Tags
Lief en leed met onze kleinen : schetsen uit het leven in het kinderhuis te Alkmaar in Suriname. P.M. Legêne. IJmuiden: Van Dorp, 1922.
Het is volgend jaar precies honderd jaar geleden dat in Zeist dit kleine papieren boekje verscheen. Het is geschreven door Peter Martin Legêne (1885-1954). Aanvankelijk was hij boekdrukker en journalist maar, na een opleiding aan de zendingsschool van de Evangelische Broedergemeente (EBG) in Niesky, werd hij missionaris in Suriname. Maar voordat hij zich daar kon vestigen verbleef hij eerst in India om zich het Hindi en Urdu eigen te maken. Vervolgens trok hij naar Amsterdam om Nederlands te leren spreken. Tussen 1914 en 1930 werkte hij als zendeling onder Hindoestanen op Alkmaar. Vanaf 1935 was hij zelfs voorzitter van het Zeister Zendingsgenootschap dat de verantwoordelijkheid voor de Surinamezending van het EBG-bestuur in Herrnhut had gekregen.

Plantage Alkmaar aan de Commewijne
In 1916 had Legêne op Alkmaar, gelegen aan de Commewijnerivier, een kindertehuis opgericht. In dit tehuis, Sukh Dhaam (Huis van Geluk), werd onderdak en onderwijs geboden aan kinderen van ‘Brits-Indische’ kontraktarbeiders die op de plantage werkten. De arbeiders leefden onder erbarmelijke omstandigheden en er heerste grote armoede. In dit boekje, dat voor het eerst in 1918 verscheen, vertelt Legêne ons verhalen die hij als zendeling op Alkmaar had meegemaakt. Zo beschreef Legêne dat vanwege de Spaanse griep, een wereldwijde pandemie, er bijna elke dag een weeskind werd binnengebracht. Soomaria, een meisje van 9 jaar oud, had slechts één oog en ze was mager en zag er ellendig uit. Nadat haar ouders beiden aan de griep bezweken waren bleef zij met haar zusje Dhilwa alleen achter. Maar haar zusje werd de volgende dag door een man meegenomen en zij werd bij het tehuis afgeleverd. Soomaria huilde de hele dag en wilde, zolang zij niet verenigd was met haar zusje, niet eten of drinken. Legêne schreef brieven aan de Generaal-agent van de Immigratie, wendde zich tot de voogdijraad en zocht overal naar Dhilwa. Uiteindelijk werd ze na elf dagen gevonden maar niemand wist wat er met haar was gebeurd en waar ze was geweest. ‘Er zijn helaas mannen genoeg’, zo schrijft Legêne, die gaarne een mooi menschenkind met twee oogen hebben willen’. Zo’n meisje kan met gemak verkocht worden. Een meisje met slechts één oog wil niemand hebben. De meisjes werden herenigd en vielen elkaar huilend in de armen.

De kinderen uit het kinderhuis met hun verzorgers en verzorgsters
Het boekje bevat een aantal prachtige zwart-wit foto’s die bij het grote publiek vrijwel onbekend zijn. Zo vinden we er een aantal foto’s van de kinderen in het tehuis en hun verzorgsters. Maar de mooiste foto is natuurlijk die van Sukhu. Paramaribo werd een tijdlang geplaagd door een zeer geraffineerde zakkenroller. In de stad leefde ook een ‘Brits-Indische’ jongen van een jaar of twaalf oud. Hij was vriendelijk en behulpzaam maar toch werd juist hij op een dag door de politie ontmaskerd als de gezochte zakkenroller. Hij werd gestraft maar iedere keer als hij weer op vrije voeten kwam begon het stelen opnieuw. Uiteindelijk werd hij door de politie naar het kindertehuis op Alkmaar gebracht. Daar ging het de eerste tijd uitstekend maar na verloop van tijd werden en steeds spullen gestolen. Sukhu werd op heterdaad betrapt en na een stevig gesprek met Legêne beloofde hij beterschap. Maar toch gebeurde het telkens opnieuw. Legêne stelde hem voor de keuze op te houden met stelen of hij zou anders op straat moeten leven. Nogmaals drukte Legêne hem op het hart dat hij alles zou kunnen krijgen wat hij maar nodig had, als hij niet zou stelen.

Sukhu
-‘Kan ik ook tabak krijgen?’, vroeg Sukhu. Nu kwam de aap uit de mouw. Als kleine jongen was hij al, net als zoveel andere Hindoestaanse kinderen, begonnen met roken. Hij was verslaafd aan nicotine; hij moest roken, en daarom had hij geld nodig. Iedere week kreeg hij van Legêne een pakje tabak en hij stal nooit meer. Sukhu was inmiddels 17 oud en was geliefd door iedereen. Hij hielp nu mee in het tehuis en rookte zelfs heel weinig. Hij vond het zonde van het geld en spaarde nu.
Dergelijke persoonlijke verhalen van lief en leed vinden we bijna nooit terug in de archieven. Hindoestaanse kontraktarbeiders waren doorgaans ongeletterd en schreven dus niets op. Dat maakt ooggetuigeverslagen, zoals deze van Legêne, des te belangrijker.
Het kwetsbare papieren boekje is slechts in een handjevol bibliotheken te vinden. De Buku Bibliotheca Surinamica collectie beschikt sinds kort ook over een exemplaar. Vorige week opgepikt op een boekenmarkt in Amsterdam voor slechts €50,–.
Carl Haarnack
zie ook: