Ellen Ombre

Ellen Ombre (1948, Paramaribo,Suriname)  is de auteur van de verhalenbundels: Maalstroom (1992), Vrouwvreemd (1994) en Valse Verlangens (2000). Over de problematiek rond ontwikkelingshulp schreef zij in 1996 Wie goed bedoelt, een autobiografisch reisverslag. In 2004 verscheen de roman Negerjood in Moederland.

Ellen Ombre signeert Negerjood in Moederland op het Kwakoe Festival 2005
(foto: Ralph Lo-A-Njoe)

Ellen Ombre laat zich niet makkelijk in een hokje vangen. Wie haar zou omschrijven als een Surinaamse schrijfster of een Nederlandse schrijfster-van-Surinaamse-komaf doet haar tekort en gaat voorbij aan belangrijke thema’s uit haar werk. Het meest in het oog springt de wijze waarop Ombre het thema van de migratie gebruikt. In haar werk is dit thema niet louter de verplaatsing van het ene naar het andere land. De ingewikkelde geschiedenis van de complexe Surinaamse samenleving, getekend door driehonderd jaar  kolonialisme, speelt hier een belangrijke rol. Lang voor dat het modieus werd schreef zij al over de Koloniale Wereldtentoonstelling van 1883 waar de Amsterdamse bevolking voor het eerst Surinamers voor hun zelf gebouwde hutten mocht aanschouwen. Zij deinst er echter voor terug deze geschiedenis op te delen in goed en kwaad, in wit en zwart. Ombre lijkt vooral geïnteresserd in het ‘kleine’ kolonialisme dat zich in de hoofden van de ‘kolonisten’ en ‘gekoloniseerden’ heeft genesteld.

Op subtiele wijze geeft zij ons een beeld van wat er gebeurt als de mensen uit de bovenlaag (‘elite’) uit Suriname zich naar het ‘moederland’ Nederland begeven. Dan blijkt vaak dat het beeld dat men zich in de kolonie van Nederland heeft gevormd niet blijkt te kloppen. Sterker nog, van het beeld dat de migrant van zichzelf heeft, blijft in de ‘beschaafde moderne’ wereld weinig over. In 1992 debuteerde zij bij de Arbeiderspers met de veelgeprezen verhalenbundel Maalstroom. In het verhaal  Met de beste bedoelingen uit deze bundel arriveert een familie van overzee aan het begin van de jaren zestig in Amsterdam: “We leken met z’n zessen op mensen van diep uit de provincie die op een doordeweekse dag in hun zondagse kleren op bezoek zijn in de grote stad. Maar uit onze huidskleur bleek dat wij nog verder van huis waren”. Ombre schetst in deze bundel treffend de gevoelens van verwarring bij mensen die plotseling in een andere cultuur belanden, met andere normen en gebruiken. In het verhaal Flarden  kijkt een vrouw terug op haar traumatische jeugd. Zij was geboren op een voormalige plantage in de Commewijne maar werd als meisje afgestaan aan een kinderloos echtpaar in de stad Paramaribo. Daar wordt zij onderworpen aan een beschavingsoffensief door haar nieuwe moeder en blootgesteld aan seksueel misbruik door haar nieuwe vader. Daar leerde zij dat er twee mooie dingen zijn in het leven: herinneren en vergeten. En twee lelijke dingen: herinneren en vergeten. Herinneren in flarden.

In 1994 verscheen haar tweede bundel Vrouwvreemd die lovend werd ontvangen. In het verhaal Verbinding wordt zij door bezoekers van de Evangelische Broedergemeente in de Kerkstraat herinnerd aan haar opa en oma in Suriname die van dezelfde EBG lid waren. De titel Verbinding wijst behalve hiernaar ook naar het verleden; een oude foto waarop haar opa een tropenhelm tegen de borst geklemd met zijn vrouw voor hun plantagehuis Slootwijk staat. Maar ook het boek van Frederik van Eeden dat zij van haar oma kreeg, die een bewonderaar van hem was, is op een speciale manier verbonden. Van Eeden, rond de eeuwwisseling een gevierd Nederlands schrijver, was bang voor de afschaffing van de slavernij. Een andere verbinding is dat Ombre vernoemd wordt naar een publicatie van Van Eeden. Aan het eind van het verhaal vinden we een karakterisering van haar werk in een notedop: “Maar wat weten wij van elkaars bagage?” Dat is ook is het latere werk van de schrijfster een steeds terugkerend thema. Het verhaal Ver van huis, uit de bundel Valse verlangens (2000), eindigt met: “Ik weet niets. Er is nog zo weinig bekend, dacht ik. Zoveel komt nooit aan het licht. Ik weet niets van andermans drijfveren”.

Dat Ombre verder kijkt dan alleen Nederland of Suriname komt naar voren in Wie goed bedoelt (1996). Per vrachtschip vertrekt ze naar Benin. Dit autobiografisch reisverslag is een harde confrontatie met de wereld van het ontwikkelingswerk. Ze omschreef het als een feest van schuld en schaamte: “Het was alsof de ontwikkelingsgelden een voortzetting waren van het koloniale distributieapparaat”. De betrokken organisaties etaleerden hun rijkdom in consumptieve voorzieningen: villa´s, fourwheel drives  en luxe vakanties. “Het leek wel alsof de Beninezen voor spek en bonen meededen”. Wie helpt wie?, vraagt Ombre zich af. En waar andere schrijvers met een Afrikaans verleden vallen voor het platte mantra dat alle zwarte mensen broeders zijn is Ombre juist op haar hoede. Ombre: “De schaamte die me overviel was wars van lotsverbondenheid. Maar misschien was het de verwarrende lotsverbondenheid die tegelijkertijd de schaamte wekte.”  In het verlengde hiervan stuiten we in het verhaal  Een geest in de Ether, uit haar bundel Valse verlangens (2000) op haar weerzin van het wij-zij gevoel: “Zij dachten in termen van ´wij´ als het zo uitkwam”. Ombres werk is bijzonder sterk als zij de draak steekt met het groepsdenken. Ombre gelooft niet in groepen en wil dan ook tot geen enkele groep gerekend worden. Niet tot DE Surinamers, niet tot DE Nederlanders, niet tot DE intellectuelen en helemaal niet tot DE vrouwen.

In haar eerste roman Negerjood in moederland (2004) verweeft Ombre historische lessen in haar fictie. De hoofdpersoon Hannah Dankerlui verlaat op een wintermiddag haar huis in de Amsterdamse binnenstad.  Hannah is met haar familiegeschiedenis opgezadeld. Ze zou een punt achter het verleden willen zetten, licht door het leven reizen, maar ze is bang dat ze zonder herinneringen uit elkaar zal vallen. In deze sterk autobiografische roman probeert Ombre de lezer ook wegwijs te maken in de complexe geschiedenis van de joden in Suriname en de daarmee onlosmakelijk verbonden slavernij.

Behalve verhalenbundels en een roman publiceerde zij eerder in Maatstaf, De Gids, De Groene, NRC en de Volksrant. Via Radioboeken (www.radioboeken.eu) is zij te beluisteren. Verschillende verhalen werden in het Engels vertaald. Zo verscheen een Engelse vertaling van het verhaal Flarden, Shreds, bij Words without Borders (wordswithoutborders.org/article/shreds).

In 1996 verscheen Malstrom, een Duitse vertaling van het verhaal Maalstroom uit haar gelijknamige eerste bundel. In Antologia Pan-Americana 2010 (uitgeverij Record) werd een Portugese vertaling van het verhaal Reis gepubliceerd. Onlangs hield Ombre in het kader van het Multatuli-jaar 2010 de laatste Multatulilezing. In deze lezing-in-briefvorm vraagt zij advies aan Multatuli over hedendaagse problematiek rondom interculturalisme en (post) kolonialisme. In augustus verschijnt deze lezing, Brief aan Multatuli, in Ons Erfdeel.

Ombre is beducht voor effect bejag. Zij schrijft dan ook niet per se om een zo groot mogelijke groep te bereiken. Met een zekere ingetogen en nuchtere blik maakt zij ons deelgenoot van haar scherpe blik op de wereld. Deze blik wordt aangestuurd door een bijzonder goed ontwikkelde voelspriet voor hoe huidskleur  sociale verhoudingen kan beïnvloeden. Beschaving betekent voor haar het vermogen op te gaan in je omgeving en het streven je in de ander te verplaatsen. Ellen Ombre is een eminente schrijfster uit het Nederlandse taalgebied.

Carl Haarnack

Beluister een verhaal van Ellen Ombre:

http://www.radioboeken.eu/author.php?id=54&lang=NL

Kijk ook op de site van de Arbeiderspers:

http://www.arbeiderspers.nl/web/Auteur/Ellen-Ombre-1.htm