• Postcards from Suriname
    • Black in postcards
  • Albert Helman
  • Antiquariaat Buku
  • Chinezen in Suriname
  • De negerhut
    • Illustraties in vroege edities van Oom Tom
    • Oom Tom in andere talen
  • Duitsers in Suriname
  • Ebony in Suriname
  • Edgar Cairo
  • Een begrafenis
  • Ellen Ombre
  • Galerie Buku
  • Indiase diaspora
  • Joanna & Stedman
  • Joden in Suriname
    • David Nassy’s “Furlough” and the Slave Mattheus
  • Klassieke muziek
  • Les Habitants de Suriname
    • Les Indiens
    • Les Négres de Bois
    • Les Négres Sédentaires
  • Natalie Zemon Davis
    • Judges, Masters, Diviners: Slaves’ Experience of Criminal Justice in Colonial Suriname
    • Origins and uses of the creole languages in 18th century Suriname
  • Silvia de Groot
  • Slaven aan het woord
  • Slavernij Verbeeld
  • Stereotype kinderboeken
  • Surinaamsche Mengel-poëzy
    • Annette de Vries
  • Suriname in Wolfenbüttel
  • Surinamica verzamelen
  • Swart in Nederland
  • Voedsel
  • Vrouwen van Suriname
  • Welkom bij Buku
  • Wilhelmus Dortants (1855-1906)
  • Winti
  • Bibliotheca Surinamica
    • Buku logo
    • Onzichtbaar erfgoed
    • OSO, tijdschrift voor Surinamistiek
  • Brand in Paramaribo
  • Indianen in Suriname
    • In de schaduw van de tijger

Buku – Bibliotheca Surinamica

~ Library, archives & wunderkammer

Buku – Bibliotheca Surinamica

Tag Archives: kinderboek

Tomas en Maria (1824)

10 Monday Nov 2014

Posted by Carl Haarnack in 19th century books, Dutch books

≈ Comments Off on Tomas en Maria (1824)

Tags

Dutch, kinderboek

Tomas en Maria, of De jonge zwervers : een geschenk voor de jeugd. J. de Breet. Amsterdam: Gebroeders van Arum, 1824.

Kan een boek waarvan de hoofdpersonen nooit voet aan wal zetten in Suriname toch deel uitmaken van de Surinaamse bibliotheek? Tomas en Maria is een boek waarvoor de ene Surinamica-verzamelaar een moord zou doen, terwijl de ander er nog niet eens naar zou omkijken.

Afbeelding uit Tomas & Maria (1824)

 

Over de schrijver J. de Breet weten we eigenlijk weinig meer dan dat hij vertaler en huisonderwijzer in Arnhem was. Hij schrijft in zijn inleiding dat hij hoopt dat zijn boekje bijdraagt aan de gehoorzaamheid en liefde van kinderen ten opzichte van hun ouders of opvoeders. Het aankweken van deugd en ‘godsvrucht’ in de harten der jongeren is een edele taak die de auteur graag op zich neemt. In dit opzicht is De Breet een representant van het beschavingsoffensief dat zo kenmerkend was voor de 19e eeuw.

Afbeelding uit Tomas en Maria (1824)

Het verhaal gaat over Thomas en zijn zus Maria die resp. acht en zes jaar oud zijn als hun vader overlijdt. In zijn testament heeft hij een voogd aangewezen die op het wel en wee van de kinderen moet toezien én die het familiekapitaal moet beheren tot dat de kinderen volwassen zijn. Maar helaas behoorde deze voogd tot de slechtste soort mensen en muntte deze uit in ‘schraapzucht’. Hij eigende zich het vermogen van de kinderen grotendeels toe en toen zij wat ouder werden stuurde hij hen naar Suriname. Dit gebeurde onder het voorwendsel dat zij zo hun kennis van de wereld konden opdoen. De gouverneur van Suriname was een familielid van de voogd. Het schip komt echter nooit in Suriname aan. Het leidt schipbreuk en door een geluk worden de kinderen gered door een oude man, genaamd Senex, die ook op het schip zat. De drie weten de Afrikaanse kust te bereiken en worden gastvrij ontvangen door indianen(!). Gedrieëlijk reizen ze door Arabische landen waar ze vele avonturen beleven. Vreemd genoeg komen ze ergens bij de Rode Zee terecht en reizen via Egypte en Algiers weer naar Nederland. Senex blijkt zijn fortuin in Suriname vergaard te hebben maar is alles weer kwijtgeraakt door een onbetrouwbare compagnon. De voogd van Tomas en Maria blijkt op sterven te liggen, hij biecht zijn slechte plannen op en vraagt om vergiffenis. Uiteindelijk krijgen Tomas en Maria als erfgenamen van hun voogd nog meer dan waar ze recht op hadden.

De rode draad in het boek is de voorzienigheid en de hand van god die uiteindelijk altijd de eerlijken en de braven beloont. Suriname komt enkele malen in het boek naar voren. Interessant is natuurlijk vooral het levensverhaal van de oude Senex die zijn geluk beproefde in Suriname. Klaarblijkelijk werd Suriname zo aan het begin van de 19e eeuw nog gezien als een land waar je betrekkelijke eenvoudig en in korte tijd een fortuin kon vergaren.

Carl Haarnack

Titelblad Tomas & Maria (1824)

 

Share this:

  • Email
  • Facebook
  • Twitter
  • Print

Like this:

Like Loading...

De planter van Paramaribo. Eduard Gerdes (1891).

27 Sunday Oct 2013

Posted by Carl Haarnack in 19th century books, Children's Books, Dutch books, German books

≈ Comments Off on De planter van Paramaribo. Eduard Gerdes (1891).

Tags

Duits, German, Illustrated Books, Indianen, kinderboek, marrons, plantages, Slavery

De planter van Paramaribo, in: Agathos, of de wapenrusting Gods. E. Gerdes. Utrecht: J.H. van Peursem,  1891.

De lezers die deze blog al langer volgen herinneren zich misschien nog het stuk over Der pflanzer von Paramaribo (18 december 2011). Dit verhaal vond ik in een verhalenbundel voor de jeugd Aus fernen Welten. Geschichten und Bilder für die Jugend geschrieben (1891). De samensteller van deze bundel was A.H. Fogowitz maar het is zeker dat hij niet de auteur van dit verhaal was. Uit onderzoek weten we dat dit verhaal in ieder geval teruggaat tot 1833. Toen verscheen het in Bohemia: oder Unterhaltungsblätter für gebildete Stände (Nummer 1; no. 76;  25 juni 1833). In 1842 verscheen dit verhaal ook in ’Der Aufmerksame, ein Unterhaltungsblatt’. Hierin wordt gemeld dat dit gebaseerd is op een waar verhaal uit 1786. Verwezen wordt naar een Engels origineel van G.A. Dorn. En in  1872 duikt het verhaal op in een krant in Nieuw-Zeeland onder de titel: Only a nigger. In mijn promotie-onderzoek naar de representatie van Suriname in Duitse literatuur zal ik verder ingaan op de ontstaansgeschiedenis en achtergrond van dit merkwaardige verhaal.

Gerdes planter van paramaribo klein

Maar ik kan mij niet bedwingen nu alvast een bijzondere vondst met u te delen. Afgelopen vrijdag kreeg ik op de boekenmarkt op Het Spui in Amsterdam bij de kraam van Antiquariaat De Klikspaan (uit Leiden) een klein papieren boekje met gele omslag in mijn handen gedrukt: Agathos of de Wapenrusting Gods. De antiquaren van De Klikspaan, sinds jaar en dag belangrijke leveranciers van de collectie Buku Bibliotheca Surinamica, kennen mijn interessegebied en ik vermoedde direct iets bijzonders in handen te hebben. Toen ik de auteursnaam E. Gerdes zag staan wist ik dat er een link met Suriname moest zijn. Eduard Gerdes (1821-1898) was geboren in het Duitse Kleef en  verhuisde op jonge leeftijd naar Amsterdam. Hij werd opgeleid tot predikant en werkte onder de arme arbeidersgezinnen  op Kattenburg en Wittenburg. Dat ligt op een steenworp afstand van de plek waar de Buku collectie zich bevindt. Gerdes behoorde samen met P.J. Andriessen tot de belangrijkste kinderboekenschrijvers van de 19e eeuw. In 1867 verscheen van zijn hand  De kanten Zakdoek. Een verhaal uit den ouden tijd. Dit kinderboek dat deels in Suriname speelt is vele malen herdrukt en moet bijzonder beeldbepalend zijn geweest voor vele generaties Nederlandse jeugdigen.

Pflanzer von Paramaribo klein2

De eerste bladzijde van het kwetsbare gele papieren boekje was meteen raak: De planter van Paramaribo. In het zelfde jaar, 1891 dus, waarin het bundeltje van Fogowitz verscheen publiceerde hetzelfde verhaal onder zijn eigen naam. Nu komen we in de Europese literatuur, en dus ook in de Surinaamse bibliotheek, vaker plagiaat tegen. In de 19e eeuw was het niet vanzelfsprekend om bij vertalingen de naam van de oorspronkelijke auteur van het vertaalde werk te vermelden. Duitstalige literatuur was voor Nederlandse auteurs en uitgevers een enorme rijke bron waar gratis uit gegraaid kon worden.[i] Gerdes was mogelijk de vertaler van dit oorspronkelijk Duitse verhaal. Maar hij ging zelfs nog een stap verder. Net als Fogowitz veranderde hij zonder problemen de namen van de personages. Heette de wrede plantagedirecteur in 1833 nog Jansen Houtwyn, in 1891 maakte Fogowitz daarvan Jansen Hatwijn. Gerdes maakte daar weer van Jansen Hartwijn. De slaaf die Houtwyn uiteindelijk om het leven bracht gaf Gerdes de naam Tadlalak mee maar oorspronkelijk heette hij Fadlalah. Andere kleine feitjes worden ook aangepast. Heeft nu Gerdes de tekst van Fogowitz vertaald of baseerde hij zijn verhaal op de in 1833 gepubliceerde tekst? Er is reden om aan te nemen dat Gerdes zich baseerde op de tekst uit 1833 of 1842. Bij Fogowitz krijgt Fadlalah eerst 50 dan 100 en uiteindelijk 150 zweepslagen. Bij Gerdes lopen de zweepslagen op van 100 naar 200 en uiteindelijk tot maar liefst 300 zweepslagen, gelijk aan de 1833 tekst (hoewel er daar 250 ipv 200 worden genoemd).

De Duitse tekst uit 1833 verwijst in een voetnoot naar het in 1833 opgerichte Franse literaire tijdschrift L’Europe littéraire. Toch laat deze kwestie van de Planter van Paramaribo zien dat de beeldvorming over Suriname en de slavernij in de Nederlandse literatuur sterk beïnvloed is door de Duitse.

Carl Haarnack

 

[i] Dubbel Verlies. De eerste vertaling van Heinrich Heine’s Deutschland. Ein Wintermärchen in Nederland, in: Nederlandse literatuur in de romantiek 1820-1880. Marita Mathijssen. Nijmegen: Uitgeverij Vantilt, 2004.

lees ook:

https://bukubooks.wordpress.com/2011/12/18/pflanzer/

https://bukubooks.wordpress.com/2012/02/18/gerdes/

Gerdes planter van paramaribo Agathos cover kl

Share this:

  • Email
  • Facebook
  • Twitter
  • Print

Like this:

Like Loading...

Die Negerin in Guayana (1841)

30 Sunday Sep 2012

Posted by Carl Haarnack in 19th century books, Children's Books, German books

≈ Comments Off on Die Negerin in Guayana (1841)

Tags

Duits, German, Indianen, katholieken, kinderboek, plantages, Slavery

Die Negerin  in Guayana. Eine Geschichte aus dem nördlichen Südamerica. Der gesammten edleren Lesewelt, besonderes aber der reiferen Jugend. Erzählt  von dem Verfasser der Beatushöhle. Mit einem Stahlstiche. Regensburg, 1841. Verlag von G. Joseph Manz.

In de historische werken uit de Surinaamse bibliotheek kunnen we een onderscheid maken tussen de boeken van schrijvers die Suriname bezocht hebben en zij die hun fantasie hebben uitgeleefd. Die Negerin in Guayana hoort in die laatste categorie thuis. Wilhelm Bauberger (1809– 1883) was behalve arts ook een beroemd schrijver. Op zijn negentiende debuteerde hij met Die Beatushöhle. Daarmee oogstte hij zoveel roem dat bij zijn al latere werken de auteursnaam werd weggelaten en volstaan werd met ‘maker van Die Beatushöhle.’

Frontispiece Die Negerin in Guayana (1841)

Die Negerin in Guayana gaat over Blanca, een slavin op de plantage in Suriname. Het opperhoofd van de indianenstam, de Guaraunos, heeft gezworen wraak te nemen op Blanca. Deze Huaracriou, bijgenaamd De Gele Slang, had geprobeerd Blanca over te halen te vluchten van de plantage. Het lot van de vluchteling is, zo stelt hij, draaglijker dan dat van de gevangene. Hij beloofde haar te beschermen tegen de blanke vijanden die haar uit Afrika hadden geroofd. Maar Blanca antwoordt dat ze liever de ketenen van de slavernij draagt en vertrouwt op God. De god die Huaracriou niet wil kennen. Ze stelt dat haar meester een milde planter is die goed is voor zijn slaven. Huaracriou zweert de smaad die hem is aangedaan te wreken. Hij zal als Blanca ooit een zoon zal baren en wanneer deze zonder de zorg van zijn moeder kan, haar door een giftige pijl doden.

Guaraunos indianen (Venezuela)

Blanca krijgt een zoon met een Albino en als deze zelfstandig wordt komt Huaracriou inderdaad om haar te doden. Maar de aanslag mislukt. In een vergadering met stamoudsten wordt besloten tot een list. Als er op de plantage waar Blanca slavin is een feest wordt gehouden steelt Huaracriou een kostbare ketting en een ebbenhouten kistje van de vrouw van de plantage eigenaar. Dat verbergen ze vervolgens onder de hangmat van Blanca en bedekken het met bladeren. Huaracriou gaat vervolgens bij de gouverneur in Paramaribo langs en vertelt dat hij gezien heeft dat een slavin het kistje heeft gestolen op de plantage. Gerechtsdienaren van de gouverneur doorzoeken slavenhutten. Ze vinden natuurlijk het kistje bij Blanca. Die wordt met de handen op de rug gebonden en naar Paramaribo afgevoerd.

Op diefstal staat de doodstraf. Dan volgt een interessant anti-koloniaal verweer als Blanca zegt: “Waarom bestraffen jullie jezelf niet met de dood? Wij slaven zijn gestolen waar. Men heeft ons geroofd in ons vaderland (“Ihr aber habt uns gekauft, und verdienet darum den Tod nach euren eigenen Gesetzen).”

Die zal worden voltrokken door een beet van de gele slang. De gouverneur stuurt zijn manschappen naar Huaracriou’s stam met het verzoek met een gele slang naar de stad te komen. Blanca’s zoon weet inmiddels dat de bladeren en bast van een bepaalde struik (Bauberger noemt deze struik Quaco!) goed werken tegen de beet van de gele slang. Hij laat haar hier van eten. Als Huaracriou de gele slang op Blanca’s borst plaatst gutst het bloed al snel uit haar. Maar tien minuten later staat ze springlevend weer op. De bevolking is door het dolle heen. Huaracriou knielt voor Blanca neer en zegt: “Nu weet ik dat de God tot wie Blanca bidt de enige is en de ware die bescherming biedt”. Hij bekent de diefstal en biedt Blanca zijn tomahawk aan om hem te doden. Maar geheel in de 19e eeuwse christelijke traditie zegt Blanca: “Der gütige heiland hat gelehrt: Richtet nicht, damit auch ihr nicht gerichtet werdet!”

Blanca krijgt de vrijheid van haar meester die haar een stuk grond geeft met een huis. Daar leeft zij met Huaracriou die een vader wordt voor haar zoon. Zij zorgt als een moeder voor zijn zonen.

Die Negerin in Guayana is een interessant 19e eeuwse roman waarin de christelijke boodschap verbonden wordt met het goede meesterschap. De slaven krijgen christelijk onderricht en belonen de plantage-eigenaar met loyaliteit. Blanca is liever slavin dan vrij onder de heidense indianen. Het staat bol met vooroordelen over de wilde onbeschaafde indianen die wraakzuchtig en trots zijn. Bauberger heeft zijn beeld van de indianen gebaseerd op de literatuur die hem ter beschikking stond. Gezien zijn grote populariteit zal hij op zijn beurt wellicht voor vele generaties het beeld van ‘de indiaan’ en de slavernij in Suriname mede bepaald hebben.

Carl Haarnack

Titelblad Die Negerin in Guayana

Huis van Wilhelm Bauberger in Thannhausen (Duitsland)

Share this:

  • Email
  • Facebook
  • Twitter
  • Print

Like this:

Like Loading...

De jonge boschneger door Elise van Calcar (1850)

15 Sunday Jul 2012

Posted by Carl Haarnack in 19th century books, Children's Books, Dutch books

≈ Comments Off on De jonge boschneger door Elise van Calcar (1850)

Tags

EBG, fiction, Illustrated Books, kinderboek, plantages

De jonge boschneger. In: Uit verre landen en van nabij. Verhalen voor de jeugd. door Elise. Amsterdam: G.W. Tielkemeijer, 1850.

Elise is het pseudoniem van Elise van Calcar-Schiotling (1822-1904), geboren als Eliza Carolina Ferdinanda Fleischacker. Niet alleen was zij schrijfster en pedagoge maar ook een voorvechtster van vrouwenrechten.  Later zou zij na een ontmoeting met gravin Bertha von Marenholtz een propagandist worden van de ideeën van Friedrich Fröbel over opvoeding van jonge kinderen. In 1841 gaf ze haar baan in het onderwijs op om gouvernante te worden. In deze periode sloot zij zich aan bij dichter Isaac da Costa en het Réveil die pleitten voor het terugbrengen van de christelijk waarden in de maatschappij.

Elise van Calcar, door A.J. Ehnle/P. Blommers (www.dbnl.nl)

De verhalenbundel Uit verre landen en van nabij (1850) is dan ook doordrenkt van een christelijke geloofsovertuiging. Maar behalve het uitdragen van een religieuze boodschap schept Elise ook voor de Nederlandse jeugd een onbekende en veraf gelegen wereld. Het  verhaal De jonge boschneger past perfect in de traditie van ‘imaginary travel’ die in de 19e eeuw een hoge vlucht nam. Elise begint het verhaal dan ook letterlijk als een denkbeeldige reis:  “Zonder schepen steken wij thans den grooten Atlantischen Oceaan over, en verplaatsen ons in gedachten in de onmetelijke wouden van Zuid-Amerika;  daar, waar aan het bovenste gedeelte van de Suriname-Rivier de stam der Auka-Negers woont.”

In de binnenlanden van Suriname leven de vrije negers in vrede, zo schrijft van Calcar, maar zij doen nog steeds aan afgoderij en bijgeloof. Als in 1837 een zendeling van de Herrnhutters na lange tijd weer op bezoek komt ‘vond hij bij vele negers een hartelijk verlangen naar Christelijk onderrigt.’ Een oude dorpsbewoner genaamd Joannes had al die jaren een paar dorpelingen voorgelezen uit het Oude Testament terwijl vele anderen ‘tot de onzinnigste afgodsdienst terug zonken.’ Joannes vraagt de zendeling hem te helpen de jonge Maziza te beschermen. Maziza’s vader is van plan om, opgehitst door zijn broer Simba de ‘piajoman’, zijn zoon te vermoorden. Want Maziza, een trouwe bezoeker van de godsdienst bijeenkomsten geleid door Joannes, verzet zich tegen de afgoderij. Lange tijd heeft Joannes Maziza kunnen verbergen en beschermen maar nu hij oud wordt voelt hij zijn krachten afnemen.

Besloten wordt Maziza naar de zendelingen in Paramaribo te sturen. Door een hevige storm wordt de korjaal de stroom opgedreven en Maziza zwemt naar de oever om hulp te halen. Daar komt hij afgemat en moe in de bossen Charlotte tegen, de dochter van een plantagedirecteur. Op de plantage krijgt hij een baantje als bediende. Daar komt hij weer de zendeling tegen die hij eerder bij Joannes ontmoet had. Deze had ondertussen het dorp van de familie van Maziza bezocht. Daar beloofden Maziza’s moeder en zusters de ‘Obias’ te laten varen. De vader van Maziza belooft zijn zoon geen kwaad te doen (hij beklaagde zich over het feit dat hij nu in zijn eentje het hout moest hakken!). Maziza wordt  weer verenigd met zijn familie. Na enige tijd in zijn dorp te hebben doorgebracht keert hij weer terug naar de plantage van Charlotte. Zijn jongste zus Minka nam hij mee om als bediende van Charlotte te werken. Uiteindelijk werd door de zendelingen de nederzetting Nieuw-Bambey nieuw leven ingeblazen. De vader van Maziza liet zich bekeren tot het Christelijk geloof.

Maziza en Charlotte (Steendruk door P.W.M. Trap)

Van Calcar schreef weliswaar een fictief verhaal maar ze moet goed op de hoogte zijn geweest van de berichten van de Herrnhutter zendelingen. Zo noemt zij het geboortedorp van Maziza Rodidatti waarin gemakkelijk Redidotti wordt herkend. In Gingeh, zo schrijft Van Calcar, heeft hij voor het eerst kennisgemaakt met het Christendom. Gingee was een missiepost van de Evangelische Broedergemeente (EBG). In 1845 bezocht de Noorse Herrnhutter Otto Tank (1800-1864) de post Gingee Bambey.

Het is op zijn zachtst gezegd wonderlijk te noemen dat de vrije Maziza en Minka vrijwillig als bedienden op de plantage van Charlotte’s vader gaan werken. Alsof zij daarmee de slavernij aanvaarden. Ver op de achtergrond, klinkt de gedachte door dat bekering tot het Christendom een voorwaarde is voor de emancipatie van slaven. De slavernij zelf en de mensonterende omstandigheden waarmee deze gepaard gaat komen in het verhaal volstrekt niet aan de orde. Laat staan dat er een pleidooi wordt gehouden voor de afschaffing van de slavernij.

Carl Haarnack

Cover Uit verre landen en van nabij. Verhalen voor de jeugd

Share this:

  • Email
  • Facebook
  • Twitter
  • Print

Like this:

Like Loading...

De kanten zakdoek door E. Gerdes (1867)

18 Saturday Feb 2012

Posted by Carl Haarnack in 19th century books, Children's Books, Dutch books, Parbode

≈ Comments Off on De kanten zakdoek door E. Gerdes (1867)

Tags

kinderboek, plantages, religie, Slavery

De kanten Zakdoek. Een verhaal uit den ouden tijd. door E. Gerdes. Leiden: A.W. Sijthoff, 1867.

Eduard Gerdes (1821-1898) was geboren in het Duitse Kleef maar verhuisde op jonge leeftijd naar Amsterdam. Hij werd opgeleid tot predikant en werkte onder de arme arbeidersgezinnen  op Kattenburg en Wittenburg. Gerdes behoorde samen met P.J. Andriessen tot de belangrijkste kinderboekenschrijvers van de 19e eeuw. De kanten zakdoek is één van zijn bekendste titels die honderd jaar na het verschijnen nog werd herdrukt.

Dit verhaal speelt ergens aan het eind van de 17e eeuw in een grote Nederlandse stad. De hoofdfiguur , Pieter van Delft, is een straatarm en moet bedelen en stelen om aan de kost te komen. Hij ziet hoe een rijke dame haar dure kanten zakdoek, met parels en gouddraad versierd, uit haar koets laat vallen. Pieter grist de zakdoek weg maar wordt door de knecht van deze mevrouw Van Polslagen in de kraag gegrepen. In plaats van hem over te dragen aan de schout besluit zij Pieter een kans te geven op het rechte pad te komen. Zelf heeft zij een zoon genaamd Julius, die niet wil deugen en die haar veel verdriet bezorgd. Ze brengt Pieter onder bij Saartje, een vroedvrouw, waar hij leert lezen en schrijven. Uiteindelijk neemt hij dienst op een schip. Achttien jaren verstrijken en Pieter is inmiddels kapitein op een schip dat in dienst van de Staten van Zeeland op West-Indië vaart. Hij laat even van zijn mannen op zoek gaan naar zijn weldoenster, mevrouw van Polslagen. Daarvan verneemt hij dat zij het grootste deel van haar vermogen aan haar zoon heeft opgeofferd en ergens in eenzaamheid haar laatste dagen slijt. Waar weet niemand.

Eduard Gerdes

Van Delft arriveert met zijn schip in Paramaribo. Nu wordt het voor ons pas echt interessant. Op dat moment was er op twee plantages een slavenopstand uitgebroken. Hij krijgt opdracht om met zestig van zijn manschappen naar de opstandelingen te gaan. Hij doet dat met tegenzin want hij weet ‘dat zij (de slaven, ch) hoofdzakelijk alleen door onmenschelijke wreedheden’ tot hun gewelddadigheden gekomen waren. Gerdes keurt de slavernij af en toont begrip voor de acties van de opstandige slaven. Voor zijn beschrijvingen van de slechte behandeling van de slaven put hij overduidelijk uit het werk van Stedman. Kapitein Van Delft arriveert net op tijd om de vrouw en kinderen van de plantage-eigenaar te ontzetten. Ook red hij het leven van de wrede blank-officier. Dit blijkt Julius van Polslagen te zijn, de zoon van de vrouw die Pieter van Delft gered heeft van de bedelstand. Na terugkeer in Nederland slagen Pieter en Julius er in mevrouw Van Polslagen te vinden.

De kanten zakdoek heeft een sterk moraliserende toon en is doorspekt met bijbel teksten. Hoewel Gerdes op basis van zijn geloof de slavernij verwerpt heeft hij duidelijk geen hoge pet op van de slaven. Ze praten gebrekkig en krom Nederlands (de slavin Sally: “Ik hare twee kinderen gevonden en gered heb.”). Ook in het anti-semitisme is niet van de lucht (… “daar waar kostbaarheden, parelen, juweelen, gouden en zilveren voorwerpen aan de meestbiedende ter veiling liggen, daar vindt de jood de ware negotie”). De kanten zakdoek is wel een boek dat gedurende meer dan honderd jaar lang beeldbepalend is geweest voor vele generaties jongeren.

Carl Haarnack

 

(www.dbnl.nl)

 

 

Share this:

  • Email
  • Facebook
  • Twitter
  • Print

Like this:

Like Loading...

J.J.A. Goeverneur (1883)

25 Sunday Dec 2011

Posted by Carl Haarnack in 19th century books, Children's Books, Dutch books, Parbode

≈ Comments Off on J.J.A. Goeverneur (1883)

Tags

kinderboek, plantages, religie, Slavery

De heele wereld rond. Een Leesboek tot bevordering van Natuur-, Landen- en Volkenkennis. Ten dienste der Volksschool. J.J.A. Goeverneur. Groningen: Noordhoff & Smit, 1883. 

Jan Jacob Antonie Goeverneur (1809-1889) was een Nederlandse letterkundige. Hij was een veelschrijver  en schreef gedichten en boeken en vertaalde veel literatuur in het Nederlands, Frans, Zweeds, Duits en Italiaans. Voor kinderen maakte hij fabels en liedjes, schoolboeken en boeken over de natuur.

Paramaribo, illustratie uit De heele wereld rond (1883)

Dit boekje is voor ons belangrijk omdat er een stuk in staat met de titel In de Hoofdstad van onze West. Goeverneur is nooit in Paramaribo geweest maar laat een schrijver aan het woord die voor de Nederlandse schooljeugd een gedetailleerd beeld van Suriname schetst. Wie wil weten wat Nederlandse kinderen aan het eind van de 19e eeuw over Suriname leerden doen er goed aan het boekje van Goeverneur te lezen.

Over de afschaffing van de slavernij is Goeverneur kort en zakelijk. Opmerkelijk is dat hij stelt dat veel slaven zich na het tienjarige staatstoezicht na afschaffing van de slavernij zich bij de ‘boschnegers’ voegden. Het grote gebrek aan werkkrachten is volgens hem de reden dat Suriname niet meer voorspoed heeft: “De neger is juist geen groote vriend van het werk: een kleine hoek gronds, met eene heel eenvoudige woning er op, levert voor zijne geringe behoeften genoeg, en als hij zich dat kan verschaffen zonder in dienst van een’ Europeaan te gaan, blijft hij liever zijne volle vrijheid genieten.” De straten zijn slecht onderhouden en de meeste huizen zijn zeer verveloos. De huizen hebben aan de achterkant een ‘tuin’ waar men een aantal kleine woningen vindt die waarschijnlijk een overblijfsel zijn uit de slaventijd toen iedere burger een ‘aanzienlijk getal slaven moest huisvesten en onderhouden’. Die arme burgers toch, zou je bijna denken.

In 1874 werd ter gelegenheid van het 25-jarig jubileum van Koning Willem III prijzen uitgeloofd aan ‘negerwerklieden’ die zouden uitmunten in het aanleggen van wegen en het graven van sloten in het westelijke uitbreidingsgebied van de stad. Dit gebied kreeg de naam het Plein van 12 Mei mee (Van Idsingastraat, ch). De bewoners waren vrije en welvarende lieden die er ‘hunne hutten en tuinen netjes onderhouden’.

Goeverneurs’ boekje verscheen twintig jaar na de afschaffing van de slavernij. In Nederland wist men nauwelijk iets over Suriname. De schrijver blijkbaar ook niet want hij durft te beweren dat wie midden op de brede Surinamerivier vaart zich op een Hollandsche rivier zou kunnen wanen. Dit boekje past in een lange traditie van schrijfsels en napraterij over Suriname die op basis van verhalen uit derde hand tot stand kwamen. Maar wel één waar generaties scholieren mee werden opgezadeld.

Carl Haarnack

illustratie uit De Ooievaars

De Ooievaars.  J.J.A. Goeverneur. Leiden: A.W.  Sijthoff, ca. 1890(?)

Goeverneur vertaalde veel sprookjes en kinderverhalen. Mogelijk is dit een vertaling/bewerking van werk van H.C. Andersen. In De Ooievaars vinden we een verhaal met de titel ‘De Neger’. Het verhaal gaat over de kleine Otto wiens oom uit ‘Amerika’ terugkeert en een kleine ‘Moorenjongen’ meeneemt. Otto is bang voor de zwarte jongen. Maar deze stelt hem gerust: “Ik heb een vader en een moeder gehad, evenals gij. […] “Wij hebben één Vader in den hemel, en dat is de goede God.” Na korte tijd hadden de beide jongens ‘elkander zoo lief dat zij als broeders met elkaar omgingen.’

Share this:

  • Email
  • Facebook
  • Twitter
  • Print

Like this:

Like Loading...

Marie en Pauline (1856)

06 Sunday Nov 2011

Posted by Carl Haarnack in 19th century books, Children's Books, Dutch books, Parbode

≈ Comments Off on Marie en Pauline (1856)

Tags

fiction, Illustrated Books, kinderboek, Slavery

Marie en Pauline of Nederigheid en Hoogmoed. Door P.J. Andriessen. Amsterdam : J.D. Sybrandi, 1856.

Pieter Jacob Andriessen (1815-1877) was onderwijzer en schrijver van kinderboeken. In zijn kinderboeken probeerde hij de jeugd iets bij te brengen over historische onderwerpen en verre oorden. Marie is bijna drie als zij met haar moeder vanuit Europa richting Cuba vaart waar haar vader een handelsfirma leidt. Het schip lijdt schipbreuk  Marie is de enige overlevende die op de kust van Suriname aanspoelt. De slaaf Cesar die voor zijn meester de plantage Zeerust had bezocht, vond Marie bewusteloos op het strand. Hij neemt haar mee terug naar huis, naar de plantage Vredenoord. Maar eerst steelt hij het gouden met diamanten bezette medailjon dat om de hals van Marie hing. Want, zo stelt de schrijver : « De negers zijn goedhartig, maar diefachtig in den hoogsten graad. »

De eigenaar van de plantage en zijn vrouw, hebben een dochter Pauline die ongeveer net zo oud is als Marie. Ook hebben ze twee zonen, Johan en Henry. Cesar en de slaven van de plantage wordt verboden met iemand over Marie te praten. Zij wordt opgevoed als een eigen kind van het echtpaar Vrede. Marie ontwikkelt zich tot een zorgzame lieve jonge meid terwijl Paulien hooghartig en neerkijkt op de slaven. Zo wil Pauline het jonge slavenmeisje Arabella tuchtigen met de zweep. Marie slaagt er echter in door middel van geduld en liefde het vertrouwen van Arabella te winnen. Ook neemt zij het vaak op voor de slaven. Vlak voor Cesar sterft hoor Marie hoe zij in Suriname terecht kwam en ontvangt ze het medailjon met de foto’s van haar echte ouders. Als Marie achttien jaar oud is vertrekt ze met ‘haar’ moeder, broers, zus en Arabella naar Amsterdam.  Door een toeval ontmoet ze daar echt haar ‘echte’ vader die schatrijk is.

Marie en Pauline laat wel de verschrikkingen van de slavernij zien maar tegelijkertijd worden de slaven als dom en onbetrouwbaar geportretteerd. Ze praten op de koop toe ook nog krom en gebrekkig Nederlands. Over afschaffing van de slavernij wordt, zoals in de Hut van Oom Tom wel het geval is, met geen woord gerept. Sterker nog ; de slaven dienen hun meesters te gehoorzamen. En dat terwijl het niet moeilijk is om in Marie de goedhartige Eva uit de Hut van Oom Tom te herkennen. De slavenmeid Arabella is onmiskenbaar gebaseerd op de stereotiepe Topsy uit hetzelfde boek. Andriessen eindigt zijn boek met de boodschap dat God de hooghartigen zal weerstaan en genade schenkt aan degene die nederig van hart is. Wie in dit boek zoekt naar interessante achtergrond informatie over Suriname komt bedrogen uit. Suriname dient alleen als een decor voor zijn stichtelijke boodschap. Wie zich interesseert voor het mechanisme hoe via kinderboeken een neerbuigend en stereotiep beeld van zwarte mensen aan  het publiek in Europa werd gepresenteerd, kan met dit boek zijn hart ophalen.

Carl Haarnack

Share this:

  • Email
  • Facebook
  • Twitter
  • Print

Like this:

Like Loading...

Dick Boldhero

28 Friday Oct 2011

Posted by Carl Haarnack in 19th century books, English books, Parbode

≈ Comments Off on Dick Boldhero

Tags

kinderboek

Dick Boldhero ; or a tale of adventures in South America. By the author of Peter Parley’s tales (=Samuel G. Goodrich). New York : Sheldon & Company, 1859.

Van Dick Boldhero zullen weinig mensen in Suriname maar evenmin in Nederland gehoord hebben. Toch groeiden er hele generaties Amerikanen in de 19e eeuw op met de avonturen van Dick Boldhero. De schrijver Samuel G. Goodrich (1793-1860) was boekverkoper en uitgever. Daarnaast was hij ook lid van de Senaat in Massachusetts en tussen 1851 en 1853 Amerikaans consul in Parijs. Hij was zeer succesvol met de boeken die hij voor de jeugd schreef en vergaarde zo een enorm fortuin. Vaak gebruikte hij daarbij het pseudoniem Peter Parley. Zijn boeken omvatten spannende reisverhalen, waarin geschiedenis, natuurwetenschappen en geografie een belangrijke, educatieve, rol speelden.

Dick Boldhero beschrijft hoe hij in in Suriname terecht kwam:

“Being  now about seventeen years old, and having the reputation of being a pretty good sailor, I was offered a berth on board a vessel that was going to Surinam, a Dutch settlement in South America. This I accepted, not only because the pay was liberal, but I had a vague notion that I might there hear something of my uncle Ben; for we had always understood that when he left St. Domingo he sailed for that place. My mother seemed always to have a kind of faith that he was alive, and she hoped I might hear of him at Surinam.”

Dick Boldhero neemt als 17 jarige een baantje aan op een schip dat vanuit Amerika naar Suriname vertrekt. Daar hoopt hij een teken van leven te krijgen van zijn oom Ben. Deze oom in na oproer in Port-au-Prince (Haïti) spoorloos verdwenen. Dick is onder de indruk van Paramaribo. De brede straten met aan weerszijden verschillende bomen die sinasappels dragen of citroenen of tamarinden. De bevolking is buitengewoon divers; hij ziet er planters, soldaten, zeemannen uit alle hoeken van de aarde, joden, indianen en ´negroes´. Hij gaat te voet op zoek naar een Engelsman die ergens aan de Surinamerivier moet wonen. Op zijn tocht komt hij natuurlijk in aanraking met kaaimannen, miereneters, reuzenvleermuizen en apen dieren. Net als een anaconda op het punt staat hem aan te vallen wordt hij gered door een marron op een paard (!). Deze neemt hem mee naar ´Marrontown´ waar hij liefdevol wordt opgevangen. Boldhero ontdekt dat zijn oom die valselijk is beschuldigd van fraude onschuldig is. Hij weet dat aan te tonen en ondekt zijn oom uiteindelijk in het stadje Barra, midden in het Amazone-gebied. Hij trouwt met de dochter van oom Ben; ´a very handsome black-eyed girl.´ Haar huidskleur was ´extremely dark´. Wellicht was zij verwekt bij een slavin.

Hoewel dit boek fictie is geeft Goodrich een zeer geloofwaardig beeld van het 19e eeuwse leven in Suriname. Duidelijk is dat hij grondig onderzoek heeft gedaan. Hij neemt weliswaar geen afstand van de slavernij maar hier en daar klinkt toch een zekere empathie door. Belangrijkste reden waarom dit aardige boekje een ereplaats verdient in de Surinaamse bibliotheek is omdat het één van de weinige vroege Amerikaanse romans is waarin Suriname centraal staat. Naar de invloed op de Amerikaanse beeldvorming van Suriname kunnen we slechts gissen. Zou Harriet Beecher Stowe (1811-1896), de schrijfster van de Hut van oom Tom, het gelezen hebben? Zij overleed in Hartford, vlakbij de plek waar Dick Boldhero opgroeide.

Carl Haarnack

Share this:

  • Email
  • Facebook
  • Twitter
  • Print

Like this:

Like Loading...

De geschiedenis van Simon Blaauwkool.

08 Thursday Sep 2011

Posted by Carl Haarnack in 19th century books, Children's Books, German books, Parbode

≈ Comments Off on De geschiedenis van Simon Blaauwkool.

Tags

fiction, German, kinderboek, Slavery

De geschiedenis van Simon Blaauwkool. C.G. Salzmann. Amsterdam: Johannes van der Hey, 1813 

Christian Gotthilf Salzmann (1744-1811) was een bekende Duitse pedagoog die veel opvoedkundige werken en romans op zijn naam heeft staan. De geschiedenis van Simon Blaauwkool is één van zijn minder bekende romans. Maar daarom niet minder belangrijk.

De Duitser Simon komt min of meer toevallig in Suriname terecht. Omdat hij groot en sterk is én omdat hij kan lezen en schrijven wordt hij door de plantage-eigenaar Jessen aangenomen als blankofficier. Op de plantage worden de slaven slecht behandeld. “Het zijn honden en kunnen alleen met de zweep beteugeld worden”, zegt Jessen. Simon Blaauwkool heeft hier hele andere gedachten over. Hij behandelt ze met respect en geeft ze af en toe een ‘mutsje rum’ en laat ze ook de ruimte op hun eigen kostgrondje te werken. De slaven dragen hem op handen en werken veel harder dan bij de andere opzichters. Dat zet natuurlijk kwaad bloed. Ze beramen een aanslag op Simon Blaauwkool. Maar de slaven krijgen lucht van deze plannen en redden zijn leven. De planter Jessen overlijdt en nu eisen de opzichters van de weduwe dat Blaauwkool de laan uit wordt gestuurd. De weduwe is eigenlijk zeer tevreden over hem maar is ook bang voor de wrede opzichters. Zij vraagt Simon ten huwelijk waardoor hij nu plantage-eigenaar is. Zo wordt het ‘humane’ regime voortgezet en mogen de slaven zelfs sparen om zich vrij te kopen en zich als vrije arbeider op de plantage te vestigen. Aan het eind van het verhaal, als zijn vrouw en dochter zijn overleden, keert Simon Blaauwkool terug naar Duitsland.

De auteur Salzmann is nooit in Suriname geweest. Toch heeft hij met zijn roman bijgedragen aan de beeldvorming in Europa (Nederland en Duitsland vooral) over de slavernij in Suriname. De behandeling van de slaven die Salzmann beschrijft is bijzonder slecht. Zo slechts zelfs dat de vertaler, de Nederlandse predikant Willem Ockerse (1760-1826), zich genoodzaakt voelt om in een voetnoot duidelijk te maken dat niet alle Hollandse planters zo zijn en dat de slechte reputatie niet alleen Hollandse planters geldt. De manier waarop de vertaler hier uit zijn, normaal gesproken toch anonieme, rol stapt is toch op zijn zachts gezegd opmerkelijk te noemen. Maar Salzmanns boeken werden in zeer brede kring gelezen. En na Oroonoko (Behn), Candide (Voltaire) en Stedman zou een ongenuanceerd negatief beeld van Salzmann van de behandeling van slaven in Suriname misschien net iets te veel zijn.

Carl Haarnack

 

*****

*****

Geschichte Simon Blaukohl’s. Christ. Gotth. Salzmann. Stuttgart: Hoffmann’sche Verlags- Buchhandlung, 1846.

De eerste Duitse editie van dit boek verscheen in 1811, het jaar waarin Salzmann overleed. De eerste Nederlandse editie verscheen in 1813 gevolgd door een tweede in 1830. Voor wie een goede analyse wilt lezen van dit boek en het belang er van wilt begrijpen moet beslist het uitstekende proefschrift lezen van Bert Paasman, Reinhart: Nederlandse literatuur en slavernij ten tijde van de Verlichting. Universiteit van Amsterdam, 1984. Een must voor iedereen die belangstelling heeft voor romans waarin slavernij een rol speelt.

Share this:

  • Email
  • Facebook
  • Twitter
  • Print

Like this:

Like Loading...

Stereotypen in kinderboeken

15 Monday Aug 2011

Posted by Carl Haarnack in 20th century books, Children's Books, Dutch books

≈ Comments Off on Stereotypen in kinderboeken

Tags

kinderboek

Op deze webpage laten we u een aantal speciale kinderboeken zien uit de Buku-collectie. Deze collectie omvat honderden kinderboeken waarin zwarte personages worden afgebeeld. Sommige zijn meer dan honderd jaar oud.

Het gaat hier om stereotypen in kinderboeken. Mensen met een donkere huidskleur worden op neerbuigende wijze Dat is eerder regel dan uitzondering voor boeken die vóór de jaren ’70 van de vorige eeuw verschenen. Little Black Sambo of Epaminondas zijn hier duidelijke voorbeelden van.

Negatieve beeldvorming veroorzaakt een negatieve houding. Daarom is het zaak dat scholen en bibliotheken hun collectie jeugdliteratuur schonen. Boeken als ‘Een Neger in het Dorp’ dragen, hoe goed misschien ook bedoeld, bij aan stereotypering.

Al deze boeken zeggen weinig of niets over de ‘zwarte personages’ die er in voorkomen. Het zegt wel veel over hoe men in Nederland (of Amerika) tegen mensen met een andere huidskleur aankeek. Daarom laten wij deze boeken óók zien. Ze vormen onderdeel van ons culturele erfgoed.

Carl Haarnack


Joe de gauwdief verscheen tussen 1925 en 1947 als stripboekje dat als reclame verspreidt werd door de Zeepfabriek De Klok uit Heerde. Dit boekje in een klassiek voorbeeld van stereotypering van zwarte mensen  in kinderboeken. Joe wordt betrapt op diefstal. In dit boekje wordt ook de vaker voorkomende link tussen een donkere huidskleur en het gebruik van zeep gelegd.

Een klassieker: Tien kleine negertjes. Dit kinderboek verscheen in vele verschillende edities vanaf ca. 1875. Deze boeken verschenen in allerlei vormen en maten. Tien, negen, of (zie onder) drie nikkertjes of negertjes. De oudste variant in mijn verzameling is : De 9 kleine nikkertjes (De negen kleine nikkertjes). Amsterdam : J. Vlieger, ca 1880-1890. Drukker: Amsterdam : Ellerman, Harms & Co. 12 bladen met gekleurde litho’s. Niet in Brinkman. Dit exemplaar is in slechte staat en met tape beplakt. Tien kleine negertjes en alle andere variantren zijn gebaseerd op Ten little negro boys dat in Amerika rond 1870 verscheen.

De 9 kleine nikkertjes (ca. 1875) was nu juist geen versie is van de 10 kleine nikkertjes waar steeds een figuur verdwijnt, maar een ‘mockery’ (bespotting), zoals in Brown gold wordt beweerd. In de tijd van verschijnen werd de blanke lezer duidelijk gemaakt dat dit een ‘verkeerde wereld’ was, waar heel hard om gelachen kon worden.

Prentenboek met op elk blad twee tekeningen, bovenaan groot, onderaan kleiner, met daaronder twee en vier regels rijmende tekst. Beeldverhaal over de belevenissen van een rijke westers geklede zwarte familie in een blank land. De kleine nikkertjes vermaken zich aan het strand van Scheveningen, gaan naar kostschool, leren van blanke docenten rekenen schrijven enzovoort, na school spelen ze o.a. croquet, en in de kerstvakantie gaan ze naar huis. Ze gaan uit rijden in een koets, eten taartjes, gaan naar feesten en een danspartij. Ze vatten kou, worden weer beter en gaan naar een ‘toover pantomien’. Ze spelen zelf ook toneel: Othello, en vieren oudjaar, Aan de inhoud te zien zijn de afbeeldingen van Engelse herkomst. Op de voorkant een afbeelding van twee blanken die zich zo te zien welwillend richten tot een zwarte familie bestaande uit negen mensen. Volgens het boek ‘Brown Gold’is dit boek een ‘mockery’, een bespotting (beschrijving Koninklijke Bibliotheek).

Eén van de eerste reclame-stripfiguren is ‘Pijpje Drop’, van P. Koenen (1930). De avonturen van dit negertje trof men aan in De Automaat, het blad van de olieman. Olie werd in die tijd nog aan huis gebracht. Pijpje Drop werd uitgebracht als het wekelijkse reclameblad van de “N.V. Maatschappij tot detailverkoop van petroleum”. De strip eindigde met: ‘Hoe ‘t verder Pijpje Drop vergaat, staat in de volgende Automaat’. In totaal verschenen er vijf bundeltjes met de strip. Het hier afgebeelde in nr. 2.

Een hele aparte categorie vormen de boekjes die gebaseerd zijn op Little Black Sambo, geschreven door Helen Bannerman, dat voor het eerst in 1898 verscheen. Daarna werd het talloze malen herdrukt en verschenen er vele vertalingen. Ook was het boekje onderwerp van wetenschappelijke studies. Het Baldwin Project en het Gutenberg-project besteedden er aandacht aan.  In 1981 schreef Elizabeth Hay een boek over haar: Sambo Sahib. The story of Helen Bannerman, author of Little Black Sambo.

De eerste kritiek op Sambo verscheen in 1932 en kwam van niemand minder dan de Afro-Amerikaanse dichter Langston Hughes (1902-1967).  Yvette Jansen schreef er in Boekenpost (nr. 88, Jaargang vijftien. Mrt/Apr. 2007) een stuk over: 

“Sambo (en Mumbo en Jumbo) worden discriminerende namen voor Afro-Amerikanen. Uit de hoeveelheid pannenkoeken zou blijken hoe gulzig (zwarte) mensen zijn. Ook het gedrag van Jumbo, de vader van Sambo, is niet zoals het moet zijn. Hij schraapt immers de tijgerboter van de grond. Anderen vinden het verhaal wel leuk maar hebben bezwaar tegen de illustraties van Bannerman (Sambo heeft dikke lippen, rollende ogen, knokige knieën en kroeshaar. Ondanks de kritiek verschijnen er nog nieuwe edities, zoals het deeltje in de Golden Book-reeks uit 1948. Bibliotheken in de Verenigde Staten krijgen dan nog steeds aanvragen binnen om Sambo uit hun collectie te verwijderen en in 1956 wordt het boekje uit de openbare scholen van Toronto geweerd. In 1972 schrijft Bannerman’s zoon Robert aan The Times: ‘My mother would not have published the book had she dreamt for a moment that even one small boy would have been made unhappy thereby’. In een studie naar mogelijk discriminerende kinderboeken verzamelt P.J. Yuill in 1976 alle tot dan toe verschenen uitgaven van Sambo.”

Piccaninny Sambo

Van een wit negertje. IDA HALBERTSMA- VAN REGTEREN ALTENA, IDA Amsterdam, UItgeverij J.H. de Bussy, 1929. 7 pagina-grote tekeningen van Julie Bas Backer in rood en zwart. Kartonnen band. Gelijmd. Oblong formaat. Zeldzaam.

In het dorp Katoenistan Woonden negenhonderd negers; Zij hadden roode jasjes an En waren zwart als schoorsteenvegers. ‘t Gebeurde er – tot schrik van elk! – Dat daar een kindje werd geboren, Niet zwart, maar wit! Zoo wit als melk, Zoo wel van achter als van voren.

Sara Cone Bryant, De Geschiedenis van Epaminondas. 1e Nederlandse editie (1920). Oorspronkelijk verschenen in 1905, als Epaminondas and his auntie door Sara Cone Bryant. Utrecht : W. de Haan. 7 pp. 31cm. coloured drawings. Zeldzaam.

Willy Schermelé (1904-1995)  schreef in 1932 Het groote negerboek : oorspronkelijke en bewerkte verhalen, sprookjes, fabels, versjes, grapjes, enz. (Van Holkema & Warendorf). Over haar werk en leven vindt u meer informatie op :  http://www.willyschermele.nl

Drie Nikkertjes, door Truus Vinger:

Verder lezen:

  • Zwarte mensen in kinderboeken / door Roline Redmond. – Den Haag : Nederlands Bibliotheek en Lectuur Centrum, 1980
  • Wit over zwart : beelden van Afrika en zwarten in de westerse populaire cultuur / Jan Nederveen Pieterse. – Amsterdam : Koninklijk Instituut voor de Tropen ; Amsterdam : Stichting Cosmic Illusion Productions ; Den Haag : NOVIB, 1990.
  • Zwart : Sambo, Tien kleine nikkertjes, PijpjeDrop, Pompernikkel en anderen : het beeld van de zwarte mens in de Nederlandse illustratiekunst 1880-1980 / Jeroen Kapelle (m.m.v. Dirk J. Tang) ; [red.: Saskia de Bodt ; fotogr.: Koninklijke Bibliotheek]. – Harderwijk : d’Jonge Hond, 2008.

De Koninklijke Bibliotheek (KB) in Den Haag heeft een enorme collectie rond dit thema gebouwd. Jeannette Kok was de drijvende kracht achter deze collectie. Inmiddels is zij opgevolgd door Karin Vingerhoets.

Op de website van de KB vindt u meer informatie:

http://www.kb.nl/dossiers/kinderboeken/zwart-het-beeld-van-de-zwarte-mens-in-de-illustratiekunst-1880-1980

Zie ook de blog van de Koninklijke Bibliotheek:

http://blog.kb.nl/de-zwarte-sambo-eene-mooie-negergeschiedenis-toch-niet

————-

Buku is a supporter of Spinzi:

De personages die kinderen tegenkomen in kinderboeken faciliteren wezenlijke imaginatieve rolmodellen over wie zij zijn en wie en wat zij (later) kunnen worden. Veel kinderboeken staan echter vol met stereotype rolmodellen langs gender (sekse) en etnisch gekleurde lijnen. Het doel van Spinzi is de representatie van gender en etniciteit in kinderboeken naar een nieuw geëmancipeerd collectief cultureel narratief te krijgen.

Je kunt Spinzi inschakelen voor onderzoek, leesbevorderingsadvies, lezingen, essays, artikelen en projecten welke het thema van gender en etniciteit in kinderboeken raken. In de webwinkel schift Spinzi geëmancipeerde en multiculturele Nederlandse kinderboeken bedoeld voor verkoop en blogt ze:

http://spinzi.webshopapp.com/

Share this:

  • Email
  • Facebook
  • Twitter
  • Print

Like this:

Like Loading...
logo

Enter your email address to subscribe to this blog and receive notifications of new posts by email.

Join 945 other subscribers

Recent

  • Tooneel des oorlogs. Lambert van den Bos (1675)
  • Kolonisatie van de Portugeesch Joodsche Natie in Suriname. Fred. Oudschans Dentz (1927)
  • Afrikanische Relikte und Indianische Entlehnungen in der Kultur der Buschneger Surinams. Lindblom (1924).
  • Nieu-Nederland versus Guajana. Otto Keye (1659/1672)
  •  Schaduwbeelden uit Suriname. Anna Ampt (1858).
  • Le Mercure historique (1750)
  • De Commandant van de Negerjagers. J.H. van Balen (1890)
  • Stedmans ´Narrative´ in de Buku collectie
  • Surinaamsche mengelpoëzy. P.F. Roos (1804)
  • Kleines Magazin von Reisen. J.G. Stedman (1800)
  • Beschrijving van Suriname. Van Sijpesteijn (1854)
  • Tagebuch einer Reise durch Holland und England. Sophie von La Roche (1788)

Koloniale Wereld Tentoonstelling Amsterdam (1883)

Wilhelmina van Eede

Categories

  • 17th century books
  • 18th century books
  • 19th century books
  • 20th century books
  • Bibliotheca Surinamica
  • Children's Books
  • Dutch books
  • English books
  • French books
  • Genealogie
  • German books
  • Indian diaspora
  • Italian books
  • Latin books
  • Law
  • medical
  • Parbode
  • Sranan Tongo Books

Paginas

  • Postcards from Suriname
    • Black in postcards
  • Albert Helman
  • Antiquariaat Buku
  • Bibliotheca Surinamica
    • Buku logo
    • Onzichtbaar erfgoed
    • OSO, tijdschrift voor Surinamistiek
  • Brand in Paramaribo
  • Chinezen in Suriname
  • De negerhut
    • Illustraties in vroege edities van Oom Tom
    • Oom Tom in andere talen
  • Duitsers in Suriname
  • Ebony in Suriname
  • Edgar Cairo
  • Een begrafenis
  • Ellen Ombre
  • Galerie Buku
  • Indianen in Suriname
    • In de schaduw van de tijger
  • Indiase diaspora
  • Joanna & Stedman
  • Joden in Suriname
    • David Nassy’s “Furlough” and the Slave Mattheus
  • Klassieke muziek
  • Les Habitants de Suriname
    • Les Indiens
    • Les Négres de Bois
    • Les Négres Sédentaires
  • Natalie Zemon Davis
    • Judges, Masters, Diviners: Slaves’ Experience of Criminal Justice in Colonial Suriname
    • Origins and uses of the creole languages in 18th century Suriname
  • Silvia de Groot
  • Slaven aan het woord
  • Slavernij Verbeeld
  • Stereotype kinderboeken
  • Surinaamsche Mengel-poëzy
    • Annette de Vries
  • Suriname in Wolfenbüttel
  • Surinamica verzamelen
  • Swart in Nederland
  • Voedsel
  • Vrouwen van Suriname
  • Welkom bij Buku
  • Wilhelmus Dortants (1855-1906)
  • Winti

buku

abolitionism Add new tag artsenij binnenland boeroes British Guiana democratie Duits Dutch EBG English expedities feest fiction flora & fauna Frans Guyana French genealogie German geschiedenis handel hindu hugenoten Illustrated Books india Indianen jews Judaica jurisdiction katholieken kinderboek Koloniale Staten koloniale tentoonstelling kolonisatie kunst Language manumissie maps marrons medical muziek Onderwijs photos plantages poetry politiek reizen religie religion Slavery Stedman stedmania theater tijdschriften travel West-Indies
  • German books

Blog at WordPress.com.

  • Follow Following
    • Buku - Bibliotheca Surinamica
    • Join 945 other followers
    • Already have a WordPress.com account? Log in now.
    • Buku - Bibliotheca Surinamica
    • Customize
    • Follow Following
    • Sign up
    • Log in
    • Report this content
    • View site in Reader
    • Manage subscriptions
    • Collapse this bar
 

Loading Comments...
 

    %d bloggers like this: