• Postcards from Suriname
    • Black in postcards
  • Albert Helman
  • Antiquariaat Buku
  • Chinezen in Suriname
  • De negerhut
    • Illustraties in vroege edities van Oom Tom
    • Oom Tom in andere talen
  • Duitsers in Suriname
  • Ebony in Suriname
  • Edgar Cairo
  • Een begrafenis
  • Ellen Ombre
  • Galerie Buku
  • Indiase diaspora
  • Joanna & Stedman
  • Joden in Suriname
    • David Nassy’s “Furlough” and the Slave Mattheus
  • Klassieke muziek
  • Les Habitants de Suriname
    • Les Indiens
    • Les Négres de Bois
    • Les Négres Sédentaires
  • Natalie Zemon Davis
    • Judges, Masters, Diviners: Slaves’ Experience of Criminal Justice in Colonial Suriname
    • Origins and uses of the creole languages in 18th century Suriname
  • Silvia de Groot
  • Slaven aan het woord
  • Slavernij Verbeeld
  • Stereotype kinderboeken
  • Surinaamsche Mengel-poëzy
    • Annette de Vries
  • Suriname in Wolfenbüttel
  • Surinamica verzamelen
  • Swart in Nederland
  • Voedsel
  • Vrouwen van Suriname
  • Welkom bij Buku
  • Wilhelmus Dortants (1855-1906)
  • Winti
  • Bibliotheca Surinamica
    • Buku logo
    • Onzichtbaar erfgoed
    • OSO, tijdschrift voor Surinamistiek
  • Brand in Paramaribo
  • Indianen in Suriname
    • In de schaduw van de tijger

Buku – Bibliotheca Surinamica

~ Library, archives & wunderkammer

Buku – Bibliotheca Surinamica

Tag Archives: jurisdiction

Instructie voor de nieuwe weeskamer der colonie Surinaamen (1787).

15 Saturday Apr 2017

Posted by Carl Haarnack in 18th century books, Bibliotheca Surinamica, Dutch books, Law

≈ Comments Off on Instructie voor de nieuwe weeskamer der colonie Surinaamen (1787).

Tags

Dutch, jurisdiction

Instructie en ordonnantie voor de nieuwe wees-, curateele-, en onbeheerde boedels-kamer der colonie Surinaamen, voor zo verre de onbeheerde boedels (&) weeskamers aanbetreft. Amstredam: Petrus Schouten (1787).

De moeilijkheid van het verzamelen van Surinamica zit hem niet zozeer in het bijeenbrengen van oude, dure boeken met rijkelijk versierde leren banden met goudopdruk. Het is voor een verzamelaar vaak veel moeilijker om eenvoudige, kleine, papieren publicaties te vinden. Dergelijke Surinamica is meestal extreem zeldzaam. Zo is het ook het geval met dit boekje met instructies en verordeningen voor wees- en onbeheerde boedelkamers van Suriname. Dit boekje telt slechts 12 tekstpagina’s. Het werd in 1787 in Amsterdam gedrukt bij Petrus Schouten, de drukker van de ‘Edele Groot Achtbare Heeren van de Colonie Suriname’. De drukkerij annex boekwinkel van Petrus Schouten was gevestigd in de Kalverstraat in Amsterdam.

boekverkoper kalverstraat

Boekhandel in de Kalverstraat Amsterdam (detail, naar schilderij van Isaac Ouwater, ca. 1758-1843) – collectie Rijksmuseum

 

In dit boekje maken de directeuren van de kolonie Suriname nieuwe regels bekend die de bestiering van de boedels, die onder het beheer van de Wees- en Boedelkamer vallen, moet verbeteren. Als er iemand overleed zonder dat er sprake van een testament was of zonder erfgenamen speelde deze Kamer een belangrijke rol.

Zo worden er twee weesmeesters aangesteld. Deze krijgen de voogdij over alle minderjarige wezen in de kolonie waarvoor de voogdij niet geregeld is en over de onbeheerde boedels. Verder worden er allerlei regels vastgesteld om de belangen van de wezen te beschermen. Zo moet een weduwe of weduwnaar binnen zes weken na het overlijden van de partner aan de weeskamer een overzicht overhandigen met een inventaris van alle goederen, effecten, aandelen, kredieten en schulden die de overledene heeft nagelaten. Zo kan de weeskamer er toezicht op houden dat de minderjarige kinderen hun deel van de erfenis zullen krijgen.

AfroSurinaams meisje Hendrik Dooyer 1906 - 1913

Afro-Surinaams meisje bij stuiverskerkhof (toegeschreven aan Hendrik Dooyer) 1906-1913  – collectie Rijksmuseum

In de 18e eeuw was Suriname een land waar het sterftecijfer hoog was. Dat gold natuurlijk de slavenbevolking vanwege het zware werk, de slechte voeding en de harde straffen. Maar ook de Europese kolonisten stierven bij bosjes. Dat kwam door de ongezonde leefwijze. Vooral de mannen dronken grote hoeveelheden alcohol, nuttigden te veel ongezond voedsel en gingen zich te buiten aan losbandigheid. Er werd wel gezegd dat Suriname het graf der mannen en het paradijs der vrouwen was. De 18e en 19e eeuwse Surinaamse kranten staan vol met overlijdensberichten van mannen die betrekkelijk vroeg overleden én met advertenties van de curatoren van onbeheerde boedels.

Een willekeurig voorbeeld: Thomas Arnoldus van Grasstek was geboren in 1785 in Warmenhuizen (NL). Vermoedelijk kwam hij na 1820 naar Suriname waar hij als gezworen klerk gaat werken bij het Hof van Civiele Justititie. Op 28-11-1828 overlijdt hij. De curator van de onbeheerde boedelskamer plaatst een advertentie in de Surinaamsche courant van 9 december 1828: “Kurators der Wees desolate de Onbeheerde Boedels Kamer dezer Kolonie, zullen op Woensdag den 10 dezer bij de Venduehouder J.E. Lyons publiek doen verkopen een Neger meisje genaamd Louisa, aankomende den Boedel T.A. van Grasstek. Paramaribo, den 9 December 1828 (J. de Heyder, gezworen Klerk)”.

Grasstek Gepriviligeerde Surinaamsche Courant 6 juni 1825

Advertentie uit de Gepriviligeerde Surinaamsche Courant van 6 juni 1825

In een land waar kolonisten, die vaak over grote rijkdommen beschikten, zo snel het tijdelijke voor het eeuwige inwisselden was het beroep van weesmeester een bijzonder lucratieve bezigheid. Zo werd als de waarde van de boedel boven de fl. 2000,- was fl.15, in rekening gebracht. Daaronder, maar boven de fl.1000,-  fl. 7,- en daaronder fl.2,-. Dit zeldzame kleine papieren boekje is een stille getuige van de eeuw waarin de slavenmaatschappij hoogtijdagen beleefde. Het is jammer dat we niet weten hoe het afgelopen is met de kleine Louisa en vooral dat we haar kant van het verhaal niet kunnen horen.

Carl Haarnack

 

wees kamer

 

Share this:

  • Email
  • Facebook
  • Twitter
  • Print

Like this:

Like Loading...

Naamboekje Suriname (1771)

22 Sunday Nov 2015

Posted by Carl Haarnack in 18th century books, Dutch books, Genealogie

≈ Comments Off on Naamboekje Suriname (1771)

Tags

artsenij, genealogie, handel, jurisdiction, kolonisatie

De Hooge Regeering, Minderen Collegien en Bediendens der Collonie van Suriname, nevens een Lyst der Gouverneurs Generaal en Commandeurs, Zedert den Jaare 1683. Te Amsterdam. By Petrus Schouten en Reinier Ottens, Boekverkoopers, 1771.

Van alle boeken uit de Bibliotheca Surinamica is slechts een klein deel in Suriname gedrukt. Het merendeel van de boeken, zeker als we het over de koloniale periode hebben, verscheen in Europa. Uiteraard speelde Amsterdam, ooit één van de eigenaren van de Sociëteit van Suriname én hoofdstad van het Nederlandse rijk, daar bij een belangrijke rol.

Naamboekje Suriname 2

Titelblad Naamboekje 1771

 

Deze titel werd ook in Amsterdam gedrukt, in 1771, en maakt onderdeel uit van een convoluut waarin ook lijsten te vinden zijn met namen van de ‘Regeerders der stad Amstelredam’ (Amsterdam, ch), predikanten, professoren van het Atheneum Illustre, leden van de Admiraliteit en nog veel meer.

Gildebrief van het Amsterdamse Boekverkopers, Boekdrukkers en Kunstverkopersgilde (detail). Collectie Rijksmuseum.

Gildebrief van het Amsterdamse Boekverkopers, Boekdrukkers en Kunstverkopersgilde 1764 (detail). Collectie Rijksmuseum.

Voor ons is het natuurlijk vooral interessant om te kijken wie er in Suriname de dienst uitmaakten en wie er toe deden. Allereerst is er een lijst opgenomen van alle Gouverneurs Generaals die ‘over de Provincie van Suriname hebben geregeert t’zedert den Jaare 1683’. Daar vinden we uiteraard bekende namen als Cornelis van Aerssen van Sommelsdijk (de eerst gouverneur van Suriname), Jan Jacob Mauricius en Jan Nepveu. De laatste was op het moment van publicatie gouverneur. Bernard Texier, waarover we op deze site eerder schreven, was toen Raad-Fiscaal. Als Raad van Politie en Criminele Justitie wordt o.a. genoemd Willem Bedloo (1685-1738). Zowel Bedloo en Mauricius waren eens de eigenaar van de beroemde Quassie van Timotibo (ca. 1692-1787), die een dubbelrol speelde in de strijd tegen de marrons en het koloniale gezag. Aan de hand van alle namen van de koloniale elite kan zo een belangrijk deel van de geschiedenis verteld worden.

Quassie van Timotibo 1692 – Paramaribo, 12 maart 1787)

Quassie van Timotibo (ca. 1692 – 1787)

Hoewel dit boekje bijna 250 jaar geleden verscheen vinden we er tal van namen die we ook nu nog steeds in Suriname aantreffen. Zo vinden we als Raad van Civiele Justitie L. Oostendorp, bij het Subalterne College (voor kleine zaken) vinden we T.F. Wolff, Wolphert Jacob Beeldsnyder Matroos was er secretaris, Jan Emmanuel Vieyra was klerk bij het Hof van Politie, Isaac Nassy was jurator en J.C. Lobbrecht werkte op het Comptoir van Modique Lasten. Als artsen waren o.a. Jacob Levy, J. Emanuels en ene De Vries aangesteld. Als ‘Solliciteurs’ van het College van Commissarissen vinden we Balthazar Comvalius, Joseph Bueno de Mesquita en Jan Leysner. De lijst van namen is te lang om volledig weer te geven. Maar veel echte Surinaamse familienamen als Calicher, Marcus, Labadie, Westmaas, Abercrombie, Kuhn, Esser, Clemen, Robles de Medina, Davilar etc. zijn er allemaal in terug te vinden.

Boven aanzicht Naamboekje (1771)

Boven aanzicht Naamboekje (1771)

Dit is nu zo’n boekje waar niet alleen Surinamica-verzamelaars maar ook genealogen of mensen die overwegen hun familiegeschiedenis te gaan uitzoeken, van gaan watertanden. Tegelijkertijd leert het ons ook een wijze les: bijna alle Afro-Surinamers (marrons daargelaten) stammen af van slaven maar tegelijkertijd hebben we ook bijna allemaal voorouders die tot de koloniale elite behoorden.

Carl Haarnack

Zie ook:

Reglement van Orde Bernard Texier

Over Quassie en het Quassiehout

Omslag Naamboekje (1771)

Omslag Naamboekje (1771)

Share this:

  • Email
  • Facebook
  • Twitter
  • Print

Like this:

Like Loading...

Surinaemen ontmaskerd. Jan Willem de Man (1776)

17 Saturday Oct 2015

Posted by Carl Haarnack in 18th century books, Dutch books, Law

≈ Comments Off on Surinaemen ontmaskerd. Jan Willem de Man (1776)

Tags

Dutch, jurisdiction

Surinaemen ontmaskerd, of Zakelyke beschouwing, waer aen het verval der colonie Surinaemen, thans Grotelyks toe te schryven is. Uit meest authenticque stukken bewyslyk, ten nutte der Nederlanderen aangetoond. Jan Willem Engelbert de Man. Amsterdam, Gedrukt voor rekening des aucteurs, en zyn te bekoomen, by J.A. Crajenschot [ca. 1776]

Hof van Justitie, Paramaribo (1830)

Hof van Justitie, Paramaribo (1830)

Jan Willem Engelbert de Man werd geboren op 23 december 1743 in Nijmegen. Hij was advocaat van beroep en vertrok in 1774 met het schip Margaretha Johanna naar Suriname. In 1778 publiceerde hij dit obscure boekje in Amsterdam. Het is obscuur omdat er in Nederland slechts één exemplaar te vinden. Dat bevindt zich in de Koninklijke Bibliotheek in Den Haag. Het enige andere bekende exemplaar is in het bezit van de New York Public Library. De collectie Buku Bibliotheca Surinamica moet het slechts doen met een digitale versie van www.earlydutchbooksonline.nl

In 1786 verscheen er, postuum, een ander boekje van dezelfde schrijver waarin Suriname centraal staat: De waare gesteldheid en de gebeurnissen van de colonie Surinaamen, waarin de bloei’t verval des volks en de vryheid der drukpers, ten nutte der Nederlanders aangetoond. Jan Willem Engelbert de Man. Amsterdam: by Cornelis Groenewoud, 1786.

De Man schrijft over de jammerlijke toestand waarin de kolonie Suriname zich bevindt. En dat terwijl het een ‘allerschoonst Gewest’ is dat de titel aards paradijs verdient. Met dit boekje wil hij de lezers graag vertellen wat de oorzaak is van het verval van Suriname en de lezer informeren over de ‘gebreken in de administratie van de civiele justitie’. Hiermee bedoelde hij dat de gang van zaken bij het Hof van Justitie ondoorzichtig en oneerlijk was.

In het voorjaar van 1776 had De Man een ontmoeting met Agatha Margaretha de Loeff, de weduwe van Johannes van Bergen. Zij vroeg hem om als haar advocaat op te treden in een zaak tegen haar schoonzoon, Jan Rocheteau, een vooraanstaand lid van het Hof van Civiele Justitie. Jan Rocheteau had een aanzienlijke som geld van zijn schoonmoeder in bewaring genomen of geleend.

Plantage Vreeland, eigendom van Jan Rocheteau (collectie: Rijksmuseum)

  • Plantage Vreeland, eigendom van Jan Rocheteau (collectie: Rijksmuseum)

De Man werd door de gouverneur Jan Nepveu ontboden en op een norse en bitse wijze toegesproken. Door het Hof worden De Man en zijn compagnon veroordeeld tot schorsing voor een periode van een jaar. Deze verbanning uit het ambt betekende voor De Man een aantasting van zijn eer en reputatie. Hij voelde zich als crimineel behandeld. De gezworen klerk J.E. Veira, die vanwege de afwezigheid van de heer Beeldsnijder Matroos, de rol van secretaris waarnam, las hem het vonnis voor. Verschillende zaken waarin De Man als advocaat optrad werden zodanig gemanipuleerd dat hij steeds in het ongelijk werd gesteld. In het boek worden verschillende zaken aangehaald en besproken. Zo was er bijvoorbeeld een zaak rond timmerbaas en een wisselbrief van de plantage Frederiksdorp aan de Commewijne.

Frederiksdorp

Plantage Frederiksdorp

De Man, ten einde raad, besloot Suriname te verlaten en naar Nederland terug te keren. Maar omdat hij tegenwerking verwachte besloot hij een schip naar St. Eustatius te nemen en vandaar naar Nederland te vertrekken. Hij moet toch op een bepaald moment weer naar Suriname teruggekeerd zijn omdat hij op 7 september 1785 in Paramaribo, op 41-jarige leeftijd, overlijdt. Zou deze De Man de stamvader zijn van de huidige familie De Man die we in Suriname kennen? De Man heeft aan den lijve ondervonden dat het gevaarlijk om iemand, die lid is van het Hof van Justitie, voor de rechter te brengen. Wat voor goeds is er te verwachten van zo’n Hof, vraagt De Man zich af. In zijn ogen betekent deze gang van zaken uiteindelijk de ondergang van de kolonie Suriname. Het aanspannen van zaken kost grote sommen geld. De procedures duren oneindig lang en de kwaliteit van de uitspraken laat, op zijn zachtst gezegd, te wensen over. Met de publicatie van dit boekje, en de ontmaskering van wat er mis is in Suriname rond 1776, hoopt de schrijver dat aan de kwijnende positie van het land, een einde komt.

Carl Haarnack

Titelblad Surinaemen Ontmaskerd (1776). Collectie: Koninklijke Bibliotheek

Titelblad Surinaemen Ontmaskerd (1776). Collectie: Koninklijke Bibliotheek

Share this:

  • Email
  • Facebook
  • Twitter
  • Print

Like this:

Like Loading...

Brief aan de ingezetenen van Suriname, door Samuel Pichot (1749)

07 Sunday Jun 2015

Posted by Carl Haarnack in 18th century books, Dutch books

≈ Comments Off on Brief aan de ingezetenen van Suriname, door Samuel Pichot (1749)

Tags

Dutch, hugenoten, Judaica, jurisdiction

Verhaal of brief aan de ingezetenen van de colonie van Suriname, behelzende eene apologie of verdediging van de heeren S.P. Pichot, [en anderen], ingezeetenen en planters. Door Samuel Paulus Pichot (ca. 1749).

De 18e eeuw is misschien wel de boeiendste periode uit de Surinaamse geschiedenis. Het is de eeuw waarin de plantage-economie tot grote bloei kwam maar ook de eeuw waarin, na de beurscrash in Amsterdam in 1773, de neergang werd ingezet. Halverwege de 18e eeuw bereikte het verzet van weggelopen slaven een hoogtepunt. Deze marrons waren in aantal zo sterk gegroeid en in hun aanvallen op plantages zo geslaagd dat zij een bedreiging vormden voor het voortbestaan van de kolonie. Suriname werd bestuurd door de Sociëteit van Suriname die in Amsterdam gevestigd was (vergaderingen vonden plaats in het paleis op de Dam!). De stad Amsterdam, de West-Indische Compagnie (WIC) en de familie Van Aerssen van Sommelsdijck waren de drie aandeelhouders van de Sociëteit die de gouverneur in Suriname benoemde. Er waren voortdurend conflicten tussen de planters in Suriname en de gouverneur. Vaak gingen deze conflicten over de kosten van de bescherming tegen de aanvallen van weggelopen slaven.

De wapens van Suriname, Bernard Picart, 1720 (collectie: Rijksmuseum)

De wapens van Suriname, Bernard Picart, 1720 (collectie: Rijksmuseum)

Samuel P. Pichot werd in Paramaribo geboren als zoon van Isaac Pichot en Alida de Swart. Net als Elias Luzac (zie Parbode vorige maand) kwam Isaac Pichot rond 1680 vanuit Bergerac (Frankrijk) als Hugenoot, via Amsterdam naar Suriname. Samen met Salomon du Plessis (ook een Hugenoot), die advocaat was bij de West-Indische Compagnie, was Pichot in conflict geraakt met gouverneur Jan Jacob Mauricius (1692-1768). Salomon du Plessis was de vader van de beruchte Susanna du Plessis. Hij was getrouwd met een rijke weduwe van de broer van Samuel Paulus Pichot, Daniel. Zij bezat verschillende plantages. Samuel Paulus Pichot was eigenaar van o.a. de plantages Sorg en Hoop, Mon Tresor en l’Esperance aan de Commewijne, Caramawippibo aan de Carameca-kreek,  Wederhoop aan de Cassewinica en tenslotte plantage Patience aan de Cottica. Hij getrouwd was met Anna l’Espinasse. Behalve planter was Samuel Paulus Pichot ook Raadsheer van Politie.

Fort Zeelandia (collectie Rijksmuseum)

Fort Zeelandia (collectie Rijksmuseum)

Dit uitermate zeldzame boekje speelde een belangrijke rol in het conflict tussen een aantal plantage-eigenaren en gouverneur Mauricius. Het boekje, 64 pagina’s dik, werd in 1749 gemaakt door Samuel Paulus Pichot (1714-1763). Hij liet het in Amsterdam drukken want in Suriname bestonden nog geen drukkerijen. In de Koninklijke Bibliotheek in Den Haag of bij universiteitsbibliotheken zult u tevergeefs naar deze titel zoeken. Voor zover bekend is er slechts één exemplaar te vinden en wel in de bibliotheek van Harvard University. Uiteraard beschikt de Buku-Bibliotheca Surinamica ook over een exemplaar dat permanent bewaakt wordt. Dat is hetzelfde exemplaar dat in 1982 door de vermaarde Amsterdamse antiquaar Simon Emmering in catalogus nr. 42 te koop werd aangeboden.

Carl Haarnack

Pichot titelblad (collectie: Buku - Bibliotheca Surinamica)

Pichot titelblad (collectie: Buku – Bibliotheca Surinamica)

Share this:

  • Email
  • Facebook
  • Twitter
  • Print

Like this:

Like Loading...

Van Sommelsdijck en zijn Indiaanse vrouw

25 Thursday Dec 2014

Posted by Carl Haarnack in 17th century books, 18th century books, Bibliotheca Surinamica

≈ Comments Off on Van Sommelsdijck en zijn Indiaanse vrouw

Tags

Indianen, jurisdiction

door Pim van der Meiden

Regelmatig duikt het verhaal op over de Indiaanse vrouw die in Suriname met Cornelis van Aerssen van Sommelsdijck samenleefde. Hierbij wordt vaak verteld dat deze vrouw een Indiaanse prinses geweest zou zijn die gehuwd was met de gouverneur om een einde te maken aan de oorlogen tussen de Indianen en de kolonisten. In 1854 schreef de preutse Van Sijpesteijn: ‘Deze bewering is onjuist, daar zijne echtgenote Maragaretha de Puy de St.André Montbrun eerst in het jaar 1693, dus vijf jaren na zijnen dood overleed’ (Van Sijpesteijn: 234). Onmiskenbaar had Van Sijpesteijn gelijk wat betreft het overlijden van de in de Republiek achtergebleven Mevrouw Van Sommelsdijck, maar zijn naïviteit is vermakelijk.

Cornelis van Aerssen, heer van Sommelsdijck (1637 – 1688)

Van Sijpesteijn was als luitenant van de artillerie in 1854 in Suriname gelegerd en hij was tevens één van de adjudanten van de gouverneur. Iedereen die enigszins bekend is met de vroege geschiedenis van Suriname weet dat buitenvrouwen geen onbekend verschijnsel waren. Acht jaar na het boek van Van Sijpesteijn verscheen het boek van Julien Wolbers, dat behalve veel materiaal aan Van Sijpesteijn had ontleend, ook gebaseerd was op grondig archiefonderzoek. Wolbers bleek minder naïef dan Van Sijpesteijn en had zich in de geschiedenis van Van Sommelsdijck nog wat meer verdiept. Bij hem lezen we dat het gedrag van de gouverneur niet erg paste bij diens godsdienstige zin: ‘Maar men vindt zoo gedurig inconsequentiën in het gedrag, zelfs van personen die als beroemd en vroom bekend zijn, en het blijkt zoo gedurig, dat ook zij zondaars waren’.

Een bladzijde eerder had Wolbers het Essai Historique (1) geciteerd waar vermeld wordt dat de desbetreffende dame als tachtigjarige nog op bezoek kwam in de stad en logeerde bij Mw. Duvoisin (de bekende Charlotte van der Lith) die eerder de weduwe van geweest van gouverneur Carel de Cheusses (1728-1733), in de vrouwelijke lijn een kleinzoon van Van Sommelsdijck. De Indiaanse sprak daarom Mw. Duvoisin aan met ‘dochter’. (Wolbers: 64 en 65). Een volgende vermelding is een ruime mensenleeftijd later, in 1938. Evenals Van Sijpesteijn en Wolbers was ook Frederik Oudschans Dentz geen professioneel historicus, ook hij was een bevlogen man in zijn bewondering voor Van Sommelsdijck. Die was er één van bijna kritiekloze heldenverering. Maar hij was ook de gelukkige bezitter van een exemplaar van het manuscript ‘Annotatie op de Beschryvinge van de Volk-plantinge Zuriname’ van de hand van Jan Nepveu uit 1769, aantekeningen die een aanvulling waren op het bekende boek van Herlein uit 1718, bedoeld om tezamen daarmee uitgegeven te worden.

Jan Nepveu

Jan Nepveu of Jean Nepveu (1719 – 1779)

Nepveu (1779-1779) was in 1739 in de kolonie aangekomen en zou opklimmen tot gouverneur. Hij meldt in zijn ‘Annotatiën’ dat Van Sommelsdijck bij de vrede met de Indianen een dochter van één van de voornaamste opperhoofden ‘op haare wijze’ tot vrouw had moeten nemen en dat zij 25 jaar eerder (Nepveus manuscript was van 1769) nog wel logeerde bij Mevrouw van der Lith, de weduwe van Ds. Duvoisin en dat zij deze ‘dochter’ noemde en hij, Nepveu, haar daar gezien had. In zijn biografie zegt Oudschans Dentz (84-85) met nadruk dat aan duidelijkheid niets te wensen overgelaten is. Nepveu en het Essai Historique zijn in hun feiten redelijk betrouwbaar en serieuze redenen om aan het bestaan van de Indiaanse te twijfelen, zijn er niet. De vraag blijft bestaan in welke mate we moeten geloven dat Van Sommelsdijck dit huwelijk om politieke redenen zou zijn aangegaan. Niet uit het oog mag verloren worden dat Indiaanse vrouwen geziene concubines waren en dat de wettige Mevrouw Van Sommelsdijck in de Republiek was achtergebleven. De opvolger van Van Sommelsdijck, Jan van Scharphuizen, was vrijgezel en leefde openlijk met een Indiaanse vrouw.

Caribe vrouw uit SurinameCaribe vrouw uit Suriname

De aantrekkelijkheid van de Indiaanse dames vinden we al vermeld in de eerste beschrijving van Guyana door de Engelsman George Warren uit 1667. Hij vertelt dat de Indiaanse vrouwen wellustig en mooi waren, naakt liepen en dat men wel over de kuisheid van Jozef moest beschikken om aan haar verleidingen weerstand te bieden. Ze waren echter nog onwetend en kenden het genot van kussen niet. Maar dat zouden ze mettertijd vast wel leren (George Warren: 23-24). Het verhaal van Warren (2) dateert nog uit de Engelse tijd, was gedrukt in 1667 en is dus uit een tijd dat de kolonie nog maar heel kort bestond. We mogen aannemen dat de door Warren uitgesproken te verwachten ontwikkeling bij de Indiaanse dames zich inmiddels wel had voltrokken. Ook is duidelijk dat het voor een man bepaald niet gezien moest worden als een straf of ongemak om te leven met een Indiaanse vrouw.

Van Sommelsdijck was bovendien bepaald niet een man bij wie losheid van zeden vreemd was. Dat blijkt uit een opmerking van de Franse protestant Jean Rou, die van 1680-1682 in Den Haag gouverneur van de kinderen van Sommelsdijck was geweest. Hij had gevraagd zijn vrouw uit Frankrijk te mogen laten overkomen en daarvoor de bemiddeling ingeroepen van twee dames in Den Haag. Van Sommelsdijck had er geen bezwaar tegen dat Rou zijn echtgenote liet overkomen, maar begreep van dat verlangen niets en zei dat ook ronduit. ‘Monsieur, had één van de dames gezegd: ieder heeft zijn behoeften’. Van Sommelsdijck meende dat men vrouwen kon vinden waar men wilde. De straten waren er vol van. (Rou: Feuille supplémentaire: 1-2) (3).  Rou is ook de man die wist te melden dat Van Sommelsdijck meer als gebaar aan zijn echtgenote had voorgesteld hem te vergezellen naar Suriname, dan dat hij daar serieus op aangedrongen had. In ieder geval ging Van Sommelsdijck alleen. In zijn correspondentie met de directeuren van de Societeit heeft hij nog eens woedend meegedeeld dat er een lasterverhaal de ronde had gedaan dat hij op weg naar Suriname een kortstondige relatie had gehad met een lakenkopersvrouw en dit verhaal afgedaan als laster (3 augustus 1685 aan Directeuren, Sociëteit Suriname 213, Nationaal Archief). Zijn woede geeft te denken. Over een buitenechtelijke relatie van de gouverneur in Paramaribo vinden we geen verhalen uit de tijd zelf. Dat zou ook niet waarschijnlijk zijn, want de enige bewaarde berichten waren de officiële die door de gouverneur zelf geschreven waren. Naar de grote hoeveelheid onofficiële kunnen we slechts gissen.

Uit de correspondentie van de gouverneur met de Sociëteit vinden we over de vrede met de Indianen heel weinig en al helemaal niets over een eventuele consequentie dat hij gedwongen zou zijn een Indiaanse dame als bijzit te nemen. Uit zijn toon lijkt wel af te leiden dat hij harder tegen de Indianen ten strijde trok dan de meeste ingezetenen lief was. We vinden ook nog een melding waarin hij vraagt om een lading Amsterdamse bijlen en kapmessen als geschenk voor de gepacificeerde Indianen (22 april 1686 aan Directeuren, Sociëteit Suriname 215, Nationaal Archief). Dat zou gezien worden als een goede zet tegenover de vijandige Indianen. Verder weten we eigenlijk niets over deze vrede van Van Sommelsdijck met de Indianen.

In de geschiedschrijving is er enige ophef over gemaakt, maar dat heeft dan vooral te maken met het verhaal over de Indiaanse ‘prinses’. Van Sommelsdijck zelf heeft melding gemaakt van het grote succes van zijn vrede (29 augustus 1686 aan Directeuren, Sociëteit van Suriname 215 en 2 augustus 1686, Sociëteit van Suriname 216. Hierna komen er weer meldingen van hevige oorlogen met andere Indianen, maar er wordt niet vermeld welke Indiaanse stammen dat betreft. Het is niet duidelijk wanneer de oorlogen met de Indianen volledig voor bij waren en het alleen nog maar de weggelopen zwarte slaven waren die een bedreiging vormden voor de kolonie. Dat is waarschijnlijk te dateren in het eerste decennium van de achttiende eeuw. Enkele jaren na 1686, om precies te zijn op 28 mei 1688, schreef Van Sommelsdijck nog heldhaftig aan de Staten-Generaal dat meer dan honderd Indiaanse vrouwen en kinderen tot slaaf waren gemaakt en de mannen doodgeslagen (Droste II 459). Van een echt grote, definitieve vrede was dus in 1686 (nog) geen sprake. Het eerste gegeven van dit huwelijk met een Indiaanse vrouw met Van Sommelsdijck dateert derhalve uit een handschrift van 1769 en het wordt wederom vermeld door het Essai Historique uit 1788, ruim tachtig en honderd jaar na dato.

Joodse_mannen2

Geschiedenis der kolonie Suriname. Geheel op nieuw samengesteld door een gezelschap van geleerde Joodsche mannen aldaar. Amsterdam – Harlingen: Allart Van der Plaats, 1791 (Vertaling van Essai Historique)

 

Er lijkt geen reden om te twijfelen aan de waarheid van het gegeven dat Nepveu de Indiaanse dame bij Mw. Duvoisin gezien heeft. Ook in het Essai Historique zeggen de schrijvers dat zij nog ten tijde van het gouverneurschap van Mauricius, 1742-1751, bij Mw. Duvoisin kwam en dat zij toen ouder dan 80 was. Haar leeftijd in 1686, het meest waarschijnlijke jaar van het huwelijk en het vredesverdrag, laat zich slechts gissen. Wat Nepveu bedoelt met de mededeling dat het huwelijk gesloten was ‘op haare wijze’ laat zich slechts raden. In het licht van de latere legende lijkt het er op dat hij bedoelt dat er een politieke achtergrond was. Wanneer we de tekst onbevangen beschouwen, is dat zo zeker niet. Het is alleen duidelijk dat het hier gaat om een niet door de staatskerk gesanctioneerd huwelijk.

De vermelding bij het Essai Historique is iets explicieter. Er is een hele bladzijde gewijd aan de vrede en het huwelijk (Essai Historique 41-42). We lezen daar dat Van Sommelsdijck, een energiek man, door Samuel Nassy, één van de meest vooraanstaande Joden, geholpen was bij het sluiten van vrede met de Indianen. Nassy kende de Indianen nog uit de Engelse tijd, van voor 1667. Toen waren de betrekkingen tussen Indianen en blanke kolonisten beter en Nassy had Van Sommelsdijck geholpen bij het sluiten van de vrede, waarbij een Indiaans meisje, of een prinses, ter bekrachtiging van de vrede de concubine werd van Van Sommelsdijck. Het is kenmerkend voor het Essai Historique om de rol van de familie Nassy te benadrukken. Met deze gegevens moeten we volstaan.

Samenvattend kunnen we constateren dat er geen serieuze redenen zijn om te twijfelen aan de relatie. Indiaanse dames waren wel vaker concubines van blanke mannen. Er was in de blanke samenleving een fors overschot aan mannen en de Indiaanse dames waren allerminst preuts. Op de vraag of er een politieke reden zou zijn is bij gebrek aan gegevens moeilijker een antwoord te geven. Uit wat we van Van Sommelsdijck weten is niet aan te nemen dat hij zich zo ver weg nog erg gebonden achtte aan huwelijkstrouw. Een tijdlang is hij in de geschiedschrijving kritiekloos vereerd, en paste dit als een excuus voor zijn gedrag, maar inmiddels weten we beter. Het Essai Historique is een buitengewoon interessant werk, maar het is ook boordevol bijbedoelingen en moet met de nodige omzichtigheid gehanteerd worden. Onwaarschijnlijk is het natuurlijk geenszins dat er politieke motieven aan het huwelijk ten grondslag gelegen hebben. Het verhaal dat de hoogbejaarde weduwe nog in de veertiger jaren van de achttiende eeuw in Paramaribo bij de kleindochter van haar overleden echtgenoot ging logeren en deze ‘dochter’ noemde, wijst er op dat aan de verbintenis een emotionele kant heeft gezeten. Het verhaal van het gouverneurschap van Van Sommelsdijck was een tijdlang in de geschiedenisboekjes zo glorierijk en ridderlijk. In grote lijnen heeft kritisch bronnenonderzoek dat ruw ontluisterd. Het mag best opgevrolijkt worden door het romantische aspect van een interraciale liefde.

Pim van der Meiden

 

NOTEN

[1] Ik citeer de oorspronkelijke Franse tekst Essai Historique sur la colonie de Surinam: Paramaribo: 1788, première partie p. 42. Wolbers gebruikte de Nederlandse vertaling.

2 Het verhaal van Warren werd in het Nederlands vertaald in 1669, waarbij Suriname overigens in Afrika werd geplaatst. Die vertaling werd overgenomen in De Hollandse Mercurius van mei 1670. Suriname kwam nu wel in Amerika te liggen, maar werd omschreven als een eiland.

3 Uit overwegingen van preutsheid werd deze scabreuze tekst afgedrukt op een apart achter in het boek geplakt vel.

 

LITERATUUR                                                                                                             

Droste, C. 1879 Overblyfsels van Geheucgchenis (2 dln.) Leiden: Brill.

Oudschans Dentz, F. 1938 Cornelis van Aerssen van Sommelsdijck. Amsterdam: Van Kampen.

Rou, Jean, 1857 Mémoires inédites et opuscules de Jean Rou (1638-1711) ed. F.Waddington: Paris/La Haye: Agence de la Société de l’histoire du protestantisme François /Nyhoff. 1857. 2 vols.

Sijpesteijn C.A. van 1854 Suriname. ’s-Gravenhage: Van Cleef.

Wolbers, J. 1862 Geschiedenis van Suriname. Amsterdam: De Hoogh.

 

zie ook:

https://bukubooks.wordpress.com/2013/12/06/wolbers/

 

Share this:

  • Email
  • Facebook
  • Twitter
  • Print

Like this:

Like Loading...

Jeugdigen en doodstraf in Suriname

14 Sunday Sep 2014

Posted by Carl Haarnack in 19th century books, Dutch books

≈ Comments Off on Jeugdigen en doodstraf in Suriname

Tags

jurisdiction, plantages

Jeugdigen en doodstraf in Suriname. Twee arresten van het Gerechtshof in Suriname die in 1864 en 1875 ten uitvoer zijn gelegd. William L. Man A Hing. Orchid Press, 1999.

Op deze plek bespreken we normaal gesproken boeken uit de 18e of 19e eeuw. Maar ook boeken van recenter datum kunnen vaak interessante verhalen vertellen uit de oude tijd. William Man A Hing is jurist en Surinamist en heeft vele publicaties op zijn naam staan. Hij is een groot kenner van Surinaamse jurisprudentie met betrekking tot doodvonnissen die door het Hof van Justitie zijn uitgesproken in de periode 1837 tot 1975. Het interessante aan de publicatie van vonnissen in dat we een nauwkeurig beeld krijgen van het leven in die periode. Levens van slachtoffers, daders en getuigen worden uitgeplozen en in duidelijke taal beschreven. Het gaat dan niet om fictieve figuren die ontsproten zijn aan het creatieve brein van een auteur. Juist het feit dat het hier om echte levens van ‘normale’ mensen gaat maakt dat de geschiedenis zo tot leven komt.

Poelepantje, attributed to Hendrik DooyerPoelepantjebrug, Paramaribo. Collectie Rijksmuseum (Hendrik Dooyer)

In Jeugdigen en doodstraf in Suriname (1999) vertelt Man A Hing ons o.a. over de zaak van Joseph Nelson. Nelson is dertig jaar oud en wordt er van beschuldigd dat hij op 29 augustus 1874 op de weg over de Poelepantjebrug naar het Pad van Wanica met voorbedachten rade Heintje Els heeft aangevallen. Heintje Els was een ‘broodjongen’ van bakker Petzoldt die dagelijks de brug passeerde om zijn brood te venten. Hij was ongeveer twintig jaar oud. Nelson heeft hem verwondingen toegebracht met een stok en een houwer ten gevolge waarvan deze onmiddellijk overleed. Vervolgens heeft Nelson uit de zak van Heintje Els een portemonnee gestolen waar geld in zat.

Het lijk van Heintje Els werd in de modder van het Saramaccakanaal nabij de Poelepantjebrug gevonden door brigadier Gerrit Landsheer. De sectie wordt verricht door de districtsheelmeester Eduard Cabell. In de rechtszaak worden verschillende getuigen gehoord. De belangrijkste getuige is de twaalfjarige Willem Bosvelt die op het Pad van Wanica bij zijn moeder woont waar ook de verdachte inwoont. Hij werkte op die bewuste dag op de plantage Dijkveld en heeft ’s avonds gezien hoe Nelson de broodjongen met een dikke guavestok waaraan een knop zat een harde klap in de nek heeft gegeven. Heintje Els stortte ‘zonder enige ander geluid te geven dan “woi” voorover ter aarde’. Eerder had Bosvelt Galop en Foride Consant ontmoet bij de sluis van Livorno. En ook toen hij met Nelson bij Beekhuizen ging rusten moet Charles Ommen, die uit de stad kwam, hen gezien hebben. Getuige Johannis Gordon, bevriend met Heintje Els, verklaart dat deze die zaterdagmiddag op Dijkveld heeft gerust en dat de verdachte hem om een brood gevraagd had. Maar dat de broodventer dat weigerde om Nelson hem nog geld verschuldigd was van de vorige keer dat hij hem een brood gaf. Martha Bosvelt, haar moeder en de getuigen Paraat en Mentor Primo verklaarden dat Nelson een ‘zeer heftig karakter’ heeft. En zich te buiten gaat aan sterke drank. Martha en haar moeder zijn eerder door hem bedreigd en zelfs mishandeld.

WanicastraatPad van Wanica, Suriname

De verdachte Joseph Nelson ontkende alle beschuldigen. Hij heeft geen woorden gehad over een broodschuld met Heintje Els. Hij verklaarde dat hij na het ontvangen van zijn loon op plantage Dijkveld (vier gulden en tachtig centen) een ‘stoop’ dram gekocht heeft voor zestig centen, een fles liqueur voor vijftig centen en vijf en twintig centen aan rijst. Hij is naar eigen zeggen pas om half zes van Dijkveld vertrokken en beschuldigt alle andere getuigen van liegen. Maar het Hof acht het bewijs overduidelijk. Joseph Nelson, geboren te Berbice, wordt schuldig bevonden aan moord en wordt veroordeeld tot ‘de straffe des doods’. Het verzoek tot gratie wordt afgewezen omdat er geen enkele verzachtende omstandigheden te vinden zijn. Blijkens het proces-verbaal  van Procureur-Generaal, mr J.H. Gilquin, mr. A.C. Wesenhagen en Griffier J.M. Schuster, wordt Joseph Nelson op 1 maart 1875 op een daartoe opgericht schavot met een strop om de hals opgehangen op het erf aan de Wagenwegstraat.

Carl Haarnack

zie ook: https://bukubooks.wordpress.com/brand/

 

 

 

 

Share this:

  • Email
  • Facebook
  • Twitter
  • Print

Like this:

Like Loading...
logo

Enter your email address to subscribe to this blog and receive notifications of new posts by email.

Join 945 other subscribers

Recent

  • Tooneel des oorlogs. Lambert van den Bos (1675)
  • Kolonisatie van de Portugeesch Joodsche Natie in Suriname. Fred. Oudschans Dentz (1927)
  • Afrikanische Relikte und Indianische Entlehnungen in der Kultur der Buschneger Surinams. Lindblom (1924).
  • Nieu-Nederland versus Guajana. Otto Keye (1659/1672)
  •  Schaduwbeelden uit Suriname. Anna Ampt (1858).
  • Le Mercure historique (1750)
  • De Commandant van de Negerjagers. J.H. van Balen (1890)
  • Stedmans ´Narrative´ in de Buku collectie
  • Surinaamsche mengelpoëzy. P.F. Roos (1804)
  • Kleines Magazin von Reisen. J.G. Stedman (1800)
  • Beschrijving van Suriname. Van Sijpesteijn (1854)
  • Tagebuch einer Reise durch Holland und England. Sophie von La Roche (1788)

Koloniale Wereld Tentoonstelling Amsterdam (1883)

Wilhelmina van Eede

Categories

  • 17th century books
  • 18th century books
  • 19th century books
  • 20th century books
  • Bibliotheca Surinamica
  • Children's Books
  • Dutch books
  • English books
  • French books
  • Genealogie
  • German books
  • Indian diaspora
  • Italian books
  • Latin books
  • Law
  • medical
  • Parbode
  • Sranan Tongo Books

Paginas

  • Postcards from Suriname
    • Black in postcards
  • Albert Helman
  • Antiquariaat Buku
  • Bibliotheca Surinamica
    • Buku logo
    • Onzichtbaar erfgoed
    • OSO, tijdschrift voor Surinamistiek
  • Brand in Paramaribo
  • Chinezen in Suriname
  • De negerhut
    • Illustraties in vroege edities van Oom Tom
    • Oom Tom in andere talen
  • Duitsers in Suriname
  • Ebony in Suriname
  • Edgar Cairo
  • Een begrafenis
  • Ellen Ombre
  • Galerie Buku
  • Indianen in Suriname
    • In de schaduw van de tijger
  • Indiase diaspora
  • Joanna & Stedman
  • Joden in Suriname
    • David Nassy’s “Furlough” and the Slave Mattheus
  • Klassieke muziek
  • Les Habitants de Suriname
    • Les Indiens
    • Les Négres de Bois
    • Les Négres Sédentaires
  • Natalie Zemon Davis
    • Judges, Masters, Diviners: Slaves’ Experience of Criminal Justice in Colonial Suriname
    • Origins and uses of the creole languages in 18th century Suriname
  • Silvia de Groot
  • Slaven aan het woord
  • Slavernij Verbeeld
  • Stereotype kinderboeken
  • Surinaamsche Mengel-poëzy
    • Annette de Vries
  • Suriname in Wolfenbüttel
  • Surinamica verzamelen
  • Swart in Nederland
  • Voedsel
  • Vrouwen van Suriname
  • Welkom bij Buku
  • Wilhelmus Dortants (1855-1906)
  • Winti

buku

abolitionism Add new tag artsenij binnenland boeroes British Guiana democratie Duits Dutch EBG English expedities feest fiction flora & fauna Frans Guyana French genealogie German geschiedenis handel hindu hugenoten Illustrated Books india Indianen jews Judaica jurisdiction katholieken kinderboek Koloniale Staten koloniale tentoonstelling kolonisatie kunst Language manumissie maps marrons medical muziek Onderwijs photos plantages poetry politiek reizen religie religion Slavery Stedman stedmania theater tijdschriften travel West-Indies
  • German books

Blog at WordPress.com.

  • Follow Following
    • Buku - Bibliotheca Surinamica
    • Join 945 other followers
    • Already have a WordPress.com account? Log in now.
    • Buku - Bibliotheca Surinamica
    • Customize
    • Follow Following
    • Sign up
    • Log in
    • Report this content
    • View site in Reader
    • Manage subscriptions
    • Collapse this bar
 

Loading Comments...
 

    %d bloggers like this: