De Commandant van de Negerjagers : historisch verhaal van de krijgstochten tegen de boschnegers in Suriname, 1772-1778. J. Hendrik van Balen. Amsterdam: Leendertz, 1890.
Johan Hendrik van Balen (1851-1921) werd geboren in Kralingen (nu een wijk in Rotterdam). Hij was ambtenaar bij Rijkswaterstaat maar verwierf bekendheid als schrijver van wat we vroeger ´jongensboeken´ noemden. Hij schreef voor verschillende tijdschriften en had een indrukwekkende productie van boeken en verhalen. Voor ons is Van Balen belangrijk omdat hij in de serie De Nederlanders in Oost en West, te water en te land een historisch boek schreef over de strijd van de koloniale troepen tegen de marrons in de binnenlanden van Suriname.
Het verhaal draait om twee oude schoolkameraden, Mijland en Driessen, die elkaar in Suriname treffen. Mijland is net aangekomen in de kolonie en heeft de rang van onderofficier. Driessen bevindt zich al veel langer in Suriname maar heeft nog steeds, tot Mijlands verbazing, de laagste rang van soldaat. Driessen weet precies hoe het komt. Hij vertelt dat hij geen geluk heeft gehad met zijn meerdere. ‘Suriname is een mooi land maar de dienst in de bossen in hondenwerk’, zo legt hij aan Mijland uit. ‘Onze landgenoten in deze kolonie zijn beesten’, zo gaat hij verder. Als voorbeeld geeft hij een voorval dat speelde toen hij net in de kolonie was. Hij moest voor zijn kapitein een brief brengen naar de bewoner van een plantage. Terwijl hij stond te wachten op een antwoord zag hij hoe een opzichter, een ‘blankofficier’, een jong slavenmeisje gelastte zijn schoenen te halen. Driessen herkende de opzichter. Het was Jan Donker, ‘een door en door liederlijk sujet’ dat in Nederland nooit had gedeugd. Het meisje knielde voor de opzichter en deed hem de schoenen aan. Klaarblijkelijk zat er een steentje in de schoen en de opzichter riep dat het meisje dit opzettelijk had gedaan. Hij schopte het meisje in het gezicht waardoor en bloed uit haar neus en mond liep en ze bewusteloos voorover viel. Driessen greep de opzichter bij de keel en smeet hem tegen een boom aan. De opzichter meldde het voorval bij zijn directeur die vervolgens zijn beklag deed bij de kapitein met wie hij goed bevriend was. Driessen werd gestraft en kon promotie wel vergeten. Toch heeft deze kwestie Driessen er niet van weerhouden zich altijd uit te spreken als slaven uit het niets slecht behandeld werden. Uiteindelijk wordt Driessen vanwege zijn ervaring, kennis en heldhaftigheid bevorderd tot commandant.
De oplettende lezer zal direct duidelijk zijn dat dit verhaal gebaseerd is op de avonturen van kapitein John Gabriël Stedman (1744-1797) die zich tussen 1772 en 1777 zich in Suriname bevond. Dankzij Stedmans Narrative of a Five Year Revolt against the Revolted Negroes of Surinam (1796) krijgen we een heel goed beeld van de slavensamenleving aan het eind van de 18e eeuw en van de strijd tegen de van de plantages weggelopen slaven. Driessen legt aan Mijland uit hoe het komt dat slaven van plantages weglopen. Van Balen voert ook historische gebeurtenissen en figuren op. Zo ervaart de lezer iets over de rol van de Franse admiraal Cassard in 1712, waardoor de marronage opeens toeneemt. Kolonel Fourchaud staat voor de echte Louis Henri Fourgeoud (1708 – 1779) die in Stedmans tijd de jacht op de marrons leidde (aan het eind van het boek hanteert de auteur overigens opeens de juiste schrijfwijze).
Het boek staat natuurlijk bol van koloniaal denken en -taalgebruik. Nergens wordt de slavernij zelf ter discussie gesteld. Toch is er (net als in het boek van Stedman) sprake van empathie voor de marrons, voor de ‘negerjagers’ en voor de slavenbevolking. Het boek is vrij zeldzaam en slechts in een paar bibliotheken in Nederland te vinden.
Carl Haarnack
zie ook: