s quill through the tongue of the accused; among the Akan on the Gold Coast, the diviner might use a sewing needle. Easy removal demonstrated innocence.21

read on: https://bukubooks.wordpress.com/davis/judges/

Share this:

  • Email
  • Facebook
  • Twitter
  • Print

Like this:

Like Loading...

Geschiedenis der kolonie Suriname (1791)

13 Sunday Jan 2013

Posted by Carl Haarnack in 18th century books, Dutch books

≈ Comments Off on Geschiedenis der kolonie Suriname (1791)

Tags

genealogie, Judaica, plantages, Slavery, Stedman

Geschiedenis der kolonie Suriname. Geheel op nieuw samengesteld door een gezelschap van geleerde Joodsche mannen aldaar.  Amsterdam – Harlingen:  Allart Van der Plaats, 1791.

synagoge

Eén van de belangrijkste boeken over de geschiedenis van Suriname verscheen in 1788, in het Frans geschreven, onder de titel Essai historique sur la colonie de Surinam. Het werd geschreven door een gezelschap van geleerde joodse mannen in Suriname bestaande uit S.H. Brandon, M.P. de Leon, S.J.V. de la Parra en J. de la Parra en David de Ishac Cohen Nassy. Deze Nassy, geboren op de Joden Savanne in 1747, was eigenaar van de koffieplantage Tulpenburg en de belangrijkste auteur van dit boek. In 1776 echter moest hij om schuldeisers te ontlopen naar de Jodensavanne vluchten waar hij secretaris van de Sefardische gemeenschap werd. In 1791 verscheen de Nederlandse vertaling die als titel mee kreeg Geschiedenis der kolonie van Suriname.

jodensavanne collectie Edwin van Drecht

     Gesigt van de Jooden Savane, in de Colonie van Surinamen                                    (collectie  Edwin van Drecht – Amsterdam)

Voor wie de essentie van Suriname in de 18e eeuw wil begrijpen is dit boek een must. Volgens Nassy telt de stad Paramaribo slechts tweeduizend blanke inwoners waarvan er meer dan de helft joods is (615 Portugese joden en 430 Duitse joden). Daarnaast zijn er zo’n 650 mulatten en ‘vrije negers’ in de stad, terwijl de hoeveelheid slaven ca. 50.000 bedraagt. Eén van de belangrijkste vragen die men zich bij de bestudering van de geschiedenis van Suriname moet stellen is hoe het mogelijk was dat zo weinig Europeanen zoveel slaven van Afrikaanse komaf onder de duim konden houden. Dat systeem kon natuurlijk niet alleen maar door repressie en onderdrukking standhouden. Er waren ook Afrikanen die het systeem actief ondersteunden. Zo werd er in 1772 werd het ‘korps der vrygemaakte Negers’ opgericht. Dit korps, bestaande uit tweehonderd man, bestond, zo schrijft Nassy, uit de beste slaven die gekocht waren van alle plantages in de kolonie. Voor een kleine bezoldiging en andere voordelen namen deze vrijgemaakte slaven succesvol deel aan de tochten om tegen de weggelopen slaven te vechten.

Joodse_mannen2

Nassy, die later zelf de titel van doctor medicinae zou verwerven, vraagt zich af waarom men in Suriname niet meer gebruikt maakt van de grote kennis van geneeskundige planten bij de Afrikanen. Want als deze ‘houten en kruiden’  in handen zouden komen van ervaren geneesheren zou er een ‘schat voor het menschdom’ van te maken zijn. Rond 1782 keert Nassy weer terug naar Paramaribo waar hij een apotheek begint. In 1806 overlijdt hij en wordt hij begraven op de Jodensavanne.

synagoge3

De Geschiedenis der kolonie van Suriname van Nassy is naast Stedmans Narrative of a five years’ expedition against the revolted negroes of Surinam (1796) het belangrijkste boek over de geschiedenis van Suriname.  Het is een uitermate zeldzaam boek. In 2004 brachten de originele Franse editie en de eerste Nederlandse editie op een veiling bij Sotheby’s in New York gezamenlijk US$18.000,– op.

Carl Haarnack

Joodse_mannen

Share this:

  • Email
  • Facebook
  • Twitter
  • Print

Like this:

Like Loading...

Curious Adventures of Captain Stedman (1809)

07 Thursday Jun 2012

Posted by Carl Haarnack in 19th century books, English books

≈ Comments Off on Curious Adventures of Captain Stedman (1809)

Tags

Illustrated Books, plantages, Slavery, Stedman, West-Indies

Kort geleden is de Buku Bibliotheca Surinamica collectie verrijkt met een bijzonder boekje dat het etiket ‘exceptionally scarce’  verdient.

Curious Adventures of Captain Stedman, during An Expedition to Surinam, in 1773, including the Struggles of the Negroes and the Barbarities of the Planters, Dreadful Executions, the Manner of Selling Slaves, Mutiny of Sailors, Soldiers, &c. and Various Other Interesting Articles. Large engraved folding frontispiece. London: Printed for Thomas Tegg, III, Cheapside….[verso of title: T. Plummer Printer, Seething-Lane. (circa 1808 – 1810).

“The Barbarous Cruelty inflicted on a Negro – at Surinam” 

Dit boekje mag zonder twijfel de meest zeldzame ‘Stedman’ genoemd worden. In de Buku collectie bevinden zich vele verschillende edities van Stedmans Narrative. Zo bestaat de collectie uit o.m. uit de twee eerste Nederlandse edities. Maar ook een oud handgekleurde Engelse editie van 1806, een prachtige herziene 2e druk uit 1813 en de Franse eerste editie met zijn separate platen atlas, ontbreken niet.   Bijzonder zijn ook de twee Duitse ‘eerste’ edities. Van beide Duitse Stedman edities die speciaal bewerkt zijn voor de jeugd bezit Buku een exemplaar. Een prachtige Italiaanse editie met handgekleurde platen in prachtige leren bandjes vormt een pronkstuk in de verzameling. Buku bezit verder van de Zweedse editie twee exemplaren; waarvan één met de zeldzame gekleurde plaat. Tenslotte zijn er nog talloze bewerkingen van Stedmans Narrative, zoals die van Kratter en Eugene Sue.

Maar ondanks de vrij behoorlijke Stedman verzameling in de Buku collectie voelde het ontbreken van Curious Adventures of Captain Stedman als een groot gemis. In de afgelopen 25 jaren van verzamelen (speurtochten langs antiquariaten in binnen- en buitenland en het minutieus doorvlooien van veilingcatalogi) ben Curious Adventures of Captain Stedman nog niet één keer tegengekomen. Ik had mij reeds neergelegd bij de gedachte dat dit kleine boekje (sommigen spreken van een pamflet) nooit onderdeel zou uitmaken van mijn verzameling.

Tot de veiling bij Swann Auction Galleries in New York. Dit veilinghuis veilt regelmatig Afro-Americana boeken en kunst. In de catalogus wordt dit boekje alsvolgt omschreven:

“An anti-slavery chapbook, with an exceptionally graphic engraving of a slave being whipped by two other slaves. While many of the chapbooks of this period were loosely based on real events, this little reduction of the two volume Stedman “Narrative” is quite faithful to Stedman’s Narrative and his description of the cruelties of the Surinam slave plantation owners.” 

In de uitstekende Narrative of a Five Years Expedition gebaseerd op het originele manuscript van Stedman, door Richard & Sally Price vinden we een beschrijving van dit bijzondere werk:

“This bowdlerization of the Narrative, written in the third person (‘says our author ….”), focuses on the scenes of torture, descriptions of planters’ lives, and geographical descriptions of Suriname.

Het boekje telt slechts 28 pagina’s. Het is een abolitionistisch pamflet dat een belangrijke rol gespeeld heeft in het debat in Engeland over de afschaffing van de slavernij. Het bijschrift van de Prices bij de ets in dit boekje, “The Barbarous Cruelty inflicted on a Negro – at Surinam” , luidt:

“It was, presumably, depictions of the kind in (The Barbarous Cruelty, ch) to which Lord Bentick referred when he described how, during the general elections of 1831, “to rouse the feelings and passions of the people…. there were placed before half the hustings in the kingdom full-length pictures of white planters flogging negro women.” (Hansard 1848, 37).

 

Met deze nieuwe aanwinst is er een bijzonder zeldzame ‘Stedman’ aan de Buku-collectie toegevoegd. Het boek onderstreept nog eens duidelijk hoe belangrijk Suriname is geweest in de geschiedenis van de slavernij en welke rol zij heeft gespeeld in het debat over de afschaffing er van. Bekend is dat de New York Public Library over een exemplaar beschikt, alsmede Yale University. In Nederlandse bibliotheken, zelfs niet in de omvangrijke Suriname- collectie van de Universiteitsbibliotheek van de Universiteit van Amsterdam, noch in Suriname, heb ik één exemplaar kunnen traceren. Curious Adventures of Captain Stedman heeft museale waarde.

Carl Haarnack

Share this:

  • Email
  • Facebook
  • Twitter
  • Print

Like this:

Like Loading...

Joanna, or the Female slave (1824)

11 Saturday Feb 2012

Posted by Carl Haarnack in 19th century books, English books, Parbode

≈ Comments Off on Joanna, or the Female slave (1824)

Tags

Slavery, Stedman, West-Indies

Joanna, or the Female slave. A West Indian tale. Founded on Stedman’s Narrative of an Expedition Against the Revolted Negroes of Surinam. London: printed for Lupton Relfe, 13, Cornhill; Constable and Co., Edinburgh; and R. Milliken, Dublin, 1824.

Het verhaal van John Gabriël Stedman (1744-1797) over zijn vijfjarig verblijf in Suriname verscheen in 1796 onder de titel  “Narrative of a five years’  expedition against the revolted negroes of Surinam […]”. Stedman was een zoon van een Schotse militair en een Nederlandse moeder. Hij nam dienst in het regiment van kolonel Fourgeoud  en werd naar Suriname werd gestuurd om de aanvallen van weggelopen slaven op de plantages, de kop in te drukken.  Joanna, or the Female Slave, gebaseerd op de “Narrative” van Stedman,  verscheen in 1824 zonder vermelding van de auteur. Een uitermate zeldzame editie.

Stedmans ooggetuigenverslag is vooral een succes geworden door zijn relatie met de slavin Joanna. Joanna is de dochter van een Europese kolonist genaamd Kruythoff en een slavin genaamd Cery. Cery en haar kinderen behoorden toe aan de eigenaar van de plantage Fauconberg (Fauquemberg), gelegen aan de Commewijne. Ze was slechts vijftien jaar oud en ze was dus een mulattin. ‘Joanna’, zo schrijft de anonieme auteur, ‘was of the most elegant symmetry, moving her finely formed limbs with peculiar gracefullness; her face was fullof native modesty, with the most distinguised sweetness; her eyes, black as ebony, were large, and full of expression, …’.

Stedman wil Joanna vrijkopen maar Joanna weigert.  In de eerste Nederlandse editie zegt Joanna: “Ik ben geschikt om in de slavernye te leven. Indien gy van my te veel werk maakt, zult gy de achting uwer vrienden zien verflaauwen. Aan den anderen kant, zal het verkrygen van myne vryheid u kostbaar, moeielyk, en misschien ondoenlyk wezen… .”  In de bewerking uit 1824 ontbreekt deze passage. Stedman en Joanna kregen samen een kind.  In het jaar 1777 verlaat Stedman de kolonie Suriname samen met zijn ‘huisslaaf’ Quaco. Zijn geliefde Joanna en zoon zijn in Suriname achtergebleven. Stedman trouwt na terugkeer in Europa met een Nederlandse vrouw. In 1782 sterft Joanna, waarschijnlijk door vergiftiging. Hun zoon verlaat dan ook de kolonie en voegt zich bij zijn vader die inmiddels met zijn vrouw en kinderen in Engeland is gaan wonen. Hij treedt in dienst bij de Britse marine. Dit boek is vooral een poging van de auteur  zich te mengen in het debat over de afschaffing van de slavernij. Deze is volgens hem ‘neither practicable nor advisable’. Het is beter dit over te laten aan de tijd. Het lijkt hem beter alleen de wreedheden en uitwassen van de slavernij te bestrijden. Nog geen tien jaar na de publicatie werd in de Engelse kolonieën de slavernij verboden.

Carl Haarnack

Share this:

  • Email
  • Facebook
  • Twitter
  • Print

Like this:

Like Loading...

Amsterdamse uitgevers en de Surinaamse Bibliotheek

22 Sunday Jan 2012

Posted by Carl Haarnack in 17th century books, 18th century books, Dutch books

≈ Comments Off on Amsterdamse uitgevers en de Surinaamse Bibliotheek

Tags

Duits, Illustrated Books, Slavery, Stedman, theater

Een wandeling door Amsterdam en door de Surinaamse boekenkast

Wie een wandeling door Amsterdam maakt en goed om zich heen kijkt ziet dat Suriname altijd dichtbij is. Kijk maar naar de gevels van de  grachtenpanden of de gebouwen van de West-Indische Compagnie.

Oudezijds Voorburgwal 187

Maar er ligt natuurlijk ook een minder tastbare geschiedenis die de banden met de voormalige kolonie Suriname duidelijk maken. Het is opvallend dat op slechts één vierkante kilometer in het centrum van Amsterdam de voetsporen liggen van de uitgevers van de belangrijkste werken uit de Surinaamse bibliotheek die in Nederland zijn uitgegeven.  Deze uitgevers en de Surinaamse boekenkast staan in dit stuk centraal.

Aan het eind van de 18e eeuw telde de kolonie zo’n 50.000 inwoners waarvan er slechts 3000 tot de blanke Europese bevolking konden worden gerekend. Over de Europese bevolking van de kolonie werden in de regel weinig postieve verhalen verteld. Ze zou bestaan uit de grootste zuiplappen en de verachtelijkste wezens. Natuurlijk waren veel werklieden en soldaten in Europa geronseld uit arme, ongeletterde groepen. Een groot deel was naar de kolonie gekomen om galg en rad te ontlopen; mensen die hun schulden niet meer konden terugbetalen,  dieven, verkrachters en moordenaars. Daarnaast werd reeds in die tijd het immorele gedrag van de blanken scherp bekritiseerd (dominee J.G. Kals – 1733); behalve dat de kolonisten de negers mishandelen geven de kolonisten zich over aan dronkenschap en aan de zonde van “Hoerereije ende egtbreuk” met negerinnen en indiaanse vrouwen. Hij noemde de wijze waarop blanken mannen negermeisjes uitzoeken op de slavenmarkt, stuitend.

Dat beeld komt sterk overeen met dat wat in de andere West-Indische koloniale samenlevingen bestond. Zo werd er gezegd dat de Caraibische samenleving ongelooflijk materialistisch en geestelijk zeer leeg was.  Het vinden van een geletterd mens in Suriname was als het zoeken naar een speld in een hooiberg. Het klimaat in Suriname werd gekenmerkt door de ‚animus revertendi‘, het verlangen zo snel mogelijk, uiteraard vermogend, naar Nederland terug te keren. Opvallend vaak wordt het lage intellectuele niveau genoemd. Materialisme voerde in de kolonie de boventoon

Aan de andere kant kan daar tegenin gebracht worden dat onder de koloniale elite, de plantage-eigenaren, de bestuurders van de Kolonie er ook mensen waren metprive-bibliotheken Vooral in de 19e eeuw moet het boekenbezit sterk zijn toegenomen (Kempen: 171). Toen Gouverneur de Friderici (1751-1812) overleed  werd een grote collectie van ‘Engelsche, Fransche, Hoog- en Nederduitsche Boeken’ geveild. Maar ook van andere vooraanstaande kolonisten werden bij het veilen van hun boedel naast trekpaarden en slaven ook boeken geveild.

Wylen de Heer Gouverneur Texier, de Heer Wichers, de Heer Lieutenant Kollonel Fredrici, de Geneesmeester van Wiert, Wylen de Heer Meinertshagen, de Geneesmeester Schilling, wylen de Heer van Dam, en verscheiden andere liefhebbers, zo Christenen als Jooden, deeden in Suriname eene Bibliotheek oprechten, die zo groot en wel voorzien is van werken over allerhande soort van onderwerpen, dat ze voor geene in gansch Amerika behoeft te wyken, en verscheiden groote Bibliotheeken van Europa evenaart (Nassy: 1974, 69).

Om een beeld te krijgen welke boeken er in Suriname voorhanden waren kunnen we een kijkje nemen in de Catalogus der Surinaamsche Koloniale Bibliotheek (1862). Deze Catalogus verscheen in ´s-Gravenhage bij Martinus Nijhoff. We krijgen zo een beeld van welke boeken er in Paramaribo beschikbaar waren. Het gaat hierbij niet alleen om boeken over Suriname. We vinden hier ook een heuse sectie Bibliotheekwetenschap waarin titels als Katechismus der Bibliotheklehre- Anleitung zur Einrichtung und Verwaltung von Bibliotheken, van J. Petzholdt (1856).

Een van de oudste en m.i. belangrijkste titels uit de Surinaamse bibliotheek wordt hier natuurlijk ook in vermeld.

Een onpartydige Beschrijvinge van Surinam, gelegen op het vaste Landt van Guiana in Africa. Mitsgaders een Verhael van alle vreemde Beesten, Vogels, Visschen, Slangen ende Wormen. Gelijck mede van de Gewoonheden ende Manieren van dese Colonie.

George Warren, een Engelsman, bezocht Suriname toen de kolonie nog in handen van de Engelsen was. In het jaar waarin de Vrede van Breda werd gesloten, 1667, en Suriname geruild werd tegen New York verscheen zijn boek. Dit boek was oorspronkelijk in het Engels geschreven door George Warren (An impartial description of Surinam)  en verscheen in 1667, twee jaar later verscheen in 1669 de  in Amsterdam bij Pieter Arentsz., boekverkoper inde Beursstraat/ in de drie Rapen De Beursstraat is wat nu het Rokin heet.

Warren geeft ons, als ooggetuige, een beschrijving van de onmenselijke omstandigheden waaronder de slaven moeten leven. Een zekere empathie kan hem niet ontzegd worden. Warren schrijft:  De slaven worden als honden verkocht. Ze moeten de hele week werken tot zaterdagmiddag. Dan mogen ze op hun kostgrondjes werken om in hun levensonderhoud te voorzien. Eén of twee keer per jaar krijgen ze wat geroosterd vlees als een koe of paard is doodgegaan. Of misschien een stuk verrotte vis. Zo’n miserabel leven drijft sommige slaven er toe te ontsnappen om hun vrijheid te zoeken. En als ze gevaar lopen te worden gevonden slaan zij soms de hand aan zichzelf. Want als ze weer in de macht van hun meesters  komen worden ze aan verschrikkelijke martelingen blootgesteld als afschrikwekkend voorbeeld voor anderen. Warrens boek is belangrijk omdat het een vroeg beeld geeft van de situatie in de kolonie Suriname. En Warren heeft een flink aantal schrijvers na hem geinspireerd, om het zacht uit te drukken. Velen hebben het werk van Warren geplagieerd.

Niet zo ver hier vandaan, aan het eind van de O.Z. Achterburgwal, tegenover het Oude Heeren Logement, bevond zich boekverkoper Johan ten Hoorn. Hier verscheen in 1695;

Amerikaansche Voyagien, Behelzende een Reis na Rio de Berbice, Amsterdam, Johan ten Hoorn, 1695 ( first edition).  Adriaan van Berkel. “Gelegen op het vaste Land van Guiana, aande Wilde-kust van America, Mitsgaders een andere na de Colonie van Suriname, Gelegen in hetNoorder Deel van het gemelde Landschap Guiana”.  Adriaan van Berkel was een Nederlandse ontdekkingsreiziger. Hij reisde in de tweede helft van de Gouden Eeuw naar de Nieuwe Wereld. Zo leefde hij een aantal jaren onder de Arrowak indianen aan de rivier de Berbice. Van Berkel bleef bijna tien jaar in Suriname. Het eerste deel van zijn boek is gewijd aan het verblijf in Berbice, Demerara en Essequibo. Hij beschrijft de zeden en gewoonten van de indianen, zoals de Arrowakken, Warau en Caraïben.

Het tweede deel van zijn boek is gewijd aan Suriname. Opmerkelijk is dat zijn beschrijving van de rivieren, de flora en de fauna maar ook de behandeling van de slaven onbeschaamd overgenomen is uit George Warrens An impartial description of Surinam (1667). Alleen het eerste stuk over zijn reis naar Suriname en het laatste stuk komt waarschijnlijk uit de pen van Van Berkel. Hij beschrijft daarin de moord op de gouverneur Cornelis van Aerssen van Sommelsdijck in 1688. Kort daarop verlaat Van Berkel Suriname en zet hij in augustus 1689 voet aan wal in Middelburg (Zeeland). We zullen wel nooit weten waarom hij plagiaat pleegde en het werk van Warren klakkeloos overschreef. In elk geval zijn de beschrijvingen van zijn eigen hand zeer de moeite waard. Het boek behoort tot de zeldzaamste werken uit de Surinaamse bibliotheek.

Het waarschijnlijk meest kostbare boek uit de Surinaamse bibliotheek verscheen in 1705 bij Gerard Valk : Maria Sibylla Merian: Metamorphosis insectorum Surinamensium, Amsterdam. Valk was gevestigd op de Dam in De Wakende Hond. Deze bevond zich op de hoek van Beurssteeg en de Dam.

In 1699, op 53jarige leeftijd reisde Maria Sibylla in gezelschap van haar jongste dochter naar Suriname om daar in het regenwoud insecten te bestuderen. Ze keerde na twee jaar doodziek terug, maar mét honderden tekeningen en opgezette vlinders, hagedissen, slangen en leguanen. Het leverde de basis op voor het boek Metamorphosis Insectorum Surinamensis, Ofte Verandering der Surinaamse Insecten dat ze in 1705 in het Latijn en Nederlands uitgaf en dat haar wereldberoemd maakte. In dit prachtige boek (het mooiste en kostbaarste uit de Bibliotheca Surinamica ) liet zij afbeeldingen zien van planten en dieren die men in Europa nog nooit onder ogen had gekregen; bananen, cashew, pepers, markusa, vlinders en reptielen.

Merian wordt gezien als de belangrijkste en meest invloedrijke 17e eeuwse natuurhistorische tekenaar. Zonder twijfel is Merian ook de eerste kunstenaar die Suriname in cultureel opzicht op de wereldkaart heeft gezet. Vooraanstaande musea als het Rijksmuseum in Amsterdam, het Teylers in Haarlem maar ook het  British Museum in Londen bezitten kostbare werken van haar hand. Daarnaast heeft bijvoorbeeld de Engelse koningin Elizabeth II  in haar Royal Library op Windsor Castle een grote collectie Merian. Maar ook de Russische tsaar Peter de Grote kocht in 1717 een verzameling aquarellen op perkament en kopergravures ter waarde van drieduizend gulden. Merian woonde in de Kerkstraat in Amsterdam, tussen de Spiegelstraat en de Leidsestraat. Merian overleed in 1717 in Amsterdam waar zij in totaal zo’n 25 jaar had gewoond.

Als we het Rokin oversteken over het Spui lopen en dat steegje tussen Cafe de Zwart en Cafe Hoppe in lopen, over het Singel, dan komen we ergens op de hoek van de Herengracht op de plek waar in 1762 de ‘Boek- en Papierverkooper’  Theodorus Crajenschot gevestigd was, in den Berg Sinaï. Crajenschot was ook uitgever van Korte en Zakelyke Beschryvinge van de Colonie van Zuriname. Waar te vinden is Een omstandig Berigt van de gelegenmheid deezer Volkplantinge; derzelver Rivieren, Kreeken, Forten, Been, Plantagien, Water-Werken en Houtzageryen; opgemaakt volgens de nieuwste Land-Kaarten. Mitsgaders … Door de Heer Thomas Pistorius, lit van de Edele Achtbaare Raad van Policie en Crimineele Justitie op de Colonie van Zuriname (1763).

Pistorius beschrijft het leven in Suriname zoals hij dat waarnam en geeft ons een beeld van het leven op de plantages, de slaven en de flora en fauna. Ook geeft hij een gedetailleerd verslag van de moord op gouverneur Van Sommelsdijck. Ook is dit een belangrijk boek omdat we hier  voor het eerst bastiaan zien. Hij maakt met zijn zweep een slag in de lucht. Voor het eerst zien we een afbeelding waaruit blijkt dat er onvrije arbeid plaatsvindt.

Philip Fermin (1730-1813) was een belangrijke veelschrijver over het leven in Suriname in de tweede helft van de 18e eeuw. Fermin was geneesheer, tevens natuuronderzoeker. Hij woonde acht jaar in Suriname. In 1785 verscheen bij Jan Roos en Zoon, boekhandelaars te Amsterdam, een tweede druk van de Nieuwe algemeene beschryving van de colonie van Suriname. Behelzende al het merkwaardige van dezelve, met betrekking tot de historie, aardryks- en natuurkunde.

Jan Roos was gevestigd in de Hartenstraat (een van de 9 straatjes ; tussen de Herengracht en Keizersgracht). Eerder was in 1770 in Harlingen bij V.(Volkert) van der Plaats Junior de eerste druk verschenen. Lang daarvoor verscheen van dezelfde auteur Histoire naturelle de la Hollande Equinoxiale ou description des animaux, plantes, fruits, et autres curiosite’s naturelles, qui se trouvent dans la Colonie de Surinam. Dit boek verscheen bij M. (Martinus) Magerus in Amsterdam in 1765. In dit even curieuze als zeldzame boekje beschrijft Fermin de dieren en planten uit de kolonie. Op de frontispiece zien we o.a. wilde paarden en struisvogels. Magerus was gevestigd in de de Stilsteeg, wat nu de Paleisstraat is.

Het straatje tussen de Paleisstraat en de Hartenstraat heet de Gasthuismolensteeg. Op die plek was rond 1770 de boekverkoper  Gerrit Tielenburg gevestigd. Deze gaf in dat jaar uit Beschryving van Guiana, of de Wilde Kust, in Zuid-America, Betreffende de Aardrykskunde en Historie des Lands, de Zeeden en Gewoontes der Inwooners, de Dieren, Vogels, Visschen, Boomen en Gewassen, als mede de eerste Ontdekking dier Kust, de Bezittingen der Spanjaarden, Franschen en Portugeezen en voornaamelyk de Volkplantingen der Nederlanderen, als Essequebo, Demerary, Berbice, Suriname, en derzelver Rivieren (…). Waarby komt eene Verhandeling over den Aart en de Gewoontes der Neger-Slaaven.Amst., G. Tielenburg, 1770.

Dit boek werd lang beschouwd als het beste boek ooit dat over de Guiana’s geschreven werd. Hartsinck’s vader was directeur van de West-Indische Compagnie. Hij is nooit in Suriname geweest maar had toegang tot documenten van de West-Indische Compagnie (WIC) die nu allang verloren zijn gegaan. Uitgebreid beschrijft Hartsinck de geschiedenis en de geografie van Suriname en haar buurlanden.

Eén van de belangrijkste chroniqueurs van de 18e eeuwse plantage-samenleving in Suriname was John Gabriël Stedman (1744-1797). Stedman was een zoon van een Schotse militair en een Nederlandse moeder. Hij nam dienst in het regiment van kolonel Fourgeoud dat door de Staten-Generaal naar Suriname werd gestuurd om de aanvallen van weggelopen slaven op de plantages, de kop in te drukken. Vijf jaren, van 1772 tot 1777, verbleef Stedman in de Nederlandse kolonie. Gedurende zijn verblijf hield hij nauwkeurig een dagboek bij. Dit dagboek vormt de basis van zijn in 1796 verschenen boek: “Narrative of a five years’ expedition against the revolted negroes of Surinam, in Guiana, on the wild coast of South America; from the year 1772, to 1777: elucidating the history of that country, and describing its productions”[….] London: J. Johnson & J. Edwards, 1796.

Dankzij zijn dagboek weten wij veel over het alledaagse leven in 18e eeuws Suriname. Zonder twijfel is ‘de Narrative’ het belangrijkste verslag van de plantagesamenleving in de nieuwe wereld. We leren over de manier waarop de kolonisten met elkaar omgingen en hoe slaven behandeld werden. Dit boek heeft samen met o.a. Candide van Voltaire er voor gezorgd dat het idee ontstond dat de behandeling van slaven in Suriname onmenselijker was dan die in omringende landen. In Stedman lezen we en zien voor het eerst hoe gruwelijk de straffen waren die slaven soms ten deel vielen.

Het boek sloeg in Europa in als een bom. Niet eerder werd door een ooggetuige op zo’n levendige en soms schokkende wijze het leven in Suriname beschreven. Het boek bevatte ook 80 prenten (o.a. door de beroemde William Blake). Er verschenen vertalingen in het Frans, Duits, Nederlands, Italiaans, Zweeds. Het boek werd vele malen herdrukt en bewerkt tot toneelstuk of roman. Stedmans ooggetuigenverslag is vooral een succes geworden door zijn relatie met de slavin Joanna.

In 1799 verscheen de eerste Nederlandse vertaling van de eerste Engelse editie in Amsterdam bij Johannes Allart (1754 Windesheim–1816 Den Haag) : Reize naar Surinamen, en door de binnenste gedeelten van Guiana; / door den capitain John Gabriël Stedman. ; met plaaten en kaarten. ; naar het Engelsch. John Gabriel Stedman (1744-1797). Amsterdam: Johannes Allart, 1799-1800.

Allart was rond 1800 een van de grootste en voornaamste uitgevers in Nederland. Hij was gevestigd op den Nieuwe Dyk byden Dam. In 1773 werd hij lid van het boekverkopersgilde te Amsterdam. Hij heeft naar verluidt een grote invloed gehad op tijd genoten en op zijn vak.

Ook in 1799 verscheen in Leiden Reize in de binnenlanden van Suriname. John Gabriël Stedman. Leyden : A. en J. Honkoop, 1799. Deze editie was vertaald uit de Duitse vertaling van Stedman. Uiteraard leidde dit tot ruzie tussen de Allert en de gebroeders Honkoops. Er was natuurlijke een enorme gretigheid om boeken uit te geven over zo’n onbekende nieuwe wereld. Indianen, negers, onbekende planten en dieren. Het boek van Stedman werd een enorm succes in heel Europa. Voor het kreeg men in Europa over de gruwelen van de slavernij in te lezen en te zien. En hierbij ging het niet alleen om een bastiaan en zweep zoals bij Pistorius.

Politiek Gevoelige Boeken : slavernij & emancipatie

Maar het uitgeven van boeken was niet altijd zonder gevaar. Vooral als het om politiek gevoelige onderwerpen ging. Voor de Surinaamse bibliotheek waren er natuurlijk verschillende gevoelige onderwerpen. Zo was Stedman zeer ontstemd toen hij voor het eerst zag wat de uitgever met zijn oorspronkelijk manuscript had gedaan. In een brief naar de broer van zijn Engelse vrouw schreef Stedman : « My book was printed full of lies and nonsens, without my knowledge…. I burnt two thousand vols and made them print it over again…. » De uitgever van de eerste Engelse editie Johnson had, buiten medeweten van Stedman, William Thompson (1746-1817) ingehuurd om de tekst te editen. Thompson was een afgestudeerd theoloog die zich had ontwikkeld tot een ‘man of letters’. Regel voor regel werd het manuscript herschreven. Van de zomer van 1795 tot begin 1796 was Stedman in onderhandeling met zijn uitgever over de tekst die hij in 1790 had ingeleverd en het uiteindelijke product van Thompson. Vanwege geldzorgen en gezondheidsproblemen stemde hij in met een ongelukkig compromis (Price : LV)

Afgezien van de vele stylistische aanpassingen waren er opvallende verschillen tussen Stedman’s oorspronkelijke manuscript en de uiteindelijke eerste editie uit 1796 waarop alle vertalingen gebaseerd waren. Vooral politiek gevoelige zaken zoals de kritiek die Stedman had op zijn meerderen in de krijgsdienst. Ook werden verschillende passages waarin ‘overgrown widows’ uit jaloezie hun slavinnen mishandelden verwijderd. Vooral de passages waarin de sexuele relaties tussen Europese mannen en Afrikaanse vrouwen waren beschreven, werden systematisch aangepakt. Zowel de frequency en de importantie van dergelijke relaties werden afgezwakt. In het manuscript schrijft hij over een overnachting bij Mr. Lolkens : « I f—ck one of his negro maids. » Dat wordt iets van:  ‘the rest of the adventure can afford little entertainment to the reader. »

Ook de diepe emotionele band met zijn geliefde Joanna werd systematisch afgezwakt en werden passages herschreven om de ongelijkheid van de posities die zij in de samenleving bekleden te benadrukken (Price LX). Stedmans visie op slavernij, de slavenhandel, sociale rechtvaardigheid en religieuze kwesties werden constant veranderd. Stedman was geen abolitionist maar bekritiseerde de onmenselijke behandeling van slaven en had in zekere opzicht liberale opvattingen. In de uiteindelijke 1796 editie werd systematisch een poging gedaan om er een soort van pro-slavernij ideologisch boek van te maken. Alle cultuur relativerende passages waarin de gemeenschappelijke humaniteit tussen Afrikanen en Europeanen werden aangepast. Ondanks dit alles heeft het verhaal van Stedman toch een behoorlijke rol gespeeld in de abolotionistische beweging. Daarom was zijn boek in Suriname niet geliefd.

Eduard Beyer, winkelier te Paramaribo, is een boekenvriend. Hij is de auteur van Suriname in deszelfs tegenwoordigen toestand. Door eenen inwoner aldaar. Amsterdam : C.G. Sulpke, 1823. Sulpke was gevestigd in de Kalverstraat bij de Enge Kapelsteeg no. 192 (tussen Rokin en Kalverstraat). In 1816 woonde Eduard Beyer (Beijer)  in Amsterdam. In 1817 heeft hij blijkens Gouvernementsresolutie 6313 een admissie-paspoort gekregen om Suriname te betreden. Kort daarvoor had hij tezamen met de Nederlander Abraham Vinkeles de eerste Nederlandse steendrukkerij opgericht in 1816. Vinkeles was de zoon van de bekende graveur en tekenaar Reinier Vinkeles. Zij drukten muziek, prenten en handelsdrukwerk. In 1817 werd de zaak overgenomen door de boekhandelaar en uitgever C.G. Sulpke. Logisch dat Beyers boek ook bij Sulpke verscheen. Mogelijk verkeerde het bedrijf in financiële problemen en had Beyer schulden. Dit kan een motief zijn geweest de wijk te nemen naar Paramaribo. In de Surinaamse almanak van 1828 staat dat hij winkelier was te Paramaribo.

Hij begint hij met een uiteenzetting over welke boeken je zou moeten lezen als je iets over de geschiedenis van Suriname of het reilen en zeilen zou willen weten. Hij noemt Hartsinck, Fermin en Blom. Van Stedman heeft hij geen hoge pet op. Hij noemt Stedmans Reize naar Suirname (1796) niet meer dan ‘een hutspot zijner liefdesgeschiedenis, krijgsavonturen en twisten met zijn kolonel Fourgeoud.’ Het meeste daarvan is schromelijk overdreven en een deel onwaar, zo stelt Beyer. Het is trouwens interessant om de vraag te stellen waarom Beyers boek in de Nederlandse vertaling, in hetzelfde jaar,  wordt uitgegeven zonder vermelding van de auteursnaam terwijl de Duitse versie wel naam en toenaam vermeld (Beyträge zur Kenntniss der gegenwärtigen Zustandes der Colonie Surinam. Von Eduard Beyer. Nürnberg : Johann Leonhard Schrag, 1823).

Er zijn natuurlijk veel boeken die invloed hebben gehad op politieke ontwikkelingen, zoals bijvoorbeeld de Emancipatie, de afschaffing van de slavernij in 1863. In 1796, hetzelfde jaar waarin Stedman voor het eerst in Engeland verscheen, werd De negers van de in Duitsland enorm populaire August von Kotzebue uitgebracht.

De Nederlandse vertaling van Die Negersklaven verscheen in 1796 bij Joannes Roelof Poster te Amsteldam (sic) (gevestigd bezijden de Beurs). Dit werk, vertaald door P.G. Witsen Geysbeek, gaat over een hardvochtige planter ten tonele die wordt afgezet tegen zijn goede broer. Kotzebue heeft zich gebaseerd op werk van Franse filosofen. In het voorwoord staat : « De schrijver schaamt zich niet te bekennen, dat hij, gedurende hij dit toneelspel schreef, duizend traanen vergoten heeft. Wanneer de traanen des aanschouwers zich met de zynen vermengen, dan is zijn moeite beloond. » Het is een aanklacht tegen de slavernij en niemand kan volgens Kotzebue door geboorte een slaaf zijn. Dit toneelstuk is dan ook nooit opgevoerd in Suriname. Ook vinden we het niet in de Catalogus der Surinaamsche Bibliotheek.

Er zijn ook in Nederland talloze toneelstukken maar ook romans en gedichten die kritisch stonden t.o.v. slavernij of de uitwassen daarvan. Een aantal voorbeelden:

Hassar of de negers van Edmond Willem van Dam van Isselt (1796-1860), verscheen in 1829 bij D.R. van Wermeskerken te Tiel. Dit gaat over de tragische geschiedenis van de prins Hassar die edelmoedig en opstandig is maar uiteindelijk gedood wordt door kogel uit een plantersgeweer.

Van Dam van Isselt was abolitionist en vond dat de negers wel degelijk open staan voor het christendom. Hoewel het verhaal in Jamaica wordt gesitueerd wilde de auteur wel degelijk met zijn gedicht aandacht vragen voor de slavenmisstanden in Suriname. In de ‘Aanteekeningen’ achterin waarin hij verwijst naar de afschuwelijke toestanden in Suriname.

Anna, Schaduwbeelden uit Suriname. Gebroeders Binger, Amsterdam 1858. Anna Adriana Everdina Henrietta AMPT (Nijmegen 1832 – Nijmegen 1885)  was geboren in Nijmegen. In 1858 verscheen haar gedicht  Schaduwbeelden uit Suriname. Zij was geinspireerd door Wolter Robert van Hoëvell, een abolitionist die zijn beroemde werk Slaven en vrijen onder de Nederlandsche wet, in 1855 bij Joh. Noman en Zoon (Zaltbommel) publiceerde.

In 1813 verscheen De geschiedenis van Simon Blaauwkool. C.G. Salzmann. Amsterdam: Johannes van der Hey, 1813. Van der Hey was boekverkooper op het ‘Rokkin’, by de beurs. Het boek werd gedrukt bij H. van Munster & zoon, op de Nieuwezijds Achterburgwal, no. 350.  Christian Gotthilf Salzmann (1744-1811) was een bekende Duitse pedagoog die veel opvoedkundige werken en romans op zijn naam heeft staan.

De geschiedenis van Simon Blaauwkool is één van zijn minder bekende romans. Maar daarom niet minder belangrijk. De Duitser Simon komt min of meer toevallig in Suriname terecht. Omdat hij groot en sterk is én omdat hij kan lezen en schrijven wordt hij door de plantage-eigenaar Jessen aangenomen als blankofficier. Op de plantage worden de slaven slecht behandeld. “Het zijn honden en kunnen alleen met de zweep beteugeld worden”, zegt Jessen. Simon Blaauwkool heeft hier hele andere gedachten over. Hij behandelt ze met respect en geeft ze af en toe een ‘mutsje rum’ en laat ze ook de ruimte op hun eigen kostgrondje te werken. De slaven dragen hem op handen en werken veel harder dan bij de andere opzichters. Dat zet natuurlijk kwaad bloed. Ze beramen een aanslag op Simon Blaauwkool. Maar de slaven krijgen lucht van deze plannen en redden zijn leven. De planter Jessen overlijdt en nu eisen de opzichters van de weduwe dat Blaauwkool de laan uit wordt gestuurd. De weduwe is eigenlijk zeer tevreden over hem maar is ook bang voor de wrede opzichters. Zij vraagt Simon ten huwelijk waardoor hij nu plantage-eigenaar is. Zo wordt het ‘humane’ regime voortgezet en mogen de slaven zelfs sparen om zich vrij te kopen en zich als vrije arbeider op de plantage te vestigen. Aan het eind van het verhaal, als zijn vrouw en dochter zijn overleden, keert Simon Blaauwkool terug naar Duitsland.

De auteur Salzmann is nooit in Suriname geweest. Toch heeft hij met zijn roman bijgedragen aan de beeldvorming in Europa (Nederland en Duitsland vooral) over de slavernij in Suriname. De behandeling van de slaven die Salzmann beschrijft is bijzonder slecht. Zo slechts zelfs dat de vertaler, de Nederlandse predikant Willem Ockerse (1760-1826), zich genoodzaakt voelt om in een voetnoot duidelijk te maken dat niet alle Hollandse planters zo zijn en dat de slechte reputatie niet alleen Hollandse planters geldt. De manier waarop de vertaler hier uit zijn, normaal gesproken toch anonieme, rol stapt is toch op zijn zachts gezegd opmerkelijk te noemen. Maar Salzmanns boeken werden in zeer brede kring gelezen. En na Oroonoko (Behn), Candide (Voltaire) en Stedman zou een ongenuanceerd negatief beeld van Salzmann van de behandeling van slaven in Suriname misschien net iets te veel zijn. In 1830 verscheen een 2e Nederlandse druk bij M. de Bleijker in Rotterdam.

Dit zijn slechts een aantal voorbeelden van boeken uit de Bibliotheca Surinamica die in het hartje van Amsterdam van de drukpersen rolden. Aan de ene kant was Amsterdam dus het centrum van de de koloniale mogendheid. Vele rijke plantage-eigenaren bouwden grote herenhuizen aan de Amsterdamse grachten met het vermogen dat zij mede vanwege de slavenhandel en slavernij in Suriname hadden verdiend. De Geoctroyeerde Sociëteit van Suriname had haar hoofdzetel in Amsterdam. Meer dan de helft van de ca. 100 directeuren woonden op de Herengracht tussen de Leidsegracht en de Amstel.

Gerrit Adriaensz. Berckheyde – De bocht van de Herengracht 

In de Republiek bestond er een betrekkelijk grote vrijheid voor uitgevers. Er bestond geen staatscensuur en ook de kerkelijke macht was niet in staat haar macht aan uitgevers op te leggen. Dit in tegenstelling tot omringende landen als Frankrijk, Engeland en Duitsland. De gilden hanteerden relatief soepele regels en lieten joden, vreemdelingen en vluchtelingen toe. Veel boeken die in dit vrije klimaat verschenen (waaronder ook boeken van uitgeweken Franse Hugenoten, joden of Duitse vluchtelingen) droegen bij aan het verspreiden van kennis over wat er in Suriname gebeurde; ook de onmenselijkheid van de slavernij. Boeken speelden een belangrijke rol in het Emancipatie-proces. Amsterdam stond bekend als stad van de vrijheid maar was tegelijkertijd de thuisbasis van veel plantage- en slaveneigenaren die juist de onvrijheid van Afrikanen in Suriname in stand hielden. Is er een vreemdere paradox denkbaar?

Carl Haarnack

Share this:

  • Email
  • Facebook
  • Twitter
  • Print

Like this:

Like Loading...

Captain Johan Stedmans dagbok. Johan Stedman (1800)

16 Monday Nov 2009

Posted by Carl Haarnack in 19th century books, Bibliotheca Surinamica

≈ Comments Off on Captain Johan Stedmans dagbok. Johan Stedman (1800)

Tags

Slavery, Stedman

Captain Johan Stedmans dagbok öfwer sina fälttåg i Surinam; jämte beskrifning om detta nybygges inwånare och öfriga märkwärdigheter. Johan G. Stedman. Stockholm: Johan Pfeiffer, 1800.

First Swedish edition of Stedman’s Narrative. This is an abridged version of the first English edition made by Samuel Lorentz Ödmann. He based the translation on the two German editions: Hamburg 1797  and Halle 1797. Buku Bibliotheca Surinamica owns two copies of the Swedish Stedman. One is a nice half calf leather binding with gilt lettering on the spine. The second copy has poor paper wrappers. But this last copy does have the very rare coloured plate which is absent in most copies.


Pp. (vi), 306, (16) including one blank leaf. Sabin 91071 (does not call for a plate).

Share this:

  • Email
  • Facebook
  • Twitter
  • Print

Like this:

Like Loading...

Joanna, or, The Female slave: a West Indian tale. J.G. Stedman (1824)

15 Sunday Nov 2009

Posted by Carl Haarnack in 19th century books, Bibliotheca Surinamica, English books

≈ Comments Off on Joanna, or, The Female slave: a West Indian tale. J.G. Stedman (1824)

Tags

Slavery, Stedman, West-Indies

Joanna, or, The Female slave: a West Indian tale. Founded on Stedman’s Narrative of an expedition against the revolted Negroes of SurinamLondon : Printed for Lupton Relfe,  13 Cornhill; Constable and C0., Edinburgh; and R. Milliken, Dublin. 1824.

Richard and Sally Price:  “An abriged, stylistically altered version of no. I, without plates. Published as part of the ongoing debate about General Emancipation, which the anonymous complier, in his reface, argues is ‘nether practicable nor desirable”, instead advocating ‘the abolition of cruelty.”
(Narrative of a Five Years Expedition against the Revolted Negroes of Surinam. John Gabriel Stedman. Transcribed for the First Time from the Original 1790 Manuscript. Edited by Richard and Sally Price. The John Hopkins University Press, Baltimore and London, 1988).
The Prices have located one copy in the Library of Congress and one in the British Library. Buku’s copy was purchased in 1999 from a antiquarian bookseller located in the United Kingdom.

Half leather binding wilt gilt spine. Very rare.  xi, 176 p. ; 17 cm.

Share this:

  • Email
  • Facebook
  • Twitter
  • Print

Like this:

Like Loading...

Almanac de Goettingue (1801)

14 Saturday Nov 2009

Posted by Carl Haarnack in 19th century books, Bibliotheca Surinamica, German books

≈ Comments Off on Almanac de Goettingue (1801)

Tags

Slavery, Stedman

Almanac de Goettingue pour l’Annee de 1801. Dans la librairie de Dieterich. 1801.

The Almanac de Goettingue was published between 1776 and 1812. It was regarded as one of the best illustrated almanacs in Germany. Göttingen is an old German city which was founded between 1150 and 1200. It has a famous university (Georg-August-Universität) which was founded  in 1737. For us this 1801 edition is important because in this edition plates from Stedmans Narrative can be found. Also the Jamaican leader of the slave rebellion Leonhard Parkinson is portrayed here.




Share this:

  • Email
  • Facebook
  • Twitter
  • Print

Like this:

Like Loading...

Taschenbuch der Reisen. E.A.W. von Zimmermann (1803)

12 Thursday Nov 2009

Posted by Carl Haarnack in 19th century books, Bibliotheca Surinamica, German books

≈ Leave a comment

Tags

Stedman, West-Indies

Taschenbuch der Reisen, oder unterhaltende Darstellung der Entdeckungen des 18ten Jahrhunderts, in Rücksicht der Länder-, Menschen- und Productenkunde: für jede Klasse von Lesern. E.A.W. von Zimmermann. Leipsig: Gerhrad Fleischer, 1803.

First edition.  304pp. The second in a series of 18 volumes produced 1802-19 by Zimmerman detailing the latest discoveries. The text deals mostly with the Caribbean, including Suriname. Some of the plates in this volume are taken from Stedman’s Narrative on Surinam. OCLC locates only one copy in Germany.


Share this:

  • Email
  • Facebook
  • Twitter
  • Print

Like this:

Like Loading...
← Older posts
logo

Enter your email address to subscribe to this blog and receive notifications of new posts by email.

Join 945 other subscribers

Recent

  • Tooneel des oorlogs. Lambert van den Bos (1675)
  • Kolonisatie van de Portugeesch Joodsche Natie in Suriname. Fred. Oudschans Dentz (1927)
  • Afrikanische Relikte und Indianische Entlehnungen in der Kultur der Buschneger Surinams. Lindblom (1924).
  • Nieu-Nederland versus Guajana. Otto Keye (1659/1672)
  •  Schaduwbeelden uit Suriname. Anna Ampt (1858).
  • Le Mercure historique (1750)
  • De Commandant van de Negerjagers. J.H. van Balen (1890)
  • Stedmans ´Narrative´ in de Buku collectie
  • Surinaamsche mengelpoëzy. P.F. Roos (1804)
  • Kleines Magazin von Reisen. J.G. Stedman (1800)
  • Beschrijving van Suriname. Van Sijpesteijn (1854)
  • Tagebuch einer Reise durch Holland und England. Sophie von La Roche (1788)

Koloniale Wereld Tentoonstelling Amsterdam (1883)

Wilhelmina van Eede

Categories

  • 17th century books
  • 18th century books
  • 19th century books
  • 20th century books
  • Bibliotheca Surinamica
  • Children's Books
  • Dutch books
  • English books
  • French books
  • Genealogie
  • German books
  • Indian diaspora
  • Italian books
  • Latin books
  • Law
  • medical
  • Parbode
  • Sranan Tongo Books

Paginas

  • Postcards from Suriname
    • Black in postcards
  • Albert Helman
  • Antiquariaat Buku
  • Bibliotheca Surinamica
    • Buku logo
    • Onzichtbaar erfgoed
    • OSO, tijdschrift voor Surinamistiek
  • Brand in Paramaribo
  • Chinezen in Suriname
  • De negerhut
    • Illustraties in vroege edities van Oom Tom
    • Oom Tom in andere talen
  • Duitsers in Suriname
  • Ebony in Suriname
  • Edgar Cairo
  • Een begrafenis
  • Ellen Ombre
  • Galerie Buku
  • Indianen in Suriname
    • In de schaduw van de tijger
  • Indiase diaspora
  • Joanna & Stedman
  • Joden in Suriname
    • David Nassy’s “Furlough” and the Slave Mattheus
  • Klassieke muziek
  • Les Habitants de Suriname
    • Les Indiens
    • Les Négres de Bois
    • Les Négres Sédentaires
  • Natalie Zemon Davis
    • Judges, Masters, Diviners: Slaves’ Experience of Criminal Justice in Colonial Suriname
    • Origins and uses of the creole languages in 18th century Suriname
  • Silvia de Groot
  • Slaven aan het woord
  • Slavernij Verbeeld
  • Stereotype kinderboeken
  • Surinaamsche Mengel-poëzy
    • Annette de Vries
  • Suriname in Wolfenbüttel
  • Surinamica verzamelen
  • Swart in Nederland
  • Voedsel
  • Vrouwen van Suriname
  • Welkom bij Buku
  • Wilhelmus Dortants (1855-1906)
  • Winti

buku

abolitionism Add new tag artsenij binnenland boeroes British Guiana democratie Duits Dutch EBG English expedities feest fiction flora & fauna Frans Guyana French genealogie German geschiedenis handel hindu hugenoten Illustrated Books india Indianen jews Judaica jurisdiction katholieken kinderboek Koloniale Staten koloniale tentoonstelling kolonisatie kunst Language manumissie maps marrons medical muziek Onderwijs photos plantages poetry politiek reizen religie religion Slavery Stedman stedmania theater tijdschriften travel West-Indies
  • German books

Blog at WordPress.com.

  • Follow Following
    • Buku - Bibliotheca Surinamica
    • Join 945 other followers
    • Already have a WordPress.com account? Log in now.
    • Buku - Bibliotheca Surinamica
    • Customize
    • Follow Following
    • Sign up
    • Log in
    • Report this content
    • View site in Reader
    • Manage subscriptions
    • Collapse this bar
 

Loading Comments...
 

    %d bloggers like this: